av chemie aso 2012/006

advertisement
LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
Vak:
1/1 lt/w
AV CHEMIE
Basisvorming
Studierichtingen:
Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
Studiegebied:
Algemeen secundair onderwijs
Onderwijsvorm:
ASO
Graad:
Tweede graad
Leerjaar:
Eerste en tweede leerjaar
Leerplannummer:
2012/006
(vervangt 2004/007)
Nummer inspectie:
2012/725/1//D
(vervangt 2004 / 9 // 1 / I / BV / 1 / II / / D/)
pedaGOgische begeleidingsdienst
Emile Jacqmainlaan 20
1000 Brussel
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
1
INHOUD
Visie....................................................................................................................................... 2
Beginsituatie......................................................................................................................... 3
Algemene doelstellingen ..................................................................................................... 4
Wetenschappelijke vaardigheden ............................................................................................................4
Wetenschap en samenleving ...................................................................................................................7
Leerplandoelstellingen / leerinhouden ............................................................................... 9
Algemene pedagogisch-didactische wenken ................................................................... 26
Algemene leerlijn voor natuurwetenschappen .......................................................................................26
Overzicht van de leerstof en situering van de leerlingenproeven in het leerplan ...................................33
Wenken bij de informatieopdracht ..........................................................................................................34
VOET ......................................................................................................................................................34
Het open leercentrum en de ICT-integratie ............................................................................................35
Minimale materiële vereisten ............................................................................................. 38
Evaluatie ............................................................................................................................. 39
Bibliografie ......................................................................................................................... 42
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
2
VISIE
Wetenschappen voor de burger van morgen
Wetenschappen zijn een belangrijke component van onze cultuur. Ze reiken niet alleen middelen en
methoden aan om de materiële werkelijkheid te begrijpen, maar ook om deze werkelijkheid te veranderen overeenkomstig de menselijke noden. Wetenschappen bepalen in belangrijke mate het wereldbeeld van de maatschappij. Omgekeerd hebben waarden en opvattingen die in de samenleving leven
ook een invloed op de wetenschappen en op hun ontwikkeling.
Wetenschappen in de basisvorming beoogt de natuurlijke nieuwsgierigheid van jongeren tegenover de
hen omringende wereld te stimuleren en te ondersteunen door er een wetenschappelijke fundering
aan te geven. Dit gebeurt door hen in beperkte mate te introduceren in verschillende benaderingen
van de natuurwetenschappen, namelijk:

wetenschappen als middel om toestanden en verschijnselen uit de dagelijkse ervaringswereld te verklaren. Hier gaat het om het leggen van de verbinding tussen praktische toepassingen uit het dagelijkse leven en natuurwetenschappelijke kennis;

wetenschappen als middel om op proefondervindelijke wijze gefundeerde kennis over de
werkelijkheid te vinden. Het gaat dan om het ontwikkelen van een rationeel en objectief
raamwerk voor het oplossen van problemen en het begrijpen van concepten die de verschillende natuurwetenschappelijke disciplines met elkaar verbinden;

wetenschappen als middel om via haar technische toepassingen de materiële leefomstandigheden te verbeteren. Leerlingen herkennen hoe natuurwetenschappelijke ontwikkelingen
invloed hebben op hun persoonlijke, sociale en fysieke omgeving;

wetenschappen als cultuurverschijnsel en natuurwetenschap als mensenwerk. Leerlingen
hebben notie van historische, filosofische, sociale en ethische aspecten van de natuurwetenschappen. Hierdoor zien en begrijpen ze relaties met andere disciplines.
De leerlingen van de basisvorming worden voorbereid om als burger deel te nemen aan een moderne
duurzame kennismaatschappij. In een steeds veranderende maatschappij zullen zij een actieve rol
spelen als burger en als gebruiker van wetenschappelijke kennis. Zij beschikken over wetenschappelijke vaardigheden en zij zijn voldoende communicatievaardig om de relaties tussen wetenschappen
en de contextgebieden: duurzaamheid, cultuur en maatschappij te duiden.
Zo zal de leerling ook verschillende attitudes nodig hebben om levenslang te leren, om in groep of
zelfstandig, nauwkeurig en milieubewust te werken.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
3
BEGINSITUATIE
Alle leerlingen die de tweede graad aanvatten, hebben de leerplandoelstellingen van het vak natuurwetenschappen van de eerste graad (A-stroom) bereikt.
Tijdens de lessen natuurwetenschappen hebben ze kennis gemaakt met enkele kernbegrippen van
materie, energie, interactie tussen materie en energie en systemen. Verschijnselen uit de niet-levende
en de levende natuur komen beide aan bod. De begrippen atoom en molecule en het deeltjesmodel
komen reeds aan bod in de eerste graad.
Naast inhoudelijke leerplandoelstellingen hebben de leerlingen ook een aantal wetenschappelijke
vaardigheden en informatievaardigheden ingeoefend.
De leerlingen uit de basisopties Industriële wetenschappen, Latijn en Moderne wetenschappen hebben ruimer kennis kunnen maken met wetenschappelijke vaardigheden, de wetenschappelijke methode en leren onderzoeken tijdens het wetenschappelijk werk natuurwetenschappen.
Het is duidelijk dat we in de tweede graad starten met leerlingen die op een verschillend niveau vaardigheden hebben ingeoefend naargelang de gekozen basisoptie.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
4
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Naast de constructie van kennis en inzicht in een vakspecifiek begrippenkader ontwikkelen leerlingen
ook wetenschappelijke vaardigheden en communicatievaardigheden.
WETENSCHAPPELIJKE VAARDIGHEDEN
Tijdens de lessen chemie (één lestijd per week) voeren de leerlingen minimaal 2 leerlingenproeven
per leerjaar uit. Bij elke leerlingenproef moet de rapportering worden uitgevoerd en zal afhankelijk van
het experiment/opdracht een aantal andere algemene doelstellingen worden ingeoefend. De vakgroep
wetenschappen zorgt hierbij voor een evenwichtige opbouw van de leerlijn “leren onderzoeken/onderzoekend leren”.
Leerlingen hebben tijdens de eerste graad kennis gemaakt met fasen van de natuurwetenschappelijke
methode en zetten in de tweede graad de ontwikkeling van de wetenschappelijke vaardigheden verder. Om de beginsituatie van de leerlingen bij aanvang van de tweede graad duidelijk te stellen is een
overleg tussen de leraars van de eerste graad en tweede graad noodzakelijk, zodat het duidelijk is
welke deelvaardigheden van de natuurwetenschappelijke methode de leerlingen tijdens de eerste
graad hebben ingeoefend.
De uitdrukking in de algemene doelstellingen “Onder begeleiding …uitvoeren” betekent dat de leerlingen de activiteiten uitvoeren waarbij ze de wetenschappelijke vaardigheden bewust en stapsgewijs
inoefenen onder leiding van de leraar. Bij uitvoering van de leerlingenproeven worden zo een aantal
algemene doelstellingen geselecteerd en ingeoefend door de leerlingen.
De uitvoering van proeven en opdrachten is maar effectief indien de leerlingen zelf ontdekkend en
actief kunnen leren en werken. Het is van belang dat de leraar ervoor zorgt dat de leerlingen voldoende ruimte krijgen voor eigen werk en ontwikkeling.
Met een leerlingenproef wordt bedoeld een proef die de leerlingen zelfstandig (onder begeleiding) in
kleine groepjes (max. drie leerlingen) uitvoeren, verwerken en ook rapporteren in de vorm van een
persoonlijk verslag. Indien er in de klas maar één proefopstelling aanwezig is kan het experiment worden uitgevoerd als klasproef. De werkvorm waarbij verschillende opstellingen aangeboden worden als
een roterend leerlingenpracticum kan wel als leerlingenproef fungeren.
Bij de aanvang van elke leerlingenproef moet men voldoende aandacht besteden aan de veiligheidsaspecten. Leerlingen moeten voldoende op de hoogte zijn van de gevaren van bepaalde opstellingen,
stoffen of instrumenten. Ook zal de leraar aandacht besteden aan andere attitudes zoals zin voor samenwerking en respect voor materiaal en milieu... Een klasgroep van twintig leerlingen is voor de
uitvoering van leerlingenproeven didactisch verantwoord en wat veiligheid betreft aanvaardbaar.
Tijdens de uitvoering van demo - experimenten kan steeds een didactische aanpak toegepast worden
waarbij tijdens elke fase van de demoproef de algemene doelstellingen geëxpliciteerd worden (onderzoekend leren).
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
5
Algemene doelstellingen bij de ontwikkeling van wetenschappelijke vaardigheden en het gebruik van de natuurwetenschappelijke methode
nummer algemene
doelstelling
nummer van de
gemeenschappelijke
eindterm
AD1
Onder begeleiding informatie over een gegeven natuurwetenschappelijk verschijnsel verzamelen en ordenen. (oriëntatie)
W1
AD2
Onder begeleiding bij een natuurwetenschappelijk verschijnsel een onderzoeksvraag opstellen en eventueel een hypothese formuleren. (onderzoeksvraag en hypothese)
W1
AD3
Onder begeleiding een methode of een onderzoeksplan opstellen om de gestelde vraag te onderzoeken. (onderzoeksplan)
W1
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
6
Wenken

De leerlingen laten brainstormen, de verschillende facetten van het gegeven duidelijk laten
beschrijven en eventueel met een schematische tekening de situatie laten verduidelijken.
(AD1)

Met enkele vragen de voorkennis van de leerlingen toetsen en eventueel bijsturen. (AD1)

Samen met de leerlingen vanuit de concrete situatie mogelijke vragen formuleren om zo te
komen tot een duidelijke onderzoeksvraag. (AD2)

De leerlingen proberen een testbare hypothese te formuleren. (AD2)

Na het formuleren van de hoofdvraag aandacht hebben voor de factoren die constant blijven
tijdens het onderzoek en voor de gegevens bij de proef. (AD3)
AD4
Het onderzoeksplan uitvoeren en de resultaten overzichtelijk en nauwkeurig
ordenen. (uitvoering)
W1
AD5
Tijdens de uitvoering van de opdracht/experiment de productetiketten interpreteren. (uitvoering)
W3
AD6
Tijdens de uitvoering van de opdracht/experiment veilig en verantwoord omgaan met stoffen, voorwerpen en toestellen. (uitvoering)
W3
AD7
Bij het noteren van de meetwaarden de correcte wetenschappelijke terminologie, symbolen en SI - eenheden gebruiken. (verwerking)
W2
Wenken

De leerlingenproeven een uitdagend en motiverend karakter geven en in verband brengen
met een betekenisvolle en/of technische context.

In de eerste lessen wordt het labo verkend, worden de gevaren aangehaald en de te volgen
veiligheidsprocedures overlopen. Een laboreglement is hiervoor een nuttig instrument. (AD
5,6)

De productetiketten moeten goed leesbaar en volledig zijn. De gevarensymbolen en P- en
H-zinnen zijn gekend. (AD5 en 6)

Voor praktische tips rond ‘Veiligheid in de schoollaboratoria’ en nuttige weblinks: smartschool virtuele klas chemie. (AD5 en 6)

Leerlingen moeten het onderzoeksplan kennen en begrijpen vooraleer ze starten met de
uitvoering van hun onderzoek. (AD6)

Bij de uitvoering van de proef planmatig en efficiënt werken met respect voor de omgeving,
de materialen en materiëlen. (AD6)

Waarnemingen moeten objectief geregistreerd worden en mogen niet verward worden met
interpretaties. (AD4)

De leerlingen leren inzien dat meettoestellen moeten aangepast zijn aan de te meten stof en
de hoeveelheid ervan.

De specifieke voordelen van het ordenen van meetwaarden in een tabel of grafiek toelichten.
AD8
Onder begeleiding uit de waarnemingen/meetwaarden/grafieken conclusies trekken en het resultaat evalueren. (besluit en evaluatie)
W1
AD9
Onder begeleiding over een opdracht/onderzoek rapporteren en reflecteren. (rapportering)
W1
Wenken

Leerlingen proberen op basis van hun waarnemingen een relevant besluit te formuleren.
(AD8)
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
7

“Onder begeleiding … evalueren” kan gebeuren via een aantal gerichte vragen en opdrachten. (AD8)

De leerlingen reflecteren over het besluit. Het besluit wordt teruggekoppeld naar de geformuleerde hypothese, deze wordt bevestigd of weerlegd. In het laatste geval denken de leerlingen na over de hypothese, gebruikte methode … (AD 8)

Leerlingen leren rapporteren en communiceren over de resultaten van de proef door het
maken van een verslag, een poster, korte mondelinge presentatie. (AD9)

De leerlingen leren zelfstandig een verslag maken en gebruiken hierbij zoveel mogelijk ICT.

Het verslag bevat minimaal volgende punten: (AD9)

doel van de proef in de verwoording van een onderzoeksvraag;

hypothese (eventueel);

beschrijving of tekening van de opstelling;

plan of werkwijze met notatie van de waarnemingen en/of meetwaarden;

het besluit;

reflectie.

Het is belangrijk dat de verslaggeving persoonlijk of in kleine groepjes gebeurt en dat
leerlingen het verslag nauwkeurig en met de nodige discipline leren maken. Bij het aanleren
van de opmaak van een verslag kan als start een voorgedrukt werkblad ter ondersteuning
worden gebruikt. Leerlingen leren zo om geleidelijk aan zelfstandig een verslag te maken
(tegen het einde van de tweede graad). (AD9).

Bij de evaluatie van de leerlingenproef aandacht hebben voor verschillende vaardigheden en
attitudes die bij uitvoering van de proef en het maken van het verslag aan bod komen:
nauwkeurigheid, respect voor het materiaal, samenwerking, uitvoeren van instructies, aandacht voor veiligheid …
WETENSCHAP EN SAMENLEVING
In het domein “wetenschap en samenleving” maken de leerlingen kennis met de maatschappelijke
relevantie en verschillende toepassingen van wetenschappelijke kennis. Vanuit de contextgebieden
duurzaamheid, cultuur en maatschappij worden een aantal communicatievaardigheden ingeoefend.
Zij leren hierbij op een efficiënte manier informatie verwerven, verwerken, presenteren en maken hierbij zoveel mogelijk gebruik van ICT.
Leerlingen voeren tijdens de tweede graad minimum één informatieopdracht uit voor het vak chemie
binnen één van de contextgebieden: duurzaamheid, cultuur en maatschappij. Binnen de vakgroep
wetenschappen worden afspraken gemaakt over de verdeling van de contextgebieden, zodat elke
context één keer aan bod komt in de tweede graad.
AD10
Bij het verduidelijken van en het zoeken naar oplossingen voor duurzaamheidvraagstukken wetenschappelijke principes hanteren die betrekking hebben op
grondstoffenverbruik, energieverbruik, biodiversiteit en het leefmilieu (duurzaamheid).
W4
AD11
De natuurwetenschappen als onderdeel van de culturele ontwikkeling duiden
(cultuur).
W5
AD12
De wisselwerking tussen natuurwetenschappen en de maatschappij op ecologisch, ethisch en technisch vlak illustreren (maatschappij).
W5
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
8
Wenken




Informatie-opdrachten kunnen gerealiseerd worden via activerende werkvormen. Mogelijke
werkvormen:

een discussiegesprek waarbij gefundeerde argumenten worden gebruikt;

een stellingenspel of andere werkvormen waarbij communicatie wordt geactiveerd;

een presentatie van een onderzoek; (poster, ppt …);

taalactiverende of taalondersteunende opdrachten (slangenspel, placemat, bingo …);

verslag van bedrijfsbezoek of bezoek aan een natuureducatief centrum, musea of wetenschapscentra;

expert als gastleraar in de school;

projectwerking “techniek en wetenschap”;

informatieopdracht over historische figuur;

gebruik van artikels uit de media.
Duurzaamheid:

kunststoffen: isolatiemateriaal, coatings;

silicium in fotocellen;

PET en andere recycleerbare plastics;

duurzaam bouwen.
Cultuur:

carbonfiber in sportmateriaal;

cosmetica;

soorten verven en restauratie van schilderijen.
Maatschappij:

bijv. doos van Technopolis “time voor Nano”;

het verschil duiden tussen pseudo – wetenschappelijke kennis en wetenschappelijke
kennis.

De informatieopdracht beperken tot maximaal twee lesuren.

Deze algemene doelen kunnen ook vakoverschrijdend of projectmatig gerealiseerd worden.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN / LEERINHOUDEN
Bij elke leerplandoelstelling wordt in de linker kolom een verwijzing gemaakt naar één van de volgende symbolen:

C: het nummer van de vakgebonden eindterm chemie.

W1, W2 en W3: de gemeenschappelijke eindtermen i.v.m. “wetenschappelijke vaardigheden”.

W4 en W5: de gemeenschappelijke eindtermen i.v.m. “wetenschap en samenleving”.

U: leerplandoelstellingen die cursief staan zijn bedoeld als een mogelijke uitbreiding en zijn niet verplicht.

De uitvoering van minimaal twee leerlingenproeven per leerjaar is verplicht, de leerplandoelstellingen i.v.m. leerlingenproeven zijn suggesties.

De uitvoering van één informatieopdracht per graad is verplicht.
Uitvoering van leerlingenproeven

Het is aanbevolen om de uitvoering van de leerlingenproeven evenwichtig te spreiden.

Tijdens de uitvoering van de leerlingenproeven de ontwikkeling van attitudes zoals taakgerichtheid, respect voor materiaal en milieu, zin voor veiligheid
en sociale vaardigheid nastreven. De beoordeling van deze vakgebonden attitudes kunnen in de evaluatie van de leerlingenproef worden opgenomen.
Het is aangewezen om een leerlijn voor de ontwikkeling van vaardigheden en attitudes met de vakgroep te bespreken.

Bij elk onderdeel staan na de wenken enkele mogelijke proeven; hieruit kunnen leerlingenpractica en/of demoproeven gekozen worden. Andere proeven kunnen, indien wenselijk, ingelast worden.
Uitvoering van informatieopdracht

Bij bepaalde hoofdstukken wordt een suggestie gemaakt naar de contextgebieden: cultuur, duurzaamheid of maatschappij voor het opstellen van de
informatieopdracht.

De verdeling van de contextgebieden: cultuur, duurzaamheid en maatschappij met de vakgroep afspreken.
Bij verwerking van de leerinhouden

Demonstratie en observatie dienen als basis voor de realisatie van de leerinhouden.

Lessen zoveel als mogelijk benaderen vanuit de leefwereld van de leerling of van uit de actualiteit.

Leerinhouden staan in de rechterkolom bij de doelstellingen.

De wenken zijn per deel geformuleerd en bieden een ondersteuning.

Voor bijkomende informatie over leerlingenproeven en leerinhouden alsook voor interessante internetsites en linken kan je terecht op de virtuele klas
van chemie (smartschool GO!).
9
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
10
1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
STOFFEN EN MENGSELS
C1
1
in algemene termen aangeven wat de chemie bestudeert.
Verschil tussen chemie en fysica
Sectoren van de chemische industrie
Chemie in het dagelijks leven (film)
W3
2
veilig en verantwoord werken in het laboratorium.
Labo
Reglement, praktische tips, PMB, etikettering, H en P-zinnen,
Gevarensymbolen, benoemen van labomaterieel
C1
3
het verschil aangeven tussen een voorwerp en een stof.
verschil tussen stof en voorwerp
C1
4
stoffen onderscheiden aan de hand van fysische en chemische eigenschappen.
Fysische en chemische eigenschappen
C1
5
uitleggen dat de oorsprong van een zuivere stof, natuurlijk ontstaan
of synthetisch bereid, geen invloed heeft op haar eigenschappen.
Voorbeelden zoals: riet- en bietsuiker, CO2
C2
6
aan de hand van voorbeelden uitleggen wat het verschil is tussen
een mengsel en een zuivere stof.
Heterogeen en homogeen mengsel zoals emulsie, suspensie,
oplossing … gasmengsel, aerosolen, rook
C1, C2
7
mengsels onderscheiden op basis van de componenten.
Bijv.: gefractioneerde destillatie van aardolie
W1, 2, 3
C3
8
voor eenvoudige mengsels enkele scheidingstechnieken voorstellen
en deze met eenvoudig materiaal veilig uitvoeren.
Leerlingenpracticum 1: scheiden van mengsels
Specifieke pedagogisch-didactische wenken:

In het vak natuurwetenschappen en technologische opvoeding in de 1ste graad is reeds aandacht besteed aan grondstoffen, materialen en voorwerpen. De leerlingen hebben ook reeds kennis gemaakt met het begrip stof en het onderscheid tussen mengsel en zuivere stof geleerd.

Er kan vertrokken worden vanuit het idee dat leerlingen zelf over chemie hebben of vanuit de vertoning van de video ‘Chemie voor vandaag en morgen’
van SIREV of op http://chemistryallaboutyou.eun.org/ of vanuit posters (aan te vragen bij www.Chemieisoveral.nl )

Mogelijke contexten: geneesmiddelen, drugs, huishoudproducten, onderzoek in de omgeving, wapens, giftige stoffen, kunststoffen versus natuurproducten.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
11

Aan de hand van een aantal dagelijkse gebruiksvoorwerpen het onderscheid uitleggen tussen een voorwerp en de stof(fen) waaruit dat voorwerp bestaat; proeven van of ruiken aan stoffen kan gevaarlijk zijn.

De verschillen tussen stoffen zoals azijn, water, alcohol, ijzer, koper, zout, kristalsuiker, enz. zijn gebaseerd op fysische en chemische eigenschappen.

Voorbeelden (5): rietsuiker en bietsuiker; CO2 uitstoot van wagens en CO2 in spuitwater en CO2 in adem.

Enkele mengsels die in het dagelijkse leven voorkomen worden bij voorkeur als voorbeelden gebruikt: dranken (o.a. spuitwater, limonade, wijn)
voedingswaren (o.a. mayonaise), cosmetica (o.a. huidcrèmes).
Mogelijke proeven

Stoffen classificeren naar eigenschappen.

Scheiden van zeewater (zout, zand, water) (filtratie en indamping).

Extractie van olie uit pindanoten (extractie).

Koffie zetten (extractie en filtratie).

Bladgroen uit bladeren (extractie en chromatografie).

Destillatie van rode wijn kan als demo-experiment didactisch zeer waardevol zijn. Eventueel met de alcohol Grand Manier maken: extractie van sinaasappelen en koffiebonen (+ suiker) in alcohol http://www.solo.be/nl/recepten/zelf-grand-marnier-maken.htm.

Van suikerbiet tot suiker (extractie – filtratie – adsorptie – filtratie – kristallisatie).
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
STOFFEN EN REACTIES
C6
9
vanuit experimenten chemische en fysische verschijnselen onderscheiden.
Verschil tussen een chemisch en een fysisch verschijnsel
C8
10
wet van behoud van elementen formuleren.
Atomen, moleculen
C4, C5
11
aan de hand van de symbolische schrijfwijze stoffen classificeren als
atoom, molecule, enkelvoudige of samengestelde stof; metaal, nietmetaal of edelgas
Enkelvoudige/samengestelde stoffen
C5,4
W4,5
12
het symbool schrijven als de naam gegeven is en de naam noemen
als het symbool gegeven is van minstens twintig elementen.
Belangrijkste elementen met hun symbolen
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
12
LEERINHOUDEN
U
13
correcte elementenvergelijkingen schrijven met aanduiding van de
aggregatietoestand (U)
Bijv. elementvergelijking:
water
 waterstofgas + zuurstofgas
(H,O)vl
(H)g
(O)g
(v) voor vast, (vl) voor vloeibaar, (g) voor gasvormig en
(aq)voor opgelost in water
(U)
C10, C4
14
een elementair inzicht in de opbouw van het periodiek systeem
aantonen met aandacht voor de plaats van metalen, niet-metalen en
edelgassen;.
De metalen en niet-metalen, de edelgassen, de groepen en de
periodes
Rangschikking volgens toenemende atoommassa
W1-3
15
enkelvoudige en samengestelde stoffen op basis van fysicochemische kenmerken identificeren.
Leerlingenpracticum 2: identificatie van stoffen
Specifieke pedagogisch-didactische wenken

Leerlingen kennen de begrippen atoom, molecule en maakten kennis met het deeltjesmodel in de eerste graad.

Als voorbeelden van chemische reacties kunnen omzettingen van eetwaren gekozen worden (bijv. bakken en braden, zuur worden van melk en wijn,
rijzen van deeg) alsook aantasting van metalen, uitharding van gips, verbrandingsreacties, ontkalken van koffiezet en reinigen van sanitair.

Stoffen die niet kunnen ontleed worden in andere stoffen noemt men enkelvoudige stoffen, stoffen die wel ontleed kunnen worden noemt men samengestelde stoffen( bv door elektrolyse van water ontstaat er waterstofgas en zuurstofgas). Hierbij kan gebruik gemaakt worden van het deeltjesmodel.

Atomen zijn uiterst kleine deeltjes die bij een chemische reactie niet vernietigd worden. In de natuur komen 92 atoomsoorten (elementen) voor; ze verschillen in grootte en in massa.

De belangrijkste elementen: Cl, I, O, S, N, P, C, H, He, Ne, Ar, Na, Ca, Mg, Fe, Zn, Hg, Al, Pb, Cu, Ag, Au.

Voorbeelden van samengestelde stoffen: waterstofchloride (H,Cl) : verwijdering van cementresten, zwavelzuur (H,S,O): accu, natriumhydroxide
(Na,O,H): ontstopper van afvoerbuizen, ammoniak (N,H): ontvettingsmiddel, calciumhydroxide (Ca,O,H): bepleisteren van muren, natriumchloride
(Na,Cl): keukenzout, natriumwaterstofcarbonaat (Na,H,C,O): maagzout, calciumcarbonaat (Ca,C,O): krijt, marmer.

Om bij stoffen het onderscheid tussen het element en de enkelvoudige stof te maken, spreken we bv van zuurstof en zuurstofgas en bv van natrium en
natriummetaal. Pas als de leerlingen duidelijk het verschil inzien tussen het element en de enkelvoudige stof, kan voor metalen de uitgang -metaal
weggelaten worden.

Waarneembare eigenschappen van metalen en niet-metalen zijn de fysische eigenschappen: aggregatietoestand bij kamertemperatuur, elektrische
geleidbaarheid, warmtegeleiding, vervormbaarheid, …Hierbij kunnen bv kwik, zwavel en andere stoffen met speciale eigenschappen aan bod komen.

Het historisch belang van het periodiek systeem wordt uitgelegd: D. I. Mendelejev kon voorspellingen doen over het bestaan van elementen en eigenschappen van de overeenstemmende stoffen.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)

13
Gebruik maken van het PSE met toepassingen (te bestellen bij KVCV), spectaculaire en gevaarlijke experimenten met alkalimetalen eventueel tonen
aan de hand van filmpjes (periodic table of elements) http://www.periodicvideos.com/
Mogelijke proeven

Identificatie van een aantal stoffen: (fysische kenmerken) geur, geleidbaarheid, aggregatietoestand, kristalvorm, dichtheid, kleur … (chemische kenmerken) brandbaarheid.

Verwarmen van bijv. bakpoeder, suiker, ammoniumchloride, oplossen van een bruistablet in water met CO 2 ontwikkeling.

Demoproef: reactie van ijzer(poeder) met zwavel: aantonen met magneet dat er geen ijzermetaal meer is.

Demoproef: elektrolyse van water.

Demoproef: in beker met water en fenolftaleïne: schaatsende natrium.

Demoproef: in reageerbuis met laagje pentaan bovenop water: dansende natrium.
Mogelijke informatieopdracht

Van enkele enkelvoudige stoffen (bijvoorbeeld: diwaterstof, dizuurstof, trizuurstof, dichloor, dijood, diamant, grafiet, octazwavel, natrium, magnesium,
aluminium, ijzer, zink, lood, koper, kwik, goud, zilver) kunnen één of meer van de volgende aspecten besproken worden: voorkomen, winning, bereiding, fysische eigenschappen, chemische eigenschappen, toepassingen.
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
KARAKTERISTIEKEN VAN CHEMISCHE REACTIES
C13
16
de wet van behoud van massa aantonen.
Leerlingenpracticum 3: behoud van massa
C13
17
de wet van behoud van massa bij chemische processen (wet van
Lavoisier) formuleren en toepassen.
Bij een chemische reactie is de som van de massa’s van de
reagerende stoffen gelijk aan de som van de massa’s van de
reactieproducten.
C13, C5
18
met voorbeelden en aan de hand van chemische formule uitmaken
of een stof is opgebouwd uit atomen, moleculen, mono- en/of
polyatomische ionen
Een molecule is opgebouwd uit atomen, die in een bepaalde
verhouding voorkomen.
de formule of formule-eenheid (voor een zout) van een stof
geeft aan welke atoomsoorten erin voorkomen en in welke
verhouding
C13
19
eenvoudige reactievergelijkingen in evenwicht brengen.
Termen reagens en reactieproducten en de pijl komen hier aan
bod
C16, C13,
20
de verbranding van een enkelvoudige of samengestelde stof herkennen als een oxidatie met zuurstofgas waarbij één, respectievelijk
Verbranding van enkelvoudige en samengestelde stoffen, bv
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
C6b , C4
meerdere oxiden gevormd worden, oxiden herkennen op basis van
hun chemische formule
14
LEERINHOUDEN
houtskool, steenkool, metalen, aardgas …
C, 7,13
21
gebruik maken van de gegeven formules om de reactievergelijking te Formules en reactievergelijkingen
schrijven van de verbranding van enkelvoudige en samengestelde
stoffen.
C6
22
de begrippen exo- en endo-energetisch illustreren met voorbeelden
van chemische processen.
Exo- en endo-energetische reacties bv elektrolyse van water,
verbranding van aardgas
C6, W4,5
23
aan de hand van voorbeelden verschillende vormen van energieomzettingen bij chemische reacties herkennen.
Bijv.: luminescentie, stralingsenergie
C6
W1, 2, 3
24
Aan de hand van experimentele waarnemingen exo- en endotherme
reacties identificeren;.
Leerlingenpracticum 4: eenvoudige exo- en/of endoterme
reacties
U
25
aan de hand van een experiment het roesten van metalen beschrijven als trage oxidatie en een ontploffing als een zeer snelle exoenergetische reactie
(U)
Oxidatie van bijv. ijzerwol met water en de knalgasproef (U)
Specifieke pedagogisch-didactische wenken

Onderscheid aangeven tussen de moleculen van enkelvoudige en samengestelde stoffen aan de hand van het begrip atoomsoort. bv met lego en duploblokken of eenvoudige molecuulmodellen.

Er zijn applets om voorgetallen in reacties in orde te brengen. bijv. http://phet.colorado.edu/en/simulation/balancing-chemical-equations of
http://users.telenet.be/wiskundehoekje/chemie.htm.

Exo-energetische reacties omschrijven als reacties die energie vrijmaken onder de vorm van:

warmte, bijv verbranding, hotpacks …,

licht, bijv light-stick;

elektrische energie, bijv batterij;

kinetische energie: beweging.

Endo-energetische reacties omschrijven als reacties waarbij energie opgenomen wordt: bijv. coldpacks, oplossen van ammoniumnitraat in water.

De verbranding van metalen zoals Mg en Al wordt toegepast in vuurwerk.

Ook op de onvolledige verbranding kan ingegaan worden (vorming van koolstofmonoxide, roet …).
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
15

Bij het roesten van ijzermetaal treedt een oxidatie op. Roest is een volksnaam voor ijzeroxide.

Molecuulformules van stoffen: CO2, CO, O2. De naamgeving van deze eenvoudige stoffen.

Voorstelling van reacties door molecuultekeningen. Gebruik van bolkapmodellen. reactievergelijkingen, bijv.

Buskruit is een mengsel van kaliumnitraat (75%), houtskool (15%) en zwavel (10%). Bij de ontploffing van buskruit wordt kaliumnitraat gereduceerd.
Mogelijke proeven

Massabehoud aan de hand van eenvoudige reacties onderzoeken, bv. marmer + zoutzuur; bakpoeder + huishoudazijn (met ballon op flesje), bariumhydroxide-oplossingen + kopersulfaat-oplossingen …

Eenvoudige verbrandingsreacties: verbranden van een kaars, houtskool, aardgas, magnesiumlint, suiker …

Eenvoudige endotherme reactie: bijv bakpoeder en huishoudazijn en de reactie tussen bariumhydroxide en ammoniumchloride. De temperatuur wordt
gevolgd.

Eenvoudige exotherme reactie: bijv blussen van ongebluste kalk, de reactie tussen natriumhydroxide en waterstofchloride. De temperatuur wordt gevolgd.

Roesten van ijzer.
Mogelijke informatieopdrachten

ICT opdracht over de werking en toepassing van cold- en hotpacks.
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
PERIODIEK SYSTEEM EN ATOOMBOUW
LEERINHOUDEN
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
16
LEERINHOUDEN
C9
26
een atoom beschrijven als kern omgeven door elektronen, gekaderd
in een historisch perspectief.
Protonen, neutronen, elektronen
C9
27
de samenstelling van atomen afleiden uit het atoomnummer en het
massagetal.
Massagetal - atoomnummer geeft het aantal neutronen
C10
28
de elektronenconfiguratie met schillen schematisch voorstellen.
Voor enkele elementen
C10
29
het verband leggen tussen de elektronenconfiguratie en de plaats in
het periodiek systeem der elementen.
Elementen uit de hoofdgroepen, atomen gerangschikt volgens
toenemend atoomnunmmer
C9, C10
30
op basis van de elektronenconfiguratie de Lewisvoorstelling tekenen. Lewisvoorstelling
C11
31
inzien dat elk atoom streeft naar een edelgasconfiguratie.
Begin van ionvorming, gemeenschappelijke elektronen (atoombinding)
Specifieke pedagogisch-didactische wenken:

Voor filmpjes van elk element http://www.systeemderelementen.nl.

Het maximale aantal elektronen per schil kan steeds berekend worden met de formule 2n², waarbij n het schilnummer is.

Aangeven dat elementen uit eenzelfde hoofdgroep dezelfde reacties vertonen, als gevolg van een analoge elektronenconfiguratie in de buitenste schil
bezitten de elementen in een hoofdgroep gelijkaardige chemische en fysische eigenschappen.

De atoommassa’s zijn niet steeds gehele getallen, bv de atoommassa van 37,5 bij chloor wijst niet op het bestaan van halve neutronen in chloor maar
op het bestaan van isotopen.

Aangeven dat de horizontale groeperingen periodes genoemd worden.

92 unieke atoomsoorten.

Helium kan je inademen ( piepstemmetje) want is als edelgas totaal niet reactief en dus onschadelijk voor je longen, het verhoogt enkel de
trillingsfrequentie van de stembanden. Neon wordt gebruikt in TL lampen, ook argon heeft als edelgas toepassingen bij grote hitte zoals in argon lampen of bij laswerken.

Het atoommodel eindigt niet bij de neutronen en protonen, onderzoek naar nog meer fundamentelere bouwsteentjes gaat verder: LHC in het CERN.
Mogelijke proeven:

Vlamproeven geven een analogie met het ROGGBIV spectrum en de kleur van de vlam toont op die manier het aantal schillen van het metaal dat wordt
onderzocht. Voorbeeld van lithiumzout ( ROOD), natriumzout ( ORANJE), koperzout ( GROEN), de leerlingen vergelijken de kleur van de vlam met de
positie in het spectrum en tegelijkertijd op PSE en concluderen dat de 7 kleuren van het ROGGBIV spectrum en de 7 perioden van het PSE een overeenkomst hebben.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Decr. nr.
De leerlingen kunnen
17
LEERINHOUDEN
AARDOLIEPRODUCTEN
C4
32
aan de hand van een chemische formule een representatieve stof
classificeren of benoemen als een anorganische of organische stof.
Begrip ‘organische stof’: alle C-verbindingen behalve CO, CO2
en carbonaten
W1-3
C4
33
door middel van eenvoudige proeven de aanwezigheid van koolstof
en van waterstof in organische stoffen aantonen.
Leerlingenpracticum 5: aantonen C en H in organische stoffen, bv kaarsvet, suiker …
C8, C10,
C11
34
op basis van de Lewisvoorstelling de bindingsmogelijkheden van het
C-atoom afleiden.
Vier bindingen van C-atoom
C8
35
het model van de atoombinding als gemeenschappelijk elektronenpaar tussen twee atomen voorstellen.
Lewisvoorstelling van moleculen
C4, C8
36
eenvoudige structuurformules, brutoformules en namen van enkele
onvertakte alkanen schrijven.
Een 10-tal alkanen
W1-3
37
een verband leggen tussen aggregatietoestand en de ketenlengte
van alkanen.
Demoproef: de aggregatietoestand van verschillende alkanen
W4,5
38
enkele toepassingen van alkanen beschrijven.
Brandstof, aardgas, kaarsvet, paraffine, vaseline,
voorkomen van alkanen in de natuur: methaan, moerasgas,
biogas, mijngas, aardgas.
C4, C8
39
de structuurformule van etheen en ethyn schrijven en enkele toepas- Acetyleen (ethyn) als lasgas
singen geven.
Etheen als grondstof voor polymerisatie
C4, C8
40
de structuurformules van methanol en ethanol schrijven en het gebruik toelichten.
Alcoholen: de functionele groep (-OH) van een alcohol
Methanol als brandalcohol, biobrandstof en ethanol voor consumptie, biobrandstof, ontsmettingsmiddel
Specifieke pedagogisch-didactische wenken:

Anorganische en organische chemie: vroeger dacht men dat een bepaalde ‘levenskracht’ van planten en dieren nodig was voor de synthese van organische stoffen. De mythe van de levenskracht (‘vis vitalis’). Organische chemie wordt ook wel ‘koolstofchemie’ genoemd.

Synthetische stoffen verschillen enkel in bereidingswijze van hun natuurlijke equivalent.

In overleg met de leerkracht aardrijkskunde het ontstaan, de winning, en de verwerking van steenkool en/of aardgas en/of aardolie behandelen.

Aan de hand van formules kunnen herkennen of het gaat om een organische of een anorganische stof.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
18
bijv. CH4, C2H6, C2H4, C2H2, CH3CH2OH: organische stoffen – voornamelijk C en H (maar O, N, S ook mogelijk)
bijv. NaCl, Fe, Mg, CaCO3, O2, O3, CO, H2, NH3: anorganische stoffen.

Biogas: afbraak van organische verbindingen door bacteriën onder anaerobe omstandigheden.

Het gebruik van etheen (en andere alkenen en alkynen) in de polymeerchemie kunnen toeschrijven aan de aanwezigheid van onverzadigde bindingen
(dubbele en drievoudige bindingen). Door additie van HCl aan ethyn ontstaat vinylchloride waaruit polyvinylchloride (PVC) wordt gemaakt.

Kamperen in de winter: het gebruikte campinggas (propaan/butaan) is afhankelijk van het seizoen. Dit kan verklaard worden aan de hand van de kookpunten van propaan en butaan. (klimmers op grote hoogte gebruiken daarom propaan).
Mogelijke proeven:

Het verband tussen de aggregatietoestand en de ketenlengte van alkanen kan als volgt geïllustreerd worden:


demoproef alkanen: onderzoek naar het verband tussen de aggregatietoestand van onvertakte alkanen en de ketenlengte. De volgende alkanen
kennen de leerlingen uit het dagelijkse leven methaan (bunsenbrander), propaan (kampeergas), butaan (aansteker): gassen bij kamertemperatuur. Pentaan, hexaan, heptaan, octaan, benzine: vloeibaar bij kamertemperatuur. Hogere alkanen (aanwezig in paraffine, kaarsvet, vaseline):
vast bij kamertemperatuur. Van enkele van deze stoffen onderzoekt men de ontvlambaarheid;

demoproef 2: aansteker 1 in de koelkast (vloeibaar), aansteker 2 bij kamertemperatuur (gas); aansteker 1 werkt pas na enkele minuten.
‘De zaak Polly Meer’ is een doe-doos rond kunststoffen, te verkrijgen via Technopolis. alle granulaten en halffabricaten zitten in de doos.
Mogelijke informatieopdrachten:

Opzoeken van de recyclagecodes bij kunststoffen en de voornaamste eigenschappen en gebruik van bv PET, PE en PVC.

ICT-opdracht / omgaan met informatie:

het belang van fossiele bronnen (steenkool, aardgas, aardolie) aangeven;

toepassingen en gebruik van alkanen in het dagelijkse leven, in de natuur.
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
CLASSIFICATIE VAN STOFFEN
C4
41
de molecuulformules van belangrijke binaire en ternaire zuren in
verband brengen met hun wetenschappelijk en triviale naam en omgekeerd.
Formules van zuren: algemene voorstellingswijze: HZ. Een
zuur is een stof die, opgelost in water, een waterstofion zal
+
vormen (H ) en een zuurrestion (Z )
bijv zoutzuur (HCl), koolzuur (H2CO3), zwavelzuur (H2SO4),
fosforzuur (H3PO4) en salpeterzuur (HNO3)
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
19
LEERINHOUDEN
C4
42
toepassingen van enkele zuren geven.
Zoutzuur: verwijderen cementresten, kalkaanslag
Koolzuur: ontstaat bij oplossen van koolstofdioxide (CO2) in
water (H2O) bv frisdranken
Zwavelzuur: zuur in accu van wagen
Fosforzuur: voedingsadditief, in cola
Salpeterzuur: gebruik bij synthese van meststoffen, vormt samen met zoutzuur ‘aqua regia’ (=koningswater)
C11
43
het ontstaan van de ionbinding verklaren door uitwisseling van elektronen in de buitenste schil.
Ionbinding als streven naar edelgasconfiguratie
C4
44
de verhoudingsformules van belangrijke hydroxiden in verband
brengen met hun naam en omgekeerd.
Formules van hydroxiden: algemene voorstellingswijze: MOH
n+
(met M : metaal-ion, OH : hydroxide-ion)
NaOH: natriumhydroxide; KOH: kaliumhydroxide; Ca(OH)2:
calcium(di)hydroxide (gebluste kalk); Al(OH)3: aluminiumhydroxide,
C4, C5
45
de verhoudingsformules van binaire en ternaire zouten in verband
brengen met hun naam en omgekeerd.
Naamgeving en formules van zouten bepalen door toepassing
van de neutraliteitsregel.
C4, C5
46
aan de hand van een chemische formule een representatieve stof
classificeren als hydroxide, zuur of zout.
Classificatie van stoffen (zuren, basen en zouten) op basis van
hun formule
Specifieke pedagogisch-didactische wenken:

Formules van zouten, zuren en basen schrijven aan de hand van periodiek systeem en eventueel met tabel met positieve en negatieve ionen.

Voor zouten en basen met metaalionen uit de a-groepen volstaat de naam zonder tussenvoegsel (di, tri); de lading van het metaalion tussen haakjes
vermelden is overbodig, bv Ca(OH)2 is calciumhydroxide.

Toepassingen van zouten, zuren en basen uit het dagelijkse leven: natriumhydroxide is WC-ontstopper, natriumchloride is keukenzout, zwavelzuur zit
in accu van wagen, het gebruik van natriumwaterstofcarbonaat (bicarbonaat, NaHCO3) als bakpoeder, in maagtabletten en bruistabletten, bij het wassen van groenten en als tandbleekmiddel, het gebruik van soda (Na2CO3) bij productie van wasmiddelen, glas, papier en als schoonmaakmiddel, meststoffen: bereiding van ammoniak en ammoniumzouten.

Het ontstaan van stalagmieten en stalactieten uitleggen aan de hand van de aanwezigheid van calciumwaterstofcarbonaat (Ca(HCO3)2) en calciumcarbonaat (CaCO3).

De hardheid van water uitleggen aan de hand van de aanwezigheid van calciumwaterstofcarbonaat (Ca(HCO3)2).
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
20
Mogelijke proeven:

Ontbranding van fosfor (laten zien via film of demoproef).

Aantonen van zuren en basen met een indicator.

Bereiding van harde zeep met NaOH, bereiding van zachte zeep met KOH of vloeibare zeep met dodecanol.

Principe van ontkalking: CaCO3 (kalk) reageert met HCl (zoutzuur), er wordt koolstofdioxide gevormd.

Als introductie op het volgende hoofdstuk kan men hier de oplosbaarheid van zouten in water of het geleidingsvermogen van zoutoplossingen onderzoeken.

Bereiding van zwaveligzuur uitgaande van zwavelbloem.

Bereiding van fosforigzuur uitgaande van fosfor.

Het rijzen van cakedeeg verklaren: bij verhitten van natriumwaterstofcarbonaat (NaHCO3 ) ontstaat natriumcarbonaat, koolstofdioxide en water.
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
OPLOSSINGEN IN WATER
C12
47
het onderscheid tussen polaire en apolaire atoombindingen maken
aan de hand van elektronegativiteiten.
De elektronegativiteit (onbenoemd getal) is een maat voor het
vermogen van een atoom om in een binding de elektronen van
een ander atoom aan te trekken. Hiermee het ontstaan van
partiële ladingen (deelladingen) verklaren.
C12
48
uit de ruimtelijke structuur en het verschil in elektronegativiteit van de Een dipoolmolecule of polaire molecule is een molecule die
samenstellende atomen afleiden dat de molecule water een dipoolelektrisch neutraal is, maar die een positief geladen kant en dus
molecule is.
ook een negatief geladen kant bezit.
een watermolecule bevat twee polaire covalente bindingen,
twee H-O bindingen met een hoek van 104°.
C8, C14
49
het oplossen van stoffen in water beschrijven in termen van corpusculaire interacties.
Corpusculaire interacties bij het oplossen
dissociatie of ionisatie en vervolgens hydratatie
C11, C14
W1-3
50
de oplosbaarheid en geleidbaarheid van ion- en molecuulverbindingen onderzoeken.
Leerlingenpracticum 6: geleidingsvermogen testen van verschillende oplossingen (zouten, zuren …)
C6
51
in een tabel het onderscheid tussen goed en slecht in water oplosOplosbaarheidstabellen gebruiken
bare ionverbindingen aflezen en daaruit afleiden of een neerslag kan Natrium-, kalium- en ammoniumzouten en alle nitraten zijn
ontstaan.
goed oplosbaar
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
21
LEERINHOUDEN
C14, C6,
C7C13
52
het ontstaan van een neerslag of een gas op basis van de
reactievergelijking interpreteren in termen van ionenuitwisseling
Een neerslagreactie en een gasontwikkelingsreactie
corpusculair voorstellen, symbolisch weergeven en
interpreteren
W1-3
C6, C14
53
Aan de hand van een experiment een neerslagreactie of een
gasontwikkelingsreactie herkennen .
Leerlingenpracticum 7: eenvoudige neerslagreacties en
gasontwikkelingsreacties
Specifieke pedagogisch-didactische wenken:

Het tetraëdermodel wordt niet toegelicht maar voor water wordt de hoekstructuur gerespecteerd. Leerlingen nemen dit zonder voorkennis aan.

Met behulp van een elektrisch geladen staaf het al of niet afbuigen van een vloeistofstraal (water, pentaan) in verband brengen met het polair of apolair
karakter van molecuulverbindingen.

Het oplossen van ionverbindingen beschrijven door interacties tussen ionen en water: het vormen van een watermantel.

Steunend op het model van het ionkristal van keukenzout en het polair karakter van de watermolecule, het mechanisme afleiden van het oplossen van
een ionverbinding. Het oplossen van NaCl in water kan mooi geïllustreerd worden aan de hand van applets, bijvoorbeeld:
http://users.skynet.be/eddy/zout_en_methanol.html of http://users.skynet.be/eddy/nacl.html

Het geleidingsvermogen van oplossingen van sommige molecuulverbindingen (bv. HCl) verklaren door de vorming van vrije ionen, ten gevolge van een
+
reactie met water, ionisatie: bv HCl  H + Cl

De werking van zeep is volledig gebaseerd op het polair/apolair principe (zie dia DIDAC reeks).
Mogelijke proeven:

Testen van de geleidbaarheid van enkele zouten en zuren in water: keukenzout, CaCO3, HCl.

Testen van de oplosbaarheid van NaCl en dijood in water en pentaan.

Oplosbaarheid van inkt in water en pentaan: polariteit van inkt kan hieruit worden afgeleid.

Onderzoek van zeewater, leidingwater en gedemineraliseerd water met behulp van een zilvernitraatoplossing.

Neerslagreacties tussen twee zoutoplossingen uitvoeren en door reactievergelijkingen voorstellen.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
22
LEERINHOUDEN
KWANTITATIEVE ANALYSE
C15, C9
54
de grootheid atoommassa in het PSE opzoeken.
De eenheidsmassa is de unit
C8
55
de molecuulmassa van een molecuulverbinding of de formulemassa
van een ion verbinding uit de atoommassa’s berekenen.
Verschil tussen formulemassa en molecuulmassa
C15
W2
56
met voorbeelden uitleggen wat een mol materie is.
Vraagstukken over omrekeningen mol naar aantal deeltjes
onderling(en omgekeerd)
C15
W2
57
de constante van Avogadro definiëren als het aantal materiedeeltjes
per mol stof.
Overgang van unit naar gram
C15
58
op basis van een gegeven formule uit een gegeven massa de stofhoeveelheid in mol berekenen en omgekeerd.
Molaire massa, symbool M, gebruikelijke eenheid g/mol
C15
W1 -3
59
de concentratie van een oplossing berekenen uit de massa opgeloste stof en het volume van de oplossing.
In mol/L of in g/100 mL (procentueel)
leerlingenpracticum 8: oplossingen met een bepaalde concentratie maken;
C13, C15
60
eenvoudige stoichiometrische vraagstukken oplossen.
Op basis van een gegeven reactievergelijking en gegeven stofhoeveelheden de hoeveelheid gevormd product berekenen
Specifieke pedagogisch-didactische wenken:

Het getal van Avogadro (NA) eenmaal voluit schrijven als 602 000 000 000 000 000 000 000 om duidelijk te maken over welk getal we spreken, de leerlingen zijn nog niet volledig vertrouwd met de wetenschappelijke notatie.

Zet naast elkaar enkele stoffen waarvan telkens 1 mol is afgewogen, bv 1 mol water, suiker, keukenzout, ethanol …

Het plaatsen van de juiste eenheden en van de symbolen voor die eenheden nauwgezet opvolgen.

Het gebruik van de wetenschappelijke getalnotatie met machten en het rekenen hiermee aanleren voor de grafische rekenmachine.

Aangeven dat door reactie van 2 gevaarlijke stoffen ( HCl en NaOH) een ongevaarlijke oplossing van keukenzout ontstaat.
Mogelijke proeven:

Concentraties en verdunningen. De leerlingen maken bepaalde oplossingen met gegeven molaire of procentuele concentratie.

De leerlingen testen de maximale oplosbaarheid van keukenzout in water bij kamertemperatuur en berekenen vervolgens de molaire en procentuele
concentratie.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)

23
Zilvernitraat (gegeven massa) en keukenzout (gegeven massa) worden opgelost in water in één recipiënt, de leerlingen meten de massa van de afgefiltreerde neerslag zilverchloride en rekenen dit stoichiometrisch na.
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
ZUREN EN BASEN
C1, C2
W1 - 3
61
aan de hand van indicatoren een oplossing karakteriseren als zuur,
neutraal of basisch.
Leerlingenpracticum 9: oplossingen indelen in zure, neutrale
en basische oplossingen
C14
62
zuren en basen definiëren.
Zuren voorstellen als stoffen met formule HZ, die in water H ionen vrijmaken
basen voorstellen als stoffen die in water OH-ionen vrijmaken.
C4
63
de pH-schaal van 0 tot 14 in verband brengen met zure, neutrale en
+
—
basische oplossingen en met de concentratie van H -ionen en OH
ionen.
Zuurgraad: aangeven dat in één liter zuiver water slechts 10
+
-7
mol H en 10 mol OH ionen aanwezig zijn en dat hiermee een
pH = 7 overeenstemt
C4
W1 - 3
64
de pH van allerlei zure en basische oplossingen bepalen.
Leerlingenpracticum 10: pH bepaling
C7, C6
65
Op basis van waarnemingen en/of de reactievergelijking een
neutralisatiereactie herkennen als reactie waarbij protonen worden
uitgewisseld.
Herkennen van neutralisatiereacties en gasontwikkelingsreacties op basis van de reactievergelijking en op basis van waarnemingen
+
-7
Specifieke pedagogisch-didactische wenken:

Zuren smaken zuur!

Lagere en hogere pH in verband brengen met een hogere, respectievelijk lagere concentratie H ionen.

Voor de maagwerking is een zuur milieu nodig; zure oprispingen en maagtabletten.

De gouden raad van tante Kaat gaat veelal over neutralisatiereacties.

De pH schaal beperken tot een schaal van 0 tot 14 met 7 als neutraal. Waar plaats je Coca-Cola, ontstopper, ammoniak, melk, maagzuur, spuitwater?
+
Mogelijke proeven:

Met indicatoren (lakmoes, rode koolsap) oplossingen indelen in zure, neutrale en basische oplossingen (azijn, citroensap, water, keukenzoutopl., oplossing van maagzout, ontstopper...).
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)

Proefje van droogijs in ammoniakoplossing met rode koolsap als indicator.

Onderzoek van enkele indicatoren: fenolftaleïne, methyloranje, broomthymolblauw.

Onderzoek van de universeelindicator.

pH-bepaling van oplossingen (dranken, cosmeticaproducten, onderhoudsproducten).
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
24
LEERINHOUDEN
METALEN en REDOXREACTIES
C11, C8
66
uitleggen hoe een metaalbinding tot stand komt en enkele kenmerken van het metaalrooster beschrijven.
Metalen en metaalroosters: ijzer (atomium)
oxidatie en reductie
C7, 8, 16
67
in verbrandingsreacties, in synthesereacties met enkelvoudige stoffen en in ontledingsreacties van binaire stoffen oxidatie en reductie
herkennen aan de hand van elektronenuitwisseling.
Verbrandingsreacties: bv roesten van ijzer.
Synthesereactie: Na en Cl2.
Ontledingsreactie: bv aluminiumoxide naar aluminium.
Specifieke pedagogisch-didactische wenken:

Metalen hebben specifieke eigenschappen. Hierdoor worden ze al sinds de oertijd (kopertijd, bronstijd, ijzertijd) gebruikt in allerlei toepassingen: in kommen wegens hun vervormbaarheid, in wapens en gereedschappen wegens hun elasticiteit en hardheid, in sierraden wegens hun glans. Meer recent
worden ze ook gebruikt in toepassingen waar hun goed geleidingsvermogen voor warmte en elektriciteit wordt benut.

De specifieke eigenschappen kunnen worden verklaard door de structuur van het metaalrooster (goede geleiding, vervormbaarheid). Het atomium stelt
de eenheidscel voor van het metaalrooster van ijzer.

Verbrandingsreacties van metalen zoals het roesten van ijzer en het verbranden van magnesium zijn specifieke voorbeelden van redoxreacties. Oxidatie- en reductiereacties moeten worden uitgebreid naar reacties waarbij elektronen worden afgestaan, respectievelijk opgenomen.

Andere eenvoudige redoxreacties zijn de synthese van FeS uit Fe + S8, de ontleding van kwikoxide, verbranding van koolstof …
Mogelijke proeven:

Demoproef: reactie tussen een metaal (Zn, Cu, ) en I2 in een I2 oplossing, reactie van Al met Br2.

Demoproef: verbrandingen van metalen (poeders) in een bunsenbrander.

Verbranding van zwavel, cokes.

Reactie van ijzer en zwavel.
Mogelijke informatieopdrachten:

ICT opdracht: bereiding van staal (hoogovenprocedé), koper, aluminium uit hun ertsen.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
25
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
26
ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
ALGEMENE LEERLIJN VOOR NATUURWETENSCHAPPEN
Basisonderwijs
Eerste graad
(A – stroom)
Wereldoriëntatie:

Basisbegrippen in het domein natuur

Basisbegrippen in het domein techniek

Onderzoekende houding

Aandacht en respect voor eigen lichaam en leefwereld
Natuurwetenschappen:

Natuurwetenschappelijke basiskennis en vaardigheden uitbreiden binnen
het begrippenkader materie, energie, interactie tussen materie en energie en systemen.

De wetenschappelijke methode(onderzoeksvraag, hypothese, experiment, waarnemingen, besluit) stapsgewijs inoefenen.

Onderzoekende houding verder ontwikkelen zowel bij terreinstudie als bij
het experimenteren.

Basisinzichten verwerven in:

Tweede graad
Derde graad

het gebruik van modellen zoals o.a. het deeltjesmodel om eenvoudige verschijnselen te verklaren;

de cel en de samenhang tussen cel, weefsel, organen, stelsels en
het ganse lichaam;

omkeerbare en niet-omkeerbare stofveranderingen.
Communicatievaardigheden ontwikkelen over natuurwetenschappen.
Natuurwetenschappen
Wetenschap voor de burger, technicus …
Biologie/ Chemie/ Fysica
Wetenschap voor de burger, technicus,
wetenschapper …

Uitbreiding van het begrippenkader vanuit verschillende
contexten of thema’s.

Uitbreiding van een vakspecifiek begrippenkader


Communicatie over natuurwetenschappen verder ontwikkelen
Context als illustratie bij de natuurwetenschappelijke begrippen.

Ontwikkeling wetenschappelijke en
communicatievaardigheden
Natuurwetenschappen
Wetenschap voor de burger


Begrippenkader in samenhang
met contextgebieden
Ontwikkeling wetenschappelijke
en communicatievaardigheden
Biologie/Chemie/Fysica
Wetenschap voor de wetenschapper, technicus …

Vakspecifiek begrippenkader

Ontwikkeling wetenschappelijke en
communicatievaardigheden

Onderzoekscompetentie in de pool
wetenschappen
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e leerjaar: 1 lestijd/week, 2e leerjaar: 1 lestijd/week)
27
INHOUDELIJKE LEERLIJNEN NATUURWETENSCHAPPEN
De kennis en vaardigheden die opgebouwd zijn in de eerste graad worden verder ontwikkeld in de
specifieke vakgebieden biologie, chemie en fysica. Om tot een efficiënte kennisconstructie te komen is
het van belang dat de leraars weten welke begrippen en vaardigheden de leerlingen in de eerste
graad hebben verworven. Leerlijnen zijn een logische schikking van leerdoelen (inhouden en vaardigheden). Ze beogen een gelijkgerichte en opbouwende aanpak en proberen breuken in de horizontale en verticale samenhang te voorkomen.
Als ondersteuning van de kennisconstructie beschrijven we enkele inhoudelijke leerlijnen vanaf de
eerste graad tot de derde graad (ASO en enkele TSO richtingen).
ENERGIE
Eerste graad (natuurwetenschappen)
Tweede
graad
chemie, fysica)
(biologie,
Energievormen.
Energieomzettingen.
De zon als bron van energie
voor alle andere energiebronnen.
Relatie tussen arbeid, energie
en vermogen.
Zwaarte-energie, kinetische
energie, veerenergie.
Rendement.
Wet van behoud van energie.
Energiedoorstroming en
–verlies in een ecosysteem
Derde graad (biologie, chemie, fysica)
Potentiële elektrische energie.
Potentiaal en spanning.
Elektrische energie en vermogen.
Energieomzetting bij harmonisch trillend voorwerp.
Lopende golven.
Geluid.
Licht/ energie-absorptie door
pigmenten (fotosynthese),
celademhaling, gisting
ATP.
Fotosynthese.
Energie in stoffen (voeding,
brandstoffen, batterijen …).
Endo- en exo- energetische
chemische processen.
Energie en enthalpie.
Reactie-enthalpie.
Entropie.
Kernenergie, kernreacties.
Warmte en temperatuur onderscheiden.
Warmtetransport door geleiding, convectie, straling.
Warmte als vorm van inwendige
energie.
Warmtehoeveelheid, specifieke
warmtecapaciteit.
Faseovergangen: specifieke
smeltingswarmte en verdampingswarmte.
Energie en enthalpie.
Zichtbare en onzichtbare straling.
Straling bevat een hoeveelheid
energie.
Licht: rechtlijnige voorplanting,
terugkaatsing, breking.
Elektromagnetisch spectrum.
Lichtfrequentie, golflengte,
snelheid, interferentie, diffractie.
Ioniserende straling.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
28
KRACHT
Eerste graad (natuurwetenschappen)
Tweede
graad
chemie, fysica)
(biologie,
Derde graad (biologie, chemie, fysica)
Een kracht verandert de vorm
van een voorwerp en/of de
snelheid van een voorwerp.
Elementen van een kracht:
richting, zin, grootte en aangrijpingspunt aangeven.
Elementen van een kracht
vectoriële voorstelling van de
kracht.
Samenstellen van krachten.
Voorwaarde voor een eenparig
rechtlijnige beweging.
Derde wet van Newton.
Moment van een kracht.
Evenwicht.
Tweede wet van Newton.
Centripetale kracht.
Massa veer – systeem.
Slinger.
Resonantie.
Soorten krachten: zwaartekracht, elektrische kracht, magnetische kracht, veerkracht.
Zwaartekracht, veldsterkte.
Veerkracht, veerconstante.
Gravitatiekracht.
Elektrische krachtwerking.
Magnetische krachtwerking.
Lorentzkracht.
Druk bij vaste stoffen.
Druk in een vloeistof.
Druk van een gas, gaswetten.
Relatie tussen druk en kracht:
in een lang been.
MATERIE
Eerste
graad
schappen)
(natuurweten-
Materie bestaat uit moleculen of
atomen.
Moleculen zijn opgebouwd uit een
beperkt aantal atomen.
Eenvoudig deeltjesmodel:
Materie bestaat uit deeltjes;
tussen de deeltjes zijn er krachten.
Alle materie bestaat uit zuivere
stoffen of mengsels.
De deeltjes bewegen voortdurend;
De snelheid van de deeltjes is
afhankelijk van de temperatuur;
Tweede graad
chemie, fysica)
(biologie,
Derde graad (biologie, chemie, fysica)
Atoombouw, atoommodellen.
(Isotopen).
Enkelvoudige en samengestelde stoffen.
Orbitaaltheorie.
Chemische bindingen.
Lewisvoorstellingen.
Polaire en apolaire stoffen.
Geleiders, isolatoren.
elektrolyten en niet-elektrolyten.
Stofklassen: namen en formules van anorganische stoffen
en koolwaterstoffen.
Stofclassificatie.
Soorten mengsels en verschillende scheidingstechnieken.
Tijdens reacties tussen stoffen, worden nieuwe stoffen
gevormd.
Eenvoudige stoichiometrie
Wet van behoud van massa.
Reactievergelijkingen.
Reactiesnelheid, factoren die
de reactiesnelheid beïnvloeden.
Chemisch evenwicht
Uitbreiding stoichiometrie
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
Massa en volume van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen (voorwerpseigenschappen).
29
Stofconstanten: smeltpunt,
kookpunt, massadichtheid
Smeltpunt van vetzuren ~ verzadigd / onverzadigd
VOORTPLANTING EN ONTWIKKELING BIJ DE MENS
Eerste graad (natuurwetenschappen)
Tweede
graad
chemie, fysica)
(biologie,
Derde graad (biologie, chemie, fysica)
Bij de mens de delen van het
voortplantingstelsel benoemen.
Hormonale klieren situeren en
functie van hun hormonen beschrijven.
Voortplanting bij de mens: bouw
en werking.
Zwangerschapshormonen.
Gametogenese.
Bevruchting, embryologie.
Beschrijven hoe de voortplanting bij de mens verloopt.
Beschrijven hoe seksueel overdraagbare aandoeningen kunnen voorkomen worden.
DNA en celdelingen
chromosomale genetica
moleculaire genetica
eiwitsynthese
enzymreacties
DNA-replicatie
Het verband uitleggen tussen
de besmetting, het immuunsysteem en het ziektebeeld van
AIDS.
De maatregelen om aidsbesmetting te voorkomen toelichten.
BOUWSTENEN VAN ORGANISMEN
Eerste graad (natuurwetenschappen)
Tweede graad (biologie,
chemie, fysica)
Derde graad (biologie, chemie, fysica)
Kenmerken aangeven om organismen bij de levende wezens in te delen.
De samenstellende bouwstenen
van levende wezens benoemen
en van elke basisbouwsteen de
functie omschrijven.
Stof- en energiewisseling.
De bouw van bacteriën beschrijven.
De relatie leggen tussen de
vorm en de indeling van bacteriën.
De bouw van virussen beschrijven.
Sachariden lipiden proteïnen
Studie van de micro-organismen
Cel op submicroscopisch niveau.
Samenhang kern - ER – Golgiapparaat - exocytose
.
De cel als bouwsteen van een
organisme herkennen.
De structuur van de plantencel
en dierlijke cel op lichtmicroscopisch niveau herkennen.
Water en mineralen.
Enzymen.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
30
INTERACTIE TUSSEN ORGANISMEN EN DE NATUUR
Eerste graad (natuurwetenschappen)
Tweede graad (biologie,
chemie, fysica)
Derde graad (biologie, chemie, fysica)
Kenmerken aangeven om organismen bij de levende wezens in te delen.
Planten en diersoorten herkennen met gebruik van een determinatiekaart.
Classificatie van organismen.
Soortvorming.
Soort als voortplantingscriterium;
Interactie binnen een populatie.
Genetische variaties
adaptaties, modificaties, mutaties
Aantonen dat organismen een
levensgemeenschap vormen
waarin voedselrelaties voorkomen.
Aantonen dat de omgeving het
voorkomen van levende wezens beïnvloedt en omgekeerd.
Op het terrein organismen gericht waarnemen, hun habitat
beschrijven.
Biodiversiteit.
Duurzame levenswijze.
Het begrip ecosysteem op wetenschappelijk verantwoorde
manier beschrijven.
Biodiversiteit: belang en verklaring.
Relaties tussen levende wezens beschrijven en het belang
benoemen.
Organismen passen zich aan.
Aanwijzingen van evolutie.
Ontstaan van het leven.
Evolutie van de mens.
Evolutietheorieën.
Belang van bacteriën en virussen.
Biotechnologie
Eerste graad (natuurwetenschappen)
Tweede graad (biologie,
chemie, fysica)
Derde graad (biologie, chemie, fysica)
Omkeerbare stofomzettingen:
uitzetting, faseovergangen.
Stofconstanten: smeltpunt,
kookpunt.
Chemisch evenwicht
Niet-omkeerbare stofomzettingen.
Chemische reacties, reactiesoorten: neerslagreactie
gasontwikkelingsreactie
zuur/base reactie.
STRUCTUURVERANDERINGEN
pH berekeningen.
Kwantitatieve aspecten van
zuur-base reacties.
Redoxreacties.
Koolwaterstoffen.
In planten worden stoffen ge-
Redoxsystemen.
Organische stoffen en hun
reacties.
Kunststoffen.
Fotosynthesereactie,
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
vormd onder invloed van licht
met stoffen uit de bodem en de
lucht.
31
(An)aerobe ademhaling, chemosynthese enzymwerking,
eiwitsynthese.
Katalysatoren.
STELSELS
Eerste graad (natuurwetenschappen)
Tweede graad (biologie,
chemie, fysica)
Derde graad (biologie, chemie, fysica)
Bij de bloemplant: structuur en
functie van de wortel, stengel,
bloem.
De relatie leggen tussen de
bouw van de organenstelsels
en hun functie.
Het belang van stofwisseling
beschrijven voor de instandhouding van het menselijk lichaam.
Transportprocessen in de cel
Het belang van de relatie tussen de verschillende stelsels
beschrijven met het oog op
homeostase.
Celstofwisseling.
Celtransport.
Homeostase.
Rol van membranen bij
transport, endo- exocytose,
plasmolyse / deplasmolyse en
turgor in de cel.
Bij de mens: structuur en functie van:
spijsverteringsstelsel,
ademhalingsstelsel,
transportstelsel,
uitscheidingsstelsel.
Bij de mens: structuur en functie van:
zenuwstelsel,
bewegingsstructuren,
hormonaal stelsel.
Immunologie
Lymfevatenstelsel.
LEERLIJNEN VOOR WETENSCHAPPELIJKE VAARDIGHEDEN
Eerste graad (natuurwetenschappen)
Tweede graad (biologie,
chemie, fysica)
Derde graad (biologie, chemie, fysica)
Manuele vaardigheden: meettoestellen correct gebruiken en
aflezen.
Meting van massa, volume,
temperatuur, tijd, abiotische
factoren.
Meting: kracht, druk, afstand,
tijd.
Het SI – eenhedenstelsel gebruiken.
Meetresultaten en berekeningen met een juist aantal beduidende cijfers noteren.
Omgaan met volumetrisch materiaal
Gebruik van de bunsenbrander.
Gebruik van zuur-base indicatoren.
Meting: spanning, stroomsterkte, weerstand, pH.
Elektrische schakeling bouwen.
Grafieken maken en interpreteren.
Verbanden tussen grootheden
afleiden uit een grafiek.
De waarde van een grootheid
afleiden uit een grafiek.
Grafieken maken en interpreteren i.v.m. de ERB.
Grafieken maken en interpreteren i.v.m. de ERVB en de harmonische trilling.
Interpretatie titratiecurven.
Lichtmicroscopische beelden
interpreteren.
Microscoop gebruiken.
Lichtmicroscopische preparaten
Submicroscopische beelden
interpreteren.
Titreren.
Exacte keuze van het juiste
meettoestel.
pH metingen met pH sensor.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
32
maken.
Onder begeleiding over een
natuurwetenschappelijk probleem:
een onderzoeksvraag herkennen/formuleren;
een hypothese herkennen/formuleren;
een plan opstellen;
experiment uitvoeren volgens
concrete instructies
waarnemingen
meetwaarden verzamelen in
een tabel of grafiek;
classificeren, determineren of
een besluit formuleren.
rapporteren
Onder begeleiding over een
natuurwetenschappelijk probleem:
info opzoeken;
een onderzoeksvraag formuleren;
een hypothese formuleren;
een plan opstellen;
waarneming- en andere gegevens mondeling en schriftelijk
verwoorden en weergeven in
tabellen grafieken, schema’s of
formules;
besluit formuleren en evalueren
rapporteren en reflecteren
Onder begeleiding over een
natuurwetenschappelijk probleem:
info opzoeken;
een onderzoeksvraag formuleren;
een hypothese formuleren;
een plan opstellen;
waarneming- en andere gegevens mondeling en schriftelijk
verwoorden en weergeven in
tabellen grafieken, schema’s of
formules;
besluit formuleren en evalueren
rapporteren en reflecteren
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
33
OVERZICHT VAN DE LEERSTOF EN SITUERING VAN DE LEERLINGENPROEVEN IN HET
LEERPLAN
Het volgende overzicht van de leerinhouden, leerlingenproeven en hieraan de eventueel te besteden
lestijden is bedoeld als richtlijn voor het opstellen van de jaarplanning.
Eerste leerjaar (1 lt/w) – 25 lestijden/jaar:
Thema
1
2
Concepten
Leerlingenproeven
(keuze)
Lestijden
Stoffen en mengsels
Stof en voorwerp
Llnproef 1
8 lt
Chemische en fysische eigenschappen
Eenvoudige scheidingstechnieken
Chemische reacties
Enkelvoudig/samengestelde
stoffen
Llnproef 2
PSE: belangrijkste elementen, groepen, perioden
3
Karakteristieken
van de reacties
7 lt
Identificatie van stoffen
op basis van kenmerken
Wet Lavoisier
Llnproef 3
Reactievergelijking
Verbranding
Exo- en endotherm
Wet van behoud van
massa
6 lt
Llnproef 4
Eenvoudige exo- en/of
endotherme reacties
4
PSE en atoombouw
Atoombouw (kern samenstelling en e-schillen) atoommassa, molecuulmassa
4 lt
Atoombinding
Tweede leerjaar (1 lt/w) – 25 lestijden/jaar:
Thema
Concepten
Leerlingenproeven
(keuze)
Lestijden
Llnproef 5: Aantonen
C,H in organische stoffen
5 lt
1
Aardolieproducten en koolwaterstoffen
Atoombinding
Alkanen, (structuurformule,
brutoformule)
Etheen en ethyn
2
Classificatie van
stoffen
Zuren
Basen
Zouten
3
Oplossingen in
water
Polair – apolair
Oplosbaarheid
Elektrolyten
Neerslag
Llnproef 6: Oplosbaarheid en geleidbaarheid
van verbindingen
Llnproef 7: Eenvoudige
neerslagreacties
4 lt
4
Kwantitatieve
analyse
Atoommassa
Molecuulmassa
Mol
Constante van Avogadro
Llnproef 8: Oplossingen
met verschillende concentraties maken
5 lt
5 lt
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
34
Concentratie
Eenvoudige stoichiometrie
5
Zuren en Basen
Zuren en basen
pH
Llnproef 9: Indicatoren
Llnproef 10: pH bepalen
6
Metalen en redoxreacties
Metalen
Oxidatie en reductie
7
Informatieopdracht
Komt aan bod in de tweede graad, maximum 2 lestijden
4 lt
2 lt
Minimaal twee leerlingenproeven per leerjaar uitvoeren. Het is aangewezen om uit de voorgestelde
lijst een keuze te maken. Andere leerlingenproeven die duidelijk aansluiten bij de leerstofinhouden zijn
ook toegestaan, mits rekening wordt gehouden met een evenwichtige spreiding over de verschillende
leerstofonderdelen.
WENKEN BIJ DE INFORMATIEOPDRACHT
Om de eindtermen rond wetenschappen en samenleving te bereiken voeren de leerlingen één informatieopdracht uit per graad. Bij de uitvoering van deze opdracht ontwikkelen de leerlingen communicatievaardigheden waarbij zij de relaties tussen wetenschappen en de contextgebieden: duurzaamheid, cultuur en maatschappij leren duiden. Het is aangewezen om taalactiverende werkvormen te
gebruiken zodat de leerlingen leerinhouden gebruiken door interactie met elkaar in een motiverende
context.
Het is belangrijk de doelstellingen van deze opdracht duidelijk te stellen en beperkt te houden.
Om de informatievaardigheid van leerlingen te ontwikkelen is het noodzakelijk dat leerlingen informatie efficiënt leren opzoeken (gebruik van zoekmachines) maar ook dat zij informatie kunnen verwerken
tot een leesbare en goed gestructureerde tekst of korte presentatie. Doordat de opdracht een apart
werkstuk is van één of enkele leerling(en) is het aan te bevelen om deze taak in de evaluatie op te
nemen.
VOET
Wat en waarom?
Vakoverschrijdende eindtermen1 (VOET) zijn minimumdoelen die, in tegenstelling tot de vakgebonden
eindtermen, niet specifiek behoren tot een vakgebied, maar door meerdere vakken en/of vakoverschrijdende onderwijsprojecten worden nagestreefd.
De VOET geven scholen de opdracht om jongeren te vormen tot de actieve burgers van morgen!
Zij moeten jongeren in staat stellen om die sleutelcompetenties te verwerven die een zinvolle bijdrage
leveren aan het uitbouwen van een persoonlijk leven en aan de opbouw van de samenleving.
Het ordeningskader van de VOET bestaat uit een samenhangend geheel dat deels globaal en deels
per graad geformuleerd wordt.
Globaal:

1
een gemeenschappelijke stam met 27 sleutelvaardigheden
Deze gemeenschappelijke stam is een opsomming van vrij algemeen geformuleerde eindtermen, los van elke context. Ze zijn toepasbaar in alle opvoedings- en onderwijsactiviteiten
van de school. Ze kunnen, afhankelijk van de keuze van de school, in samenhang met alle
andere vakgebonden of vakoverschrijdende eindtermen worden toegepast;
In de eerste graad B-stroom spreekt men over vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen (VOOD).
Aangezien zowel VOET als VOOD na te streven zijn, beperken we ons in de tekst tot de term
VOET, waarbij we zowel naar het begrip vakoverschrijdende eindtermen als vakoverschrijdende
ontwikkelingsdoelen verwijzen.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)

35
zeven maatschappelijk relevante toepassingsgebieden of contexten:

lichamelijke gezondheid en veiligheid,

mentale gezondheid,

sociorelationele ontwikkeling,

omgeving en duurzame ontwikkeling,

politiek-juridische samenleving,

socio-economische samenleving,

Per graad:
socioculturele samenleving.

leren leren,

ICT in de eerste graad,

technisch-technologische vorming in de tweede en derde graad ASO.
Een zaak van het hele team
De VOET vormen een belangrijk onderdeel van de basisvorming van de leerlingen in het secundair
onderwijs. Om een brede en harmonische basisvorming te waarborgen moeten de eindtermen van de
gemeenschappelijke stam, contexten, leren leren, ICT en technisch-technologische vorming in hun
samenhang behandeld worden. Het is de taak van het team om - vanuit een visie en een planning vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen te combineren tot zinvolle gehelen voor de leerlingen.
Door de globale formulering krijgen scholen meer autonomie bij het werken aan de vakoverschrijdende eindtermen, waardoor de school meer mogelijkheden krijgt om het eigen pedagogisch project
vorm te geven.
Het team zal keuzes en afspraken moeten maken over de VOET.
De globale formulering over de graden heen betekent niet dat alle eindtermen in alle graden moeten
aan bod komen, dit zou een onbedoelde verzwaring van de inspanningsverplichting tot gevolg hebben. Bij het maken van de keuzes wordt verwacht dat elke graad in elke school een redelijke inspanning doet ten opzichte van het geheel van de VOET, rekening houdend met wat in de andere graden
aan bod komt.
Doordat de VOET niet louter graadgebonden zijn, krijgt de school/scholengemeenschap de mogelijkheid om een leerlijn over de graden heen uit te werken.
HET OPEN LEERCENTRUM EN DE ICT-INTEGRATIE
Het gebruik van het open leercentrum (OLC) en de ICT-integratie past in de totale visie van de school
op leren en op het werken aan de leervaardigheden van de leerlingen. De inzet en het gebruik van
ICT en van het OLC zijn geen doel op zich maar een middel om het onderwijsleerproces te ondersteunen.
Door de snelle evolutie van de informatietechnologie volgen nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij elkaar in hoog tempo op. Kennis en inzichten worden voortdurend verruimd. Er komt een enorme
hoeveelheid informatie op ons af. De school zal de leerlingen moeten leren hier zinvol en veilig mee
om te gaan.
Zelfstandig kunnen werken, in staat zijn eigen initiatieven te ontplooien en over het vermogen beschikken om nieuwe ideeën en oplossingen in samenwerking met anderen te ontwikkelen, zijn essentieel. Voor het onderwijs betekent dit een ingrijpende verschuiving: minder aandacht voor de passieve
kennisoverdracht en meer aandacht voor de actieve kennisconstructie binnen de unieke ontwikkeling
van elke leerling. Die benadering nodigt leraren en leerlingen uit om voortdurend met elkaar in dialoog
te treden, omdat je de ander nodig hebt om te kunnen leren. Het traditionele beeld van onderwijs zal
steeds meer verdwijnen en veranderen in een dynamische leeromgeving waar leerlingen in eigen
tempo en in wisselende groepen onderwijs zullen volgen. Dergelijke leerprocessen worden bevorderd
door gebruik te maken van het OLC en van ICT-integratie als onderdeel van deze rijke gedifferentieerde leeromgeving.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
36
Het open leercentrum als krachtige leeromgeving
Een open leercentrum (OLC) is een ruimte waar leerlingen, individueel of in groep, zelfstandig, op hun
eigen tempo en op hun eigen niveau kunnen leren, werken en oefenen.
Om een krachtige leeromgeving te zijn, is een open leercentrum

uitgerust met voldoende didactische hulpmiddelen,

ter beschikking van leerlingen op lesmomenten en daarbuiten,

uitgerust in functie van leeractiviteiten met pedagogische ondersteuning.
In ideale omstandigheden zou de ganse school een open leercentrum kunnen zijn. In werkelijkheid
kan in een school echter niet op elke plaats en op elk moment een dergelijke leeromgeving gewaarborgd worden. Daarom kiezen scholen ervoor om een aparte ruimte als OLC in te richten om zo de
leemtes in te vullen.
Voor de meeste leeractiviteiten volstaat een klaslokaal of informaticalokaal. Wanneer is het echter
nuttig om over een OLC te beschikken?

Bij een gedifferentieerde aanpak waarbij verschillende leerlingen bezig zijn met verschillende
leeractiviteiten, kan het klaslokaal op vlak van zowel ruimte als middelen niet meer als enige
leeromgeving voldoen. Dit is zeker het geval bij begeleid zelfstandig leren, vakoverschrijdend leren, projectmatig werken … Vermits leerlingen bij deze leeractiviteiten een zekere
vrijheid krijgen in het plannen, organiseren en realiseren van het leren, is de beschikbaarheid van extra ruimte en middelen soms noodzakelijk.

Het leren van leerlingen beperkt zich niet tot de eigenlijke lestijden. Voor sommige opdrachten moeten zij beschikken over aangepaste leermiddelen buiten de eigenlijke lestijden. Niet
iedereen heeft daar thuis de mogelijkheden voor. In functie van gelijke onderwijskansen, lijkt
het zinvol dat een school ook momenten buiten de lessen voorziet waarop leerlingen van
een OLC gebruik kunnen maken.
Om hieraan te voldoen, beschikt een OLC minimaal over volgende materiële mogelijkheden:

ruim lokaal met een uitnodigende inrichting die een flexibele opstelling toelaat (bv. eilandjes
om in groep te werken);

ICT: computers met internetverbinding, printmogelijkheid, oortjes, microfoons …

digitaal leerplatform waar alle leerlingen toegang toe hebben;

materiaal waarvan de vakgroepen beslissen dat het moet aanwezig zijn om de leerlingen
zelfstandig te laten werken/leren (software, papieren dragers …) en dat bewaard wordt in
een openkastsysteem;

kranten en tijdschriften (digitaal of op papier).
In het ideale geval is er nog een bijkomende ruimte beschikbaar (liefst ook met ICT-mogelijkheden)
die zowel kan gebruikt worden als ‘stille’ ruimte of juist omgekeerd om bijvoorbeeld leerlingen
presentaties te laten oefenen (de grote ruimte is in dat geval de stille ruimte) of voor groepswerk
(discussiemogelijkheid).
Op organisatorisch vlak is het van belang dat met het volgende rekening wordt gehouden:

het OLC wordt bij voorkeur gebruikt voor werkvormen en activiteiten die niet in het vaklokaal
kunnen gerealiseerd worden;

het is belangrijk dat bij een leeractiviteit begeleiding voorzien wordt. Deze begeleiding kan
zowel gebeuren door de actieve aanwezigheid van een leraar als ook ‘van op afstand’ door
middel van gerichte opdrachten, stappenplannen, studietips …;

het OLC is toegankelijk buiten de lesuren (bijv. tijdens de middagpauze, een bepaalde
periode voor en/of na de lesuren).
Voor het welslagen is het aan te bevelen dat een OLC-beheerder aangesteld wordt. Deze beheerder
zorgt o.a. voor inchecken, bewaren van orde, beheer van het materiaal en praktische organisatie en
wordt bijgestaan door een ICT-coördinator voor de technische aspecten.
Door het specifieke karakter van het OLC is deze ruimte bij uitstek geschikt voor de realisatie van de
ICT-integratie binnen de vakken maar deze integratie mag zich niet enkel tot het OLC beperken.
ICT-integratie als middel voor kwaliteitsverbetering
Onder ICT-integratie verstaan we het gebruik van informatie- en communicatietechnologie ter
ondersteuning van het leren.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
37
ICT-integratie kan op volgende manieren gebeuren:

Zelfstandig oefenen in een leeromgeving
Nadat leerlingen nieuwe leerinhouden verworven hebben, is het van belang dat ze
voldoende mogelijkheden krijgen om te oefenen bijvoorbeeld d.m.v. specifieke pakketten. De
meerwaarde van deze vorm van ICT-integratie kan bestaan uit: variatie in oefenvormen,
differentiatie op het vlak van tempo en niveau, geïndividualiseerde feedback, mogelijkheden
tot zelfevaluatie.

Zelfstandig leren in een leeromgeving
Een mogelijke toepassing is nieuwe leerinhouden verwerven en verwerken, waarbij de
leerkracht optreedt als coach van het leerproces (bijvoorbeeld in het open leercentrum). Een
elektronische leeromgeving (ELO) biedt hiertoe een krachtige ondersteuning.

Creatief vormgeven
Leerlingen worden uitgedaagd om creatief om te gaan met beelden, woorden en geluid. De
leerlingen kunnen gebruik maken van de mogelijkheden die o.a. allerlei tekst-, beeld- en
tekenprogramma’s bieden.

Opzoeken, verwerken en bewaren van informatie
Voor het opzoeken van informatie kunnen leerlingen gebruik maken van o.a. cd-roms, een
ELO en het internet.
Verwerken van informatie houdt in dat de leerlingen kritisch uitmaken wat interessant is in
het kader van hun opdracht en deze informatie gebruiken om hun opdracht uit te voeren.
De leerlingen kunnen de relevante informatie ordenen, weergeven en bewaren in een
aangepaste vorm.

Voorstellen van informatie aan anderen
Leerlingen kunnen informatie aan anderen meedelen of tonen met behulp van ICTondersteuning met tekst, beeld en/of geluid onder de vorm van bijvoorbeeld een presentatie,
een website, een folder …

Veilig, verantwoord en doelmatig communiceren
Communiceren van informatie betekent dat leerlingen informatie kunnen opvragen of
verstrekken aan derden. Dit kan via e-mail, internetfora, ELO, chat, blog …

Adequaat kiezen, reflecteren en bijsturen
De leerlingen ontwikkelen competenties om bij elk probleem verantwoorde keuzes te maken
uit een scala van programma’s, applicaties of instrumenten, al dan niet elektronisch. Daarom
is het belangrijk dat zij ontdekken dat er meerdere valabele middelen zijn om hun opdracht
uit te voeren. Door te reflecteren over de gebruikte middelen en door de bekomen resultaten
te vergelijken, maken de leerlingen kennis met de verschillende eigenschappen en voor- en
nadelen van de aangewende middelen (programma’s, applicaties …). Op basis hiervan
kunnen ze hun keuzes bijsturen.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
38
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN
Vaklokaal
De lessen moeten steeds gegeven worden in het daartoe bestemde chemielokaal, voorzien van een
goed uitgeruste leraarstafel met noodstop, leerlingentafels met water, gas en elektriciteit, trekkast(en)
en een wandplaat met het Periodiek Systeem van de elementen.
Integratie van multimedia en ICT
Het lokaal is voorzien van ten minste één goed uitgeruste computer met internetaansluiting en mogelijkheden voor 'real-time'-metingen en is uitgerust voor projectie.
Veiligheid
Om aan de nodige veiligheids- en milieuvoorschriften te voldoen dienen o.a. aanwezig te zijn: veiligheidstekens, afsluitbare veiligheidskasten voor de opslag van gevaarlijke producten (voorzien van de
overeenkomstige gevarensymbolen), brandblustoestel, emmer met zand, branddeken, metalen papiermand, labojassen, veiligheidsbrillen, oogdouche of oogwasfles, beschermende handschoenen,
EHBO-kit met brandzalf, wandplaat en/of lijst met - P en H-zinnen, wettelijke etikettering van chemicaliën.
Twee efficiënte vluchtuitgangen voor snelle evacuatie van het lokaal.
De regelgeving in verband met veiligheidsaspecten en afvalbehandeling in het schoollaboratorium
dient opgevolgd te worden. Meer informatie hiervoor vind je in de COS brochure of in de virtuele klas
(smartschool) van chemie.
Afvalverwijdering
Er zijn containers of flessen voor het selectief verzamelen van afvalstoffen. Er is een milieubewuste
verwijdering van chemisch afval uit de school. Dit aspect van de omgang met chemicaliën is een belangrijk onderdeel van de milieubewuste opvoeding in de chemielessen.
Algemene labuitrusting
Balans (bovenweger), bunsenbranders, statieven, ringen, vuurvast gaas, klemmen, noten, verbrandingslepels, stoppenassortiment, mortier met stamper, elektrolysetoestel, set meetspuiten, pH-meter,
stereomodellen voor de visualisering van molecuul- en roosterstructuren.
Voldoende glaswerk en chemicaliën voor demonstratie- en leerlingenproeven.
Om het werken in contexten te stimuleren, is het best een aantal stoffen uit het dagelijkse leven in
school voorradig te hebben; zoals tafelazijn, citroensap, bruisend mineraalwater, ontkalkingmiddel,
gebluste kalk, ammoniak, keukenzout, maagzout, kristalsoda, gips, eierschalen, schelpen, bruistabletten, meststoffen, campinggas, brandspiritus, kaarsen, enkele cosmetica.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
39
EVALUATIE
1
Inleiding
De evaluatie dient aan de leerling informatie te geven over de mate waarin hij of zij er in geslaagd is
om zowel de kennis als de vaardigheden te beheersen die mogen verwacht worden na het leerproces.
De evaluatie geeft aan de leerkracht de feedback om vast te stellen of hij of zij de meest aangepaste
methode hanteert om de gestelde doelen te bereiken.
Een evaluatie is meer dan een getal om een rapportcijfer te berekenen. Het is een werkinstrument
waarbij permanent en wederzijds (leerling-leraar) besluiten dienen getrokken te worden over het onderwijs- en leerproces.
2 Wettelijk kader
Wat de evaluatie betreft, hebben de scholen een veel grotere autonomie dan vroeger. De evaluatiecriteria en de wijze van evalueren behoren tot de bevoegdheid van de lokale scholen. Ze ontwikkelen
een eigen evaluatiebeleid dat zijn neerslag vindt in het schoolwerkplan.
Een belangrijke rol bij de ontwikkeling van een eigen evaluatiebeleid is weggelegd voor de vakgroepen, die op die manier betrokken worden bij de globale onderwijskundige visie van de school. De concrete schikkingen in verband met de evaluatie worden vastgelegd in het schoolreglement, onderdeel:
studiereglement.
Het ligt voor de hand dat – in de geest van een participatieve beleidsvoering – bij het opstellen van het
luik evaluatie in het schoolreglement rekening gehouden wordt met de opties genomen door de verschillende vakgroepen.
3 Eigenschappen van een goede evaluatie
Een relevante evaluatie moet beantwoorden aan een aantal criteria. Validiteit, betrouwbaarheid,
transparantie en didactische relevantie zijn criteria die bijdragen tot de kwaliteit van de evaluatie.
Validiteit
De evaluatie is valide in de mate dat ze meet wat zij veronderstelt te meten. Om valide te zijn moet de
evaluatie aan volgende voorwaarden voldoen:

de opgaven moeten gericht zijn op de leerplandoelstellingen;

de toetsing moet aansluiten bij het onderwijs dat voorafgegaan is;

ze moet een aanvaardbare moeilijkheidsgraad hebben;

wat geëvalueerd wordt, moet ook voldoende ingeoefend zijn.
Betrouwbaarheid
De evaluatie is betrouwbaar in de mate dat zij niet afhankelijk is van het moment van afname of correctie. Een hoge betrouwbaarheid wordt bekomen door:

nauwkeurige, duidelijke, ondubbelzinnige vragen/opdrachten te stellen;

te verbeteren op basis van een duidelijk correctiemodel met puntenverdeling;

attitudes te evalueren met afgesproken SAM-schalen;

aan de leerling voldoende tijd te geven om de toets uit te voeren;

een variatie aan evaluatiemomenten te voorzien (zonder te veel tijd van de onderwijstijd in
beslag te nemen!).
Transparantie en voorspelbaarheid
De evaluatie moet transparant en voorspelbaar zijn: d.w.z. ze mag voor de leerlingen geen verrassingen inhouden. Daarom moet ze aan volgende voorwaarden voldoen:

ze moet aansluiten bij de wijze van toetsen die de leerlingen gewoon zijn;

de beoordelingscriteria moeten door de leerling vooraf gekend zijn;

de leerlingen moeten precies op de hoogte zijn van wat ze moeten kunnen en kennen.
Didactische relevantie
De evaluatie is didactisch relevant als zij bijdraagt tot het leerproces. De leerlingen moeten uit de beoordeling iets kunnen leren. Daarom is het essentieel aan de leerling feedback te geven:
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)

door een gecorrigeerde toets in de klas te bespreken: een goede toets bespreking beperkt
zich niet tot het geven van de juiste oplossingen maar leert de leerlingen ook waarom een
antwoord juist of fout is;

door taken en verslagen te bespreken met de leerlingen;

door de examenkopij te laten inkijken en klassikaal te bespreken.
4
40
Soorten evaluatie
De didactiek maakt een onderscheid tussen proces- en productevaluatie. De procesevaluatie heeft tot
doel informatie te krijgen over de bereikte en niet bereikte leerdoelen en na te gaan of de gehanteerde
werkvormen wel effectief waren in functie van de vooropgestelde doelstellingen. Zij is geen doel op
zich, maar biedt een basis om remediërende acties te ondernemen en zo nodig voor andere werkvormen te kiezen. De procesevaluatie kan een aanleiding geven tot zelfevaluatie en eventuele bijsturing
van het didactische aanpak van de leraar.
De productevaluatie is gericht op de resultaatbepaling: ze spreekt een eindoordeel uit over de leerprestaties van de leerling. De bedoeling is na te gaan in hoeverre de onderwijsdoelen door de leerling
bereikt zijn.
De procesevaluatie
Het dagelijks werk van de leerlingen, een procesevaluatie, wordt permanent geëvalueerd. Het is de
bestendige opvolging van het leerproces en de beheersingsgraad van de inhouden door de leerlingen.
Een relevante procesevaluatie is een mix van gegevens over kennis, vaardigheden en attitudes. Toetsen zullen niet alleen naar de functionele kennis peilen, maar zeker ook naar de mate waarin leerlingen de vaardigheden beheersen. Daarnaast houdt de leraar bij het vastleggen van een cijfer rekening met de evaluatie van de informatieopdrachten en de verslagen van de leerlingenproeven met
beoordeling van de vakgebonden attitudes.
De productevaluatie
Examens houden een productevaluatie in. Ze zijn bedoeld om na te gaan in hoeverre de doelstellingen van het leerplan bereikt zijn op het einde van een leer- of onderwijsperiode.
Richtlijnen bij het opstellen en de uitvoering van het examen.

De examenvragen opmaken zodat kennis, inzicht en toepassing worden getoetst. Als ondersteuning van het leren van de leerling deze ordening in het examen behouden.

De vragen spreiden over een groot gedeelte van de leerplandoelstellingen.

Via een variatie in vraagvormen (open vragen, invulvragen, juist- onjuist vragen, sorteervragen, meerkeuzevragen en vraagstukken) worden de leerplandoelstellingen getoetst.

De wetenschappelijke vaardigheden toetsen door het laten beschrijven van een onderzoeksplan, door het laten formuleren van een besluit bij een reeks gegeven meetwaarden en/of
waarnemingen, door grafische inzichten te toetsen.

Afspraken maken over het taalgebruik bij de formulering van de antwoorden en het correct
schrijven van vakspecifieke woorden.

Het aantal examenvragen bewaken en de duur van de schriftelijke examens komt ten hoogste overeen met het aantal wekelijkse lestijden voor het vak met een minimum van twee lestijden.

Een exemplaar van de gestelde vragen met aanduiding van de puntenverdeling wordt samen met de verbeterde examenkopijen in het archief bewaard. Dit exemplaar wordt tevens
aangevuld met een modeloplossing.

Na de proeven hebben de leerlingen het recht de modeloplossing in te zien. Ook hebben zij
het recht, op hun vraag, om hun gecorrigeerd examen in te zien.
Na analyse van de resultaten wordt ook hier door de leraar een diagnose opgesteld, die aanleiding
kan zijn tot bijsturing van het leerproces. Tevens kunnen remediërende maatregelen voor individuele
leerlingen ook hier weer uit voortspruiten. Zowel het gepast aanbieden van de leerstof en de evaluatie
als het aanbieden van remediërende opdrachten zijn essentieel in het door ons beoogde totale leerproces.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
5
41
Remediëring
Remediëren is niet enkel een rubriek op het leerlingenrapport. Remediëren moet ook in werkelijkheid
gebeuren. Inhaallessen, bijsturingstaken … maken deel uit van het onderwijsproces. Speciaal uitgezochte oefeningen i.v.m. de individuele tekorten van de leerlingen moeten pedagogisch benaderd
worden. Een schriftelijke neerslag hiervan is een aanrader voor het contact met de ouders via de
agenda, en kan als een herhaalde waarschuwing of voorbode van de nakende beslissing gelden.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
AV Chemie (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
BIBLIOGRAFIE
U vindt een uitgebreide bibliografie in de virtuele klas chemie op Smartschool GO!.
42
Download