De invloed van de strategische maturiteit van de organisatie op

advertisement
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2014 – 2015
De invloed van de strategische maturiteit
van de organisatie op projectselectie.
Een studie binnen een aantal Belgische ondernemingen
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master of Science in de Handelswetenschappen
Mieke Tielemans
onder leiding van
Prof. Alex Waterinckx
& Dhr. Stefaan Stroo
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2014 – 2015
De invloed van de strategische maturiteit
van de organisatie op projectselectie.
Een studie binnen een aantal Belgische ondernemingen
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master of Science in de Handelswetenschappen
Mieke Tielemans
onder leiding van
Prof. Alex Waterinckx
& Dhr. Stefaan Stroo
"The only constant in our business is that everything is changing. We have to take advantage
of change and not let it take advantage of us. We have to be ahead of the game."
Michael Dell - Dell Computer Corporation
PERMISSION
Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze Masterproef mag geraadpleegd en/of
gereproduceerd worden, mits bronvermelding.
Mieke Tielemans
SAMENVATTING
Door de continue veranderende wereld wordt het voor organisaties als maar moeilijker om
hun concurrentiële positie te vrijwaren. Bedrijven doen daarom als maar vaker een beroep op
projecten en portfolio management om met deze veranderingen om te gaan. Projecten en
portfolio management zijn een middel om de bedrijfsstrategie te realiseren en om zo de
positie van de organisatie in de markt te versterken. Ondanks het grote belang van projecten
en portfolio management werd er nog maar weinig onderzoek gedaan naar de relatie van de
strategische maturiteit van organisaties tot projectselectie en het portfolio management.
Dit onderzoek werd uitgevoerd om een bijdrage te leveren aan de huidige literatuur in dit
gebied. Het doel van deze Masterproef is om een algemeen beeld te vormen over deze relatie
binnen enkele Vlaamse organisaties. Hierbij wordt dieper ingegaan op de strategievorming
en planning binnen deze bedrijven, de manier waarop men aan projectselectie doet en hoe ze
hun project portfolio managen.
Kernwoorden: Project Management, Projectselectie, Portfolio Management, Strategie,
Strategische Maturiteit
~i~
ABSTRACT
Because of the continuously changing world it is becoming more and more difficult for
organizations to safeguard their competitive position. Companies are therefore appealing on
projects and portfolio management to cope with these changes. Projects and portfolio
management are a means to realize the corporate strategy and to strengthen the market
position of the organization. Despite the great importance of projects and portfolio
management there has been few research on the relation between the strategic maturity of the
organization and project selection and portfolio management.
This research has been carried out to advance the existing body of knowledge in this field.
The purpose of this paper is to assess a general picture of this relation within a few Flemish
organizations. It elaborates on the strategy formation and planning within the companies, the
way in which they select projects en how they manage their project portfolio.
Keywords: Project Management, Project Selection, Portfolio Management, Strategy,
Strategic Maturity
~ ii ~
DANKWOORD
Beste lezer
Deze Masterproef vormt het sluitstuk van mijn opleiding Handelswetenschappen, optie
Strategisch Management aan de Universiteit Gent. Deze thesis zou echter nooit tot stand zijn
gekomen zonder de hulp van anderen.
Vooreerst wil ik mijn promotor, Prof. Alex Waterinckx, bedanken voor zijn waardevolle
ondersteuning van deze Masterproef. Ik dank hem voor zijn feedback en tips die hij me
gaandeweg gaf.
Daarnaast wil ik ook mijn stagebegeleider, Dhr. Stefaan Stroo, bedanken voor de begeleiding
en bijsturing tijdens dit onderzoek. Zijn veeleisendheid en gedrevenheid zorgden ervoor dat ik
mezelf en mijn werk steeds in vraag stelde. Hij hield me gemotiveerd en was steeds
bereikbaar voor vragen en uitleg.
Ten derde wil ik Threon bedanken voor de geboden opportuniteit. Zonder hen was dit werk
nooit tot stand gekomen. Daarnaast wil ik hen in het bijzonder bedanken voor het verschaffen
van de nodige contactpersonen voor het empirische onderzoek.
Ten vierde wil ik alle geïnterviewden bedanken voor hun hulp bij het uitvoeren van het
onderzoek: Wim Beck (Tectum Constructors), Joris Bekaert (Strukton Rail NV), Joris Bollen
(Belgoprocess), Marleen Demolder (Proximus), Piet Demunter (Brussels Airport Company),
Bart Haelterman (Recticel), Carl Heirmans (Jan De Nul Offshore), Bart Pauwels (Baloise
Insurance), Jo Troch (Visser & Smit Hanab), Geert Vagenende (Smartphoto NV), Sayida
Vanenburg (CROE).
Ten vijfde wens ik mijn ouders en vriend te bedanken voor het aanreiken van mogelijk
geschikte organisaties en contactpersonen binnen deze bedrijven. Daarnaast bedank ik hen
ook voor hun steun en tips die ze me gaven doorheen het maken van dit werk.
~ iii ~
Tot slot wens ik mijn grootvader te bedanken voor het nalezen van dit werk en het aanreiken
van tips om de verstaanbaarheid te verbeteren.
~ iv ~
INHOUDSOPGAVE
Samenvatting........................................................................................... ........................ ............i
Abstract.................................................... ........................ ..........................................................ii
Dankwoord............................................. ........................ ...........................................................iii
Inhoudsopgave ........................................................................................................................... v
Lijst van afkortingen ............................................................................................................... vii
Lijst van tabellen ..................................................................................................................... viii
Lijst van figuren ........................................................................................................................ ix
INTRODUCTIE
1
Introductie ........................................................................................................................... 2
LITERATUURONDERZOEK
2
Inleiding .............................................................................................................................. 6
3
Strategie .............................................................................................................................. 6
4
5
3.1
Wat is strategie?........................................................................................................... 6
3.2
Hoe komt een strategie tot stand? ................................................................................ 9
3.3
Wat is de strategische maturiteit van een organisatie? .............................................. 11
Projectselectie ................................................................................................................... 16
4.1
Wat is een project? .................................................................................................... 16
4.2
Wat is project management? ...................................................................................... 16
4.3
Evolutie van project management ............................................................................. 20
4.4
Wat is projectselectie? ............................................................................................... 21
4.5
Strategische projecten ................................................................................................ 26
Strategie en portfolio performantie ................................................................................... 28
EMPIRISCH ONDERZOEK
6
7
Methodologie .................................................................................................................... 32
6.1
Onderzoeksvraag ....................................................................................................... 32
6.2
Onderzoeksdesign ...................................................................................................... 34
6.3
Onderzoeksmethode .................................................................................................. 36
Resultaten .......................................................................................................................... 38
7.1
Populatie .................................................................................................................... 38
7.2
Resultaten .................................................................................................................. 41
~v~
7.2.1 Strategievorming en planning:................................................................................... 41
7.2.2 Doorvertaling ............................................................................................................. 44
7.2.3 Strategische maturiteit: .............................................................................................. 45
7.2.4 Portfolio perfomantie ................................................................................................. 47
7.2.5 Projecten .................................................................................................................... 48
7.2.6 Projectselectie ............................................................................................................ 49
7.2.7 Verband tussen strategische maturiteit, projectselectie en portfolio performantie.... 51
8
Conclusie en discussie ...................................................................................................... 54
8.1
Conclusie ................................................................................................................... 54
8.2
Discussie .................................................................................................................... 56
8.3
Limieten en verder onderzoek ................................................................................... 57
BIJLAGEN
Bibliografie................................................................................................................................. a
Bijlage A: Voorbeelden van maturiteitsmodellen ....................................................................... f
Bijlage B: Strategic Management Mutarity ModelTM ................................................................ g
Bijlage C: Vragenlijst Strategy Assesssment ............................................................................. h
Bijlage D: Vragenlijst interviews ................................................................................................ i
~ vi ~
LIJST VAN AFKORTINGEN
Afkorting
Voluit
KPI's
Kritische Prestatie Indicatoren
OGSM
Objectives, Goals, Stategies en Measures
PM
Project Management
PfM
Portfolio Management
PPfM
Project Portfolio Management
PrM
Project Management
PMI
Project Management Institute
PMO
Project Management Office
~ vii ~
LIJST VAN TABELLEN
Tabel 1: Het vijf P's framework ................................................................................................. 7
Tabel 2: Voordelen van een strategische planning ................................................................... 11
Tabel 3: Redenen voor projectfaling ........................................................................................ 17
Tabel 4: Belang van portfolio management ............................................................................. 19
Tabel 5: Portfolio management methodes ................................................................................ 23
Tabel 6: Portfolio performantie ................................................................................................ 24
Tabel 7: Strategische maturiteit ................................................................................................ 33
Tabel 8: Populatie van het onderzoek ...................................................................................... 40
Tabel 9: Betrokken partijen bij strategievorming en planning ................................................. 42
Tabel 10: Opvolging van de bedrijfsstrategie .......................................................................... 44
Tabel 11: Doorvertaling bedrijfsstrategie................................................................................. 45
Tabel 12: Strategisch maturiteit bevraagde organisaties .......................................................... 46
Tabel 13: Strategische maturiteit.............................................................................................. 46
Tabel 14: Portfolio performantie bevraagde organisaties ........................................................ 47
Tabel 15: Gebruikte selectiemethodes ..................................................................................... 49
Tabel 16: Dominante selectiemethode ..................................................................................... 50
Tabel 17: Vergelijking strategische maturiteit en dominante selectiemethode ........................ 53
~ viii ~
LIJST VAN FIGUREN
Figuur 1: Intended & emergent strategy..................................................................................... 8
Figuur 2: Strategische niveaus ................................................................................................... 9
Figuur 3: SMMMTM ................................................................................................................. 13
Figuur 4: EFQM Excellence Model ......................................................................................... 13
Figuur 5: Hiërarchie project, programma en portfolio ............................................................. 18
Figuur 6: Evolutie van project management ............................................................................ 21
Figuur 7: Bubble diagram ........................................................................................................ 24
Figuur 8: Sterktes en zwaktes van selectiemethodes ............................................................... 25
Figuur 9: Onderzoeksmodel ..................................................................................................... 34
Figuur 10: Planningstermijn ..................................................................................................... 43
Figuur 11: Verband strategische maturiteit en portfolio performantie..................................... 52
~ ix ~
INTRODUCTIE
1
1 INTRODUCTIE
Organisaties worden dagelijks geconfronteerd met keuzes en afwegingen tussen mogelijke
toekomstpaden. Ze moeten zien te overleven in een continue veranderende wereld en proberen
rationele keuzes te maken, zich er bewust dat deze keuzes hun toekomst zullen bepalen. Een
middel om zich aan te passen aan deze continue veranderingen zijn projecten. Steeds meer
bedrijven doen hiervoor een beroep op project management (PM) als onderdeel van hun
competitieve strategie. Omdat zulke projecten veel tijd, geld en middelen vergen willen
organisaties zich dus vooral focussen op die projecten die hun competitieve positie zullen
verbeteren. De prijs van een project wordt echter niet alleen bepaald door de kosten voor selectie
en uitvoering, er dient ook rekening gehouden te worden met de prijs van faling.
Een middel om bedrijven te helpen bij het kiezen voor de juiste projecten is projectselectie en
een project portfolio. Binnen dit portfolio worden de verschillende projecten en programma's van
de organisatie beheerd. Het managen van zo een portfolio (project portfolio management of
PPfM) wordt door het Project Management Institute (PMI) omschreven als: "een aanpak om
doelen te bereiken door het selecteren, prioriteren, evalueren, en managen van projecten,
programma's en ander gerelateerd werk gebaseerd op hun alignment en bijdrage tot de
organisatiestrategie en objectieven". "Project portfolio management combineert (a) de focus van
de organisatie op het verzekeren dat geselecteerde projecten voor een investering
overeenstemmen met de portfolio strategie, met (b) de project management focus op projecten
effectief af te leveren en binnen hun geplande bijdrage aan het portfolio" (Project Management
Institute, 2006). Volgens Cooper, Edgett en Kleinschmidt (2000) gaat portfolio management
(PfM) "over de toewijzing van middelen, hoe uw organisatie zijn financieel en menselijk kapitaal
spendeert en in welke ontwikkelingsprojecten het investeert". "PfM gaat ook over strategie, het
is een methode waarmee je uw bedrijfsstrategie operationaliseert" (Cooper, Edgett, &
Kleinschmidt, 2000). Projecten en PfM zijn dus middelen bij uitstek om als bedrijf om te gaan
met de veranderende markt en hun concurrentiële positie te bewaren.
Wanneer bedrijven aan projectselectie en PfM doen moeten ze erop toezien dat men opteert voor
de juiste projecten, deze die in overeenstemming zijn met hun strategie en maturiteit. Ze moeten
er ook zeker van zijn dat men deze projecten tot een goed eind kan brengen. Gebruikelijk liggen
er meer projecten op tafel dan er kunnen worden uitgevoerd gezien de financiële en fysieke
2
beperkingen van de organisatie (Lin & Hsieh, 2004). Het komt dus neer op een
evenwichtsoefening tussen effectiviteit "de juiste projecten doen" en efficiëntie, "de projecten
juist doen". Om deze oefening succesvol te volbrengen kan PfM gebruikt worden. Het is een
techniek die wordt toegepast om ervoor te zorgen dat een project portfolio overeenstemt met de
strategische doelen (Kaiser, El Arbi, & Ahleman, 2015).
In dit eindwerk wordt onderzocht of de projectselectie methodes en processen van een
organisatie invloed ondervinden van haar strategische maturiteit, en welke impact deze maturiteit
mogelijks heeft op het gevoerde project portfolio management. Hiervoor zal een model gebruikt
worden dat de strategische maturiteit van de organisatie meet en waarmee een indeling tussen
een aantal niveaus kan gemaakt worden. Om een beeld te krijgen van de projectselectiemethodes
die in de praktijk gebruikt worden en hoe de strategievorming en planning verloopt, zullen
managers van een aantal in België gevestigde organisaties geïnterviewd worden. Geschikte
werknemers voor zo'n gesprek zijn ondermeer de portfoliomanager, financieel manager, PMO1
manager, een bestuurder, strategisch manager, enzovoort.
Gezien de beperkte tijdspanne waarin deze scriptie wordt gemaakt, is er gekozen voor
organisaties die in Vlaanderen gevestigd zijn. Een grootschaliger onderzoek, met uitbreiding
naar bedrijven in Wallonië, Luxemburg en eventueel Nederland is zeker interessant, maar slechts
mogelijk over een langere tijdspanne. Om een zo breed mogelijk beeld te vormen van de markt
wordt er niet gekozen voor een bepaalde sector, maar zullen bedrijven uit verschillende branches
gecontacteerd worden.
1
Project Management Office (PMO)
3
LITERATUURONDERZOEK
4
2 INLEIDING
Deze literatuurstudie kan worden opgedeeld in drie delen: hoofdstuk 3: Strategie, hoofdstuk 4:
Projectselectie en hoofdstuk 5: Strategie en portfolio performantie. De eerste twee zijn beiden
onderwerpen waarover reeds bibliotheken zijn vol geschreven, het zijn elk zeer ruime begrippen
die vanuit tal van invalshoeken te benaderen zijn.
In het eerste deel wordt besproken wat een strategie is, hoe deze tot stand komt en wat wordt
bedoeld met de strategische maturiteit van een organisatie. De focus ligt dus op strategievorming
en hoe een strategie kan maturen doorheen de tijd. Het tweede deel biedt uitleg over projecten:
wat een project is, hoe bedrijven projecten managen en hoe projecten worden geselecteerd.
Binnen dit deel ligt de focus op het definiëren van projecten, en het managen en selecteren ervan.
Deze twee onderdelen schetsen het denkkader waarop het verder onderzoek gebaseerd zal
worden.
3 STRATEGIE
3.1
WAT IS STRATEGIE?
Een van de belangrijkste auteurs op vlak van strategie is Michael Porter. Strategie wordt door
hem omschreven als "de creatie van een unieke en waardevolle positie, gepaard met een andere
set van activiteiten" of als "de dingen anders doen, of dezelfde dingen anders doen" (Porter,
1996). Naast Porter zijn onder andere Alfred Chandler en Henry Mintzberg belangrijke strategie
theoretici, zij definiëren strategie als volgt:
 "De bepaling van de langtermijn doelen en objectieven van een onderneming en de
toepassing van werkwijzen en de toewijzing van middelen nodig voor het uitvoeren van
de doelen" (Chandler, 1963, p. 13);
 "Een patroon in een stroom van beslissingen" (Mintzberg, 2007, p. 3);
 "De competitieve strategie gaat over anders zijn. Het is het bewust kiezen voor een
andere set van activiteiten om een unieke set van waarde te leveren" (Porter, 1996, p. 60).
6
Naast de definitie van Mintzberg is ook zijn 5 P's framework en zijn intended and emergent
strategy van belang. Strategie wordt binnen het 5 P's framework gedefinieerd op basis van de vijf
P's: plan, ploy, pattern, position & perspective. Tabel 1 geeft een overzicht van de betekenis.
TABEL 1: HET VIJF P'S FRAMEWORK
Plan
De vijf P's
De richting die de organisatie uitgaat, de doelen die men vooropstelt.
Ploy
Acties om voordelen te behalen ten opzichte van de concurrentie
Pattern
Consistent gedrag doorheen de tijd
Position
Plaats die de organisatie inneemt binnen haar omgeving
Perspective
De kijk op de wereld. Hoe men de omgeving percipieert.
Bron: Mintzberg & Quin, 1996.
De intended and emergent strategy van een organisatie zijn vrij vertaald de bedoelde en
opduikende strategie. Hiermee verwijst men naar het feit dat de bedoelde strategie van een
organisatie niet altijd gerealiseerd wordt. Door invloed van buitenaf moet er worden bijgestuurd
of blijkt de bedoelde strategie niet meer geschikt. Mintzberg dringt erop aan dat de gerealiseerde
strategie geen exacte kopie mag zijn van de bedoelde strategie. Dit komt alleen voor indien een
bedrijf zich volledig afsluit van zijn omgeving. Wel moet er een combinatie gemaakt worden van
de intended en de emergent strategie (Mintzberg, 2003). Figuur 1 geeft een overzicht van de
verschillende types strategie.
7
FIGUUR 1: INTENDED & EMERGENT STRATEGY
Bron: (Mintzberg, 2003)
Een bedrijfsstrategie mag niet gezien worden als een losstaand gegeven, het maakt deel uit van
de bedrijfsverklaring, opgebouwd uit de volgende 5 delen (Passioned Group, 2015):

Missie: Waarom bestaan we?

Waarden: Waar geloven in en hoe gedragen we ons?

Visie: Wie/wat we willen zijn?

Strategie: Wat zal ons plan zijn voor het competitief spel?

Balanced scorecard: Hoe zullen we het plan implementeren en controleren?
Binnen deze bedrijfsverklaring bestaat een strategie uit drie basis elementen (Johnson,
Whittington, Scholes, Angwin, & Regnér, 2014, p.8):
1. Het objectief (objective) definieert het doel dat de strategie moet realiseren binnen een
specifiek termijn.
2. Het bereik (scope) is het domein van het bedrijf, het deel van het bedrijfslandschap waar
uw organisatie zal in opereren.
3. Het competitief voordeel (competitive advantage) is de essentie van uw strategie. Het
bepaalt wat jij anders zal doen of beter dan uw concurrentie om uw doel te bereiken.
8
Daarnaast kan de bedrijfsstrategie ook opgesplitst worden op drie niveaus:
1. Corporate strategie: Wat is het doel van de organisatie? Waar moeten we actief zijn?, Hoe
gaan we waarde creëren?
2. Business strategie: Hoe gaan we de concurrentie bestrijden?, Hoe gaan we ons
positioneren binnen een bepaalde markt?
3. Functionele / operationele strategie: Hoe gaan we processen, mensen en middelen
configureren?
FIGUUR 2: STRATEGISCHE NIVEAUS
Bron: (Johnson et al., 2011, p7; Thompson & Strickland, 2003).
3.2
HOE KOMT EEN STRATEGIE TOT STAND?
De vorming van een bedrijfsstrategie of strategic planning, is van essentieel belang voor elke
organisatie. Het geeft de organisatie richting en een duidelijk doel.
Hoe de strategie van een organisatie gevormd wordt, bespreekt Igor Ansoff (1965) uitgebreid in
zijn boek "The Corporate Strategy". Hierin wordt benadrukt dat het de CEO is die er op moet
toezien dat het strategisch plan ontwikkeld wordt. Het plannen op zich wordt gedaan door de
raad van bestuur, dit omdat zij de meest ervaren leden van het bedrijf zijn. Daarnaast bezitten zij
de meeste informatie over de sterktes en zwaktes van de organisatie. Deze strategievorming door
de raad van bestuur is echter niet zonder beperkingen. Ansoff wijst op het beeld van bovenaf die
de leden hebben, zij zien de bigger picture, wat positief is. Ze staan echter verder af van de
werkvloer en ze zijn minder op de hoogte van de trends en verandering in de markt. De personen
die instaan voor de uitvoering moeten er dus ook bij betrokken worden, zij zullen beschikken
9
over de meest recente en complete gegevens en kennis. Zij zullen in staat zijn aan te geven met
welke zaken de organisatie moeilijkheden heeft, dit kunnen zowel technische, financiële als
management problemen zijn. Deze manier van plannen zal een veelheid aan keuzes produceren,
waaruit het bedrijf als geheel dan moet kiezen (Ansoff, 1965).
Een ander belangrijk boek op het vlak van strategie en strategie vorming is "The Concept of
Corporate Strategy", geschreven door Kenneth Andrews (1987). Hij stelt dat de corporate
strategy van een organisatie onafscheidelijk is van de structuur, het gedrag en de cultuur van
deze organisatie. Binnen de formulering van een strategie zijn een aantal subactiviteiten te
onderscheiden, zijnde: het identificeren van opportuniteiten en bedreigingen in de
bedrijfsomgeving en het weergeven van ramingen en risico's voor de mogelijke alternatieven.
Het strategisch alternatief dat resulteert uit de overeenstemming van de opportuniteiten en de
capaciteiten van de organisatie, en dit bij een aanvaardbaar risiconiveau, wordt door Andrews
omschreven als een economic strategy (Andrews, 1987).
Andrews waarschuwt strategen die niet verder kijken dan het huidige gedrag en de huidige
strategie van de organisatie. Deze strategen zullen uiterst kwetsbaar zijn voor onverwachte
gebeurtenissen. De huidige zichtbare strategie, als onderdeel van keuzes uit het verdelen mag in
geen geval verward worden met of gezien worden als bewust plannen voor de toekomst
(Andrews, 1987).
George Steiner (1979) geeft in zijn boek "Strategic planning: What every manager must know"
mee dat de werelwijde planningstermijn reeds lange tijd 5 jaar bedraagt. De laatste jaren is onder
druk van de turbulente markt deze termijn in vele organisaties verlaagd naar 3 jaar. De termijn
kan wel verschillen naar gelang de aard van de organisatie, zo plannen nutbedrijven bijvoorbeeld
vaak voor een termijn van 20 jaar. De organisatie dient ook na te denken over de
planningscyclus, gaat men jaarlijks, semesterieel of per kwartaal samenzitten. Daarnaast dient
men ook oog te hebben voor de flow, of stroom over de jaren heen (Steiner, 1979).
Een strategische planning heeft voor organisaties verschillende voordelen, tabel 2 geeft hiervan
een mooi overzicht:
10
TABEL 2: VOORDELEN VAN EEN STRATEGISCHE PLANNING
Een strategische planning helpt bedrijven om...
strategisch te denken;
de toekomst richting te verduidelijken;
vandaag beslissingen te nemen rekening houdend met de toekomstige consequenties;
een coherente en verdedigbare basis te ontwikkelen voor besluitvorming;
maximum beslissingsrecht uit te oefenen over gebieden onder organisatorische controle;
organisatorische problemen op te lossen;
de performantie te verbeteren;
effectief om te gaan met snel veranderende omstandigheden;
teamwerk en ervaring op te bouwen.
Bron: (Bryson, 1988)
3.3
WAT IS DE STRATEGISCHE MATURITEIT VAN EEN ORGANISATIE?
Alvorens uit te leggen wat met de strategische maturiteit van een organisatie wordt bedoeld,
dient eerst meer uitleg te worden gegeven over maturiteitsmodellen.
Een maturiteitsmodel wordt door de Bruin, Rosemann, Freeze en Kulkarni (2005) als volgt
omschreven: "ze zijn ontworpen om een maturiteit (competentie, capaciteit, niveau van
verfijning) van een geselecteerd domein vast te stellen op basis van een uitgebreide set van
criteria". Een andere definitie wordt gegeven door Kohlegger, Maier en Thalmann (2009): "een
maturiteitsmodel is een conceptuele vertegenwoordiging van fasen van toenemende
kwantitatieve en kwalitatieve vermogensveranderingen van een groeiend element, om de
vooruitgang te evalueren met betrekking tot de gedefinieerde focusgebieden". Een
maturiteitsmodel kan dus gezien worden als een groeipad voor een bepaald domein of
focusgebied en het geeft weer waar op het groeipad men zich nu bevindt.
Het laagste niveau van zo een maturiteitsmodel vertegenwoordigt een beginstaat, waarbij een
organisatie weinig bekwaamheden bezit voor het domein dat wordt onderzocht. Het hoogste
niveau staat dan weer voor totale maturiteit (Becker, Knackstedt, & Pöppelbuss, 2009).
Maturiteitsmodellen worden meestal gebruikt om de as-is situatie in kaart te brengen, zo krijgt
men een beeld van de verbeteringspunten en de geboekte vooruitgang (Iversen, Nielsen, &
11
Norbjerg, 1999). Een overzicht van de bekendste maturiteitsmodellen is terug te vinden in
bijlage A.
Strategische maturiteitsmodellen moeten organisaties in staat stellen een antwoord te vinden op
vragen zoals:
 Waar staan we ten opzichte van hoog presterende organisaties?
 Waar staan we ten opzichte van onze concurrentie?
 Waar staan we op vlak van strategisch management?
 Hoe kunnen we evolueren naar een hoger niveau?
Naar mate de tijd vordert zijn organisaties beter in staat om hun strategie te definiëren. Het
formuleren van de bedrijfsstrategie kan dus beschouwd worden als een ontwikkelingsproces Het
is een proces waarin de strategie rijper wordt naargelang de organisatie beter in staat is de
situatie in te schatten (Kenny, 2006).
In de praktijk bestaan slechts een beperkt aantal modellen specifiek voor de meting van de
strategische maturiteit van een organisatie. Ter illustratie worden onderstaand 2 modellen kort
toegelicht.
1. Strategic Management Maturity ModelTM :
Dit maturiteitsmodel ontwikkeld door de Balanced Scorecard Institute, een consultancy
bedrijf uit de VS, meet de maturiteit van een organisatie op basis van 8 strategisch
management dimensies. Onderstaande figuur 2 geeft weer hoe het model is opgebouwd
en hoe men de verschillende niveaus indeelt. In bijlage B kan een weergave gevonden
worden van het model en de eigenschappen van elke dimensie per maturiteitsniveau.
2. The EFQM Excellence Model - Strategy Assessment:
Deze strategie beoordeling werd ontwikkeld door European Foundation for Quality
Management, een not-for-profit stichting. Het maakt deel uit van hun Excellence Model,
een framework dat wordt gebruikt om een allesomvattend beeld te vormen van een
organisatie ongeacht de grote, sector of maturiteit. Figuur 3 geeft een weergave van het
overkoepelend framework. In bijlage C kan een overzicht gevonden worden van de
vragen voor de strategie beoordeling.
12
FIGUUR 3: SMMMTM
Bron: (Balanced Scorecard Institute, 2010)
FIGUUR 4: EFQM EXCELLENCE MODEL
Bron: (European Foundations for Quality Management, 2012)
13
Binnen het onderzoeksdomein van strategie wordt sinds begin jaren 90 steeds meer aandacht
besteed aan het zogenaamde strategic alignment, waarmee verwezen wordt naar de
overeenstemming van alle bedrijfsprocessen en organisatorische prioriteiten met de
bedrijfsstrategie. Deze mate van strategic alignment kan ook beschouwd worden als een vorm
van maturiteit.
Het Strategic Aligment Model (SAM) van Henderson & Venkatraman uit 1993 kan gezien
worden als de basis voor deze alignment modellen. Hun SAM focust op de Busines/IT
alignment, de overeenstemming tussen de IT- en de bedrijfsstrategieën van de organisatie. Naast
de vele Business/IT alignment modellen (Al-Hashem & Alla, 2012; Chiang & Nunez, 2012;
Estrade, Ramos, Sanchez, & Torres, 2013; Luftman, 2000; Sledgianowski & Luftman, 2004)),
bestaan er ook modellen betreffende portfolio/strategie en project/strategie alingment
(Iamratanakul, Shankar, & Dimmitt, 2009; Englund & Graham, 1999).
De achtergrond en opbouw van deze modellen vallen buiten de scope van deze scriptie,
bijgevolg worden ze niet verder besproken.
14
15
4 PROJECTSELECTIE
WAT IS EEN PROJECT?
4.1
In de literatuur worden er verschillende opvattingen en definities voor een project gehanteerd,
deze kunnen variëren naar gelang de nadruk die de auteur legt. Onderstaand worden enkele
definities weergegeven, deze lijst is alles behalve volledig maar dient louter ter verduidelijking
van het begrip.

"Een probleem waarvoor een oplossing gepland is" (Juran, 1994);

"Een onderneming waarbij de inzet van mensen, materiaal en financiële middelen
opnieuw is georganiseerd met als doel om een bepaalde hoeveelheid werk, of een
specifieke opdracht te realiseren, begrensd door tijd of geld, en die leidt tot een in
kwalitatief of kwantitatief opzicht gunstige verandering" (Turner, 2009, p.2);

"Een tijdelijke inspanning ondernomen ter creatie van een uniek product, dienst, of
resultaat" (Project Management Institute, 2013, p.3).
De tijdelijke aard van een project waarnaar het PMI (2013) verwijst, impliceert dat een project
per definitie een begin en einde heeft. Tijdelijk wil echter niet zeggen dat de looptijd van een
project kort is. Het verwijst ook niet naar het product, dienst of resultaat gecreëerd door het
project, de meeste projecten worden ondernomen om een langdurige output te creëren.
4.2
WAT IS PROJECT MANAGEMENT?
Project management (PM) wordt gedefinieerd als "de toepassing van kennis, vaardigheden,
middelen en technieken op projectactiviteiten, zodanig dat er wordt voldaan aan de
projectvereisten" (Project Management Institute, 2013, p5).
Het doel van project management gaat verder dan projecten op tijd, binnen budget en conform
technische en kwalitatieve specificatie op te leveren. Het fundamentele doel is om waarde en/of
verandering te creëren voor de organisatie (Aubry, et al. 2007). Omwille van deze waardecreatie
is er een onmiskenbare trend waar te nemen waarbij organisaties PM aanwenden als "een manier
van werken in plaats van een methodologie of tool set" (Eve, 2007).
16
In de praktijk blijkt echter dat het managen van een project niet zonder problemen verloopt. Het
is niet uitzonderlijk dat projecten falen. Ook al wordt een project op tijd en binnen het budget
voltooid, dan nog moet men zich afvragen of het project wel de resultaten en kwaliteit leverde
die men verwachte. Het succes van een project moet steeds geëvalueerd worden op basis van 3
objectieven: tijd, kost en perfomantie/kwaliteit (Lock, 2007). Uit het CHAOS MANIFESTO
20132 van de Standish Group, blijkt dat slecht 39% van alle projecten voldoet aan deze 3 criteria
en dus succesvol mag genoemd worden. Een overzicht van vaak voorkomende redenen van
mislukking wordt gegeven in tabel 3.
TABEL 3: REDENEN VOOR PROJECTFALING
Poorly managed
Undefined objectives and goals
Lack of management commitment
Lack of a solid project plan
Lack of user input
Lack of organisational support
Centralised proactive management initiatives to
Enterprise management of budget
Provides universal templates and
combat project risk
resources
documentation
Poorly defined roles and responsibilities
Inadequate or vague requirements
Stakeholder conflict
Team weaknesses
Unrealistic timeframes and tasks
Competing priorities
Poor communication
Insufficient resources (funding
Business politics
and personnel)
Overruns of schedule and cost
Estimates for cost and schedule
Lack of prioritisation and project
are erroneous
portfolio management
Scope creep
No change control process
Meeting end user expectations
Ignoring project warning signs
Inadequate testing processes
Bad decisions
Bron: (Carlos, z.d.)
Het is belangrijk aan te geven dat project management opgedeeld kan worden in 3 domeinen,
namelijk: 1) project: 2) programma; en 3) portfolio. Om duidelijk te kunnen onderscheiden wat
de verschillen tussen de drie voorgenoemde begrippen zijn, wordt hieronder een hiërarchisch
overzicht gegeven.
2
CHAOS resultaten voorzien een globaal beeld van project statistieken, met een concentratie binnen de VS en
Europa. Voor elke periode zijn ongeveer 60% van de projecten uit de VS, 25 % uit Europa en de overblijvende 15%
verspreid zich over de rest van de wereld. Iets meer dan de helft van de organisaties wordt beschouwd als Fortune
1000-type, 30% wordt gezien als middenmaat en 20% bevinden zich in kleinere categorieën. Ze omvatten een divers
aantal van verticale industrieën en organisaties. Deelnemers van het onderzoek bestaan uit een variëteit aan CIO's,
Vice Presidents, directeuren en PMO project managers. (The Standish Group International Group, 2013, p. 1)
17
FIGUUR 5: HIËRARCHIE PROJECT, PROGRAMMA EN PORTFOLIO
Br
on: (Project Management Institute, 2013, p. 5)
Programma management (PrM) wordt gedefinieerd als “het gecentraliseerd en gecoördineerd
managen van een programma om de strategische doelen en baten van dat programma te
realiseren” (PMI, 2013c, p.9). Hierbij wordt een programma gedefinieerd als “een groep
projecten die op een gecoördineerde manier worden beheerd, met de bedoeling om meer baten te
realiseren dan wanneer men de projecten individueel zou beheren” (Ferns, 1991, p. 149).
Projecten binnen een programma zijn gerelateerd door het gemeenschappelijk resultaat of de
collectieve capaciteit.
Wanneer PrM professioneel wordt gebruikt, biedt het project managers een framework, helpt het
hun om de dingen first-time-right te doen, binnen de bedrijfsstrategie en helpt het hun project
problemen aan te pakken. PrM is een hulpmiddel om het aantal projectfalingen te verbeteren,
enkele vaak voorkomende redenen van zulke mislukking, naast deze uit tabel 3, zijn (Ferns,
1991, p. 149):
 gebrek aan objectieve evaluatie;
 gebrek aan duidelijke en overeengekomen objectieven;
 zwak leiderschap en teamwork;
 gebrek aan risk management;
18
 contractuele geschillen;
 organisatorische en politieke problemen.
Portfolio management (PfM) verwijst naar “het centraal managen van één of meer portfolio’s,
wat bestaat uit het identificeren, prioriteren, autoriseren, managen en beheren van projecten,
programma’s en ander gerelateerd werk, teneinde specifieke doeleinden te realiseren” (PMI,
2013c, p. 8). Hierbij verwijst een portfolio naar “een verzameling projecten of programma’s en
andere activiteiten, die als groep gemanaged worden om op een effectieve manier de strategische
bedrijfsdoelen te bereiken” (PMI, 2013c, p. 8). In dit opzicht verschilt een portfolio van een
programma of grootschalige projecten met subprojecten: individuele projecten binnen een
portfolio hoeven geen gedeeld doel na te streven, wel strijden ze om dezelfde middelen (Turner,
2009).
PfM is voor senior management erg belangrijk, Cooper, Edgett en Kleinschmidt. (2001) vroegen
in hun onderzoek naar het belang hiervan, weergegeven in de tabel hieronder:
TABEL 4: BELANG VAN PORTFOLIO MANAGEMENT
Belang van PfM:
Financieel - Winst maximaliseren, R&D productiviteit maximaliseren, om financiële doelen te
bereiken;
Behoud van de competitieve positie - toename van de verkoop en marktaandeel;
Een correcte en efficiënte toewijzing van schaarse middelen;
Een link vormen tussen projectselectie en de bedrijfsstrategie. Het portfolio is de uitdrukking van de
strategie, het moet de strategie ondersteunen;
Een focus bereiken - Niet teveel projecten uitvoeren gezien de beperkte beschikbare middelen; en om
de belangrijke projecten te voorzien van middelen;
Een balans bereiken - de juiste balans tussen lange en korte termijn projecten, en hoge en lage risico's,
consistent met de bedrijfsdoelen;
Om prioriteiten beter te communiceren binnen de organisatie, zowel verticaal als horizontaal;
Betere objectiviteit te garanderen bij projectselectie - de slechte projecten eruit te filteren.
Bron: (Cooper, Edgett, & Kleinschmidt, 2001, p. 9 )
Een kantekening bij deze opvatting van PfM door senior management is dat deze niet door
iedereen binnen de organisatie wordt aanvaard. Per afdeling blijkt men een andere betekenis te
geven aan PfM (Cooper, Edgett, & Kleinschmidt, 1998). De strateeg ziet het als een toewijzing
van middelen over de organisatie, of als het ontwikkelen van een strategisch correct portfolio ter
ondersteuning van de visie en missie van de organisatie. Voor het financieel personeel beidt PfM
19
een manier om schaarse financiële middelen efficiënt en optimaal te verdelen met oog op waarde
maxilamisatie voor de aandeelhouders. De technische afdeling gebruikt PfM om de juiste
projecten te kiezen en innovatie te bevorderen. Het marketing personeel hoopt dan weer dat PfM
leidt tot betere prioriteiten en een verkorting van de tijd nodig voor lancering. Tot slot hoopt de
CEO dat PfM vooral big wins zal generenen met een nog grotere positieve financile impact.¨
4.3
EVOLUTIE VAN PROJECT MANAGEMENT
Doorheen de geschiedenis is project management sterk veranderd, Dennis Lock (2007) geeft in
zijn boek "Project Management" een mooi overzicht van deze evolutie, weergegeven in tabel 6.
Vandaag is Microsoft Project veruit het meest verspreide en gebruikte programma voor Project
Management. Nu de verwerking zoveel vereenvoudigd is, is er tijd beschikbaar gekomen voor
andere zaken. Zo wordt er steeds meer aandacht besteed aan project risico's, aan de voorspelling
en beperking ervan. Dankzij satellieten en het internet is de kracht van communicatie immens
toegenomen, dit maakt dat het delen van documentatie op wereldschaal kinderspel is geworden.
Het wordt wijd aanvaard dat het managen van organisatorische veranderingen aan de hand van
projecten betere en snellere resultaten kan opleveren. Er bestaan ook verschillende
gerenommeerde project management associaties zoals bijvoorbeeld: Association for Project
Management (APM), International Project Management Association (IMPA), Project
Management Institute (PMI), Project Management Association of Canada, enzovoort.
20
FIGUUR 6: EVOLUTIE VAN PROJECT MANAGEMENT
Voor 1900


Wondermooie projecten;
Mensen zijn goedkoop, zelfs
vervangbaar;
 Urgentie niet gedreven door de ratrace;
 Management organisatorische
structuren terug te vinden in de
Kerk en het Leger;
 Geen management wetenschappers;
 Geen project management beroep.
1950 - 1969



VS defensie projecten exploiteren
kritische pad netwerk analyses;
Mainframe computers kunnen
project management software
draaien in grote partijen;
Meer aandacht voor de mens op het
werk.
1980 - 1989





Desktop computers kunnen zware
project management software aan
Betere grafieken, met kleur;
Managers minder afhankelijk van
de IT specialisten;
Computers kunnen nu pijl
netwerken aan en conflict grafieken
worden de norm;
Bredere aanvaarding van project
management als beroep.
1900 - 1949




Opkomen van management
wetenschap;
Mensen beginnen werk en de mens
op het werk te bestuderen;
Henry Gantt introduceert zijn
beroemde planningstabel;
Vroege ontwikkeling van kritische
pad netwerken.
1970 - 1979

Project management heeft twee
betekenissen:
 Industrieel PM;
 IT PM;
 Creatie van professionele
associaties;
 Meer project management software;
 Wetgeving voor gezondheid en
veiligheid;
 Antidiscriminatiewet
geïntroduceerd.
1990 - 2000+





PC's en notebooks kunnen alle
applicaties aan;
Meer aandacht voor project risico;
IT en industrieel project
management worden niet langer als
zo verschillend beschouwd;
Project management is een
gerespecteerd beroep met
florerende associaties;
Wereldwijde communicatie via
satelliet en het internet.
Bron: (Lock, 2007, p. 1)
4.4
WAT IS PROJECTSELECTIE?
Projectselectie is het proces waarbij een organisatie uit een grote groep projecten zal bepalen
welke ze effectief zullen uitvoeren en wanneer. Het betreft een trechter oefening waarbij men
van een veelheid aan voorstellen tot een select aantal projecten wil komen. Alvorens een
organisatie aan projectselectie kan beginnen dient de bedrijfsstrategie gedefinieerd te zijn, daarna
21
doorloopt ze een aantal fasen om tot het optimaal portfolio aan projecten te komen. Een
mogelijke aanpak om de procedure van projectselectie te doorlopen word hieronder weergegeven
en bestaat uit 5 fasen (Threon, 2014):
Identificatie
Categorisatie
Evaluatie
Selectie
Prioriteren
1. Identificatie: Doel is het opmaken van een lijst met alle potentiële projecten /
programma's met key descriptors. Input verzamelen van over geheel de organisatie;
2. Catergorisatie: Projecten indelen in categorieën, relevante groepen. Hierop worden dan
filters en criteria op toegepast voor de verdere evaluatie, selectie en prioriteit stelling;
3. Evaluatie: Verzamelen relevante informatie, kwalitatief en kwantitatief om de
componenten te vergelijken en om het selectie proces voor te bereiden en te faciliteren;
4. Selectie: Per categorie, projecten selecteren die de waarde van het portfolio
maximaliseren, rekeninghoudend met beperkingen;
5. Prioriteren: Binnen een categorie bepalen welk onderdeel de hoogste prioriteit krijgt.
Kijken hoe men een aanvaardbare roadmap verkrijgt, die zowel de waarde maximaliseert
als beperkingen optimaliseert.
Bovenstaande aanpak is ook terug te vinden het werk van Archer en Ghasemzadeh (1999),
ondanks de andere benaming stemmen de 5 fasen grotendeels overeen:
1. Prescreening;
2. Individual Project Analysis;
3. Screening;
4. Optimal Portfolio Selection;
5. Portfolio Adjustment.
Er is reeds veel onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van modellen voor project portfolio
selectie. Initiële aanpakken focusten zich vooral op het budget, met uitsluitend financiële
maatstaven om projecten en portfolio's te waarderen (Lorie & Savage, 1955). Later maakte de
vooruitgang van optimaliserende algoritmen het mogelijk grote optimalisatie modellen op te
lossen, modellen waarin meerdere middelen, projecten en tijdspannes werden vervat (Gear &
Lockett, 1975).
22
Er worden in de literatuur dus veel manieren beschreven om aan projectselectie te doen. Cooper
et al. (2001) geven een duidelijk overzicht van de meest populaire portfolio management (PfM)
methodes gebruikt door organisaties. Deze methodes werden in kaart gebracht op basis van een
vragenlijst afgenomen bij leden van IRI3 deelnemend aan een best practices onderzoek. Hierbij
duiden ze op het feit dat een populaire PfM methode niet noodzakelijk tot de beste resultaten
leidt (Cooper, Edgett, & Kleinschmidt, 2001 ). Uit hun studie blijkt dat de volgende 6 methodes,
gerangschikt volgens populariteit, het meest gebruikt worden:
TABEL 5: PORTFOLIO MANAGEMENT METHODES
Methode
Financieel
Basis
Financiële maatstaven:




Bedrijfsstrategie
Bubble diagram of
Portfolio map4
Scoring model
Checklist
Andere
Net Present Value of de netto contante of actuele waarde van toekomstig
bedrag;
Return On Net Assets of het rendement op netto actief;
Return On Investment of het rendement op een investering;
Payback period of de tijd die nodig is om de geïnvesteerde middelen te
vergoeden.
Projecten worden gerangschikt op basis van de verwachte resultaten.
Middelen worden verdeeld over projecten op basis van de bedrijfsstrategie.
Projecten worden ingedeeld in groepen, waarbinnen ze scores krijgen
toegewezen om zo een onderverdeling te creëren.
Indeling van projecten in 4 kwadranten op een X- en Y-as diagram. De
kwadranten zijn: "pearls, oysters, white elephants, of bread-and-butter".
Op basis van een aantal vragen en criteria krijgen projecten een score
toegewezen. Deze scores worden opgeteld om tot een totaalscore te komen,
de best scorende projecten worden dan geselecteerd.
Evaluatie van projecten via een Ja/Neen vragen. Op basis van het aantel "Ja's"
maakt de organisatie dan een "Go/Kill" beslissing.
Afgeleide of combinatie van voorgaande methoden.
Bron: (Cooper, Edgett, & Kleinschmidt, 2001).
3
Industrial Research Institute, instituut voor R&D en innovatieve leiderschapsoplossingen, ontstaan in 1938.
(http://www.iriweb.org/)
4
Zie figuur 4 voor een voorbeeld.
23
FIGUUR 7: BUBBLE DIAGRAM
Bron: (Iamratanakul, Shankar, & Dimmitt, 2009).
Naast een weergave van de meest gebruikte PfM methoden ontwikkelden Cooper et al.(2001)
ook een methode om de performantie van portfolio's te meten. Hiervoor gebruiken ze 6
stellingen waarop bedrijven zichzelf moeten beoordelen aan de hand van een 5-punt Likert
schaal, waarbij 1 staat voor zeer slecht en 5 voor uitstekend. Tabel 3 geeft een overzicht van de
stellingen.
TABEL 6: PORTFOLIO PERFORMANTIE
Bron: (Cooper, Edgett, & Kleinschmidt, 1999, p. 344)
24
Deze lijst wordt door Cooper et al. (1999), buiten voor de evaluatie van portfolio's, ook gebruikt
voor de evaluatie van PfM methodes. Ze stellen vast dat er een uitgesproken link is tussen de
performantie van het portfolio en de dominant gebruikte selectiemethoden. Op basis van deze
evaluatie concluderen ze dat de methoden gebruikt door de "beste" organisaties, deze die de
beste portfolio performantie hebben, de meest succesvolle zijn. Dit zijn methodes die (a) minder
of het minst een beroep doen op financiële modellen en methodes en (b) die toelaten dat de
bedrijfsstrategie middelen toewijst en het portfolio bepaalt. Het scoring model en de methode op
basis van de bedrijfsstrategie zijn dus volgens deze evaluatie de beste methodes. In hun overzicht
van PfM methodes werd nog een vijfde methode vermeld, op basis van een checklist en Ja/Nee
vragen. Uit het onderzoek van Cooper et al. (1999) bleek dat deze echter niet frequent genoeg
werd gebruikt om opgenomen te worden in deze evaluatie. Figuur 8 geeft een overzicht van hun
resultaten.
Cooper et al. (2000) wijzen wel op het feit dat er geen one right PfM method bestaat, er bestaat
niet één methode die zowel op sterkte als op positieve perfomantie uitstekend scoort. Meestal
gebruiken de best presterende organisaties een combinatie of afgeleide benadering, ze gaan dus
verschillende methodes combineren of bestaande methodes aanpassen.
FIGUUR 8: STERKTES EN ZWAKTES VAN SELECTIEMETHODES
Bron: (Cooper, Edgett, & Kleinschmidt, 2002)
25
4.5
STRATEGISCHE PROJECTEN
Shenhar (2004) wijst in zijn werk "Strategic Project Leadership" op een verschuiving van
operationeel PM naar strategisch PM. Hij verwoordt het als volgt: "Traditioneel focusten
projecten zich op efficiëntie, operationele performantie en het behalen van tijdsdoelen en
budgetdoelen. Echter vergen de huidige dynamische bedrijfsomgeving en de wereldwijde
competitie nieuwe manieren om van projecten krachtige, competitieve wapens te maken." Tony
Grundy wees in 1997 reeds op deze centrale rol voor project management binnen strategie
implementatie. Project management fungeert volgens hem als een drager voor strategische
verandering (Grundy, 1997).
Bij projecten die strategisch gemanaged worden focust men zich op het behalen van
bedrijfsresultaten, managers streven naar een project strategie in overeenstemming zmet de
bedrijfsstrategie. Terwijl de focus bij de operationele meer ligt op getting the job done, zijn
managers hier meer bezig met kostencontrole en de planning (Shenhar, 2004). Ook de aard van
strategische projecten verschillen van deze van operationele. Strategische projecten dienen vaak
veel strikter gedefinieerd te worden, tegelijkertijd dient er ook een zekere soepelheid te zijn in de
omvang en focus van de projecten. Strategische projecten dienen continue verfijnd en
bijgestuurd te worden (Grundy, 1997). Een voordeel van het gebruik van projecten om de
bedrijfsstrategie te realiseren is dat het management duidelijk de vereisten en einddoelstellingen
kan definiëren, maar dat ook de andere werknemers betrokken worden bij de ontwikkeling
(McElroy, 1996).
Door de verhoogde aandacht voor strategische aspecten van PM, is er ook meer aandacht
gekomen voor het belang van project portfolio management (PPfM) en de relatie ervan met
strategie. PPfM bevat 3 grote doelen, namelijk (i) maximaliseren van de waarde van een
portfolio of MVP (maximizing the value of a portfolio), (ii) een gebalanceerd portfolio creëren,
en (iii) het afstemmen van een portfolio op de bedrijfsstrategie (Iamratanakul, Shankar, &
Dimmitt, 2009). Er werd al onderzoek gedaan naar middelen om de eerste 2 doelen van PPM,
namelijk MVP en een gebalanceerd portfolio, te realiseren. Onderzoek naar het afstemmen van
het portfolio op de bedrijfsstrategie blijft tot op vandaag echter relatief beperkt. Dit derde doel
moet zorgen voor een relatie, link tussen de corporate strategy en het portfolio, ook bekend
26
onder de naam strategic alignment (Iamratanakul, Shankar, & Dimmitt, 2009; Iamratanakul &
Milosevic, 2007).
27
5 STRATEGIE EN PORTFOLIO PERFORMANTIE
Tot op heden bestaat er beperkt onderzoek over de relatie tussen de maturiteit van de
bedrijfsstrategie en de performantie van het project portfolio. Studies over de strategic
alignment, zoals besproken in onderdeel 4.5, bestaan wel maar zijn ook nog eerder beperkt in
aantal. Enkele auteurs die hiernaar onderzoek deden zijn onder andere Iamratanakul, Shankar, &
Dimmitt (2009) en Iamratanakul & Milosevic (2007).
Expliciet onderzoek naar de strategy alignment en de perfomantie van het project portfolio
management werd onder andere gevoerd door Sergey Filippov, Herman Mooi en Roelaf van de
Weg (2012). In hun onderzoek bevroegen ze ervaren portfolio managers te werkgesteld in een
brede waaier van organisaties. De opzet van hun scriptie was te bestuderen of projecten al dan
niet in overeenstemming waren met de bedrijfsstrategie, ze onderzochten echter niet hun bijdrage
aan de algemene bedrijfsperformantie.
Daarnaast onderzochten Kaiser, El Arbi en Ahlemann (2015) de impact van structural alignment
op het succes van PfM. Ze benadrukken hierin de relatie tussen de bedrijfsstrategie en PfM.
Waarbij een goed functionerend strategisch management een voorwaarde is voor de
overstemming tussen het project portfolio en de strategie. Ze kwamen tot de constatatie dat
structural alignment doorheen de gehele organisatie een belangrijke voorspeller is van succesvol
project portfolio management.
Verdere studies expliciet over de strategische maturiteit van de organisatie en de mogelijk
invloed ervan op projectselectie en het portfolio management werden echter niet gevonden. Dit
werk zal een aanzet bieden om inzicht te krijgen in deze mogelijke relatie.
28
29
EMPIRISCH ONDERZOEK
30
31
6 METHODOLOGIE
6.1
ONDERZOEKSVRAAG
Het doel van deze scriptie is om te onderzoeken of de projectselectie van een organisatie en het
portfolio management beïnvloed wordt door haar strategische maturiteit. Indirect wordt er
gekeken naar de strategic alignment van de organisatie, zoals beschreven in de literatuurstudie
beschrijft deze de overeenstemming tussen de bedrijfsstrategie en het project portfolio. In het
verder verloop van dit werk wordt bestudeerd of bedrijven met een hogere strategische maturiteit
beter presteren op vlak van projectselectie en portfolio performantie.
Om hierover een besluit te kunnen vormen dient er een antwoord te worden gegeven op
volgende vragen:
1) Wat is de strategische maturiteit van de organisatie?
2) Wat is de performantie van het portfolio?
3) Welke projectselectie methodes worden er dominant gebruikt?
Op basis van deze bovenstaande vragen kan de onderzoeksvraag worden beantwoord: HEEFT DE
STRATEGISCHE
MATURITEIT
VAN
EEN
ORGANISATIE
INVLOED
OP
PROJECTSELECTIE EN HET GEVOERDE PORTFOLIO MANAGEMENT?
VRAAG 1: WAT IS DE STRATEGISCHE MATURITEIT VAN DE ORGANISATIE?
De strategische maturiteit van de organisatie zal gemeten worden op basis van een bestaand
maturiteitsmodel, The Strategic Management Maturity ModelTM
5
van het Balanced Scorecard
Institute (2010). Dit model werd reeds besproken in onderdeel 3.3 van de literatuurstudie. Voor
deze scriptie wordt de focus gelegd op Strategic Thinking & Planning, omdat deze dimensie het
beste aansluit bij de scope van het onderzoek. Enkel deze dimensie zal dus gebruikt worden voor
de beoordeling van de ondervraagde organisaties. Tabel 8 geeft weer hoe de indeling zal
gemaakt worden. Het model bestaat uit 5 maturiteitsniveaus, variërend tussen ad hoc & statisch
5
Zie bijlage 1 voor een overzicht van het model
32
en continue verbeteringen. Op basis van het literatuuronderzoek werden een 6 stellingen
opgesteld om de organisaties in te delen in één van de vijf niveaus.
TABEL 7: STRATEGISCHE MATURITEIT
Niveau
Eigenschappen
1. Ad hoc & statisch
Er wordt geen strategische planning gemaakt binnen de organisatie,
doelen zijn niet gedefinieerd.
2. Reactief
Strategisch plannen is de verantwoordelijkheid van een klein team en
wordt opgelegd aan de rest van de organisatie
Een gestructureerd en open planningsproces betrekt mensen van heel de
organisatie, dit om de zoveel jaar.
Plannen worden ontwikkeld en regelmatig herzien door een getraind en
crossfunctioneel planningsteam
Strategie drijft kritische organisatorische beslissingen en er is een
planningsproces van continue verbetering en opvolging.
3. Gestructureerd &
proactief
4. Managed & gefocust
5. Continue
verbeteringen
Bron: (Balanced Scorecard Institute, 2010)
VRAAG 2: WAT IS DE PERFORMANTIE VAN HET PORTFOLIO?
De performantie van het bedrijfsportfolio zal worden beoordeeld aan de hand van de methode
ontworpen door Cooper et al. (1999), deze methode kwam reeds in punt 4.4 van de
literatuurstudie aan bod. Hiervoor gebruiken ze een lijst van 6 stellingen waarop de bedrijven
zichzelf moeten beoordelen op een 5-punt Likert schaal. Na deze beoordeling wordt het
gemiddelde van deze punten genomen als score voor de portfolio performantie. De stellingen
gaan onder andere over effectiviteit en efficiëntie, een correcte balans aan projecten (korte vs
lange termijn, risico's) en de overeenstemming van het portfolio met de strategie. Tabel 7 geeft
een overzicht van de maturiteit niveaus
Veronderstelling 1: Organisaties met een hogere strategische maturiteit scoren beter op het vlak
van portfolio performantie.
VRAAG 3: WELKE PROJECTSELECTIE METHODES WORDEN ER DOMINANT GEBRUIKT?
Om de gebruikte selectiemethodes te beoordelen worden de performantie scores van Cooper et
al. (1999) gebruikt. Zij beoordeelden op basis van 6 stellingen, 4 van de 6 populairste
selectiemethodes, nl: financiële methodes, strategische methodes, scoring modellen en bubble
33
diagrammen6. Zoals te zien is in figuur 8, p25 kennen zij op basis van de 6 stellingen scores toe
aan de meest gebruikte methodes, hieruit komen het scoring model en de methode gebaseerd op
de bedrijfsstrategie als de beste naar voor. Uit hun onderzoek bleek dat bedrijven met een hoge
portfolio performantie de beter scorende selectiemethodes als dominante methode gebruiken.
Bedrijven met een hogere maturiteit worden verwacht beter scorende selectiemethodes te
gebruiken. Bij de interviews wordt nagegaan welke methode de organisaties voor deze
projectselectie gebruiken en tot welke van deze categorieën ze behoren.
Veronderstelling 2: Organisaties met een hogere strategische maturiteit gebruiken beter
scorende project selectiemethodes.
Binnen het onderzoeksmodel kan de strategische maturiteit van de organisatie gezien worden als
de onafhankelijke variabele en de portfolio performantie als de afhankelijke variabele. Verwacht
wordt dat bovenstaande relatie invloed zal ondervinden van de gebruikte projectselectiemethode.
De relatie ziet er als volgt uit:
FIGUUR 9: ONDERZOEKSMODEL
6.2
ONDERZOEKSDESIGN
Gezien het doel van dit onderzoek, is het aangeraden om voornamelijk kwalitatief onderzoek te
voeren. Een kwalitatief onderzoek laat toe om de verschillende situaties binnen de verschillende
6
Deze methodes werden reeds besproken in de literatuurstudie, zie 4.4 Wat is projectselectie?
34
organisaties in kaart te brengen en te vergelijken met elkaar. Voordelen van een kwalitatief
onderzoek worden hieronder opgelijst (Right marktonderzoek, z.d):
1. De mogelijkheid om dieper in te gaan op bepaalde antwoorden van de geïnterviewde;
2. De mogelijkheid om de vraagstelling en de methodiek tijdens de looptijd van het
onderzoek bij te sturen aan de hand van reeds behaalde resultaten;
3. De mogelijkheid om gebruik te maken van projectieve technieken (vraagtechnieken die
tot doel hebben om remmingen bij respondenten weg te nemen, waardoor de
respondenten eerder vrijuit over zichzelf gaan praten);
4. De mogelijkheid voor de opdrachtgever om mee te kijken en hierdoor snel een beeld te
krijgen van wat er leeft onder de onderzoeksgroepen.
Een nadeel van kwalitatief onderzoek is dat de resultaten niet statistisch representatief zijn, maar
een indicatie geven van wat er leeft onder de doelgroep (Right marktonderzoek, z.d).
Daarnaast is dit ook een verklarend onderzoek omdat wordt onderzocht of er een relatie is waar
te nemen tussen de strategische maturiteit van een organisatie en de projectselectie en het
portfolio management.
Tot slot is het een onderzoek over sectoren heen aangezien de interviews bij verschillende
organisaties werden afgenomen. Er zal een onderscheid gemaakt worden tussen bedrijven
waarbij projecten de bedrijfsactiviteit zijn, zoals in de bouwsector en bedrijven waarbij projecten
als ondersteunend dienen.
De interviews beschrijven slechts de situatie op het moment van afname. De resultaten van het
onderzoek kunnen bij herhaling op een later moment afwijken door veranderingen of evoluties
binnen de organisatie.
35
6.3
ONDERZOEKSMETHODE
Er werd gekozen voor het gebruik van semigestructureerde interviews, deze laten toe zowel
kwalitatieve als kwantitatieve gegevens te verzamelen. Het grote voordeel van semigestructureerde interviews is dat ze de mogelijkheid bieden om dieper in te gaan bepaalde
onderwerpen, of om door te vragen over bepaalde topics indien deze niet duidelijk beantwoord
werden.
Het interview bestaat voornamelijk uit open vragen. Deze kwalitatieve aanpak laat toe om
diepgaande informatie te verkrijgen die moeilijk kwantitatief kan worden vastgesteld. Daarnaast
zijn er enkele vragen waarop cijfermatig kan worden op geantwoord. Dit kwantitatief onderdeel
vergemakkelijkt de analyse en de vergelijking met de literatuur. Voor deze vragen wordt gebruik
gemaakt van een 5-punt Likert schaal. Hoewel er verschillende schaaltechnieken bestaan, zoals
Guttman en Thurstane, blijft de Likert schaal de meest gebruikte bij onderzoek op basis van
enquêtes (Cook et al., 1981). Er werd gekozen voor een 5-punt Likert schaal omdat de interne
betrouwbaarheid (coëfficiënt alfa (Cronbach Alpha)) voor Likert schalen toeneemt tot het
gebruik van 5 punten, daarna vlakt de toename in betrouwbaarheid af (Lissitz & Green, 1975).
Een voorbeeld van de vragenlijst die werd gebruikt bij het afnemen van de semi-gestructureerde
interviews, kan teruggevonden worden in bijlage D.
36
37
7
7.1
RESULTATEN
POPULATIE
De dataverzameling van het onderzoek vond plaats gedurende april en mei 2015 en gebeurde aan
de hand van semi-gestructureerde interviews. Geschikte kandidaten werden enerzijds via interne
contacten van Threon7 bekomen, anderzijds op eigen initiatief en via een oproep in de online
nieuwsbrief van VOKA. De deelnemende organisaties zijn zowel grote, middelgrote als kleine
bedrijven.
De kandidaten werden geselecteerd op hun ervaring met projecten, zijnde projecten als primaire
bedrijfsvoering of projecten ter faciliteren van de bedrijfsvoering. Het gebruik van beide types
van organisaties laat toe een breed staal aan bedrijven te onderzoeken en een zo volledig
mogelijk beeld te vormen van de markt. In totaal werden er 11 interviews afgenomen. Daarbij
dient opgemerkt te worden dat resultaten gebaseerd zijn op subjectieve data, de mening en visie
van de geïnterviewde.
De geografische spreiding van de deelnemers wordt hieronder weergegeven:
Antwerpen
2/11
Brussel
2/11
Oost-Vlaanderen
5/11
West-Vlaanderen
1/11
Rotterdam, Nederland
1/11
Het bedrijf dat gevestigd is in Rotterdam is CROE, Cargill Refined Oils Europe. Na contact met
de Cargill vestiging in Waregem werd er verwezen naar een contact persoon binnen CROE die
bereid was deel te nemen aan dit onderzoek.
7
Threon NV is een consultancy bedrijf gespecialiseerd in project management. Reeds meer dan 10 jaar bieden ze
een volledig dienstenaanbod aan op het gebied van project-, programma-, en portfoliomanagement.
38
De deelnemende organisatie zijn actief in volgende industrieën:
 Bouw
4/11
 E-commerce
1/11
 Groot chemie
2/11
 Luchtvaarttransport
1/11
 Milieutechnieken
1/11
 Telecommunicatie
1/11
 Verzekeringsmaatschappijen
1/11
Binnen de organisatie uit de bouwsector zijn projecten voornamelijk de primaire
bedrijfsactiviteit, binnen de andere sectoren faciliteren projecten de bedrijfsvoering.
De geïnterviewden bekleden verschillende organisatorische functies, onderstaande tabel geeft
een overzicht:
39
TABEL 8: POPULATIE VAN HET ONDERZOEK
#
Organisatie
Sector
Contactpersoon
Functie
Ervaring
1
Baloise Insurance
Verzekeringsmaatschappijen
Bart Pauwels
Teamleader ICT
7 jaar
2
Belgoprocess
Milieutechnieken
Joris Bollen
Supervisor Planning & Programma
3 jaar
3
Brussels Airport
Luchtvaarttransport
Piet Demunter8
Director Strategic Development
1 jaar
Oliën en vetten
Sayida Vanenburg
Continuous Improvement Lead
1 jaar
Company
4
Cargill Refined Oils
Europe (CROE)
5
Jan De Nul Offshore
Burgerlijke bouwkunde, waterbouw
Carl Heirmans
Senior Business Development Manager
3 jaar
6
Proximus
Telecommunicatie
Marleen Demolder
Lead Manager Prioritization & Reporting
8 jaar
Office
7
Recticel
Groot chemie
Bart Haelterman
R&D Portfolio Manager
2 jaar
8
Smartphoto NV
E-commerce
Geert Vagenende
Group Manager Finance & Adminstration
1 jaar
9
Strukton Rail NV
Burgerlijke bouwkunde, utiliteitsbouw
Joris Bekaert
Financieel & Administratief Manager
1 jaar
10
Tectum Constructors
Burgerlijke bouwkunde
Wim Beck
Algemeen directeur
8 jaar
11
Visser & Smit Hanab
Burgerlijke bouwkunde, utiliteitsbouw,
Jo Troch
Bestuurder en Directeur Financiën en
11 jaar
wegenwerken en waterbouw
8
Administratie
De heer Demunter bekleedt deze functie sinds april 2015, voorheen was hij Head of Airport Development.
40
7.2
RESULTATEN
Gezien de gevoeligheid van de data zullen de organisaties in het verdere verloop van de
rapportering benoemd worden aan de hand van een letter, deze werden ad random toegewezen
en vertegenwoordigen in geen geval een alfabetische volgorde.
VRAAG 1: WAT IS DE STRATEGISCHE MATURITEIT VAN DE ORGANISATIE?
7.2.1 Strategievorming en planning:
Om na te gaan hoe de strategie van de organisatie tot stand komt werd gevraagd wie binnen
de organisatie bij deze strategievorming wordt betrokken. Tabel 10 geeft de antwoorden van
de bedrijven weer.
Hierin is te zien dat de CEO binnen elk bedrijf betrokken is bij de strategieplanning. Deze
cijfers stemmen overeen met wat Ansoff (1965) in zijn boek "The Corporate Strategy" aangaf,
dat het de CEO is die erop moet toezien dat het strategisch plan wordt ontwikkeld. Daarnaast
zijn in ongeveer 50% van de bedrijven de Raad van Bestuur en/of het Directie Comité
betrokken partij. 54% gaf aan dat ook top management betrokken wordt, dit in de meeste
gevallen om de overeenstemming tussen de verschillende afdelingen en de correcte
doorvertaling te garanderen.
In slecht 2 bedrijven werd aangegeven dat ook middle management een key player is, dit dan
voornamelijk om input te geven over waar men staat als organisatie, wat leeft op de markt. Zij
bieden een complete environmental scan waarop men dan verder werkt. Ansoff (1965) duidde
op het belang hiervan, het zijn deze mensen die instaan voor de uitvoering en die het best op
de hoogte zijn van wat leeft op de werkvloer en op de markt. Binnen organisatie C worden
ook de Young Potentials betrokken bij de strategievorming. Zij zijn de trekkers van morgen
en krijgen op die manier reeds een beeld van de werking van het proces.
41
Drie van de 11 bedrijven deden ook een beroep op externe consultants, dit vooral ter
ondersteuning bij het invoeren van nieuwe systemen, zoals bv. OGSM9 of voor het uitvoeren
van marktonderzoek en klantenbevraging.
TABEL 9: BETROKKEN PARTIJEN BIJ STRATEGIEVORMING EN PLANNING
Betrokken partijen
Organisatie
Raad van
CEO
Bestuur
A
Directie
Top
Middle
Externe
Comité
management
Management
consultant
X
X
B
X
X
X
C
X
X
X
X
X
D
E
X
F
G
X
H
I
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
J
X
X
X
K
X
X
X
X
X
Er werd ook gevraagd of er een visualisatie van de strategie bestaat, dit in de vorm van een
strategie map, customer map of dergelijke. In totaal gaf 54% of 6 van de 11 van de
ondervraagden aan dat er een visualisatie van de bedrijfsstrategie bestaat, specifiek in de vorm
van een strategie map, maar ook in een mapping van de activiteiten en de klanten.
Naast de vraag over strategievorming en visualisatie werd aan de bedrijven ook gevraagd voor
welke termijn men plannen maakt. Onderstaande figuur geeft weer voor hoeveel jaar de
bedrijven strategisch plannen.
De organisaties plannen allemaal voor een termijn van 3 of 5 jaar. Uitzondering hierop is
bedrijf F. Dit bedrijf plant op een termijn van 3 jaar voor meer operationele zaken, de
9
OGSM staat voor Objectives, Goals, Stategies en Measures. Het is een model dat in één opslag duidelijk
weergeeft hoe de elementen van de organisatie onderling en met de doelstellingen samenhangen
(Businessopeners).
42
planning op 20 jaar verwijst naar grootschalige investeringen die de realisatie van de
bedrijfsstrategie ondersteunen. Hun bedrijfsstrategie is sinds de oprichting in het begin van de
jaren 1900 bijna niet veranderd, daarom werkt men meer met 3 jaren plannen voor de
operationele vertaling. Deze termijn stemmen overeen met de wereldwijd gebruikte standaard
aangegeven door George Steiner (1979), ook de uitzondering van bedrijf F klopt met wat hij
aangeeft.
FIGUUR 10: PLANNINGSTERMIJN
Naast de planningstermijn werd aan de geïnterviewden ook gevraagd of en hoe men de
strategie opvolgt en eventueel bijstuurt. Hieruit blijkt dat in 7 van de 11 organisaties men erop
toe ziet dat er een mooie overgang of flow bestaat tussen de verschillende planningstermijnen.
Men gaat niet in strikte blokken van 3 of 5 jaar plannen, maar er elk jaar een jaar aan
toevoegen. Enkel binnen bedrijf A wordt dit niet gedaan, dit omdat men werkt op basis van 5
jaren contracten.
Bij de organisaties actief in de bouw verloopt deze opvolging iets frequenter omdat men
afhankelijk is van de markt. Er vinden continue veranderingen plaats, waardoor men vaak
zaken moet aanpassen aan de vraag van de markt. Tabel 11 geeft een korte beschrijving van
de verschillende aanpakken.
43
TABEL 10: OPVOLGING VAN DE BEDRIJFSSTRATEGIE
Organisatie
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
Opvolging
Per kwartaal per afdeling de doelstellingen nazien, en bespreken met het
Directie Comité. Jaarlijks wordt elk proces toegelicht en licht men de
plannen voor het komende jaar toe.
Per kwartaal samen zitten met CEO. Jaarlijks volledige oefening in juni en
juli.
Continue opvolgen. Jaarlijks bekijken of er structureel zaken moeten
veranderen.
Maandelijkse samenkomst van directie en PMO verantwoordelijke. Per
kwartaal een evaluatie van de KPI's10. Organisatie stelt zichzelf continu in
vraag.
Per kwartaal komt Raad van Bestuur samen. Jaarlijks wordt er een reflectie
van de strategie verricht.
Projecten worden maandelijks opgevolgd. Jaarlijks wordt er samen gezeten
om een overzicht te maken van alle resultaten en te reflecteren.
Per kwartaal of maandelijks, hangt af van het niveau, de business line.
Twee jaarlijks samenkomst op groepsniveau in juni en december. Zo frequent
door fluctuerende markt.
Om de twee maand overleg met CEO, projectleiders en afdelingshoofden.
Jaarlijks strategie review met Leadership Team en Business Development
afdeling. Men stuurt bij indien nodig.
Drie maal per jaar, samengaand met de releasemomenten en daar nagaan of
er dient bijgestuurd te worden of niet.
7.2.2 Doorvertaling
Binnen 6 van de 11 organisaties staan de afdelingshoofden of de business units zelf in voor de
doorvertaling van de bedrijfsstrategie naar de onderliggende niveaus. In 5 van de 11
organisatie verloopt dit op dezelfde manier, maar wordt alles gevalideerd door de CEO,
Directie Comité of Raad van Bestuur. Ze zijn dus niet volledig vrij in hun invulling van de
strategie.
Organisatie C is het enige bedrijf waarbij men echt tot bij elke werknemer gaat en de
bedrijfsstrategie duidelijk communiceert. Men hecht hier heel veel belang aan en wenst dat
alle werknemers op één lijn zitten, ongeacht hun functie. Binnen bedrijf G daarentegen
verspreid de communicatie zich niet zo breed. De strategie wordt hier niet doorvertaald tot op
de werkvloer en daarop wordt men intern ook deels op afgestraft. Er blijkt duidelijk uit
interne bevragingen dat de communicatie van de strategie doorheen de gehele organisatie een
werkpunt is. Tabel 11 geeft weer hoe de doorvertaling verloopt per ondervraagde organisatie.
10
KPI: Key Performance Indicators of Kritieke Prestatie-Indicator
44
TABEL 11: DOORVERTALING BEDRIJFSSTRATEGIE
Organisatie
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
Doorvertaling strategie
Volop in ontwikkeling. Momenteel 2 maal per jaar een vergadering over wat
men heeft gedaan, wat men wil doen en wat men gaat doen. Er wordt een
eigen interpretatie gemaakt van de strategie, men formuleert doelstellingen
en vertaald deze naar de verschillende afdelingen.
Elke divisie geeft zijn eigen invullen aan de strategie. Objectieven worden
geënt per afdeling, elke afdelingshoofd is verantwoordelijk voor de realisatie
van deze objectieven.
Er wordt een beleidsnamiddag georganiseerd voor de bedienden en een
roadshow voor de arbeiders. Men gaat doorheen de gehele organisatie, zodat
iedereen op dezelfde lijn zit.
Leadership team kijkt waar de organisatie staat (environmental scan) en waar
men naartoe wilt. Zij bepalen hoe de brug ertussen wordt gemaakt. Per
afdeling wordt gevraagd om een doorvertaling op te maken.
Business lines staan in voor de invulling. Er dienen wel een aantal zaken
geëvalueerd te worden door de Raad van Bestuur en CEO, ze kijken mee en
sturen bij waar nodig.
Er wordt een plan uitgewerkt van wat allemaal nodig is om de strategische
plannen te realiseren en op welke markten men zich zal focussen.
Vergadering met Executive Comité en Leadership team, waar business line
managers deel van uit maken. Zij staan in voor de vertaling naar de
onderliggende afdelingen (marketing, aankoop, onderzoek, operationeel,...).
Doorvertaling wordt verzorgd door Algemeen Directeur van de afdeling.
Men maakt doelstellingen op en deze wordt maandelijks getoetst op de
teammeeting.
Vijf business plan sessie (eind juni afgerond). Brainstorm sessies waarbij
men uiteindelijk tot een volledig plan komt voor de organisatie. Voorgelegd
aan Raad van Bestuur ter goedkeuring.
Per business unit maakt men een jaarplan op, afgestemd op de twee
bedrijfspeilers. Men kijkt hoe men per BU een invulling kan geven aan de
strategie en stelt performance doelstellingen op.
Top management van de Business Unit vertaalt de bedrijfsstrategie naar zijn
afdeling.
7.2.3 Strategische maturiteit:
Om de bevraagde bedrijven hun strategische maturiteit te kunnen meten werd hen gevraagd
om scores te geven op 6 stellingen. Tabel 13 geeft het uitgekomen maturiteitsniveau weer per
organisatie. Geen van de organisaties heeft een strategische maturiteit onder niveau 3.
Ongeveer de helft (5/11) van de bedrijven heeft een maturiteit van niveau 3, 4 bedrijven
hebben een niveau 4 en 2 van de 11 hebben een maturiteitsniveau 5.
45
TABEL 12: STRATEGISCH MATURITEIT BEVRAAGDE ORGANISATIES
Organisatie
Niveau
A
3. Gestructureerd & proactief
B
4. Managed & gefocust
C
5. Continue verbeteringen
D
3. Gestructureerd & proactief
E
3. Gestructureerd & proactief
F
4. Managed & gefocust
G
3. Gestructureerd & proactief
H
3. Gestructureerd & proactief
I
5. Continue verbeteringen
J
4. Managed & gefocust
K
4. Managed & gefocust
De twee organisaties met een maturiteitsniveau 5 zijn beide actief in de bouw. Hun projecten
worden voor inschrijving steeds gespiegeld tegenover de bedrijfsstrategie en de
doelstellingen. Er wordt dus bij elke organisatorische beslissing duidelijk rekening gehouden
met de strategie.
Onderstaande tabel geeft weer wat elk maturiteitsniveau inhoud:
TABEL 13: STRATEGISCHE MATURITEIT
Niveau
1. Ad hoc & statisch
Eigenschappen
Er wordt geen strategische planning gemaakt binnen de organisatie,
doelen zijn niet gedefinieerd.
2. Reactief
Strategisch plannen is de verantwoordelijkheid van een klein team en
wordt opgelegd aan de rest van de organisatie
3. Gestructureerd &
Een gestructureerd en open planningsproces betrek mensen van heel de
proactief
organisatie, dit om de zoveel jaar.
4. Managed & gefocust
Plannen worden ontwikkeld en regelmatig herzien door een getraind en
crossfunctioneel planningsteam
5. Continue
Strategie drijft kritische organisatorische beslissingen en er is een
verbeteringen
planningsproces van continue verbetering en opvolging.
Bron: (Balanced Scorecard Institute, 2010)
46
VRAAG 2: WAT IS DE PERFORMANTIE VAN HET PORTFOLIO?
7.2.4 Portfolio perfomantie
De bedrijven werden gevraagd om op basis van de 6 stellingen 11 van Cooper et al. (1999) hun
project portfolio te beoordelen. Onderstaande tabel geeft de gemiddelde score van de
organisaties weer. Ook hier scoort geen enkele organisatie lager dan een score van 3. Zes van
de elf organisaties heeft een score van 3, de andere vijf hebben een score van 4.
TABEL 14: PORTFOLIO PERFORMANTIE BEVRAAGDE ORGANISATIES
Organisatie
Score
A
3
B
4
C
4
D
3
E
3
F
4
G
3
H
3
I
4
J
3
K
4
Alle organisatie geven, met een score van 3 of hoger, aan dat hun portfolio waardevolle
projecten, en goede commerciële vooruitzichten bevat. Ze stellen hun portfolio bewust zo
samen dat het de bedrijfsvoering ondersteunt en optimaliseert. Een project uitvoeren volgens
de vooropgestelde planning blijkt echter binnen veel bedrijven een werkpunt. 7 van de 11
organisaties heeft een score van 3 of lager voor de stelling over op tijd opleveren van
projecten.
Naast deze scores werd aan de organisaties ook gevraagd of er bij afronding van een project
steeds een terugkoppeling wordt gemaakt naar de strategische doelen waarvoor de projecten
werden ingezet. Met andere woorden, wordt er bij oplevering nagekeken of een project wel de
11
Deze stellingen werden reeds bespoken in de literatuurstudie: tabel 6, p. 24 en in de methodologie: figuur 8, p.
25.
47
vooropgestelde doelen behaalt of niet. Binnen 8 van de 11 bedrijven wordt dit effectief
gedaan. Dit gebeurt soms per individueel project bij oplevering, soms algemener voor het
portfolio als geheel. In bepaalde bedrijven gebeurt dit op een informele manier, via een
overleg tussen CEO en het afdelingshoofd. Dit geldt meer voor de kleinere organisaties, waar
dit faciliteerbaar is. Binnen de grote organisaties wordt dit meestal op basis van de KPI's
gedaan, of in sommige gevallen wordt er een gehele projectaudit gedaan voor speciale
projecten.
Voor de 3 bedrijven waar geen terugkoppeling werd gedaan gaat men direct over naar het
volgende project zonder enige reflectie. De verklaring die hiervoor gegeven wordt is een
gebrek aan tijd en middelen om deze evaluaties uit te voeren. Ze geven wel elk aan dat dit in
ontwikkeling is, en dat de organisatie zich bewust is van deze ontbrekende schakel.
VRAAG 3: WELKE PROJECTSELECTIE METHODEN WORDEN ER DOMINANT GEBRUIKT?
7.2.5 Projecten
Om een beeld te krijgen van de manier waarop de organisatie projecten beheren werd
gevraagd of er een afdeling bestaat strikt verantwoordelijk voor projecten, vb. een PMO
(Project Management Office). In 5 van de 11 ondervraagde organisaties beschikt men over zo
een afdeling en worden projecten op één centraal punt beheerd. Er werd bij deze organisaties
ook gevraagd waar binnen de organisatiestructuur deze PMO's zich bevinden. Men geeft aan
dat de PMO onder volgende afdelingen valt:
 ICT
 Engineering
 Strategic Development op directie niveau
Naast deze vraag werd ook gevraagd of men een bewust onderscheid maakt kort en
langlopende projecten, dit zowel in aantal of budgettair. In slecht 4 van de 11 organisaties
maakt men bewust een onderscheid hiertussen. Dit door bijvoorbeeld langer lopende
projecten op te nemen in een programma. In de meerderheid van de bedrijven, 7 van de 11,
wordt daar helemaal niet naar gekeken. Men kan wel een verhouding geven van kort ten
opzichte van lang lopende projecten maar men maakt hier geen bewust onderscheid in. Waar
men wel naar kijkt is bijvoorbeeld de strategische bijdrage die ze leveren, de grootte van het
project (aantal mandagen werk die ze vereisen, > of < dan 200 mandagen). Binnen de
48
organisaties actief in de bouw sector wordt deze verhouding vooral bepaald door wat de markt
vraagt.
7.2.6 Projectselectie
Op basis van de resultaten van Cooper, Edgett en Kleinschmidt (1998) werd aan de
geïnterviewden gevraagd met welke van de 6 populairste selectie methodes ze reeds ervaring
hadden. Een overzicht hiervan wordt gegeven in tabel 16.
TABEL 15: GEBRUIKTE SELECTIEMETHODES
Populairste selectie
methode
Organisatie
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
Financiële methode
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Bedrijfsstrategie
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Scoring model
X
X
X
X
Bubble diagram
X
X
Checklist
Andere
X
X
X
Naast de vraag welke methodes ze reeds hebben gebruikt werd hen ook gevraagd welke
methodes ze dominant gebruiken bij de selectie van projecten. Tabel 17 geeft weer welke dit
zijn per organisatie.
Hieruit blijkt dat alle organisatie berusten op de financiële methode en 10 van de 11 op de
bedrijfsstrategie als leiddraad. De meest dominante gebruikte methode is wel de
bedrijfsstrategie, met in 5 van de 11 organisaties een eerste plaats.
49
TABEL 16: DOMINANTE SELECTIEMETHODE
Organisatie
A
Dominante methode
1. Scoring model
2. Financiële methode
3. Bedrijfsstrategie
B
1. Bedrijfsstrategie
2. Financiële methode
C
1. Bedrijfsstrategie
2. Financiële methode
D
1. Andere
2. Bedrijfsstrategie
3. Financiële methode
4. Scoring model
E
1. Bubble diagram
2. Financiële methode
F
1. Andere
2. Financiële methode
3. Bedrijfsstrategie
G
1. Financiële methode
2. Bedrijfsstrategie
H
1. Bedrijfsstrategie
2. Financiële methode
I
1. Financiële methode
2. Bedrijfsstrategie
J
1. Bedrijfsstrategie
2. Financiële methode
3. Bubble diagram
4. Scoring model
K
1. Bedrijfsstrategie
2. Andere
3. Financiële methode
4. Scoring model
De populariteit van de bedrijfsstrategie als selectie methode werd ook bevestigd door de vraag
hoeveel van de projecten in het portfolio rechtstreeks te linken zijn aan de bedrijfsstrategie. In
7 van de 11 bedrijven bestaat er voor 75% van de projecten of meer een rechtstreekse link met
50
de strategie en dragen ze integraal bij aan de realisatie ervan. Bij organisatie waar dit
percentage lager ligt, zijn wettelijke verplichtingen de meest voorkomende oorzaak. Men is
van hogerop verplicht om bepaalde projecten uit te voeren, waarvoor de link met de
bedrijfsstrategie vaak ontbreekt.
Onder de "andere" methodes, gebruikt in 3 van de 11 bedrijven, vallen onder andere zelf
ontwikkelde systemen, het buikgevoel van de CEO, en een indeling op basis van andere
criteria dan standaard gebruikt.
7.2.7 Verband tussen strategische maturiteit, projectselectie en portfolio
performantie
Op basis van bovenstaan resultaten kan nu gekeken worden of de veronderstellingen uit deel
6.1: Onderzoeksvraag, worden bevestigd of niet.
Veronderstelling 1: Organisaties met een hogere strategische maturiteit scoren beter op het
vlak van portfolio performantie.
Figuur 11 geeft zowel de strategische maturiteit als de portfolio performantie van de
bevraagde organisatie weer. Hierin is een stijgende trend waar te nemen van bedrijven met
een hogere strategische maturiteit en een hogere portfolio performantie score. Op basis van de
gegevens van dit onderzoek geeft de trendlijn in onderstaande grafiek een eerste formule voor
het berekenen van de portfolio performantie in functie van de strategische maturiteit van de
organisatie, namelijk Y= 0,11827x + 2,7455. Op basis van deze resultaten kan
veronderstelling 1 aanvaard worden.
51
FIGUUR 11: VERBAND STRATEGISCHE MATURITEIT EN PORTFOLIO PERFORMANTIE
Veronderstelling 2: Organisaties met een hogere strategische maturiteit gebruiken beter
scorende project selectiemethodes.
Tabel 17 geeft de dominantie selectiemethode weer per bedrijf, gerangschikt op stijgende
mate van strategische maturiteit. Hierin is te zien dat 4 van de 6 bedrijven met een maturiteit
van 4 of hoger de bedrijfsstrategie gebruiken als dominantie projectselectiemethode. De
andere twee bedrijven doen een beroep op een andere methode en de financiële methoden.
Voor bedrijf F omvat deze andere methode voornamelijk technische analyses van de
haalbaarheid van het project. Binnen bedrijf I bekleedt de methode op basis van de
bedrijfsstrategie de tweede plaats van dominant gebruikte selectiemethodes.
De veronderstelling dat organisaties met een hogere strategische maturiteit beter scorende
project selectiemethodes gebruiken kan hier dus niet aanvaard worden. Het merendeel van de
bedrijven berust zich wel op de bedrijfsstrategie, maar vaak doet men nog steeds een beroep
op financiële methodes als primair of secundair dominante methode12. Zoals werd aangetoond
door Cooper et al. (2001) opteren de "beste" organisaties echter voor methodes die minder of
het minst een beroep doen op financiële modellen of methodes.
12
Zie tabel 16: Dominante selectiemethode
52
TABEL 17: VERGELIJKING STRATEGISCHE MATURITEIT EN DOMINANTE SELECTIEMETHODE
Organisatie
A
D
E
G
H
J
B
F
K
C
I
Strategische
maturiteit
3
3
3
3
3
4
4
4
4
5
5
Dominante
selectiemethode
Scoringmodel
Andere
Bubble diagram
Financiële methode
Bedrijfsstrategie
Bedrijfsstrategie
Bedrijfsstrategie
Andere
Bedrijfsstrategie
Bedrijfsstrategie
Financiële methode
Wanneer deze uitkomsten teruggekoppeld worden naar de onderzoeksvraag en het onderzoeksmodel,
terug te vinden in figuur 10 p. 34 kan er worden gesteld dat de strategische maturiteit van een
organisatie een positieve invloed uitoefent op de portfolio performantie van de desbetreffende
organisatie. Er kan echter niet gesteld worden dat deze relatie invloed ondervindt van de gebruikte
projectselectie methodes.
53
8 CONCLUSIE EN DISCUSSIE
8.1
CONCLUSIE
ALGEMEEN
In het huidig continue veranderend economisch klimaat is het voor organisaties van levensbelang dat
ze zo snel mogelijk kunnen inspelen op deze veranderingen. Om het behoud van hun concurrentiële
positie te garanderen doen meer en meer bedrijven een beroep op projecten en portfolio management.
Projecten en het portfolio management worden in het leven geroepen om de strategie van de
organisatie te helpen realiseren en dus zo bij te dragen aan het behoud van hun concurrentiële positie.
PfM een techniek die steeds meer aan belang wint in het bedrijfsleven.
In deze kwalitatieve studie werd onderzocht of de maturiteit van de bedrijfsstrategie mogelijks een
invloed heeft op de projectselectie en het gevoerde portfolio management. Op basis van onderstaande
drie vragen werd getracht een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag van de scriptie: HEEFT
DE
STRATEGISCHE
MATURITEIT
VAN
EEN
ORGANISATIE
INVLOED
OP
PROJECTSELECTIE EN HET GEVOERDE PORTFOLIO MANAGEMENT?
VRAAG 1: WAT IS DE STRATEGISCHE MATURITEIT VAN DE ORGANISATIE?
Gemiddeld hadden de bevraagde organisaties een strategische maturiteit van 3,727, geen van
de 11 bedrijven scoorde lager dan een maturiteit van 3.
Om naast deze score een beeld te krijgen van hoe de organisaties om gaan met
strategievorming en planning werd hen gevraagd wie de key players zijn bij de vorming en op
welke termijn men in het algemeen plant. De resultaten hiervoor stemden overeen met de
literatuur. Standaard is de CEO en het top management betrokken partij, in sommige gevallen
aangevuld met middle management of externe consultants. De termijn waarvoor alle
organisaties plannen is 3 à 5 jaar, dit stemt overeen met wat Steiner (1979) als standaard
aangeeft. Één organisatie maakt hierop een uitzondering en plant ook op een termijn van 20
jaar, dit voor grote investering die de realisatie van de strategie moeten ondersteunen.
54
VRAAG 2: WAT IS DE PERFORMANTIE VAN HET PORTFOLIO?
De gemiddelde score voor deze vraag bedroeg 3,45 en ook hier scoorde geen enkele
organisatie lager dan een score van 3. Een algemeen werkpunt dat uit de bevraging naar
boven kwam, is het op tijd uitvoeren van projecten. Nog al te vaak lopen projecten langer dan
de vooropgestelde planning. Geboden verklaringen hiervoor zijn gebrek aan capaciteit, zowel
financiële als menselijke, en een turbulente markt waardoor er vaak moet geschoven worden
tussen projecten.
Een ander werkpunt is dat in sommige organisatie na afronding van een project men nog
steeds over gaat naar het volgende, zonder een grondige evaluatie van het project. Al te vaak
maakt men geen terugkoppeling naar de strategische doelstellingen die een project moet
realiseren. Men leert nog te weinig uit voorgaande problemen en verkwist zou kostbare
middelen.
VRAAG 3: WELKE PROJECTSELECTIE METHODES WORDEN ER DOMINANT GEBRUIKT?
De ondervraagde organisaties blijken het vaakst een beroep te doen op de financiële methode
voor het selecteren van projecten. Deze kwam bij elk bedrijf aanbod bij de vraag naar welke
methodes men gebruikt. De bedrijfsstrategie wordt wel het dominants gebruikt, deze bekleed
in bijna elke deelnemende organisatie de eerste plaats.
Ondanks dat men in de literatuur duidelijk aangeeft dat de financiële methode niet de beste is,
zie Cooper et al. (2001), vallen organisaties nog vaak terug op deze methode. Cooper et al.
(2001) geven echter ook mee dat er geen one right PfM method bestaat. Dit blijkt ook het
geval te zijn binnen de ondervraagde bedrijven. Afhankelijk van de sector of de grootte van
de organisatie zal men andere nadrukken leggen of voorrang geven aan een andere methode.
Vaak werkt men ook met adaptaties of combinaties van bestaande methodes, die het best bij
hun specifieke situatie past.
Op basis van de antwoorden op deze drie vragen kan een antwoord worden gevormd op de
onderzoeksvraag. Binnen de onderzocht organisatie bleek de strategische maturiteit van de
organisatie een positieve invloed uit te oefenen op de portfolio performantie. De
veronderstelling over de invloed van de maturiteit en de dominant gebruikte selectiemethode
55
kan echter niet bevestigd worden op basis van deze resultaten. Hierbij dient opgemerkt te
worden dat gezien de beperkte omvang van de respondenten en het feit dat de resultaten
gebaseerd zijn op subjectieve date deze bevindingen statisch niet veralgemeenbaar zijn.
8.2
DISCUSSIE
Het doel van deze studie was om inzicht te krijgen in de mogelijke invloed die de strategische
maturiteit van een organisatie heeft op projectselectie en het gevoerde portfolio management. In de
literatuur bestaat omtrent deze relatie tot op heden weinig, deze scriptie vormt een aanzet om deze
leemte enigszins te vullen door een beeld te vormen van de situatie binnen enkele Belgische
organisaties.
Om tot een antwoord te komen op de onderzoeksvraag moesten 3 deelvragen worden beantwoord.
Deze vragen werden gebaseerd op verschillende bijdragen uit de literatuur. Meer bepaald werd de
strategische maturiteit van de organisatie ingedeeld op basis van het bestaande maturiteitsmodel van
het Balanced Scorecard Institue (2010), specifiek het onderdeel over Strategic Thinking & Planning.
De ondervraagde organisaties scoorden binnen dit model allemaal een niveau 3 of hoger.
De tweede onderzoeksvraag ging dieper in op de performantie van het project portfolio van de
deelnemende bedrijven. Hiervoor werden de stellingen gebruikt ontwikkeld door Cooper et al. (1999).
De gemiddelde performantie score voor de 11 organisatie bedroeg 3, 45. Geen enkele organisatie
scoorde lager dan een performantie van 3.
Gelinkt aan bovenstaande vraag werd gekeken welke projectselectie methode de organisatie dominant
gebruiken. Uit onderzoek van Cooper et al. (1999) blijkt dat organisatie met een hogere performantie
score dominant een beroep doen op methodes die (a) minder of het minst een beroep doen op
financiële modellen of methodes en (b) die toelaten dat de bedrijfsstrategie middelen toewijst en het
portfolio bepaalt. Dit wordt deels bevestigd door de resultaten, in 3 van de 5 organisatie met een
portfolio performantie van 4 wordt de bedrijfsstrategie dominant gebruikt als selectiemethode.
Gebaseerd op deze drie deelvragen kan een antwoord geformuleerd worden op de onderzoeksvraag.
Deze werd werd positief bevestigd voor het onderdeel over de relatie tussen de bedrijfsstrategie en de
portfolio performantie van de organisaite. Een relatie tussen de bedrijfstrategie en de gebruikte
projectslectie methodes kon niet vast gesteld worden;
56
Veralgemenende uitspraken kunnen op basis van deze studie echter niet gedaan woren, gezien de
beperkte omvang van de onderzochte populatie.
8.3
LIMIETEN EN VERDER ONDERZOEK
Dit onderzoek is onderworpen aan enkele tekortkomingen. Ten eerste werd de data verzameld op
slechts één moment, en is er sprake van een momentopname. In de toekomst zou dit onderzoek kunnen
worden overgedaan of uitgebreid naar een longitudinale studie binnen enkele organisaties.
Ten tweede betreft het een kwalitatief onderzoek waarbij de resultaten gebaseerd zijn op een slecht een
beperkt aantal bronnen. De resultaten zijn omwillen van het beperkt aantal organisaties niet
representatief en kunnen bijgevolg statistisch niet gegeneraliseerd worden naar de gehele Belgische
(Internationale) markt. Een suggestie voor toekomstig onderzoek is deze studie uit te breiden naar een
groter aantal organisaties die geografisch gespreid zijn over verschillende landen, mogelijks Europa,
Verenigde Staten, Verre Oosten, enzovoort.
Daarnaast zou het eveneens interessant zijn om een onderzoek te voeren binnen één specifieke sector.
57
BIJLAGEN
BIBLIOGRAFIE
Artikelen uit vaktijdschriften
Archer, N., & Ghasemzadeh, F. (1999). An integrated framework for project portfolio
selection. International Journal of Project Management (, Vol. 17, N. 4), 207 - 216.
Aubry, M., Hobbs, B., & Thuillier, D. (2007). A new framework for understanding
organisation project management through the PMO. International Journal for Project
Management , 328 - 336.
Becker, J., Knackstedt, R., & Pöppelbuss, J. (2009). Developing Maturity Models for
IT Management - A Procedure Model and its Application. Business & Information Systems
Engineering (BISE) , 213 - 222.
Bryson, J. M. (1988). A Strategic Planning Process for Public and Non-profit
Organizations. Lang Range Planning (Vol. 21, N. 1), 73-81.
Chiang, R. I., & Nunez, M. A. (2012). Strategic alignment and value maximization for
IT project portfolios. Information Technology and Management , 143-157.
Cooper, R. G., Edgett, S. J., & Kleinschmidt, E. J. (2000). New problems, new
solutions: making portfolio management more effective? . Research Technology Management
, 18-33.
Cooper, R. G., Edgett, S. J., & Kleinschmidt, E. J. (1998). Portfolio Management for
New Products. Reading, Massachuttes: Addison-Wesley.
Cooper, R. G., Edgett, S. J., & Kleinschmidt, E. J. (1999). New product portfolio
management: practices and performance. Journal of Product Innovation Management , 333 351.
Cooper, R. G., Edgett, S. J., & Kleinschmidt, E. J. (2001 ). Portfolio management for
new product development: Results of an industry practices study. R&D Management
(Industrial Research Institute, Inc) .
Cooper, R. G., Edgett, S. J., & Kleinschmidt, E. J. (2002). Portfolio management for
new products. Perseus Books Group.
Englund, R. L., & Graham, R. J. (1999). From experience: Linking projects to
strategy. The journal of product innovation management(Vol. 16, N.1) , 52 - 64.
a
Eve, A. (2007). Development of Project Management Systems. Industrial and
Commercial Training , 85 - 90.
Ferns, D. C. (1991). Developments in programme management. International Journal
Project Management , 148 - 156.
Filippov, S., Mooi, H., & van der Weg, R. (2012). Strategic Project Portfolio
Management: an Empirical Investigation. Risus - Journal on Innovation and Sustainability , 9
-23.
Gear, A. E., & Lockett, G. A. (1975). Multistage Capital Budgetting Under
Uncertainty. The Journal of Financial and Quantitative Analysis , (Vol. 10, N. 1), 21 - 36.
Grundy, T. (1997). Strategy implementation and project management. International
Journal of Project Management , (Vol. 16, N. 1), 43-50.
Henderson, J. C., & Venkatraman, N. (1993). Strategic alignment: Leveraging
information technology for transforming organizations. IBM Systems Journal (Vol. 38), 472 484.
Iamratanakul, S., & Milosevic, D. Z. (2007). Using strategic fit for portfolio
management.
PICMET:
TECHNOLOGY
MANAGEMENT
IN
THE
AGE
OF
FUNDAMENTAL CHANGE (pp. 2089 - 2095). Portland: Portland International Center for
Management of Engineering and Technology.
Iamratanakul, S., Shankar, R., & Dimmitt, N. J. (2009). Improving Project Portfolio
Management with Strategic Alignment. PICMET: TECHNOLOGY MANAGEMENT IN THE
AGE OF FUNDAMENTAL CHANGE (pp. 1290 - 1300). Portland: Portland International
Center for Management of Engineering and Technology.
Kaiser, M. G., El Arbi, F., & Ahleman, F. (2015, Januari). Successful project portfolio
management beyond project selection techniques: Understanding the role of structural
alignment. International Journal of Porject Management , 126 - 139.
Kenny, J. (2006). Strategy and the Learning organization: a maturity model for the
formation of strategy. The Learning Organization (Vol. 13, N. 3) , 353 - 368.
Lin, C., & Hsieh, P.-J. (2004). A fuzzy decision support system for strategic portfolio
management. Decision Support Systems , 383 - 398.
Lissitz, R. W., & Green, S. B. (1975). Effect of the Number of Scale Points on
Reliablility: A Monte Carlo Approach. Journal of Applied Psychology (Vol. 60, N. 1), 10-13.
Lorie, J. H., & Savage, L. J. (1955). Three Problems in Capital Rationing. The Journal
of Business , 229 - 239.
b
Luftman, J. (2000). Assessing business-IT alignment maturity. Communications of the
Association for Information Systems , artikel 14.
McElroy, W. (1996, Vol. 14, No. 6). Implementing strategic change through projects.
International Journal of Project Management , 325-329.
Porter, M. E. (1996). What is strategy? Harvard Business Review , November issue.
Shenhar, A. J. (2004, 34 (5)). Strategic Project Leadership: Towars a strategic
approach to project management. RD management , 569 - 578.
Sledgianowski, D., & Luftman, J. (2004). An Evolution of IT-Business Strategic
Alignment Maturityat Ciba Speciality Chemicals. In I. R. Association, Innovations Through
Information Technology (pp. 440 - 443). New Orleans: IGI Global.
Boeken
Andrews, K. R. (1987). The concept of corporate strategy. Homewood, Illinois: Irwin.
Ansoff, I. (1965). Corporate Strategy. McGraw-Hill.
Chandler, A. D. (1963). Strategy and Structure: Chapters in the History of American
Enterprise. MIT Press.
Cook, J. D., Hepworth, S. J., Wall, T. D., & Warr, P. D. (1981). The Experience of
Work. San Diego: Academic Press.
Johnson, G., Whittington, R., Scholes, K., Angwin, D., & Regnér, P. (2014).
Exploring Strategy: Text and cases. Harlow, UK: Pearson Education Limited.
Juran, J. M., & Godfrey, B. A. (1994). Juran's Quality Handbook. New York:
McGraw-Hill.
Lock, D. (2007). Project Management (9th edition ed.). Hampshire, UK: Gower
Publishing Limited.
Mintzberg, H. (2007). Tracking Strategies: Towards a General Theory. Oxford, UK:
Oxford University Press.
Mintzberg, H., & Quin, B. J. (1996). The strategy process: Concepts, contexts and
cases. Prentice Hall.
Project Management Institute. (2013). A guide to the Project Management body of
knowledge (PMBOK Guide) (fifth edition). Pennsylvania: PMI Publications.
Steiner, G. A. (1979). Strategic planning: What every manager must know. New York:
The Free Press.
c
The Standish Group International Group. (2013). Chaos Manifesto 2013: Think Big,
Act Small. The Standish Group International Group.
Turner, R. J. (2009). The Handbook of Project-Based Management: Leading Strategic
Change in Organizations. New York: McGraw-Hill.
Bijdragen aan conferenties
Al-Hashem, A., & Alla, S. A. (2012). The Impact of Business Transformation upon
Strategic Alignment Maturity Level. 2nd International Conference on Applied Social Science
(ICASS 2012) , 86-92.
Estrade, R. A., Ramos, L. A., Sanchez, J. L., & Torres, R. P. (2013). Integrated
Analysis of the linkage between the Strategic Alignment Maturity Level and the Information
and Communication Technology Evaluation Managemtn. Fourth International Worskshop on
Knowledge Discovery, Knowledge Management and Decision Support (Eureka-2013) , 368 379.
Kohlegger, M., Maier, R., & Thalmann, S. (2009). Understanding Maturity Mosels
Results of a Structured Content Analysis. Proceedings of I-KNOW '09 and I-SEMANTICS '09,
(pp. 51-61). Graz, Oostenrijk.
Internetbronnen
Balanced Scorecard Institute. (2010). The Strategic Management Maturity Model .
Opgeroepen
op
Februari
9,
2015,
van
Balanced
Scorecard
Institute:
http://balancedscorecard.org/Resources/Articles-White-Papers/SMM-Model
Carlos, T. (z.d.). Reasons Why Projects Fail. Opgeroepen op April 2, 2015, van
Projectsmart.CO.UK: http://www.projectsmart.co.uk/reasons-why-projects-fail.php
European Foundations for Quality Management. (2012). EFQM Model in Action.
Opgeroepen op Maart 26, 2015, van EFQM: http://www.efqm.org/efqm-model/efqm-modelin-action-0
Passioned Group. (2015). Missie, visie en strategie. Opgeroepen op mei 4, 2015, van
Passioned Group: https://www.passionned.nl/strategie/missie-visie-strategie/
Right marktonderzoek. (z.d.). Kwalitatief onderzoek. Opgeroepen op Maart 25, 2015,
van http://www.rightmarktonderzoek.nl/methoden-onderzoek/kwalitatief-onderzoek
d
Intern stagemateriaal
Threon. (2014). Internal CAPM Certification Preperation .
e
BIJLAGE A: VOORBEELEN VAN MATURITEITSMOELLEN
Model
Oorsprong
Domein
Ontstaan
Bron
Behoeftepiramide van
Maslow
Abraham Maslow
Psychologie
1943
Artikel: A theory of
human motivation Psychological Review
Capability Maturity
Model Integration
(CMMI)
Carnegie Mellon
University - Software
Engineering Institute
Management
1993
http://cmmiinstitute.com/
EFQM Excellence
Model
European Foundation
for Quality
Management
(EFQM)
Business
Management
1992
http://www.efqm.org/
Kerzner's Project
Management Maturity
Model
Harold R. Kerzner
Project
Management
2002
Organizational Project
Management Maturity
Model (OPM3)
Project Portfolio
Management
Maturity Model
Project Management
Institute
Project
Management
2003
Boek: Strategic Planning
for Project Management
Using a Project
Management Maturity
Model
http://opm3online.pmi.org
/
PM solutions inc. James Pennepacker
Project
Management
2005
http://www.pmsolutions.c
om/
http://www.p2080.co.il/go
/p2080h/files/6576843082
.pdf
Gebaseerd op de Bruin et al. (2005), Table 1: Examples of Management Maturity Models.
f
BIJLAGE B: STRATEGIC MANAGEMENT MATURITY MODELTM
g
BIJLAGE C: VRAGENLIJST STRATEGY ASSESSMENT
Bron: (European Foundations for Quality Management, 2012)
h
BIJLAGE D: VRAGENLIJST INTERVIEWS
VRAGENLIJST THESIS
DE INVLOED VAN DE STRATEGISCHE MATURITEIT VAN DE ORGANISATIE OP
PROJECTSELECTIE.
ORGANISATIE:
i
SECTIE 1: DEMOGRAPHIC DISCRIPTORS
Naam geïnterviewde
Functie binnen de organisatie
Sector
Ontstaan organisatie
# werknemers
# ingediende projecten
#weerhouden projecten
Investeringsportefeuille (mio €)
Vraag 1: Hoelang werkt u reeds binnen deze organisatie? Wat zijn uw verantwoordelijkheden?
j
SECTIE 2: STRATEGIE
Vraag 2: Waar zou u de bedrijfsstrategie plaatsen binnen het "Klantenwaardeprofiel" van Treacy en
Wiersema (1993)?
Vraag 3: Hoe zijn de missie, visie en de doelstellingen op elkaar afgestemd?
Vraag 4: Bestaat er een strategie map, customer map? Documentatie?
k
Vraag 5: Hoe verloopt het strategisch planningsproces? Wie zijn hierbij de Key Players?
l
Vraag 6: Hoe verloopt de doorvertaling van de strategie naar de onderliggende niveaus?
Vraag 7 Voor welke termijn wordt er gepland?
Vraag 9: Hoe verloopt de opvolging en eventuele bijsturing van de strategie?
m
Vraag 9: In welke mate gaat u akkoord met volgende stellingen? (1=volledig niet akkoord, 5=
volledig akkoord)
n
SECTIE 3: PROJECTSELECTIE
Vraag 10: Bestaat er binnen uw organisatie een departement strikt verantwoordelijk voor projecten
(PMO)? Hoe is deze gestructureerd?
Vraag 11: Welke methodes hebt u reeds geprobeerd binnen projectselectie?
Vraag 12: Welke methoden hebt u reeds geprobeerd voor volgende fasen binnen projectselectie?





Identificatie
Categorisatie
Evaluatie
Selectie
Prioriteren
o
Vraag 13: Hebt u ervaring met volgende selectiemethoden?
Vraag 14: Welke methode domineert tijdens het
selectie proces? Rankschik van 1 tot 6, indien een
bepaalde methode niet gebruikt wordt mag u een kruisje plaatsen.
Vraag 15: Wordt er een onderscheid gemaakt tussen kort en
lang lopende projecten? Hoe en wat is hun verhouding? (%:
aantal & budgettair)
Vraag 16: Hoe verhouden overkoepelende projecten en projecten per departement zich ten opzichte
van elkaar? (%: aantal, budgettair)
p
Vraag 17: Hoeveel projecten van het totale portfolio kan je rechtstreeks linken aan de
bedrijfsstrategie?
Vraag 18: Worden de resultaten van projecten teruggekoppeld naar de strategische doelen waarvoor
ze werden ingezet? (Hoe verloopt dit? Documentatie?)
q
Vraag
19:
Geef
uw
mening
over
volgende
stellingen
betreffende
uw
organisatie
.
(1= zeer slecht, 5= uitstekend)
Hartelijk bedankt voor uw tijd en hulp bij het uitvoeren van dit onderzoek.
r
Download