MATERIËLE OPVANG IN FEDERALE CENTRA VOOR ILLEGAAL VERBLIJVENDE MINDERJARIGEN EN HUN OUDERS In dit document vindt u een overzicht van de in LOKAAL gepubliceerde artikels. 1. Recht op OCMW-steun voor illegale minderjarigen Er bestaat heel wat onenigheid in de rechtspraak m.b.t. de vraag of illegale minderjarigen die hier met hun ouders verblijven recht hebben op maatschappelijke dienstverlening door het OCMW. Op 22 juli 2003 heeft het Arbitragehof zich over deze vraag uitgesproken. Volgens het Hof hebben illegale minderjarigen onder bepaalde voorwaarden recht op steunverlening door het OCMW. Hun ouders hebben echter enkel recht op dringende medische hulp. Het Arbitragehof maakt m.b.t. de steunverlening een duidelijk onderscheid tussen het recht van de ouders en het recht van hun minderjarig kind. De ouders hebben enkel recht op dringende medische hulp en kunnen de behoeftigheid van hun kind niet inroepen om zelf een recht op steunverlening te krijgen. Anders zou er volgens het Hof een niet te verantwoorden ongelijke behandeling ontstaan tussen illegale vreemdelingen mèt en illegale vreemdelingen zònder kinderen. Het Hof bevestigt dat de beperking van het recht op steunverlening van de ouders tot dringende medische hulp verantwoord is in het kader van het gevoerde uitwijzingsbeleid. Het recht op steunverlening ook volledig ontzeggen aan de kinderen is echter onverantwoord wanneer deze kinderen daardoor moeten leven in omstandigheden die schadelijk zijn voor hun gezondheid en hun ontwikkeling terwijl het gevaar dat de ouders van de steunverlening zouden genieten, vermeden kan worden. Het Hof besluit dat het OCMW steun kan verlenen wanneer: 1) de ouders hun onderhoudsplicht niet nakomen of niet in staat zijn die na te komen; 2) vaststaat dat de aanvraag betrekking heeft op onontbeerlijke uitgaven voor de ontwikkeling van het kind ten voordele van wie de steunverlening wordt aangevraagd en; 3) het OCMW zich ervan vergewist dat de steunverlening uitsluitend zal dienen om die uitgaven te dekken. Het OCMW moet er verder over waken dat de steunverlening valt binnen de perken van de specifieke behoeften van het kind en dat zij wordt verleend in de vorm van dienstverlening in natura of een tenlasteneming van uitgaven ten behoeve van derden om zo elk mogelijk misbruik in het voordeel van de ouders uit te sluiten. Dit arrest wijzigt de regels van de steunverlening aan vreemdelingen. Het Arbitragehof is hiermee niet aan zijn proefstuk toe. Zo kende het Hof ook al een recht op steun toe aan asielzoekers die een beroep bij de Raad van State indienen tegen een definitieve afwijzing van hun asielaanvraag. De minister heeft toen de spelregels bij omzendbrief vastgelegd waardoor er voor de OCMW’s een houvast bestaat i.v.m. de tenlasteneming van de verleende steun door de Staat. Bij latere vergelijkbare arresten bleef een dergelijke regeling uit. Zonder duidelijke regeling moet het OCMW zich telkens opnieuw tot steunverlening laten veroordelen om de tenlasteneming door de Staat te bekomen. Dit is duur, inefficiënt en zeker niet in het belang van de cliënt. Om dit te vermijden, heeft de VVSG minister Arena gevraagd om de spelregels 317468354 - B - 5 januari 2006 - 1/6 m.b.t. de praktische toepassing van dit arrest bij omzendbrief te bepalen. De minister is het ermee eens dat er een oplossing voor dit probleem moet komen en zal dit onderzoeken. Fabienne Crauwels Fiche - Arrest van het Arbitragehof nr. 106/2003 van 22 juli 2003, zie voor de volledige tekst: www.arbitrage.be - Arrest van het Arbitragehof nr. 43/98 van 22 april 1998 (zie www.arbitrage.be) en omzendbrief van 9 december 1998 (BS 12 december 1998) 2. Recht op OCMW-steun voor illegale minderjarigen In Lokaal nummer 15 kon u lezen dat het Arbitragehof heeft geoordeeld dat illegale minderjarigen onder bepaalde voorwaarden recht hebben op steunverlening door het OCMW. Hun ouders hebben echter enkel recht op dringende medische hulp. De VVSG heeft er bij minister Arena op aangedrongen om een aantal spelregels in een omzendbrief te bepalen. De minister beloofde toen om dit dossier te onderzoeken en stelde dat er een oplossing moest komen. Die oplossing bestaat echter niet in de door de VVSG gevraagde omzendbrief. In het arrest van 22 juli 2003 stelt het Arbitragehof dat minderjarige kinderen waarvan de ouders hier illegaal verblijven recht hebben op steunverlening opdat vermeden wordt dat zij moeten leven in omstandigheden die schadelijk zijn voor hun gezondheid en hun ontwikkeling. De ouders mogen echter niet van deze steunverlening genieten. Dat dit arrest in de praktijk moeilijk toepasbaar is, is duidelijk. Goede huisvesting is onmiskenbaar erg belangrijk voor de gezondheid en ontwikkeling van een kind. Maar het is voor het OCMW onmogelijk om het kind te huisvesten zonder dat de ouders ook van die huisvesting genieten. Hetzelfde geldt voor het ten laste nemen van rekeningen voor nutsvoorzieningen enz. Bovendien moet de steunverlening in natura of door het ten laste nemen van rekeningen van derden gebeuren. Dit laat de OCMW’s bitter weinig bewegingsruimte bij de toepassing in de praktijk van dit arrest. Daarnaast is er de vraag wie de kosten van deze dienstverlening zal dragen. Minister Arena heeft beslist om de kosten van de dienstverlening ten laste te nemen maar enkel op voorwaarde dat er een veroordeling door de arbeidsrechtbank voorhanden is. Dit betekent dat het OCMW zich telkens opnieuw tot steunverlening moet laten veroordelen om de tenlasteneming door de Staat te bekomen. Dit is niet in het belang van de cliënt. Dit is wel duur en ook inefficiënt. Het valt immers te verwachten dat het merendeel van de arbeidsrechters de OCMW’s systematisch tot steunverlening zal veroordelen aangezien heel wat arbeidsrechters dit ook al vóór het arrest van het Arbitragehof deden. Het valt bovendien op dat sommige arbeidsrechters in hun vroegere vonnissen al heel wat verder gingen dan het Arbitraghof en het OCMW tot het toekennen van financiële steun ten belope van het leefloon veroordeelden. Zal deze rechtspraak daar nu op terugkomen of zal er in diezelfde lijn verder geoordeeld worden? En wat zal de houding van de minister zijn m.b.t. de tenlasteneming van een zo’n financiële steun? Het is duidelijk. Dit arrest roept heel wat vraagtekens op. De VVSG zal er verder bij minister Arena op aandringen dat er een duidelijke richtlijn moet komen en dat de kosten moeten worden ten laste genomen zonder dat een veroordeling door de arbeidsrechtbank vereist is. Fabienne Crauwels Fiche 317468354 - B - 5 januari 2006 - 2/6 - Arrest van het Arbitragehof nr. 106/2003 van 22 juli 2003, inforumnummer 187500. Op www.arbitrage.be vindt u de volledige tekst. 3. Recht op OCMW-steun voor illegale minderjarigen Artikel 57, § 2 OCMW-wet werd aangepast aan het arrest van het Arbitragehof waarbij een recht op steun wordt ingevoerd voor minderjarigen die hier samen met hun ouders illegaal verblijven. De OCMW-wet voorziet nu een recht op materiële opvang in een federaal opvangcentrum voor deze minderjarigen. Er moest nog een uitvoeringsbesluit gemaakt worden en dat is er nu. Het uitvoeringsbesluit verheldert een aantal punten maar laat ook een aantal vragen onbeantwoord. Om deze vragen te beantwoorden, zou er binnenkort een omzendbrief verstuurd worden. VVSG deed navraag en kreeg de volgende informatie, weliswaar onder voorbehoud van ministeriële goedkeuring. De minderjarige (of zijn ouders) moet de aanvraag indienen bij het OCMW van zijn gewoonlijke verblijfplaats. Het OCMW voert een sociaal onderzoek uit om na te gaan of de wettelijke voorwaarden vervuld zijn. Indien de voorwaarden vervuld zijn, neemt het OCMW contact op met Fedasil om te weten te komen welke opvangplaats kan worden aangeboden. Fedasil zal het OCMW een voorstel van opvangplaats bezorgen. Het OCMW contacteert de aanvrager opdat die zich schriftelijk ertoe kan verbinden het aanbod te aanvaarden. Vervolgens neemt het OCMW zijn beslissing. Deze beslissing moet maximaal binnen de 8 dagen aan de aanvragers worden bekend gemaakt (aangetekend of tegen ontvangsbewijs). Binnen de 30 dagen vanaf deze bekendmaking moet de minderjarige zich aanbieden bij Fedasil. Er kan uiteindelijk een andere dan de aangeboden opvangplaats toegewezen worden. Bij aankomst wordt er een geïndividualiseerd opvangproject opgesteld opdat die materiële hulp wordt verzekerd die aangepast is aan de noden van de minderjarige en onontbeerlijk is voor zijn ontwikkeling. Minstens worden huisvesting, onderhoud en opvoeding gegarandeerd. Over de ouders staat niets in het KB en er zal, naar verluid, ook niets in de omzendbrief staan. Fedasil bevestigt dat zij de ouders en de (andere) minderjarige kinderen samen zullen opvangen. De omzendbrief zal ook een aantal overgangsmaatregelen m.b.t. de recente aanvragen en veroordelingen alsook m.b.t. de oudere lopende dossiers bevatten. Fabienne Crauwels Fiche - Art. 483 van de programmawet van 22 december 2003, Belgisch Staatsblad 31 december 2003, inforumnummer 190593 Koninklijk Besluit van 24 juni 2004 tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten voor het verlenen van materiële hulp aan een minderjarige vreemdeling die met zijn ouders illegaal in het Rijk verblijft, Belgisch Staatsblad 1 juli 2004, inforum 195708 4. Materiële opvang voor illegale minderjarigen Minderjarige vreemdelingen die hier met hun ouders illegaal verblijven, hebben recht op materiële opvang in een federaal opvangcentrum. Bij omzendbrief van 16 augustus 2004 wordt de praktische uitvoering geregeld. De OCMW’s dienen per fax een aanvraag in bij Fedasil. Fedasil faxt zo snel mogelijk het voorstel tot huisvesting. Het is belangrijk dat de door het OCMW ingediende aanvraag ook de ouders vermeldt die de minderjarige zullen vergezellen. Fedasil zal deze ouders nu ook vermelden in het voorstel tot huisvesting dat zij terugsturen. Dit is een belangrijke stap. De OCMW’s moeten in hun uiteindelijke beslissing immers 317468354 - B - 5 januari 2006 - 3/6 het voorstel van Fedasil overnemen. Indien de ouders daarin niet vermeld worden, kan het OCMW hen ook niet in de beslissing opnemen. De ouders moesten er dus maar op vertrouwen dat ze hun kinderen zouden kunnen vergezellen. Een aantal arbeidsrechters oordeelde dat dit niet aanvaardbaar was in het kader van het recht op een gezinsleven dat door internationale verdragen wordt beschermd. Vandaar deze aanpassing in de praktijk. Fedasil wijst er ook op dat het geen zin heeft om een aanvraag in te dienen voor een gezin dat op het ogenblik van de aanvraag nog in de materiële opvang zit. Het gezin is op dat moment immers (nog) niet behoeftig. Deze aanvragen worden bijgevolg geweigerd aangezien de toepassingsvoorwaarden niet vervuld zijn. Dat deze gezinnen naar alle waarschijnlijk behoeftig zullen worden zodra zij de opvang verlaten, kan geen rol spelen volgens Fedasil. Indien deze gezinnen meteen naar een federaal centrum zouden kunnen gaan, blijft er immers geen enkele aanzet tot vrijwillige terugkeer over. Fiche Omzendbrief van 16 augustus 2004 betreffende het Koninklijk Besluit tot bepaling van de voorwaarden en modaliteiten voor het verlenen van materiële hulp aan een minderjarige vreemdeling die met zijn ouders illegaal in het Rijk verblijft, Belgisch Staatsblad 9 december 2004, inforum 196510 5. Recht op OCMW-steun illegale minderjarigen: verrassende rechtspraak Het arrest van het Arbitragehof waarbij een recht op steun voor illegaal verblijvende minderjarigen wordt ingevoerd, heeft heel wat stof doen opwaaien. Minister Arena heeft zelfs art. 57, § 2 OCMW-wet aangepast. De kans bestaat echter dat de arbeidsrechters zich verder blijven beroepen op de directe werking van internationale verdragen en het nieuwe art. 57, § 2 OCMWwet aan de kant schuiven om het OCMW tot steunverlening te kunnen veroordelen. Ondertussen zijn er twee verrassende uitspraken die geen rekening houden met het arrest van het Arbitragehof. De arbeidsrechtbank van Brussel oordeelt dat het Arbitragehof zijn boekje te buiten is gegaan. Wanneer het Arbitragehof een prejudiciële vraag (een vraag van een andere rechtbank of een bepaald wetsartikel niet discriminerend is) beantwoordt, kan het Hof enkel oordelen over het bestaan van de aangehaalde discriminatie. Het Hof mag geen algemene regelgevende oplossing voor deze discriminatie naar voor schuiven. Dat mag het Hof alleen doen als het als grondwettelijk hof oordeelt over een klacht die wegens discriminatie tegen een wet werd ingediend. De oplossing van het Arbitragehof vindt ook geen genade in de ogen van de rechter. Het druist in tegen elk gezond verstand om enerzijds de minderjarigen een recht op steun te verlenen en anderzijds de ouders van elk genot van deze steun uit te sluiten. Bovendien zal elke geboden hulp de minderjarigen en hun ouders ertoe aanzetten om verder illegaal in België te blijven. Volgens het Arbeidshof van Gent kunnen de voorwaarden gesteld door het Arbitragehof enkel worden vervuld door rechtstreeks materiële hulp aan het kind te verlenen indien dat absoluut noodzakelijk is ingevolge het in gebreke blijven van de ouders die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van de levensomstandigheden van het kind. De ouders kunnen volgens het Arbeidshof perfect aan die verplichting voldoen door België te verlaten en zich opnieuw in het herkomstland te integreren en daar werk te zoeken zodanig dat ze op een rechtmatige wijze over financiële middelen kunnen beschikken om aan hun plichten t.o.v. het kind te voldoen. Het Arbeidshof bevestigt bovendien dat het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind geen directe werking heeft. De VVSG roept de OCMW’s opnieuw op om in hoger beroep te gaan tegen vonnissen waarbij het OCMW veroordeeld wordt tot steunverlening aan illegalen op basis van internationale verdragen of het arrest van het Arbitragehof. Deze twee rechterlijke uitspraken kunnen daarbij van nut zijn. Fabienne Crauwels Fiche - Vonnis arbeidsrechtbank van Brussel van 20 november 2003, inforumnummer 191878 317468354 - B - 5 januari 2006 - 4/6 - Arrest Arbeidshof van Gent van 9 januari 2004, inforumnummer 192404 6. Recht op OCMW-steun illegale minderjarigen: interessant vonnis Het recente arrest van het Arbitragehof waarbij een recht op OCMW-steun voor illegaal verblijvende minderjarigen wordt toegekend, heeft heel wat stof doen opwaaien. Het standpunt van het Arbitragehof is duidelijk. De minderjarigen hebben recht op OCMW-steun. Hun ouders niet. In de praktijk is dit arrest niet toepasbaar. De OCMW’s weigeren bijgevolg de steunaanvragen die in navolging ervan worden ingediend. Heel wat illegale gezinnen stappen dus naar de arbeidsrechter om de toepassing van het arrest te vragen. De arbeidsrechtbank van Veurne maakt een uitvoerige analyse van het probleem: hoe de kinderen beschermen en tegelijkertijd vermijden dat de ouders van de steun meegenieten? De rechter komt tot de conclusie dat de ouders steeds een beetje zullen meegenieten. De enige manier om dat te vermijden is ouders en kinderen scheiden wat onaanvaardbaar is. Bovendien oordeelt de rechter dat de aanwezigheid van de ouders en hun goede zorgen ook onontbeerlijk zijn voor het kind. Het uiteindelijke oordeel is bijzonder interessant. De rechter veroordeelt het OCMW tot betaling van kosten van huisvesting, nutsvoorzieningen, school en dergelijke en tot de betaling van een financiële steun. Tot zover een ‘standaardvonnis’. Maar de rechter beperkt de steunverlening in de tijd. De kinderen moeten het lopende schooljaar kunnen afronden. Daarna wordt er nog één maand steun geboden om de terugkeer naar het land van herkomst voor te bereiden. Op die manier wil de rechter een evenwicht bereiken tussen de bescherming van de minderjarigen en het migratiebeleid van de overheid. Fabienne Crauwels Fiche - Vonnis arbeidsrechtbank van Veurne van 6 mei 2004, inforumnummer 194834 7. OCMW-steun voor illegaal verblijvende minderjarigen: the never ending story…. Het Arbitragehof oordeelde in 2003 dat minderjarigen die hier samen met hun ouders illegaal verblijven onder bepaalde voorwaarden toch recht hebben op maatschappelijke dienstverlening door het OCMW. Het Hof beperkte die dienstverlening wel tot hulp in natura of het ten laste nemen van rekeningen van derden. De overheid wijzigde vervolgens de OCMW-wet en kende deze minderjarigen onder bepaalde voorwaarden een recht op materiële opvang in de federale opvangcentra toe. In de rechtspraak ontspon zich een discussie over de invulling en praktische toepassing van de rechtspraak van het Arbitragehof alsook over de wettigheid en toepasbaarheid van de nieuwe wettelijke regeling (art. 57, § 2, 2° OCMW-wet). Een recent arrest van het Arbeidshof van Gent is een korte bespreking waard. Volgens het Hof is de nieuwe regeling materiële opvang in de federale centra van toepassing vanaf 11 juli 2004, de dag dat het uitvoeringsbesluit van 24 juni 2004 in werking trad. Zonder uitvoeringsbesluit kon Fedasil de toevertrouwde taak immers niet uitvoeren. Bijgevolg is het OCMW minstens vanaf 11 juli 2004 niet meer bevoegd om op enigerlei wijze steun te verlenen aan deze minderjarigen. Voor 11 juli 2004 moest het OCMW het oude artikel 57, § 2 OCMW-wet toepassen in samenhang met de 317468354 - B - 5 januari 2006 - 5/6 rechtspraak van het Arbitragehof en dus passende materiële hulp verlenen. Er is geen enkele rechtgrond om voor die periode financiële steun toe te kennen. De veroordelingen tot financiële steunverlening tijdens deze periode zijn bijgevolg onrechtmatig. Het Arbeidshof gaat ook dieper in op enkele in de rechtspraak van de arbeidsrechtbanken aangehaalde knelpunten i.v.m. de regeling van de materiële opvang in de federale centra. Meer lezen over dit arrest? Lees ons overzicht van rechtspraak op www.vvsg.be > beleidsthema’s > welzijn > vreemdelingen > materiële opvang illegaal verblijvend gezin. Fabienne Crauwels Fiche - Arrest van het Arbeidshof van Gent van 24 juni 2005 8. Ook ouders hebben nu recht op materiële opvang Recht op materiële opvang uitgebreid tot de ouders van de minderjarige kinderen Eind 2003 werd artikel 57, §2 OCMW-wet gewijzigd. Minderjarigen die hier samen met hun ouders illegaal verblijven, kregen recht op materiële opvang in de federale opvangcentra. Van één of ander recht van de ouders was geen sprake. Al snel veroordeelden de arbeidsrechtbanken de OCMW’s tot financiële steunverlening aan deze gezinnen omdat de ouders wettelijk hun kinderen niet mochten vergezellen. En dat is strijdig met het recht op het hebben van een gezinsleven. Het Arbitragehof oordeelde vorig jaar dat de ouders hun minderjarige kinderen moeten kunnen vergezellen en dat de wet in die zin aangepast moest worden. Dat gebeurt nu via artikel 22 van de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen (Staatsblad 30 december 2005). Aan artikel 57, §2 OCMW-wet wordt toegevoegd “De aanwezigheid in het opvangcentrum van de ouders of van de personen die het ouderlijk gezag over het kind daadwerkelijk uitoefenen, wordt gewaarborgd.”. Deze nieuwe bepaling treedt in werking op 9 januari 2006. Fedasil heeft tot dusver nog nooit ouders geweigerd. Toch maakt deze wettelijke bepaling het voor de OCMW’s makkelijker om de materiêle opvang aan het gezin aan te bieden en het vertrouwen van de ouders in de opvang te bekomen. Het is afwachten hoe de rechtspraak zal reageren. Heel wat rechters oordeelden al dat in de praktijk de ouders de kinderen steeds konden vergezellen en dat er dus geen reden was om het OCMW tot financiële steunverlening te veroordelen. Fiche Artikel 22 van de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad 30 december 2005). 317468354 - B - 5 januari 2006 - 6/6