Werken met krachten is de methode

advertisement
Werken met krachten is de methode
‘Hoe kan het krachtgericht werken gebruikt worden door de begeleiding van HVOQuerido en kan deze een bijdrage leveren aan de begeleidingsdoelen van begeleiders en
cliënten’?
Beroepsvraagstuk: Barry van den Hazel
1
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Werken met krachten is de methode
’Hoe kan het krachtgericht werken gebruikt worden door de begeleiding van HVOQuerido en kan deze een bijdrage leveren aan de begeleidingsdoelen van begeleiders en
cliënten’?
Student
Barry van den Hazel
Studentnummer
500612644
Begeleider
Huib Giltay Veth
School
Locatie
Opleiding
Studiejaar
Programmaonderdeel
Bron afbeelding voorblad
(Soleil, 2013)
2
Hogeschool van Amsterdam
Wibautstraat 80-86
Sociaal Pedagogische Hulpverlening
4e jaar voltijd, 2013-2014
Beroepsvraagstuk regulier
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Voorwoord
Voor de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening wordt het vierde jaar afgesloten
met een afstudeeropdracht in de vorm van dit beroepsvraagstuk.
Voor de zomer was ik erg bezig met het zoeken naar het juiste onderwerp voor mijn
beroepsvraagstuk maar kon deze niet vinden. Nu in mijn herkansingsperiode heb ik een
onderwerp gevonden wat past binnen het criterium, maar vooral ook past bij mijzelf.
Als begeleider werkzaam binnen de stichting HVO-Querido, vond ik het van belang een
onderwerp te kiezen wat bijdraagt aan kwaliteitsverbetering van onze methodiek. Door
onze methodiek ‘Krachtgericht Werken’ eens flink onder de loep te nemen, worden er
verschillen en verbanden gesignaleerd die uiteindelijk kunnen bijdrage aan een
verbetering van de uitwerking van de methodiek.
Graag wil ik een aantal mensen bedanken, die een grote bijdrage hebben geleverd aan de
voortgang van mijn beroepsvraagstuk.
Bedankt,
Alle medewerkers en cliënten van de stichting HVO-Querido BW Diemen voor hun inzet
en tijd.
Mijn begeleider, Huib, voor het meedenken en geven van feedback.
Mijn familie, voor de steun en motivatie
3
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Inhoudsopgave
Voorwoord ......................................................................................................................................................... 3
Inhoudsopgave ................................................................................................................................................. 4
Inleiding .............................................................................................................................................................. 6
Samenvatting..................................................................................................................................................... 8
Hoofdstuk 1 De organisatie ......................................................................................................................... 9
1.1 HVO-Querido ........................................................................................................................................ 9
1.1.1 Visie HVO-Querido ...................................................................................................................... 9
1.2 BW Diemen ......................................................................................................................................... 10
1.3 Het team ............................................................................................................................................... 11
1.4 Aansluiting maatschappij .............................................................................................................. 12
Hoofdstuk 2 De doelgroep ......................................................................................................................... 14
2.1 DSM ........................................................................................................................................................ 14
2.1.1 Schizofrenie ................................................................................................................................ 14
2.2 De ondersteuning ............................................................................................................................. 16
2.3 Cliënten binnen BW Diemen karakter/cultuur .................................................................... 16
Hoofdstuk 3 De methodiek ....................................................................................................................... 18
3.1 Krachtgericht werken ..................................................................................................................... 18
3.1.1 De basistaken ............................................................................................................................. 19
3.1.2 Krachteninventarisatie .......................................................................................................... 20
3.1.3 Het actieplan .............................................................................................................................. 21
3.1.4 Krachteninventarisatie en actieplan samen .................................................................. 21
3.2 Communicatieve vaardigheden .................................................................................................. 21
3.3 BW Diemen en de methodiek ...................................................................................................... 23
Hoofdstuk 4 Het onderzoek in de praktijk ......................................................................................... 24
4.1 Data- verzamel methode ............................................................................................................... 24
4.2 Het resultaat ....................................................................................................................................... 24
4.2.1 De werknemers ......................................................................................................................... 24
4.2.2 De cliënten .................................................................................................................................. 26
4.3 Conclusie van het interview ......................................................................................................... 27
Hoofdstuk 5 Conclusie en aanbevelingen ........................................................................................... 29
5.1 Conclusie .............................................................................................................................................. 29
5.2 Aanbevelingen ................................................................................................................................... 30
Hoofdstuk 6 Implementatie BW Diemen ............................................................................................ 31
6.1 Implementatie ................................................................................................................................... 31
6.2 Eindconclusie ..................................................................................................................................... 32
Bibliografie ...................................................................................................................................................... 33
Bijlage I Actuele SIS uitdraai ........................................................ Error! Bookmark not defined.
Bijlage II Toestemming van HVO-Querido .......................................................................................... 36
4
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Bijlage II Toestemming van HVO-Querido .......................................................................................... 36
Bijlage III Vragenlijst interview .............................................................................................................. 37
Bijlage IV Opbouw Interview ................................................................................................................... 38
Bijlage V De krachteninventarisatie ...................................................................................................... 39
Bijlage VI Het actieplan .............................................................................................................................. 41
Bijlage VII Het interview personeel BW Diemen ............................................................................. 42
Bijlage VIII Het interview cliënten BW Diemen ................................................................................ 49
Bijlage IX De etiquette voor begeleiders ............................................................................................. 52
Bijlage X Discussieonderwerpen ............................................................................................................ 53
5
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Inleiding
In het derde jaar van de opleiding Sociaal pedagogische Hulpverlening (SPH) heb ik
stage gelopen bij de instelling HVO-Querido. Deze instelling biedt verschillende vormen
van opvang, woonbegeleiding en dagbesteding aan een kwetsbare doelgroep.
Bij HVO-Querido ben ik werkzaam op de locatie BW Diemen. Deze locatie telt twee
teams, team A en B. Ik was in mijn stageperiode werkzaam in team B. Na het afronden
van mijn stage ben ik daar aangenomen als ondersteunend begeleider in team B en na
een half jaar heb ik de overstap gemaakt naar team A. Ook hier was ik werkzaam als
ondersteunend begeleider.
Iedere begeleider kijkt naar de behoeften en belangen van de cliënt en past zijn manier
van hulpverlenen hier op aan. Samen met de persoonlijk begeleider maakt de cliënt - na
inventarisatie van zijn of haar wensen en behoeften - een individueel begeleidingsplan
dat zich richt op de emotionele ondersteuning, dagbesteding, sociale contacten,
zelfverzorging, huishouding, financiën en medicijn gebruik (HVO-Querido, HVO-Querido,
2013).
Waar een hulpverlener binnen de begeleiding altijd rekening mee moet houden is de
manier van communiceren met de cliënten. Hiervoor heeft elke hulpverlener bepaalde
communicatieve vaardigheden nodig. Deze vaardigheden spelen mee in het volbrengen
van een goede manier van begeleiding.
Binnen HVO-Querido wordt er gewerkt met herstelwerk. Wolf (2012, p11) zegt hierover:
“Dit is de krachtgerichte en herstelondersteunende basismethodiek voor kwetsbare
mensen”.
Wat mij is opgevallen tijdens mijn werkzaamheden bij BW Diemen is dat het personeel
meer aandacht zou kunnen geven aan deze methodiek. Vaak hoor ik tijdens mijn
werkzaamheden dat de formulieren die bij deze methodiek horen op het laatste moment
geschreven worden. Hierdoor komt het krachtgericht werken niet tot zijn recht. Waar
begeleiders tegen aan lopen is dat de methodiek niet leeft bij de cliënten. Om tot de
formulieren te komen, wordt er een gesprek geregeld met de cliënt waar de
begeleidingsdoelen en krachten in besproken worden en geëvalueerd. Met deze
formulieren worden de krachteninventarisatie en het actieplan bedoeld. Volgens een
gedeelte van de begeleiding en binnen mijn ervaring op deze werkplek, zeggen de
cliënten in deze gesprekken niet te weten wat er ingevuld moet worden of er geen zin in
te hebben.
Dit is zonde, want volgens Wolf (2012) is het krachtgericht werken de methodiek om de
doelgroep te begeleiden en om doelen te bereiken. Deze doelen zijn er op gericht om de
cliënten vaardigheden aan te leren en zo hun autonomie te vergroten en de kwaliteit van
hun leven te verbeteren.
Met deze uitspraak van Wolf (2012) en mijn observaties vanuit het team is het voor mij
de vraag hoe de cliënten en de hulpverleners gemotiveerd kunnen worden om op een
meer intensieve manier aan het werk te gaan met de methodiek.
Dit wil ik te weten komen door gebruik te maken van kwalitatief onderzoek. Deze vorm
6
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
van onderzoek gaat niet in op cijfers en statistieken, maar gaat in op het verkrijgen van
informatie over wat er leeft bij een bepaalde doelgroep en waarom dat zo is (Baarda,
2005).
De onderzoeksmethode die ik hanteer in dit beroepsvraagstuk is het
literatuuronderzoek en de interview methode. Zo wil ik de theorie koppelen aan kennis
die ik opdoe in de praktijk.
Om tot een correct interview te komen heb ik de theorie van Verhoeven (2010) gebruikt.
Naast de opbouw wordt bij het afnemen van een interview een vragenlijst opgesteld met
open en gesloten vragen. Hier wordt alleen van afgeweken als ik ergens dieper op in wil
gaan. Op deze manier wordt er volgens Verhoeven (2010) een semigestructureerd
interview afgelegd met de respondent met de reden dat er op deze manier een meer
kwantitatieve methode toegepast kan worden.
De centrale vraag die ik met dit beroepsvraagstuk wil beantwoorden luidt:
‘Hoe kan het krachtgericht werken gebruikt worden door de begeleiding van HVO- Querido
en kan deze een bijdrage leveren aan de begeleidingsdoelen van begeleiders en cliënten’?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is er gebruik gemaakt van meerdere deelvragen
die mij geholpen hebben om op de onderwerpen van de verschillende hoofdstukken te
komen.
Het beroepsvraagstuk is onderverdeeld in vijf delen, de organisatie, de doelgroep, de
methodiek, het interview en de conclusie en aanbevelingen.
In het eerste hoofdstuk ‘de organisatie’ komt naar voren waar HVO-Querido, maar ook
de locatie BW Diemen voor staan. De methodiek is een leidraad in mijn verslag, deze
komt bijna in elk hoofdstuk naar voren.
In hoofdstuk twee wordt duidelijk wat de doelgroep is, wat houdt een psychiatrische
stoornis in, wat zijn de kenmerken en hoe worden deze cliënten ondersteund. In dit
hoofdstuk wordt er ook nog apart stil gestaan bij de cliënten van de locatie BW Diemen
deze cliënten hebben hun eigen karakter die bepalend is voor de ondersteuning.
Hierna volgt hoofdstuk drie ‘de methodiek’ hier staat de methodiek krachtgericht
werken beschreven en de bijbehorende werkwijze. Ook wordt er gekeken naar de
communicatieve vaardigheden, BW Diemen en de methodiek en de aansluiting bij de
maatschappij.
In hoofdstuk vier ‘Het onderzoek in de praktijk’ zal er dieper ingegaan worden op de
methodiek door middel van kwalitatief onderzoek.
Het laatste hoofdstuk is de ‘Conclusie en aanbevelingen’, hier wordt de hoofdvraag
beantwoordt, aanbevelingen gegeven, een implementatie en een eindconclusie.
De namen van de mensen die in die beroepsvraagstuk naar voren komen zijn
geanonimiseerd om zo de privacy van hen te waarborgen.
7
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Samenvatting
HVO-Querido is een instelling die ondersteuning biedt aan mensen met een
psychiatrische beperking. Dit kan eventueel in combinatie zijn met sociaaleconomische
problemen of comorbiditeit, zoals naast de psychiatrische beperking een verslaving aan
alcohol en/of drugs.
De instelling biedt de mogelijkheid voor de cliënten om zich te kunnen ontwikkelen in
zijn of haar autonomie. Binnen de begeleiding van de cliënten gaan ze uit van de wensen
en mogelijkheden van de cliënt in het streven naar rehabilitatie. (HVO-Querido, HVOQuerido, 2010-2012) Het beroepsvraagstuk is gebaseerd op de locatie BW Diemen wat
staat voor begeleid en beschermd wonen in Diemen. Binnen de instelling BW Diemen
zijn er verschillende functies werkzaam. De drie belangrijkste functies binnen dit
beroepsvraagstuk zijn de ondersteunend begeleider, de persoonlijk begeleider en de
zorgcoördinator. De cliënten die worden begeleid bij BW Diemen hebben allen een
psychiatrische stoornis. In dit beroepsvraagstuk is er gekozen voor de stoornis
schizofrenie.
De methodiek waar de begeleiding mee te werk gaat is het krachtgericht werken,
afkomstig uit Amerika, gebaseerd op het Strenght model wat ontwikkeld is door Charles
Rapp & Rick Goscha (Rapp & Goscha, 2006). Het krachtgericht werken is opgebouwd uit
verschillende fasen. In deze fasen van het krachtgericht werken, wordt duidelijk hoe
belangrijk de overdracht van de methodiek naar de cliënt toe is. Binnen het
krachtgericht werken wordt er gewerkt met het actieplan en de krachteninventarisatie.
Deze worden beide gezamenlijk opgesteld door cliënt en begeleider.
De data- verzamelmethode voor dit beroepsvraagstuk is de interview methode. Het doel
is om informatie te verzamelen uit mededelingen van de geïnterviewde personen.
Vanuit het interview en het literatuuronderzoek is geconstateerd dat niet alle
begeleiders de methodiek uitvoeren zoals Wolf en HVO Querido het hebben beschreven
in de afspraken voor de uitvoering van het krachtgericht werken. Vanuit deze conclusie
zijn er aanbevelingen geformuleerd die vorm geven aan het implementatieplan voor BW
Diemen. In eindconclusie wordt er stilgestaan bij mijn persoonlijke visie op de conclusie
en de rol die de SPH’er in kan nemen binnen het implementatieplan.
8
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Hoofdstuk 1 De organisatie
In dit hoofdstuk staat de algemene informatie over de instelling, haar visie en de locatie
waarin het probleem zich afspeelt. In de laatste paragraaf wordt er dieper ingegaan op het
team. Deze informatie geeft uiteindelijk ook de verschillende functies weer en de rol van de
Sociaal Pedagogisch Hulpverlener, verder in dit verslag SPH’er genoemd.
1.1 HVO-Querido
De instelling HVO-Querido biedt ondersteuning aan mensen met een psychiatrische
beperking. Dit kan eventueel in combinatie zijn met sociaaleconomische problemen of
comorbiditeit, zoals naast de psychiatrische beperking een verslaving aan alcohol en/of
drugs.
De instelling biedt de mogelijkheid voor de cliënten om zich te kunnen ontwikkelen in
zijn of haar autonomie. Binnen de begeleiding van de cliënten gaan ze uit van de wensen
en mogelijkheden van de cliënt in het streven naar rehabilitatie. (HVO-Querido, HVOQuerido, 2010-2012)
Bureau Aanmelding & Plaatsing (BA&P) van HVO-Querido is het eerste aanspreekpunt
voor de cliënten.
Hier komen alle aanmeldingen voor wonen en dagbesteding binnen en begint het traject
van de cliënt. Door middel van een intake kijken de instroomfunctionarissen welk traject
binnen HVO-Querido voor de cliënt passend en juist is (HVO-Querido, HVO-Querido,
2013).
Zo wordt een cliënt ingedeeld bij één van de verschillende locaties binnen de instelling.
Bijvoorbeeld, een cliënt wil zich aanmelden bij HVO-Querido met een psychiatrische
beperking in combinatie met een alcohol verslaving. Het is dan mogelijk dat deze cliënt
verwezen wordt naar de locatie BW Nieuw-West, omdat zij gespecialiseerd zijn in deze
diagnose.
De cliënt zal eerst op een wachtlijst komen te staan van de voorziening. Daarna zal het
plaatsingsgesprek plaats vinden. Bij een plaatsingsgesprek zal de persoonlijk begeleider
ook aanwezig zijn en het eerste contact leggen samen met de cliënt. Na dit gesprek en
overdracht van aandachtsgebieden zal er besloten worden of de cliënt in begeleiding
genomen kan worden op de locatie. Zo niet dan zal de cliënt terug moeten naar het
BA&P om op zoek te gaan naar een andere locatie. De cliënt zal bij goedkeuring in het
begeleid wonen of beschermd wonen traject gaan. Dit ligt aan een aantal factoren.
Hierover meer onder in paragraaf 1.2.
1.1.1 Visie HVO-Querido
HVO-Querido werkt volgens de visie ‘actief en betrokken’ :
De instelling HVO-Querido ondersteunt mensen met een psychiatrische beperking en/of
met sociaaleconomische problemen. De instelling streeft er naar om de mensen zelf
‘opnieuw’ de regie over hun eigen leven te krijgen. In de begeleiding gaan zij uit van de
wensen en mogelijkheden van de mensen. Door de gezamenlijke inspanning is het
mogelijk voor de mensen die de zorg en ondersteuning krijgen van HVO-Querido om
weer actief te kunnen functioneren in de samenleving.
9
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
HVO-Querido zegt dat de cliënten veel met elkaar gemeen hebben. Zij zijn allemaal in de
eerste plaats burger, met dezelfde rechten, plichten en behoeften als andere burgers.
Tegelijkertijd hebben zij een psychiatrische en/of sociale beperking en een kwetsbare
positie. Hierdoor hebben zij vaak meer moeite om hun rechten te doen gelden, hun
verplichtingen na te komen en hun behoeften te vervullen (Asberg, 2013).
Deze visie is van belang voor mijn beroepsvraagstuk, omdat ik de methodiek, die voort
komt uit de visie, onder de loep ga nemen. Zoals er beschreven staat in de visie is het
streven naar rehabilitatie aangepast op het niveau van de cliënt, het einddoel.
1.2 BW Diemen
De instelling HVO-Querido bestaat uit 47 locaties. Het beroepsvraagstuk is gebaseerd op
de locatie BW Diemen. BW Diemen is de afkorting voor begeleid en beschermd wonen in
Diemen. Cliënten die bij BW Diemen wonen, vallen daaronder. Als een cliënt onder het
beschermd wonen valt, heeft dit te maken met het niet bezitten van een woning en een
grote zorgvraag die veel begeleiding vereist (HVO-Querido, HVO-Querido, 2013).
Met andere woorden, de woning waar de cliënt verblijft wordt meerdere keren in de
week bezocht door de woonbegeleiding en de cliënt heeft minimaal één keer in de week
een persoonlijk gesprek met zijn persoonlijk begeleider. Voor begeleid wonen is er
gemiddeld eenmaal in de week een gesprek op de woning van de cliënt en deze woning
wordt daarnaast niet bezocht door de woonbegeleiding. De onderwerpen die besproken
worden in dit gesprek zijn zo veel mogelijk berust op de wensen en behoefte van de
cliënt.
Omdat beschermd wonen meer begeleiding vereist dan het begeleid wonen, is de keuze
gemaakt om het beroepsvraagstuk toe te spitsen op deze vorm van begeleiding.
Het beschermd wonen heeft volgens HVO-Querido (2013) een aantal uitgangspunten.
Dit zijn:






Elke cliënt verblijft in een ordelijke woning van HVO-Querido samen met
meerdere personen tot een maximum van zeven.
Het is niet mogelijk om de woning over te nemen van de instelling, behalve als de
cliënt een volledig pakket thuis bezit. Dan krijgt de cliënt zorg aangeboden in zijn
of haar eigen woning.
De cliënt beschikt naast zijn eigen kamer ook over de keuken, badkamer, wc en
woonkamer als gemeenschappelijke ruimte.
De woonbegeleider komt op afspraak langs de woning voor het bespreken van
praktische zaken en gezamenlijke activiteiten.
Elke cliënt heeft een vaste begeleider die individuele gesprekken met hem of haar
voert. Hier wordt in de volgende paragraaf dieper op ingegaan.
Omdat HVO-Querido een AWBZ- voorziening is dient elke cliënt een eigen
bijdrage te betalen, behalve wanneer de bedden gevuld worden door geplaatste
cliënten vanuit justitie.
Deze uitgangspunten geven een beeld hoe de cliënten verblijven binnen de locatie BW
Diemen. Vanuit deze uitgangspunten worden de cliënten begeleid door verschillende
functies werkzaam op de locatie. De verschillende functies zullen besproken worden in
10
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
de volgende paragraaf. Verder wordt er in dit beroepsvraagstuk vaker gesproken over
de visie, deze wordt zowel als ‘visie’ aangeduid maar ook als ‘actief en betrokken’.
1.3 Het team
Binnen de instelling BW Diemen zijn er verschillende functies werkzaam. De drie
belangrijkste functies binnen dit beroepsvraagstuk zijn de ondersteunend begeleider, de
persoonlijk begeleider en de zorgcoördinator.
Deze drie functies hebben allen een functie omschrijving vanuit HVO-Querido mee
gekregen en worden hieronder samengevat weergegeven. Welke functies niet zijn
beschreven zijn de maatschappelijk werker, financieel medewerker en de teammanager.
Dit is bewust gedaan, omdat zij geen grote invloed uitoefenen op dit beroepvraagstuk.
- Ondersteunend begeleider
De ondersteunend begeleider, verder in dit verslag OB’er genoemd, assisteert de
persoonlijk begeleider bij het uitvoeren van de activiteiten met de cliënten en plant deze
zelf ook. Een OB’er zorgt ervoor dat algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en
de huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen (HDL) op orde zijn met vooropstaand
het stimuleren van de zelfstandigheid/zelfredzaamheid van de cliënt. Zelf komt de OB’er
hier ook in actie. Wanneer nodig zal de OB’er de hulp inschakelen van collegae,
bijvoorbeeld bij belangrijke observaties. Daarnaast begeleid de OB’er de cliënt naar
externe afspraken en bevordert de leefsituatie, hij/zij doet voorstellen om knelpunten te
verbeteren en onderhoudt zijn eigen beroepsuitoefening.
De OB’er is ook werkzaam op de afdeling. Daarbinnen beheert hij/zij de voorraden en
houdt administraties en registraties bij.
Verder is het voor een OB’er een vereiste om te bezitten over sociale vaardigheden, zoals
tact zijn, luisteren, empatisch vermogen hebben, motiveren en het bepalen en bewaren
van de eigen houding. Naast deze vaardigheden is het ook belangrijk om goed te kunnen
signaleren en de verbale en non-verbale uitdrukkingsvaardigheid te bezitten om het
contact en de omgang met de cliënt te kunnen versterken en onderhouden.
Met deze vaardigheden werken de OB’ers bij BW Diemen 6 dagen in de week. Zij werken
volgens een vast rooster, waarin zij langs de huizen gaan van HVO-Querido waar de
cliënten verblijven en daar hun werkzaamheden uitvoeren.
- Persoonlijk begeleider
De persoonlijk begeleider, hierna PB’er genoemd, heeft binnen HVO-Querido ook zijn
eigen functievereisten. Een PB’er inventariseert de hulpvragen van de cliënt en stelt deze
op in een krachteninventarisatie en zorgafspraken kaart. Daarvoor moet een PB’er goed
kunnen inventariseren, analyseren, informeren, adviseren, onderzoeken, afstemmen van
zorg en het bewaken van de voortang.
De PB’er zorgt naast het opstellen van doelen ook voor de begeleiding van de cliënt. Dit
kan zijn de begeleiding naar zelfstandigheid, begeleiden naar externe afspraken, het
stimuleren van het cognitieve geheugen en het organiseren van activiteiten met als doel
het bevorderen van het leef en hulpverleningsklimaat, de veiligheid en het welbevinden
van de cliënt.
11
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Daarnaast zal de PB’er ook zorg dragen voor de financiën of daarin adviseren, hij/zij
registreert en signaleert knelpunten en verbeterpunten en neemt handelt daarnaar.
De PB’ers van BW Diemen krijgen ieder een caseload. Een caseload zijn een aantal
cliënten waar een persoonlijk begeleider zorg voor draagt. De persoonlijk begeleider
kijkt naar de behoeften en belangen van de cliënt. Samen met de persoonlijk begeleider
maakt de cliënt, na inventarisatie van zijn of haar wensen en behoeften, een individueel
begeleidingsplan dat zich richt op tien leefgebieden die uitmonden in een aantal doelen.
Dit wordt binnen HVO-Querido de krachteninventarisatie en het actieplan genoemd.
Daar wordt in hoofdstuk drie verder op ingegaan.
Om dit te kunnen bereiken moet een PB’er goede uitdrukkingsvaardigheden nodig.
Binnen de onderwerpen die hierboven genoemd zijn, worden veel vragen gesteld en
adviezen gegeven. Hierin moet een persoonlijk begeleider bewust zijn van zijn verbale
en non-verbale communicatie. Hier zal verder op ingegaan worden in hoofdstuk drie.
- Zorgcoördinator
De zorgcoördinator coördineert het primaire proces van de zorgverlening op de locatie
BW Diemen. Dit wordt door twee personen gedaan, voor elk team één. Binnen dit
coördineren valt het roosteren en plannen, het op de hoogte zijn/monitoren van de
krachteninventarisatie en het actieplan, het signaleren van knelpunten en het bewaken,
analyseren, adviseren en implementeren van verbeterpunten en zorgprocessen.
Hierbinnen valt ook het coachen van de OB’er en de PB’er en het adviseren van de
teammanager. Onder het coachen valt bijvoorbeeld het beantwoorden van
begeleidingsvragen en het uitvoeren van werk overleggen.
De zorgcoördinator behoort ook, met betrekking tot complexe aangelegenheden, de
krachteninventarisatie en het actieplan op te stellen, hulpvragen te inventariseren en
daarbinnen begeleiding aan te bieden.
De zorgcoördinator waarborgt bij BW Diemen ook de kwaliteitszorg door het signaleren
en analyseren van ontwikkelingen en met deze informatie met verbetervoorstellen te
komen. Hij/zij coördineert en organiseert activiteiten en adviseert interne en externe
bedrijven over verbeteringen op het terrein van persoonlijke begeleiding.
- Als SPH’er
De SPH’er vervult doorgaans de functie als Persoonlijk begeleider in BW Diemen. De
functie als persoonlijk begeleider vraagt, zoals hierboven te lezen is, om veel kennis en
vaardigheden waar een SPH’er over beschikt. Naast deze kennis en vaardigheden is de
SPH’er een werknemer die ontwikkelingen in het vakgebied nauwkeurig bijhoudt, deze
toepast in de praktijk en overdraagt aan collega's (Oosterhout, z.j.). Een SPH’er kijkt
doorgaans constant kritisch naar de methodiek en houdt deze onder de loep en zorgt op
deze manier voor verbeteringen binnen de zorg. Meer over deze rol en of deze
daadwerkelijk wordt vervuld in de praktijk, is te vinden in hoofdstuk vijf.
1.4 Aansluiting maatschappij
Dit onderzoek sluit aan bij de huidige maatschappelijke ontwikkelingen. Zo is er sinds
2007 de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) van kracht gegaan.
12
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Verheij (2011) zegt hierover “De Wmo vervangt een aantal oude wetten, waaronder de
Welzijnswet, de Wet voorzieningen gehandicapten, een aantal subsidieregelingen uit de
AWBZ, de Huishoudelijke Verzorging uit de AWBZ en de Openbare Geestelijke
Gezondheidszorg”.
Volgens Verheij (2011) is het doel van de Wmo ervoor te zorgen dat iedereen kan
meedoen in de maatschappij en zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen.
Dit sluit goed aan bij mijn beroepsvraagstuk, want onze visie en tevens onze methodiek
is gericht op de rehabilitatie van de cliënt.
BW Diemen is bezig met bezuinigen, deze bezuinigingen komen voort uit de Wmo en de
crisis. Het mogelijke gevolg hiervan zou kunnen zijn de vermindering van de bezetting.
Door de vermindering van de bezetting zal de caseload van de personeelsleden
vergroten. Hierdoor zal er waarschijnlijk minder aandacht worden besteed aan het
overbrengen van de methodiek. Deze hypothese van oorzaak en gevolg is mogelijk nog
niet vastgesteld maar daar wordt nu in dit beroepsvraagstuk onderzoek naar gedaan.
13
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Hoofdstuk 2 De doelgroep
In dit hoofdstuk wordt er gekeken welke psychiatrische stoornissen en bijkomende
problematiek de doelgroep heeft. Dit is van belang, omdat de begeleiding rekening moet
houden met de doelgroep en de daarbij horende kenmerken. Er wordt in dit hoofdstuk
specifiek gekeken naar de cliënten binnen BW Diemen.
2.1 DSM
Cliënten die beschermd worden bij BW Diemen hebben allen een psychiatrische
stoornis. Deze wordt gediagnosticeerd door een psychiater. De psychiater stelt de
diagnose van de cliënt vast aan de hand van het Diagnostic and Statistical Manual of
Mental Disorders, ofwel de DSM.
De DSM is een classificatiesysteem voor psychische aandoeningen en geeft volgens
Othmer & Othmer (2004) zeer concrete aanwijzingen voor onder andere het opbouwen
van de behandelrelatie. Het boek is uitgegeven en opgesteld door de American
Psychiatric Association (Association American Psychiatric, 2013).
Het boek geeft, mede aan de hand van illustratieve dialogen tussen patiënt en
psychiater,
Het doel is om onderlinge vergelijking van cliënten mogelijk te maken door feitelijke
definities op te stellen waaraan iemand moet voldoen om in een bepaalde groep te
vallen (Zonneveld, 2013).
De cliënten binnen HVO Querido zijn zeer divers, met divers wordt er het brede scala
aan stoornissen bedoeld. Hieronder vallen cliënten met: borderline, antisociale
persoonlijkheidsstoornis, dementie, manisch depressiviteit, depressiviteit en nog veel
meer andere stoornissen. In sommige gevallen zijn deze stoornissen ook nog in
combinatie met licht verstandelijke beperking, verslavingsproblematiek en/of juridische
achtergrond. Deze brede doelgroep is teruggebracht naar één stoornis namelijk de
binnen as I genoemde stoornis; schizofrenie.
2.1.1 Schizofrenie
Uit wetenschappelijk onderzoek wat geschreven is in het boek van Oliemeulen & Thung
(2007) is bewezen dat de hersenziekte schizofrenie deels bepaald wordt door erfelijke
factoren. Het is wel nog steeds onduidelijk wat de oorzaak daarvan is. Volgens geleerden
gaat het om de omgevingsfactor die een grotere rol speelt en de sociaal economische
klasse. Wanneer er erfelijke factoren aanwezig zijn bij ouders die duiden op de stoornis
schizofrenie is het zo dat complicaties tijdens een geboorte een rol kunnen spelen.
Schizofrenie is er volgens Tsuang & Faraone (2005) in verschillende vormen en
gradaties. Zij leggen uit dat het meestal voorkomt dat je deze psychische stoornis krijgt
op je 15e tot het 30e levensjaar. Schizofrenie is in de jongere jaren niet zozeer zichtbaar,
maar wanneer een kind onder druk staat, dan zal het kind ervaren worden als vervelend
of anders. Een zeer kenmerkend verschijnsel is volgens Anoiksis (2013) de
achteruitgang van het lichamelijk functioneren.
14
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Aan de stoornis schizofrenie gaat altijd een psychose vooraf. Dit is een afwijkende
beleving van de werkelijkheid. Het kunnen onlogische gedachtepatronen, wanen,
hallucinaties en emotionele denk- en gedragsstoornissen zijn. King (2009) zegt dat deze
patronen ervoor zorgen dat een persoon niet meer in staat is om in zijn fysiologische
levensbehoeften te voorzien. Cliënten die in begeleiding zijn bij BW Diemen en in een
psychose verkeren worden door
behandelend psychiater vrijwillig of
gedwongen opgenomen in een kliniek. Een
vrijwillige opname vindt plaats als de
cliënt inziet dat het niet goed met hem of
haar gaat en een gedwongen opname zal
plaats vinden als de cliënt een gevaar is
voor zichzelf of anderen. Als dit gebeurd is
de ondergrens bereikt van de methodiek
en zal het werken aan de krachten en
doelen van de cliënt wachten totdat de
cliënt weer uit de psychose is.
Tsuang & Faraone (2005) leggen uit dat
de stoornis schizofrenie blijvend is. Het
komt vaak voor dat je op latere leeftijd
minder verschijnselen laat zien van de
Figuur 1 Fysiologische levensbehoeften
schizofrene stoornis, maar je kan dan
(King, 2009)
weinig initiatief tonen of terug trekken.
Volgens
Tsuang & Faraone (2005) is anti-psychotica een goede behandeling tegen schizofrenie.
Deze geneesmiddelen zullen de stoornis nooit wegnemen, maar alleen onderdrukken.
Wanneer deze niet goed ingenomen wordt zullen de symptomen van de stoornis weer
op de voorgrond treden.
Enkele voorbeelden vanuit het boek van Tanghe en de Keyzer (2000) van de symptomen
die zich kunnen voordoen bij schizofrenie zijn:









Er niet in slagen om in werk, studie of hobby te presteren wat er normaal
gesproken van hem of haar verwacht kan worden.
Denken volgens de complottheorie.
Geen vrienden maken of hooguit korte oppervlakkige contacten hebben.
Zeggen dat anderen gedachten uit zijn/haar hoofd kunnen lezen of er juist
gedachten inbrengen.
Onzeker zijn.
Gebrek aan concentratie, niet (fulltime) kunnen werken.
Veel slaap hebben, of juist slapeloosheid.
Het idee hebben dat anderen niet te vertrouwen zijn.
Moeite hebben met zelfverzorging.
15
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Het is per persoon afhankelijk hoe de stoornis zich uit, maar er wordt bij schizofrenie
een onderscheid gemaakt tussen de negatieve symptomen, zoals gebrek aan initiatief,
sociale isolatie of een vervlakking van emoties of de positieve symptomen, zoals wanen
en hallucinaties. Het verschil tussen de positieve- en negatieve symptomen is dat de
positieve symptomen duidelijk aanwezig zijn en de negatieve symptomen niet.
2.2 De ondersteuning
De begeleiding van BW Diemen bieden laagdrempelige zorg aan en houden op deze
manier rekening met de kwetsbare doelgroep waar ze mee werken. Wat hiermee wordt
bedoeld is dat de begeleiders van HVO-Querido aansluiten op het niveau van de cliënt en
rekening houden met de kwetsbaarheid van de cliënt. De werkzaamheden van de
verschillende functies zijn terug te lezen in paragraaf 1.3.
De OB’er gaat veel langs bij de woningen van BW Diemen en zal daar gezamenlijk met
cliënten zorgen voor de schoonmaak van algemene ruimten, zoals woonkamer en
badkamer, maar zal ook ondersteunen bij taken waar een cliënt niet toe in staat is
vanwege de stoornis.
Door de PB’er wordt de persoonlijke ruimte van de cliënt op orde gehouden en BW
Diemen ziet graag dat de PB’ers daar ook de plannen van de cliënt maken en evalueren
samen met de cliënt.
Als begeleider ben je er altijd van bewust dat het om cliënten gaat met een
psychiatrische stoornis en daar houd je rekening mee binnen je handelen. Want
wanneer je een psychose tijdig kunt herkennen is het nog mogelijk om daar actie in te
ondernemen. Voortekenen van een psychose kunnen volgens Anoiksis (2013)
bijvoorbeeld zijn; een veranderd slaappatroon, prikkelbaarheid, andere opvattingen
en/of overtuigingen, slecht relativeren, achterdochtig worden of zich terugtrekken. Deze
voortekenen kunnen per persoon verschillend zijn.
De PB’er houdt rekening met deze voortekenen en signaleert deze vroegtijdig om een
psychose te voorkomen. Een voorwaarde om deze voortekenen vroegtijdig te kunnen
signaleren is een goede relatie tussen begeleider en cliënt. Deze goede relatie ontstaat
volgens Wolf (2012) als de begeleider zich conformeert aan regels, in de krachtgerichte
methodiek beter bekent als etiquette. Deze etiquette staat beschreven in bijlage IX. Uit
deze regels kan men een algemeen leidraad voor de begeleiding halen namelijk; er echt
zijn voor de cliënt binnen de werkrelatie, de taken en in het proces. De cliënt is echt, de
problemen zijn echt, dit vereist daarom een benadering waarin de begeleiding respect
heeft voor de cliënt en zijn probleem.
2.3 Cliënten binnen BW Diemen karakter/cultuur
De cliënten binnen BW Diemen zijn allemaal volwassenen of ouderen. De psychiatrische
stoornis die veelal voorkomt is schizofrenie. Verder wonen er cliënten met verschillende
stoornissen binnen as I en as II van de DSM. Dit is eventueel in combinatie met een
verstandelijke beperking, justitiële maatregelen en/of verslavingsproblemen. (Ravelli,
Bijl, & van Zessen, 1998)
16
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Het is een voorwaarde bij BW Diemen dat de cliënt stabiel is wanneer hij/zij bij ons
komt wonen. Onder stabiel verstaat de psychiatrie niet psychotisch.
De cliënten bij BW Diemen hebben over het algemeen genomen een minder groot
sociaal netwerk dan mensen zonder stoornis. Een oorzaak hiervan kan zijn dat de cliënt
een psychose heeft gehad en dat daar de familie en/of vrienden zich voor afkeert (Hazel,
2012). De verkleining van het sociaal netwerk van de cliënt komt volgens Lindt (2000)
door het niet opvolgen van adviezen, het niet nakomen van afspraken of doordat
cliënten bizarre gesprekken voeren via de telefoon. Dit heeft tot gevolg dat het sociaal
netwerk van de cliënt bestaat uit zijn medecliënten en hulpverleners. Omdat dit bekend
is bij de organisatie en locatie zorgen zij voor een aantal activiteiten in het jaar waar
cliënten hun familie en vrienden mee naar toe kunnen nemen.
17
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Hoofdstuk 3 De methodiek
In dit hoofdstuk zal uitgelegd worden wat de methodiek krachtgericht werken inhoudt, met
de daarbij horende krachteninventarisatie en actieplan. Wat ook aan bod komt is hoe deze
methodiek gebruikt wordt door de begeleiders van HVO-Querido te Diemen aan de hand
van verschillende fasen met daarin de verschillende taken van de begeleiding.
3.1 Krachtgericht werken
Om ‘actief en betrokken’ te operationaliseren, wordt er gewerkt volgens een nieuwe
methodiek, genaamd Herstelwerk / Krachtgerichte basismethodiek. Deze methodiek is
gebaseerd op het zogenaamde Strenght model wat ontwikkeld is door Charles Rapp &
Rick Goscha (Rapp & Goscha, 2006).
De Krachtgerichte basismethodiek maakt gebruik van de krachten en de mogelijkheden
van cliënten en de hulpbronnen in de gemeenschap. De Krachtgerichte basismethodiek
gaat volgens Wolf (2012)uit van de volgende zes krachtprincipes:
1. Cliënten hebben het vermogen te herstellen, hun leven weer op te pakken en te
veranderen.
2. De focus ligt op individuele krachten van cliënten en niet op hun tekortkomingen.
3. De cliënt heeft de regie over de begeleiding.
4. De werkrelatie is primair en essentieel.
5. Werk in de natuurlijke omgeving van cliënten.
6. De samenleving is rijk aan hulpbronnen.
De krachtgerichte basismethodiek biedt een visie op bejegening en groei en gaat uit van
de eigen kracht van cliënten. Centraal staan: een op vertrouwen gebaseerde werkrelatie,
respect voor de autonomie van cliënten zonder confrontaties uit de weg te gaan en
actieve ondersteuning aan cliënten bij het vaststellen van doelen en een actieplan en het
krijgen van noodzakelijke bronnen om dat plan te realiseren (Wolf, 2012). Deze op
vertrouwen gebaseerde werkrelatie ook wel vertrouwensband, wordt verder uitgewerkt
in de paragraaf communicatie. In deze paragraaf staat het belang van deze band en de
bijbehorende vaardigheden beschreven.
In de krachtgerichte benadering draait het om het eigen herstelproces van cliënten.
Herstel staat voor het leven zoveel mogelijk in eigen hand en handelingscontrole,
verbinding met anderen, een positieve identiteit en zelfvertrouwen en een zingevend
bestaan en hoop en perspectief op de toekomst. Herstel kan groei en ontwikkeling
impliceren, maar kan ook stabilisering van de situatie inhouden. Primair gaat het om het
vinden van een optimale aansluiting tussen de competenties van de cliënt en de
eigenschappen en eisen van de omgeving. (Wolf, 2012)
18
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
3.1.1 De basistaken
Bij het werken met de krachtgerichte basismethodiek zijn er zeven basistaken (zie
figuur 2) die de begeleider samen met de cliënt doorloopt. Dit zijn:
1.
Ontmoeten en aansluiten
In deze periode gaat de werknemer de werkrelatie opbouwen, bespreken waarom de
cliënt hulp zoekt, structuur en veiligheid aanbrengen, uitleg geven over de methodiek,
uitleggen wat voor persoon hij of zij is en de verwachtingen bespreken.
2.
Inventariseren van krachten
In deze periode zal de persoonlijk begeleider zich focussen op de krachten die de cliënt
heeft. Door dit te doen worden de mogelijkheden van de cliënt op tafel gelegd. Dit wordt
dan opgenomen in de krachteninventarisatie waar in paragraaf 3.1.2 verder op ingegaan
wordt.
3.
Taxatie van draagkracht
In deze periode zal de persoonlijk begeleider bespreekbaar maken met de cliënt wat lukt
en wat niet. De begeleider zal gaan onderzoeken wat misschien eventuele risicofactoren
zijn in de leefsituatie van de cliënt en bespreekbaar maken of de cliënt zich veilig voelt
op de woning. Dit kan uitmonden tot gespecialiseerde hulp of een doorverwijzing.
4.
Doelen stellen en een actieplan maken
Op basis van de krachteninventarisatie komen er doelen naar voren die geformuleerd
worden in het actieplan. Daar zal de persoonlijk begeleider zich in deze periode mee
bezig houden. Hier zal verder op ingegaan worden in paragraaf 3.1.3
5.
Ondersteunen van herstel
Wanneer de cliënt daar klaar voor is, zal de begeleider in deze periode steun bieden in
praktische en emotionele vorm. Volgens Wolf (2012) is dit proces van herstel nodig en
zal het plaats vinden als de cliënt zich voorbij zijn kwetsbaarheden en verliezen kan
bewegen, zijn eigen zelfstandigheid zoveel als mogelijk kan (her)vinden en hij/zij zich
tot een waardevolle plek in de maatschappij kan realiseren. Ook zal de begeleider de
cliënt aanmoedigen en motiveren om afgesproken acties uit te voeren, zich vasthouden
aan het herstelproces, coördineren van hulp, maken van afspraken met professionals en
tussentijdse verslagen maken.
6.
Evalueren
In deze periode zal de begeleider het actieplan evalueren met de cliënt en bespreken of
er een verbetering is van de zelfredzaamheid. Ook zal de begeleider zichzelf gaan
evalueren en reflecteren op het begeleidingstraject. Hij/zij zal de krachten en
hulpbronnen van de cliënt nogmaals inventariseren, uitzoeken of er nieuwe lange
termijn doelen zijn en verkennen of het nodig is om het begeleidingstraject te verlengen.
7.
Afsluiten
In deze fase zal de begeleider samen met de cliënt terugblikken op het
begeleidingstraject, zal er gesproken worden over eventuele angsten en onzekerheden
bij de cliënt over de afronding en biedt daar steun en hulp voor. Ook zal de begeleider zo
nodig vervolghulp organiseren en het contact met de cliënt en betrokkenen op een
professionele manier afsluiten.
19
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
(Tjerk & van Miert)
Hierboven zijn de zeven basistaken verwerkt in een overzichtelijk schema. Zoals er te
zien is, worden de taken inventariseren, het actieplan opstellen, het ondersteunen van
het herstel en de evaluatie behandeld in een cyclus van een half jaar. Dat is het halfjaar
wanneer de plannen ondertekend worden en in het dossier van de cliënt gaan. Hier
meer over in paragraaf 3.1.4
In deze fasen van het krachtgericht werken, wordt duidelijk hoe belangrijk de
overdracht van de methodiek naar de cliënt toe is. Elke fase vraagt om nieuwe inzichten
van de begeleiding maar ook van de cliënt. Hoe beter de cliënt op de hoogte is van de
methodiek en de bijbehorende plannen, hoe beter hij of zij per fase verantwoorde
beslissingen kan nemen en keuzes kan maken (Planetree, 2010). In hoofdstuk vier zijn
interviews met zowel de cliënt als de begeleiding te vinden waar dit onderwerp
uitgebreid terug zal komen.
3.1.2 Krachteninventarisatie
Vanuit het boek herstelwerk van Wolf (2012) is te concluderen dat de
krachteninventarisatie een portret is van de cliënt in zijn context en dat het in het teken
staat van empowerment. Het richt zich op de sterke kanten en perspectieven om
aarzeling en hopeloosheid te voorkomen. De krachteninventarisatie beschrijft de
wensen, ambities en competenties en beïnvloedende factoren op de tien leefgebieden.
Raadpleeg bijlage zes voor een overzicht van de tien leefgebieden. Het toont een
doorlopend proces en bevat een directe waarneming en objectieve feiten. De
krachteninventarisatie is in de ik-vorm geformuleerd en in de woorden van de cliënt. De
krachteninventarisatie mondt uit in een aantal doelen en acties. Deze zijn geformuleerd
in het actieplan wat verder besproken wordt in de volgende paragraaf.
Volgens Wolf (2012) is de krachteninventarisatie bedoeld om de autonomie, de
verbinding met anderen en competenties te versterken. Op deze manier kan de cliënt de
20
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
controle over zijn/haar bestaan herwinnen en meer participeren in de samenleving. Een
voorbeeld van de krachteninventarisatie is te vinden in bijlage vijf.
3.1.3 Het actieplan
De doelen die gesteld worden, zijn afgeleid van de krachteninventarisatie en SMART
(Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdsgebonden) geformuleerd. Wolf (2012)
zegt hierover dat de doelen helpen om de cliënt de aandacht en actie te laten
ondernemen op een toekomstige gebeurtenis. Problemen die daarvoor in de weg staan
worden aangepakt. Per doel wordt vastgelegd welke acties er nodig zijn om het doel te
behalen, ook de betrokkenen en wanneer het doel behaald moet worden, zijn van
belang. Het actieplan kan gezien worden als een overeenkomst tussen de begeleider en
de cliënt wat hen helpt om het overzicht te bewaren. Dit overzicht moet volgens Wolf
(2012) gezien worden als ‘levend’ document. Op deze manier kan het een feitelijke
werkagenda worden voor de cliënt en de begeleider die op elk moment van contact
gebruikt kan worden. Hoe een actieplan er precies uit ziet is te vinden in bijlage zes.
3.1.4 Krachteninventarisatie en actieplan samen
De krachteninventarisatie en het actieplan zijn volgens Wolf (2012) twee levende
werkdocumenten waar steeds, samen met de cliënt, aan wordt gewerkt. Volgens HVOQuerido wordt het aanbevolen om als begeleider deze documenten samen met de cliënt
die je begeleidt (minimaal) eenmaal per maand bij te werken. De ondertekening van de
documenten is eens per half jaar nodig. Na het ondertekenen worden deze opgenomen
in het dossier van de cliënt. Door steeds verder te werken in hetzelfde document ziet de
cliënt zijn ontwikkeling duidelijk in kaart gebracht en dit brengt volgens Wolf (2012)
motivatie en empowerment.
3.2 Communicatieve vaardigheden
In het maatschappelijk werk staat communicatie centraal. Elke communicatie is een
vorm van inter-relationele interactie. De relatie is de wijze waarop de communicatie
over en weer gaat. In het maatschappelijk werk en andere vormen van (vrijwillige)
hulpverlening is een goede werkrelatie tussen de maatschappelijk werker en de cliënt
van belang om de hulpverleningsdoelen te bereiken. Verstoringen in de relatie zullen
ertoe leiden dat begeleidingsdoelen of hulpverleningsdoelen niet gehaald worden
(Tartuffel, 2013).
Na het eerste contact werk je al aan het opbouwen van een goede relatie met de cliënt.
In de gesprekken die daar op volgen, werk je daar verder aan. Bijvoorbeeld door goed te
communiceren met de cliënt, goed te luisteren, door de cliënt goed te volgen en samen
met hem afspraken te maken. (Profi-leren, 2013) Vanuit deze communicatieve
vaardigheden kan er de koppeling gemaakt worden naar de fases van het krachtgericht
werken.
In de eerste fase van het krachtgericht werken, wordt ontmoeten en aansluiten als
basistaak genoemd. In deze basistaak is deze wederzijdse band van belang voor de
communicatie tussen hulpverlener en cliënt. Na deze eerste basistaak volgen de andere
fasen en de daarbij behoren basistaken die steeds meer vragen van de
vertrouwensrelatie tussen hulpverlener en cliënt.
21
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
In de literatuur komen verschillende manieren naar voren waarop contact gelegd kan
worden met de doelgroep. Wat opvallend is, is dat er niet één concrete manier van
contact maken bestaat. Er is wel een hoofdregel binnen de communicatie met de cliënt
namelijk een wederzijdse band tussen hulpverlener en cliënt. Deze band zorgt voor een
goede basis voor de vertrouwensrelatie tussen cliënt en hulpverlener. Als deze band is
opgebouwd, kan de hulpverlener de cliënt stimuleren om nieuwe ervaringen op te doen
zijn systeem te vergroten en zich op lichamelijk, cognitief en sociaal affectief vlak te
ontwikkelen. (Profi-leren, 2013)
Om deze bovengenoemde vertrouwensband op te bouwen, dien je als hulpverlener
rekening te houden met de basisbegrippen van Watzlawick. Watzlawick hanteert vijf
basisbegrippen, het eerste basisbegrip ‘ men kan niet niet-communiceren’ staat parallel
aan de band die zal moeten worden opgebouwd tussen cliënt en hulpverlener. (Taccoen,
2005)
Watzlawick geeft aan dat je niet, niet kan communiceren. Hiermee bedoelt hij te zeggen
dat wanneer je niets zegt (en zich uit via non-verbale communicatie) dit toch een
betekenis heeft. (Sila, 2007)
Voor een hulpverlener is het van belang hier van op de hoogte te zijn, want een cliënt
waarmee de hulpverlener in gesprek is, kan zien aan de verbale- en non-verbale
communicatie of hij/zij ‘ echt’ overkomt. Met echt wordt de oprechtheid van de verbale
en de non- verbale communicatie van de hulpverlener bedoeld.
Volgens Dam & Zevalkink (2007) is het goed om het eerste contact met een cliënt een
open gesprek te laten zijn met een ongestructureerde handelingsdialoog, bedoeld om de
onbewuste persoonlijkheid en conflicten waar de cliënt last van heeft tot uitdrukking te
laten komen. Zo kan de cliënt zijn verhaal bij de hulpverlener kwijt en weet een
hulpverlener meer over de achtergrond van de cliënt en hetgeen waar rekening mee
gehouden dient te worden.
Volgens Oliemeulen (2007) is dit eerste contact tussen de hulpverlener en cliënt een
ingrijpende gebeurtenis voor een cliënt, omdat hij of zij zijn verhaal moet doen over zijn
problematiek. Zij leggen daarnaast uit dat het eerste gesprek over de psychiatrie meestal
niet gevoerd wordt met de hulpverlening, maar dat dit al besproken is bij familie,
vrienden of politie. Dit verschilt volgens Oliemeulen (2007) wel tussen autochtonen en
allochtonen, want allochtonen blijken volgens hen minder te praten over hun eigen
problematiek dan dat autochtone mensen dat doen. Wanneer een cliënt dit wel heeft
gedaan kan dat ervoor zorgen dat een cliënt meer open is tijdens het eerste contact.
Polstra & Baart (1994) zeggen dat de hulpverlener in zijn eerste contact met de cliënt op
zoek moet gaan naar een ingang voor het leggen van contact. Volgens hen zijn de
gesprekken waar het om ‘niets’ lijkt te gaan, gesprekken waar een methodisch
instrument wordt ingezet om zo de leefwereld van de cliënt duidelijk in kaart te brengen
en om als hulpverlener gebruik te kunnen maken van het empatisch vermogen.
Na het maken van het eerste contact is het belangrijk om het contact te onderhouden.
Dit kan alleen als er in het eerste contact een goede indruk is achtergelaten. Volgens
Tielens & Verster (2010) is de afstand, houding, timing en de ‘juiste’ woordkeus van de
hulpverlener van groot belang voor het behouden van contact met de cliënt.
22
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Zoals we kunnen lezen is de manier van communiceren van cruciaal belang binnen de
hulpverlening en zo ook binnen de communicatie tussen de psychiatrische cliënten van
BW Diemen en de begeleiders. Omdat dit zo belangrijk is, zal dit terug komen in de
conclusie en aanbevelingen van dit beroepsvraagstuk.
3.3 BW Diemen en de methodiek
BW Diemen en het krachtgericht werken, hier draait dit beroepsvraagstuk om. De keuze
van mijn beroepsvraagstuk komt onder andere voort uit de volgende casus.
H: Heej R. ga je mee boodschappen doen?
C: Nu al?
H: Ja, als we nu beginnen kunnen we iets uitgebreider koken.
C: Maar ik wil graag makkelijk eten.
H: Is ook goed, maar zullen we dan nu boodschappen doen?
C: Oke.
H: Ik zag je net met je persoonlijk begeleider binnen zitten?
C: Ja, ik heb weer een nieuw doel.
H: O ja, wat voor doel?
C: Ik moet mijn kamer netjes achterlaten.
H: Nou je gaat er natuurlijk aan proberen te werken. Daarom is het doel ook opgesteld binnen het
krachtgerichte werken.
C: Krachtgerichte werken haha wat is dat dan?
H: Ken je dat niet?
C: Nee, wat is dat?
H: Dat is de methodiek van HVO-Querido, de manier hoe wij begeleiders werken.
C: O nog nooit van gehoord.
H: Echt waar niet?
C: Nee.
Zoals er in deze casus te lezen is, was het voor de cliënt niet bekend wat het krachtgericht werken inhield. Het schepte mijn verbazing, omdat er al ongeveer twee jaar met
die methodiek wordt gewerkt. Ik heb dit daarna bespreekbaar gemaakt in het team en
zij vertelden mij dat er wel meer cliënten zijn die geen kennis hebben van methodiek,
maar verder werd er niet op ingegaan. Hiermee was mijn verbazing en verwarring nog
niet weggenomen, want zou het dan niet erg zijn dat de cliënten geen kennis hebben van
de methodiek waarmee gewerkt wordt?
Naast deze casus komt het regelmatig voor dat de formulieren rond de methodiek, de
krachteninventarisatie en het actieplan (par. 3.1.2 en 3.1.3), veelal om het half jaar weer
werden ingekeken en doorgenomen met de cliënt. Dit is niet zoals beschreven staat in de
methodiek dit was dan ook een tweede reden om dit beroepsvraagstuk te onderzoeken.
23
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Hoofdstuk 4 Het onderzoek in de praktijk
In kwalitatief onderzoek maak je gebruik van kwalitatieve gegevens om fenomenen in de
onderzoekssituatie nauwkeurig te beschrijven en te interpreteren. Dit noem je ook wel
dataverzameling, dataverzameling is in te delen in verschillende methoden. Om mijn
beroepsvraagstuk betrouwbaar te maken heb ik gekozen voor een interview.
4.1 Data- verzamel methode
De data- verzamelmethode voor dit beroepsvraagstuk is de interview methode. Het doel
is om informatie te verzamelen uit de antwoorden van de geïnterviewde personen. Deze
informatie kan een bijdrage leveren aan het beantwoorden van de geformuleerde
probleemstelling. In dit interview is veelal gebruik gemaakt van open vragen. Zie de
vragenlijst in bijlage drie.
Er is gebruik gemaakt van een semigestructureerd interview, omdat de respondenten
speling hadden in het beantwoorden van hun vragen en er vragen zijn toegevoegd om
dieper op onderwerpen in te gaan. De antwoorden zijn te vinden in bijlage zeven en acht.
In totaal zijn er twee PB’ers, twee OB’ers, één zorgcoördinator en vijf cliënten
geïnterviewd. In de vragenlijst van de begeleiders staat bij vraag twee of de begeleider
zich kan vinden in de officiële beschrijving van de krachtgerichte basismethodiek. Om
duidelijkheid te scheppen in de officiële beschrijving zijn er bij een aantal interviews de
6 krachtprincipes van Wolf (2012) toegereikt. In het interview zijn de respondenten,
zowel de begeleiders als de cliënten, vanwege privacy geanonimiseerd.
4.2 Het resultaat
Het interview is op een zo veilig mogelijke manier afgenomen voor de respondenten.
Voor de begeleiders was dit op het kantoor van de locatie in een afgesloten ruimte en
voor de bewoners was dit op hun eigen woning of in hun eigen kamer. Voor een aantal
cliënten waren de vragen lastig om te begrijpen en is daar uitleg voor gegeven. De
antwoorden van de begeleiders en cliënten, ofwel de respondenten, staan hieronder in
paragraaf 4.2.1 en 4.2.2 samengevat weergegeven.
De informatie die uit het interview naar voren komt wordt daarna gecombineerd met de
gevonden literatuur over de instelling, begeleiders en de methodiek en uitgewerkt tot
een conclusie van het interview.
4.2.1 De werknemers
1.
‘Kan je iets vertellen over het krachtgericht werken’
Twee respondenten geven aan dat er met het krachtgericht werken meer gekeken wordt
naar wat de cliënt wel kan in plaats van wat hij of zij niet kan. Eén respondent geeft aan
de korte cursus van het krachtgericht werken gekregen te hebben. Er is hier een
duidelijk verschil tussen PB’er en OB’er. Eén respondent die een jaar werkzaam is bij BW
Diemen gaf aan de cursus krachtgericht werken nog niet te hebben gehad, maar er wel
mee werkt en dan kijkt naar de krachten van de cliënt. Eén respondent gaf aan dat er
door de begeleiding ondersteuning geboden wordt en dat daarbij de ene cliënt
zelfstandiger is dan de ander.
2.
‘Kan je je vinden in de officiële beschrijving van het krachtgericht werken’?
Twee respondenten kunnen zich in de officiële beschrijving vinden. Eén respondent zegt
zich niet te kunnen inleven in het eerste punt van de beschrijving, omdat er het woord
24
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
‘herstellen’ in staat en dat er met het woord ‘herstellen’ al wordt gezegd dat de cliënt
ziek is.
3.
‘Wat vind je van deze methodiek’?
De respondenten vinden dit een positieve, belangrijke, duidelijke en mooie methodiek
om mee te werken. Eén respondent geeft als minpunt aan dat alles krachtgericht moet
en dat dit niet altijd mogelijk is. Wat er zou kunnen gebeuren is dat het krachtgericht
werken te geforceerd overkomt.
4.
‘Maak jij krachtgericht werken bespreekbaar met je cliënten’?
De antwoorden van de respondenten waren wisselend omtrent deze vraag. Er waren
drie respondenten die de methodiek bespraken met de cliënt. De één deed dat wekelijks
en de ander maandelijks. De andere twee respondenten gaven aan dit niet te doen, alleen
wanneer er plannen gemaakt moesten worden. Opvallend in het antwoord van de OB’er
was dat dit volgens haar niet binnen haar functie viel om dit bespreekbaar te maken.
5.
‘Hoe gebruik jij deze methodiek binnen de begeleiding’?
Twee respondenten geven hier aan dat ze de regie bij de cliënt laten, maar wanneer
nodig, moet de regie over genomen worden. Twee andere respondenten gaven aan dat
het krachtgericht werken voor hen een natuurlijk proces was.
6.
‘Wat is jouw indruk van de kennis en betrokkenheid van de cliënten over de
methodiek’?
Twee respondenten gaven aan dat het verschilt per cliënt, de één pakt het sneller op dan
de ander. Er zijn cliënten die sarcastischer worden richting de methodiek naar mate de
duur van het begeleidingstraject. Eén respondent geeft aan dat de cliënten er niet
bewust van zijn en een andere respondent zegt dat de cliënten er totaal niets van weten.
Dit was volgens één respondent te verwijten aan het feit dat de methodiek niet
besproken werd binnen zijn of haar begeleiding.
7.
‘Hoe zie jij krachtgericht werken terug in jouw manier van handelen?
Wat naar voren komt, is dat er een positieve manier van handelen gebruikt wordt en dat
daarbij complimenteren een grote rol speelt.
8.
‘Is het belangrijk dat je collega’s de methoden op dezelfde wijze uitvoeren’?
Wat naar voren komt, is dat de respondenten het belangrijk vinden dat er een rode
draad is in de methoden die gebruik worden omtrent het krachtgericht werken. Daarin
kan niemand hetzelfde zijn, dus kunnen deze methoden op een ieder zijn manier
gebruikt en ingezet worden.
9.
‘Ervaar je samenwerking bij collega’s rond de uitvoering van krachtgericht
werken’?
Drie respondenten geven aan dat er samenwerking is, waarbij er één respondent
aangeeft wel beter te kunnen samenwerken met de één dan met een ander. Volgens de
respondent ligt dit waarschijnlijk aan de communicatie en het niet op één lijn kunnen
komen. Twee respondenten geven aan dat er gewerkt wordt naar het samenwerken en
dat dit nog beter kan.
25
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
10.
‘Ervaar je steun vanuit de organisatie rond de uitvoering van het krachtgericht
werken’?
Er wordt door vier respondenten geen steun ervaren vanuit de organisatie. Er is wel een
symposium krachtgerichte basismethodiek gehouden vanuit HVO-Querido, maar dit was
volgens de respondent overbodig. Er was liever steun ontvangen van een coach.
11.
‘Draagt krachtgericht werken volgens jou bij aan de re-integratie van de cliënt in
de maatschappij’?
Drie respondenten vinden het lastig om hier antwoord op te geven en denken dat het
wel zo zou moeten wezen. Twee respondenten zijn van mening dat dit niet het geval is.
Volgens één respondent was de oude methodiek meer gericht op de re-integratie door
meer op de tekortkomingen te zitten en de andere respondent gaf aan dat alles positief
benaderd wordt binnen het krachtgericht werken en de maatschappij ook niet altijd
positief is.
12.
‘Zijn er nog aanvullingen en/of verbeteringen’?
Volgens collega’s moet binnen het krachtgericht werken een evaluatieformulier ingevuld
worden. Dit formulier vraagt volgens hen om verandering. Verder zou het volgens één
respondent beter zijn als de begeleiding de formulieren gaan zien als een agenda, om zo
het krachtgericht werken meer tot leven te brengen. Twee respondenten gaven aan dat
er, door gebruik te maken van de methodiek, alles in afwachting was van de cliënt en dat
het beter zou zijn als er sneller actie ondernomen zou worden.
Eén respondent gaf aan dat het goed zou zijn om de cliënt soms minder positief te
bekrachtigen en dit te zien als een risico, omdat niet alle doelen haalbaar zijn.
4.2.2 De cliënten
1.
‘Kan je iets vertellen over het krachtgericht werken’? Zo ja wat dan zo nee waarom
niet?
Wat naar voren kwam uit deze vraag was dat de cliënten de term krachtgericht werken
niet konden uitleggen. Na uitleg over de methodiek kwam er naar voren dat dit
onbekend voor hen was. Ook werden er antwoorden gegeven die geen raakvlakken
hadden met de methodiek.
2.
‘Wat vind je van deze methodiek’?
Bij drie respondenten kon ik hier geen antwoord op krijgen, omdat ze de methodiek niet
kenden en één respondent had hier geen mening over. Één respondent vond het wel een
goede methodiek, omdat zij daardoor krachten uit het geloof en cultuur kon halen.
3.
‘Maakt jouw persoonlijk begeleider de methodiek met jou bespreekbaar’?
Volgens vier respondenten heeft zijn of haar PB’er het niet over het krachtgericht
werken. Één respondent zei dat zijn PB’er het eens per jaar over het krachtgericht
werken heeft.
4.
‘Hoe gaat de begeleiding met jou om en hoe vind jij dat’?
Cliënten van BW Diemen geven aan dat er goed met hen omgegaan wordt. Er is
ingebracht dat dit wel aan jezelf kan liggen. Eén respondent zou liever zien dat er minder
begeleiding hem meer losliet.
26
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
5.
‘Wat kan volgens jou beter met betrekking tot de begeleiding’?
De vier respondenten gaven aan dat er geen verbetering nodig was. Eén respondent zei
dat de formulieren verbeterd moesten worden.
4.3 Conclusie van het interview
Uit het interview is naar voren gekomen dat de begeleiders van BW Diemen goed weten
te verwoorden wat het krachtgericht werken inhoudt, echter de cliënten van BW
Diemen konden dit niet. Een aantal begeleiders geven aan dat volgens hen de kennis en
betrokkenheid van de cliënten over de methodiek verschillen per cliënt. Één begeleider
geeft de mogelijke reden voor de onwetendheid van de cliënt over de methodiek, zij is
van mening dat dit in verband staat met de duur van het begeleidingstraject. Wanneer
een cliënt al enige tijd wordt begeleidt, zou de cliënt sarcastisch kunnen zijn tegenover
een relatief nieuwe methodiek, omdat deze cliënt de oude methodiek ook heeft mogen
ervaren. De begeleiders geven in het interview aan de methodiek krachtgericht werken
een fijne methodiek te vinden om mee te werken, volgens hen wordt dit ook zo ervaren
door de cliënten. Uit het interview blijkt dat bij zowel de begeleiders als bij de cliënten
deze methodiek niet vaak gezamenlijk wordt besproken.
Een aantal begeleiders zeggen dat dit eens per maand wordt gedaan, terwijl twee andere
begeleiders aangeven dit niet te doen met de cliënten.
Vanuit het interview met de cliënten kwam er naar voren dat er bij vier cliënten nooit
werd gesproken over het krachtgericht werken. Eén cliënt gaf aan dat dit eens per jaar
werd gedaan.
Er is volgens de begeleiders een basis binnen het krachtgericht werken waar elke
begeleider naar hoort te werken. Hoe begeleiders dit gebruiken in hun communicatie
naar de cliënten toe, doet elke begeleider op zijn of haar eigen manier.
Een verbeterpunt volgens de begeleiding is de samenwerking tussen collega’s omtrent
het uitvoeren van de methodiek. Naar voren wordt gebracht dat er aan dit punt gewerkt
wordt maar dat de oorzaak ligt bij het verschil in de begeleiding en dus ook de
communicatie onderling.
De methodiek levert volgens de meerderheid van de begeleiding niet tot nauwelijks een
bijdrage aan de re-integratie. Twee begeleiders zeggen dat de huidige methodiek altijd
een positieve benadering vraagt van de begeleiding. Deze positieve benadering heeft
niet altijd het gewenste effect in samenwerking met de cliënt en sluit volgens één
begeleider niet aan bij de huidige maatschappij. Eén begeleider gaf aan dat de oude
methodiek minder gericht was op het positieve en dat de re-integratie hierdoor juist
werd bevorderd.
In het interview geven twee begeleiders en een cliënt aan dat er veranderingen moeten
komen wat betreft de formulieren die deel uitmaken van het krachtgericht werken. Het
evaluatieformulier zou volgens de begeleiders meer moeten aansluiten bij de doelgroep
en het actieplan moet volgens een begeleider gezien worden als een agenda, of zoals
omschreven in de methodiek een ‘levend document’.
27
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
De begeleiding geeft aan geen steun te ervaren vanuit de instelling rondom het
krachtgericht werken. Er komt na doorvragen naar voren dat HVO-Querido weinig
aandacht besteed aan de ontwikkeling van de methodiek. HVO- Querido blijkt wel
pogingen te ondernemen, in de vorm van terugkombijeenkomsten, maar dit heeft
volgens de begeleiders niet het gewenste resultaat.
Bij de vraag: ‘Maak jij krachtgericht werken bespreekbaar met je cliënten?’ kwam er naar
voren dat de OB’er niet degene was die de taak had om de methodiek bespreekbaar te
maken met de cliënten, volgens haar is dit de taak van de PB’er.
28
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Hoofdstuk 5 Conclusie en aanbevelingen
In dit hoofdstuk leest u de eindconclusie en aanbevelingen die uit de resultaten van alle
hoofdstukken logisch voortvloeit, gecombineerd met de conclusies die uit het interview
naar voren zijn gekomen.
5.1 Conclusie
Het einde van mijn beroepsvraagstuk komt in zicht en het wordt tijd om de hoofdvraag
van dit beroepsvraagstuk te beantwoorden: ‘Hoe kan het krachtgericht werken gebruikt
worden door de begeleiding van HVO-Querido en kan deze een bijdrage leveren aan de
begeleidingsdoelen van begeleiders en cliënten’?
Er kan worden gesteld dat de methodiek krachtgericht werken een bijdrage levert aan
de begeleidingsdoelen van begeleiders en cliënten. Hiermee wordt bedoeld dat de
methodiek krachgericht werken voldoende handvatten biedt aan zowel de cliënt als de
begeleiding. Er zitten echter wel voorwaarden aan een goede uitvoering van deze
methodiek zoals beschreven in mijn beroepsvraagstuk.
Om te beginnen bij de formulieren die ingevuld moeten worden door de persoonlijk
begeleider samen met de cliënt. De krachteninventarisatie en het actieplan zijn volgens
Wolf (2012) twee levende werkdocumenten waar steeds aan gewerkt moet worden. Dit
is waar de begeleiders naar moeten streven voor een goede uitvoering van de
methodiek. HVO-Querido blijkt dit ook serieus te nemen en zegt dat het aanbevolen
wordt om deze documenten in ieder geval eenmaal per maand te evalueren met de
cliënt (HVO-Querido, 2013).
Om een koppeling te maken tussen de levende werkdocumenten en de uitvoering
hiervan wordt in het interview de vraag gesteld: ‘Maak jij krachtgericht werken
bespreekbaar met je cliënten’? Hieruit is gebleken dat twee begeleiders de methodiek
niet bespreekbaar maken, maar dat ze dit alleen doen wanneer de plannen geëvalueerd
moeten worden. Drie andere begeleiders zeggen het krachtgericht werken eens per
maand bespreekbaar te maken met de cliënt, maar daaruit kan ik niet halen of er in deze
gesprekken dan ook de krachteninventarisatie en het actieplan naar voren komen.
Bij de cliënten komt er naar voren dat het bespreken van de methodiek, dus ook de
krachteninventarisatie en het actieplan, minder gebeurd als dat J. Wolf en HVO-Querido
hebben beschreven in de afspraken voor de uitvoering van de methodiek.
Als we kijken naar wat Wolf (2012) ziet als het correct uitvoeren van de methodiek moet
er in stap één van de methodiek aan de cliënt worden overgedragen wat de methodiek
precies inhoudt. Wat ik te weten ben gekomen door het afnemen van de interviews met
de cliënten van BW Diemen is dat zij hiervan niet op de hoogte zijn. Planetree (2010)
zegt hierover dat hoe beter de cliënt de methodiek begrijpt des te beter hij of zij per fase
verantwoorde beslissingen kan nemen en keuzes kan maken.
In het maatschappelijk werk en andere vormen van (vrijwillige) hulpverlening is een
goede werkrelatie tussen de maatschappelijk werker en de cliënt van belang om de
hulpverleningsdoelen te bereiken. Verstoringen in de relatie zullen ertoe leiden dat
behandeldoelen of hulpverleningsdoelen niet gehaald worden (Tartuffel, 2013) Betrekt
men deze uitspraak op mijn hoofdvraag dan blijkt de werkrelatie een belangrijke rol te
29
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
spelen in het behalen van de doelen. Deze werkrelatie ontstaat volgens Wolf (2012) als
de begeleider zich conformeert aan regels, in de krachtgerichte methodiek beter bekend
als etiquette.
In het interview is naar voren gekomen dat er een verschil is in de cursus ‘krachtgericht
werken’ met betrekking tot de functie. Zo hoeft een OB’er geen krachteninventarisatie
en actieplan te maken wat een PB’er wel maakt en hier wordt rekening mee gehouden in
de cursus. Dit komt ook naar voren in paragraaf 1.3. Hieruit kan worden opgemaakt dat
de OB’er minder kennis krijgt overgedragen over de methodiek dan de PB’er, omdat dit
niet binnen zijn takenpakket valt. Meer over deze mogelijke uitwerking van deze
maatregel in de implementatie.
Na al deze punten in mijn eindconclusie kan daaruit een kern worden gehaald namelijk;
niet alle begeleiders voeren de methodiek uit zoals Wolf en HVO-Querido het hebben
beschreven in de afspraken voor de uitvoering van de methodiek.
Deze eindconclusie is nogal hard voor de methodiek, maar dit betekent niet dat de
methodiek niet aansluit bij de cliënten. Uit het interview is gebleken dat de begeleiding
krachtgericht werken beschouwen als een fijne methodiek. De cliënten beschouwen de
benadering vanuit deze methodiek als prettig en volgens hen draagt de methodiek bij
aan het behalen van de begeleidingsdoelen.
5.2 Aanbevelingen
Een onderzoek is geen onderzoek zonder aanbevelingen. Nu er een duidelijk beeld is van
de eindconclusie, kunnen er een aantal aanbevelingen geformuleerd worden. Deze zien
er als volgt uit:

Cliënten laten werken met de methodiek.
Om het voor de cliënten een levende methodiek te maken is het goed om
hen zelf met de methodiek te laten werken, want wanneer de theorie in de
praktijk wordt gebruikt, zorgt dit ervoor dat je meer inzicht krijgt.

HVO-Querido moet de voorwaarden van de methodiek aanpassen.
HVO-Querido zegt in zijn documenten over het krachtgericht werken dat
zij de begeleiding aanbevelen om de methodiek (minimaal) eenmaal per
maand te evalueren met de cliënt. Hier moeten andere afspraken over
gemaakt worden.

HVO-Querido biedt een aangepaste cursus aan.
Uit dit beroepsvraagstuk komt naar voren dat de cursus krachtgericht
werken nu gescheiden aangeboden wordt voor OB’er en PB’er. Hieruit kan
worden opgemaakt dat de OB’er minder kennis krijgt overgedragen over
de methodiek dan de PB’er, omdat dit niet binnen zijn takenpakket valt.

HVO-Querido biedt een supervisie aan gericht op de werkrelatie.
Er moet meer aandacht worden besteed aan het belang van een goede
werkrelatie, omdat een goede werkrelatie tussen de begeleider en de
cliënt van belang is om de hulpverleningsdoelen te bereiken.
30
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Hoofdstuk 6 Implementatie BW Diemen
Na de conclusie en de aanbevelingen volgt nu het implementatieplan wat gerealiseerd kan
worden door de locatie BW Diemen. Dit zal gevolgd worden door de eindconclusie.
6.1 Implementatie
Implementeren houdt meer in dan alleen maar het aanbrengen van veranderingen. “Om
iets werkend te krijgen moet niet alleen een veranderingsproces worden ingezet, maar
moet de verandering daadwerkelijk worden gerealiseerd opdat die daarna ook beklijft”
(Bruijn, 2004).

Cliënten laten werken met de methodiek.
Omdat de methodiek nog niet leeft bij de cliënten is het een oplossing om
de cliënten zelf met de methodiek te laten werken middels een cursus. Om
hierin een aftrap te maken kan dit worden geïntroduceerd middels een
brief en presentatie. In deze cursus is het nodig om een mogelijke situatie
tastbaar te maken. In deze cursus zal er door de cliënten samen met hun
PB’er een krachteninventarisatie en actieplan gemaakt worden aan de
hand van een neutrale casus. Als cliënten niet aanwezig zijn bij de
presentatie zal hun PB’er dit oppakken samen met de cliënt.

HVO-Querido moet de voorwaarden van de methodiek aanpassen.
HVO-Querido zegt in zijn documenten over het krachtgericht werken dat
zij de begeleiding aanbevelen om de methodiek (minimaal) eenmaal per
maand te evalueren met de cliënt. Om de begeleiding meer bewust te
maken van de methodiek zal HVO-Querido deze richtlijn moeten
veranderen in een eis. Wat daarvoor alleen nodig is het woord
‘aanbevelen’ te veranderen in het woord ‘eisen’. Deze vernieuwde eis
wordt meegenomen in de werkoverleggen en gecontroleerd door de
zorgcoördinator. Als de begeleiding vast zou lopen met de voortgang van
de plannen waardoor deze eis lastig te verwezenlijken is, kan dit in het
gesprek direct worden opgenomen. In dit gesprek kunnen er dan doelen
opgesteld worden waar de begeleider zelf aan kan werken.

HVO-Querido biedt een aangepaste cursus aan.
De cursus krachtgericht werken wordt nu gescheiden aangeboden voor
OB’er en PB’er. Hieruit kan worden opgemaakt dat de OB’er minder kennis
krijgt overgedragen over de methodiek dan de PB’er, omdat dit niet
binnen zijn takenpakket valt. Het zou goed wezen om de cursus
gezamenlijk te geven. Hierdoor bevorder je de betrokkenheid van de OB’er
binnen het werken aan de methodiek. Tevens kan dit een bijdrage leveren
aan het gezamenlijk werken aan de doelen van de cliënt en de
samenwerking onderling.

HVO-Querido biedt een supervisie aan gericht op de werkrelatie.
Er moet meer aandacht worden besteed aan het belang van een goede
werkrelatie, omdat een goede werkrelatie tussen de begeleider en de
cliënt van belang is om de hulpverleningsdoelen te bereiken. Dit kan
31
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
worden bereikt door eens per vier maanden een supervisie aan te bieden
met als onderwerp de relatie tussen de begeleider en zijn of haar cliënten.
6.2 Eindconclusie
Er kan worden gesteld dat de methodiek krachtgericht werken een bijdrage levert aan
de begeleidingsdoelen van begeleiders en cliënten. Hiermee wordt bedoeld dat de
methodiek krachgericht werken voldoende handvatten biedt aan zowel de cliënt als de
begeleiding. Er zitten echter wel voorwaarden aan een goede uitvoering van deze
methodiek. Er is gebleken dat niet alle begeleiders de methodiek uitvoeren zoals Wolf en
HVO-Querido het hebben beschreven.
Zoals ook beschreven in mijn conclusie wordt het krachtgericht werken als fijn ervaren
door zowel de cliënten als de begeleiding. Ook ik beschouw deze methodiek als een
krachtgerichte en ondersteunende methodiek voor deze doelgroep. Ik sta zelf als
medewerker van HVO-Querido achter de aanbevelingen en ik zal mij inzetten om de
implementatie in werking te stellen, maar daar zit ook een valkuil. De realisatie van de
implementatie vraagt om een grote verandering binnen BW Diemen. Om deze grote
verandering in werking te stellen, wordt er veel gevraagd van de begeleiders en de
cliënten. Onlangs is deze methodiek nieuw in het leven geroepen, dus daar hebben de
cliënten en begeleiders al een grote verandering ondervonden. Deze implementatie zou
ook afkeer kunnen oproepen, omdat het weer een verandering is en dit vraagt weer wat
van het aanpassingsvermogen van de begeleiders en de cliënten (Kanter, 2012).
Wat ik hiermee bedoel te zeggen is dat zowel de begeleiders en cliënten van BW Diemen
open moeten staan voor veranderingen wil deze implementatie zijn vruchten kunnen
afwerpen.
De SPH’er zal in het implementatieplan een leidende rol kunnen spelen, omdat hij/zij
kritisch kijkt naar de methodiek en open staat voor mogelijke veranderingen en
verbeteringen. De SPH’er is daar ook om eventuele knelpunten in het implementatieplan
bespreekbaar te maken en zo nodig bij te stellen om het plan te doen slagen.
32
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Bibliografie
Anoiksis. (2013, Oktober 4). Anoiksis Vereniging. Opgehaald van Schizofrenie:
http://www.anoiksis.nl/content/schizofrenie
Anoiksis. (2013, oktober 7). Info over schizofrenie in de kindertijd. Opgehaald van
Anoiksis: http://www.anoiksis.nl/content/schizofrenie-de-kindertijd
Asberg, P. (2013, oktober 8). HVO-Querido. Opgehaald van HVO-Querido visie:
http://www.hvoquerido.nl/visie.html
Association American Psychiatric. (2013). Diagnostic and Statistical Manual of Mental
Disorders, Fifth Edition. Arlington: American Psychiatric Publishing, Inc.
Baarda, D. B., Goede de, M., & Fischer, T. (2005). Basisboek kwalitatief onderzoek. Houten:
Noordhoff Uitgevers.
Bruijn, D. d. (2004). De kunst van het implementeren. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV.
Hazel, B. v. (2012). Team en Netwerk, praktijk gericht onderzoek. Amsterdam: HVA.
HVO-Querido. (2010-2012). HVO-Querido. Opgehaald van Visiedocument HVO-Querido:
http://www.hvoquerido.nl/actief-en-betrokken.pdf
HVO-Querido. (2013, oktober 2). HVO-Querido. Opgehaald van HVO-Querido
woonbegeleiding: http://www.hvoquerido.nl/woonbegeleiding.html
Kanter, R. M. (2012, September 25). Harvard Business Review. Opgehaald van ten reasons
people resist change: http://blogs.hbr.org/kanter/2012/09/ten-reasons-peopleresist-chang.html
King, P. W. (2009). Climbing Maslow's Pyramid, Choosing your own path through life.
Leicester: Matador.
Lindt, S. (2000). Bemoei je ermee! Assen: Van Gorcum.
Lindt, v. d. (2000). Bemoei je ermee! Assen: Van Gorcum.
Oliemeulen, L., & Thung, F. H. (2007). Ongehoord. Antwerpen - Apeldoorn: Garant.
Oosterhout, M. v. (z.j.). Carrieretijger. Opgehaald van Sociaal pedagogisch hulpverlener:
http://www.carrieretijger.nl/beroep/sociaal/sph-er
Othmer, E., & Othmer, S. C. (2004). The Clinical Interview using DSM-IV-TR, volume 1:
fundamentals. Tijdschrift voor Psychiatrie 46, 824 - 825.
33
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Planetree. (2010, oktober 10). StAZ. Opgehaald van Praktijkvoorbeelden HR-beleid:
http://www.staz.nl/duurzame_inzetbaarheid/praktijkvoorbeelden_hr_beleid/dri
jfveren.shtml
Polstra, L., & Baart, P. (1994). Zorg en coordinatie. Houten: Noordhoff Uitgevers.
Profi-leren. (2013, oktober 7). profi-leren. Opgehaald van vertrouwensrelaties:
http://www.profi-leren.nl/files/saw_dc51.pdf
Rapp, C., & Goscha, R. (2006). The strenghts model, case management with people with
psychiatric dissabilities. New York: Oxford university Press.
Ravelli, A., Bijl, R. V., & van Zessen, G. (1998). Comorbiditeit van psychiatrische
stoornissen in de Nederlandse bevolking. Tijdschrift voor Psychiatrie, 531-544.
Sila. (2007, Augustus 25). mens en samenleving. Opgehaald van communicatie begrippen
watzlawick: http://mens-en-samenleving.infonu.nl/communicatie/7831communicatie-begrippen-watzlawick.html
Soleil, O. d. (2013, oktober 1). Datascopic. Opgehaald van nonprofit data management:
http://datascopic.net/nonprofit-data-management/
Taccoen, T. (2005). Gehoorzaamheid en perversie. Antwerpen - Apeldoorn: Garant.
Tanghe, A., & Keyzer, d. H. (2000). Schizofrenie en ander psychosen. Apeldoorn: Garant.
Tartuffel. (2013, oktober 4). Mens en samenleving. Opgehaald van werkrelatie in het
maatschappelijk werk: http://mens-en-samenleving.infonu.nl/sociaal/34082werkrelatie-in-het-maatschappelijk-werk-kenmerken-aspecten.html
Tielens, J., & Verster, M. (2010). Bemoeizorg. Utrecht: De Tijdstroom.
Tjerk, J., & van Miert, J. Instructie krachtgericht werken. Krachtgerichtwerkproces. HVOQuerido, Amsterdam.
Tsuang, M. T., & Faraone, S. V. (2005). Schizofrenie, De feiten. Houten: Bohn Stafleu van
Loghum.
Verheij, M. (2011). Wmo: een korte uiteenzetting. Maatwerk vakblad voor
maatschappelijk werk, 34.
Verhoeven, N. (2010). Wat is onderzoek, praktijkboek methoden en technieken voor het
hoger onderwijs. Den Haag: Boom Onderwijs.
Wolf, J. (2012). Herstelwerk, Een krachtgerichte basismethodiek voor kwetsbare mensen.
Nijmegen: Onderzoekcentrum maatschappelijke zorg.
Zevalkink, J., & van Dam, Q. D. (2007). Tegenwoordigheid van geloof. Assen: Van Gorcum.
34
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Zonneveld, R. (2013, oktober 4). Info over DSM. Opgehaald van DSM-IV files:
http://home.wanadoo.nl/~ruudzonneveld/DSM/DSM-IV_files/_257Eproust/
35
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Bijlage II Toestemming van HVO-Querido
36
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Bijlage III Vragenlijst interview
Vragenlijst cliënten
Vertel eens iets over u zelf?
Ter introductie vraag ik naar de achtergrond van de cliënt.
Hierna begint het interview.
1. Kan je iets vertellen over het krachtgericht werken? Zo ja wat dan zo nee waarom
niet?
2. Wat vind je van deze methodiek?
3. Maakt jouw persoonlijk begeleider de methodiek met jou bespreekbaar?
4. Hoe gaat de begeleiding met jou om en hoe vind jij dat?
5. Wat kan volgens jou beter m.b.t. begeleiding?
Vragenlijst persoonlijke begeleider
1. Kan je iets vertellen over het krachtgericht werken?
2. Kan jij je vinden in de volgende officiële beschrijving van de methodiek krachtgericht
werken?
3. Wat vind je van deze methodiek?
4. Maak jij krachtgericht werken bespreekbaar met je cliënten?
5. Hoe gebruik jij deze methodiek binnen de begeleiding?
6. Wat is jouw indruk van de kennis en betrokkenheid van de cliënten over de
methodiek?
7. Hoe zie jij krachtgericht werken terug in jouw manier van handelen?
8. Is het belangrijk datje collega’s de methode op dezelfde wijze uitvoeren?
9. Ervaar je samenwerking bij collega’s rond de uitvoering van krachtgericht werken?
10. Ervaar je steun van de organisatie rond de uitvoering van krachtgericht werken?
11. Draagt krachtgericht werken volgens jou bij aan de re-integratie van de cliënt in de
maatschappij?
37
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Bijlage IV Opbouw Interview
De opbouw van het interview zal er als volgt uit komen te zien:
A Introductie
a.
voorstellen
b.
gespreksdoel
c.
opbouw
d.
geschatte duur
e.
waardering deelname
f.
belang van informatie
g.
wat gebeurt er met de informatie
B De kern van het interview. Hierin wordt er in onderdelen het hoofdonderwerp
besproken.
C Na het gesprek wordt het onderwerp afgebouwd. Het gesprek zal worden samengevat
en de respondent krijgt de gelegenheid om nog wat aan te vullen of op te merken.
2.
Er wordt gebruik gemaakt van een lijst met onderwerpen die structuur kunnen
bieden tijdens het interview.
3.
Voor een goede verwerking kan er gebruik gemaakt worden van
opnameapparatuur. Als we daar gebruik van gaan maken dan vragen we eerst om
toestemming aan de respondent.
4.
De aandacht is gericht op de respondent. Waar nodig, zal er gestimuleerd worden
om
de respondent zijn of haar verhaal te vertellen, zonder het onderwerp uit het oog
te
verliezen.
5.
Er wordt actief geluisterd.
6.
Er wordt gebruik gemaakt van gespreksvaardigheid technieken zodat het
gesprek
naar wens zal verlopen.
7.
Als onderzoeker moet je objectief blijven.
(Verhoeven, 2010)
38
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Bijlage V De krachteninventarisatie
Naam cliënt:
Huidige persoonlijke en
sociale hulpbronnen
Welke krachten, talenten en
mogelijkheden bezit ik nu?
Naam hulpverlener:
Wensen & ambities
Wat wil ik in de (nabije)
toekomst?
Datum:
Persoonlijke en sociale
hulpbronnen in het verleden
Welke krachten, mogelijkheden
en talenten heb ik in het
verleden gebruikt?
Veiligheid & bescherming tegen geweld
Wonen & dagelijks leven
Financiën & sociale zekerheid
Kinderen & opvoeding
(Ex-)partner
Sociale relaties
Activiteit, werk & leren
Vrije tijd & recreatie
Gezondheid & zelfverzorging
Zingeving
39
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Wat zijn mijn prioriteiten?
1.
3.
2.
4.
Opmerkingen cliënt
Opmerkingen hulpverlener
Handtekening cliënt
Handtekening hulpverlener
40
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Bijlage VI Het actieplan
Naam cliënt:
Naam persoonlijk begeleider:
Datum:
Lange termijn hersteldoelen (wensen/dromen/passies):
Te bereiken korte termijn doelen:
Verantwoordelijkheid
Streefdatum
korte
termijndoel
Korte
termijndoel
bereikt op
Opmerkingen
Datum voor akkoord getekend:
Handtekening cliënt:
41
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Handtekening persoonlijk begeleider:
Bijlage VII Het interview personeel BW Diemen
A. 6 jaar zorgcoördinator bij BW Diemen
1.
Kan je iets vertellen over het krachtgericht werken?
Iedereen binnen HVO moet krachtgericht werken. Dit vind ik leuk. Vroeger keek je naar
beperkingen en met deze methodiek ga je mee in de beperkingen en daar komen leuke
dingen uit. Misschien worden grote doelen niet behaald, maar als je er toch in mee gaat
komen er toch kleine dingen uit waar mee aan de slag gegaan kan worden. Het is ook
positief.
2.
Kan jij je vinden in de officiële beschrijving van het krachtgericht werken?
In 1 niet, er staat dat cliënten kunnen herstellen, wat ze daar mee zeggen is dat de cliënt
al beperkt is. Dat vind ik een rare zin vanuit de Krachtgerichte basismethodiek. Als ze
herstellen zeggen zeg je eigenlijk al dat hij of zij ziek is.
3.
Wat vind je van de methodiek?
Ik ben er positief over, vind het wel een leuke methodiek.
4.
Maakte je krachtgericht werken ook bespreekbaar met cliënten?
Jawel, je moest plannen maken, actieplan en krachteninventarisatie. De
krachteninventarisatie deed ik 1 x per half jaar en het actieplan 1x per maand/ 1,5
maand. Ik behandelde het als agenda.
5.
Hoe gebruik jij de methodiek binnen je begeleiding m.b.t. personeel en cliënten?
Voornamelijk de regie bij de cliënt laten. De cliënt kwam er meestal zelf niet mee, dus
toen moest ik de regie wel overnemen. Ik merkte wel dat de cliënt vooruit kwam.
Personeel moet ook een krachteninventarisatie en actieplan maken bij het werkoverleg.
Daar moet bij de meeste begeleiders meer aan gesleuteld worden. We zijn pas in het
beginproces. Volgende ronde werkoverleggen zal het meer aan de orde komen.
6.
Wat denk je wat de kennis en betrokkenheid is van de cliënten m.b.t. de
methodiek?
Dat verschilt per cliënt. De één schrijft hem zelf en de ander wordt het door PB’er
gedaan. De ene cliënt pikt het op, de ander niet. Dat ligt aan het individu. Cliënten die
lang bij ons wonen die zijn sarcastischer over de methodiek. Dat heb ik zelf mee
gekregen en vind dat ook wel logisch.
7.
Hoe zou jij daar mee omgaan?
Uitleggen waarom de methodiek er is.
8.
Hoe gebruik jij methodes binnen het krachtgericht werken?
Met cliënten heb ik dat altijd gedaan. Bij personeel ben ik meer coachend. Iemand kan
zich ontwikkelen door gebruik te maken van de methodiek.
9.
Welke kwaliteiten heb je nodig om krachtgericht te kunnen werken?
42
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Ik weet zelf dat ik meer complimenten moet geven. Ik ben er van bewust dat ik de lat
hoog leg. Dus daar moet ik meer rekening mee houden.
10.
Wat maakt jou een krachtgericht werker?
Dat iedereen gelijk is.
11.
Vind jij het belangrijk dat collega’s dezelfde methoden gebruiken als die jij
gebruikt?
Je hebt bepaalde rode draden, bijvoorbeeld niet naar de beperking kijken, daar moet een
ieder van uit gaan, maar iedereen is anders dus de manier waarop mag anders zijn.
12.
Ervaar je samenwerking met collega’s omtrent het krachtgericht werken?
Jawel, met personeelsleden maak je samen afspraken waar een personeelslid aan moet
voldoen. Het mag wel veel meer.
13.
Ervaar je steun vanuit HVO-Querido rond de uitvoering
Niet echt. Laatst een symposium gehad, maar daar hadden we weinig aan. Het was voor
mij mosterd na de maaltijd. Ik had liever gehad dat de coach van het krachtgericht
werken langer was gebleven.
14.
Draagt de krachtgerichte basismethodiek mee aan de rehabilitatie?
Als het goed is wel, dat is toch wel de methodiek.
15.
Denk jij dat er verbeterpunten zijn?
Denk het niet.
16.
Zijn er nog aanvullingen?
Niet echt, het personeel van Diemen moet zich bewust worden dat het een manier is van
werken. Niet de formulieren er bij pakken en dan weer het dossier in doen. Ze moeten
het meer zien als een agenda.
B. 11 jaar bij HVO-Querido. 4 jaar bij BW Diemen. Functie OB’er
1.
Kan je iets vertellen over het krachtgericht werken?
We ondersteunen de mensen met de taken die gedaan moeten worden. Bij de één gaat
het beter dan bij de ander. Daarmee bedoel ik dat de één meer zelfstandig is dan de
ander.
2.
Kan jij je vinden in de officiële beschrijving van de krachtgerichte
basismethodiek?
Nee, niet echt, je wilt werken naar de doelen van de cliënten. Je wilt dat ze graag
doorstromen. Daar moet heel veel voor gebeuren en dat duurt erg lang
3.
Wat vind je van de methodiek?
Belangrijk
4.
Maak jij de methodiek bespreekbaar?
Ja, ik geef vaak adviezen, complimenteren en neem niet alles uit de hand.
43
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
5.
Hoe gebruik je deze methodiek?
Ik bied op mijn manier hulp aan en geeft adviezen. Een beetje zoals hoe ik in mijn eigen
leven sta met mijn gezinnetje. Ik zie het hoe ik mijn eigen gezinnetje opvoed.
6.
Wat zijn kwaliteiten van jou?
Rustig, Geduld, hun het laten doen, complementeren, gebruiken van humor.
7.
Wat denk je wat de kennis en betrokkenheid is van de cliënten m.b.t. de
methodiek?
Dat is voor iedereen verschillend. De ene pakt het sneller op dan de ander.
8.
Denk je dat cliënten allen op de hoogte zijn van de methodiek?
Dat weet ik niet, denk dat het niet bij iedereen binnenkomt.
9.
Hoe gebruik jij krachtgericht werken en hoe zie je dat terug in jouw handelen?
Dat cliënten het vaak op mijn manier gaan doen. Ik doe iets voor en dat wordt dan door
de cliënten na gedaan. Ik ben daarin rustig, ik heb geduld, ik laat hun het werk doen, ik
complementeer en ik maak gebruik van humor.
10.
Is het volgens jou belangrijk dat collega’s dezelfde methodes gebruiken?
Ja, collega’s moeten op dezelfde lijn zitten. Niet exact, want iedereen is wel verschillend,
maar de richtlijnen moeten hetzelfde zijn
11.
Ervaar je samenwerking met collega’s rond de uitvoering van krachtgericht
werken?
Er wordt veel besproken. We werken naar een samenwerking met OB’er en PB’er.
12.
Ervaar je steun vanuit HVO-Querido rond de uitvoering van de methodiek?
Je werkt samen in Diemen. Wat daar omheen gebeurt ben ik niet zo mee bezig
13.
Draagt de methodiek mee aan de rehabilitatie?
Dat denk ik wel, dat is wel belangrijk, het moet wel zo wezen.
14.
Zijn er verbeteringen?
Het kan altijd wel beter, misschien wat strenger of er boven op zitten. Op meer dingen
letten en met collega’s serieus aan de gang gaan. Sneller handelen.
15.
Heb je aanvullingen?
Ik doe zoals ik nu bezig ben, en dat gaat denk ik wel goed. Het kan wel altijd beter.
C. 55 jaar. 3 jaar bij HVO als OB’er.
1.
Kan je iets vertellen over het krachtgericht werken?
Onze functie heeft een korte versie gehad van de cursus. Wat mij het meest is bijgebleven
is dat je uit moet gaan van wat mensen kunnen en niet van wat mensen niet kunnen.
2.
Kan jij je vinden in officiële benadering van de methodiek?
44
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Ja, met decompenseren hebben de cliënten wel hulp nodig en dan ligt de regie bij de
begeleiding.
3.
Wat vind je van de methodiek?
Goed, en ervaar het als normaal dat je uitgaat van de krachten.
4.
Maak je de methodiek ook bespreekbaar met de cliënten?
Wij hebben niet echt de functie om dat te bespreken. Het is meer aan de PB’er om dat te
doen.
5.
Hoe gebruik jij de methodiek?
Zo natuurlijk mogelijk, het is iets heel logisch
6.
Wat is jouw indruk van de kennis en betrokkenheid van de methodiek bij
cliënten?
De cliënten die ik ken die zullen er niet bewust van zijn. Ze zullen het wel misschien
kunnen merken in de benadering.
7.
Hoe zie jij het krachtgericht werken terug in jou handelen?
Vaak worden afspraken afgezegd, als er dan een cliënt zegt iets te willen dan zet ik alles
op alles om dat te bereiken.
8.
Is het volgens jou belangrijk dat collega’s dezelfde methodes gebruiken?
Nee, iedereen heeft zijn eigen krachten, dus dat kan anders zijn. Als de basis er maar is,
9.
Ervaar je samenwerking met collega’s rond de uitvoering van de methodiek?
Ja, met de ene meer dan de ander.
10.
En vanuit de organisatie?
Gaat wel, de organisatie laat ruimte voor initiatieven.
11.
Draagt de methodiek mee aan re-integratie?
Nou, ik vind dat moeilijk om te zeggen.
12.
Zijn er verbeterpunten?
Wij maken er te weinig gebruik van. We zitten er te weinig op. Niet te lang leuteren, maar
actie ondernemen.
13.
Heb jij nog aanvullingen?
Iedereen moet scherp gehouden worden. Je kan soms moedeloos worden van een cliënt.
Dan moet je iemand er uit halen en weer oppeppen om daarna weer aan de gang te gaan.
D. 30 jaar. 1,5 jaar bij HVO-Querido als PB’er.
1.
Kan je iets vertellen over het krachtgericht werken?
Toen ik kwam solliciteren zeiden ze dat het ging over de presentiebenadering en over
krachten dus dat zag ik wel zitten, maar heb de training nog niet gehad. Ik maak wel de
plannen. De theorie komt binnenkort in de cursus. Ik weet dat ik moet kijken naar
krachten.
45
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
2.
Kan jij je vinden in officiële benadering van de methodiek?
Jawel.
3.
Wat vind je van de methodiek?
Ik vind het een mooie en duidelijke methodiek. Ik vind alleen dat alles naar het
krachtgerichte moet. Er zijn dingen waar dat niet lukt, dan moet je forceren om richting
de krachten te gaan en dat werkt niet.
4.
Maak jij het krachtgericht werken bespreekbaar met cliënten?
Niet echt, vaak alleen met de plannen. Doelen blijven veel hetzelfde bij de cliënten
5.
Wat is jouw methode binnen het krachtgerichte werken?
Ik ga naar de cliënt toe en laat hen zoveel mogelijk aan het woord, maar dat lukt ook niet
altijd, dus dan vul ik het voor de cliënt in.
6.
Wat is jouw indruk van de kennis en betrokkenheid van de methodiek bij
cliënten?
Als ik vraag aan cliënten wat de krachtgerichte basismethodiek is dan zullen ze met hun
oren staan te klapperen. Ik denk dat het komt doordat ik daar zelf te weinig aandacht
aan besteed, maar ik heb daar de cursus ook nog niet voor gehad. Nee, cliënten zullen
dat niet allemaal weten. Misschien is het goed dat cliënten hier meer van op de hoogte
zijn.
7.
Hoe zie jij de methodiek terug in je handelen?
Elke cliënt bejegen je anders, maar positieve benadering en bezig blijven met de doelen.
Dat doe ik door gebruik te maken van humor en ik vertel veel over mijzelf.
8.
Is het volgens jou belangrijk dat collega’s dezelfde methodes gebruiken?
Nee, dat kan niet, iedereen heeft dezelfde manier van werken.
9.
Ervaar je samenwerking met collega’s rond de uitvoering van de methodiek?
Uiteindelijk werk je naar hetzelfde doel, maar de samenwerking is er niet altijd. Ik merk
dat ik met de één beter kan samenwerken met de ander. Dit komt denk ik door de
communicatie tussen elkaar en het niet op dezelfde lijn liggen.
10.
Ervaar je steun vanuit de organisatie rond de uitvoering van de methodiek?
Er is wel een verbetering door iemand aan te nemen die zegt wanneer de plannen
aflopen. Voor de rest, nee, je gaat niet met teammanager om de tafel om je
krachteninventarisatie en actieplan te bespreken. Dit zou misschien wel goed wezen.
11.
Draagt de methodiek volgens jou mee aan de re-integratie van de cliënt in de
maatschappij?
Ik denk het wel en niet. Ik merk dat er dingen voor de cliënten uit handen worden
genomen. De cliënt gaat daardoor achterover leunen. Ik denk dat het dus niet werkt. Wij
zijn altijd positief in de benadering en dat is de maatschappij ook niet.
12.
Zie jij verbeterpunten?
Absoluut, dat de risico’s worden opgenomen. Daar ontkracht je wel het krachtgerichte
46
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
werken mee. Sommige dingen zijn gewoon moeilijk om te bekrachtigen. Daar zijn dan de
risico’s voor. Sowieso zijn er verbeterpunten binnen de plannen. Het evaluatieformulier
is een lastig ding om te doen. De vraagstelling is vaag. Ik heb het geprobeerd met een
bewoner in te vullen, maar heb de helft zelf ingevuld. Dit zou compacter kunnen.
13.
Heb je nog aanvullingen?
Leuk dat je met dit interview aan het denken gezet word over KBM, omdat dit niet vaak
gedaan word.
E. 29 jaar. Bijna 3 jaar functioneel als PB’er.
1.
Kan je iets vertellen over het krachtgericht werken?
Met het krachtgericht werken zijn we nu mee bezig. Wat kan een cliënt wel i.p.v. niet
2.
Wat is de officiële beschrijving?
Dat is er volgens mij wel, maar hoe die luid weet ik niet precies. Ik geloof wel in de
methodiek.
3.
Wat vind je van de methodiek?
Ik vind het fantastisch. Je kijkt naar wat iemand kan en wat zijn talenten zijn
4.
Maak je dat veel bespreekbaar met de cliënten?
Ik maak dat wekelijks bespreekbaar.
5.
Wat is jouw indruk van de kennis en betrokkenheid van de cliënten over de
methodiek?
Als ik kijk naar de cliënten die ik begeleid staan zij er wel positief in. In het begin was het
wel onwennig. Vaak ontweken zij de methodiek en liepen vast. Later leefden zij wel op
met de manier hoe er met hem gesproken werd.
6.
Waarom liepen ze vast?
Zo werd er vroeger gewerkt. Iemand was ziek en kwetsbaar. Je hebt ook wel verschillen.
Er zijn ook cliënten die er helemaal niet mee willen werken. Dit hoor ik dan van collega’s.
7.
Wat is jouw manier van handelen binnen de methodiek?
Ik geeft veel complimenten. Bespreek heel veel en gat op het positieve ga zitten.
Wanneer doelen niet haalbaar zijn dan ga je op zoek naar een ander doel.
8.
Is het volgens jou belangrijk dat collega’s dezelfde methodes gebruiken?
Het liefst zou ik het zo zien, maar iedereen heeft zijn eigen begeleidingssteil. Het moet
als begeleider wel bij je passen
9.
Ervaar je samenwerking met collega’s rond de uitvoering van de methodiek?
Nee, niet echt, vaak wanneer alles goed gaat hoor je niemand. Als het slecht gaat is
ineens niks meer positief. Als iemand decompenseert dan moet je handelen als
begeleider.
Met PB’ers werk ik niet samen, maar met OB’er wel.
10.
Ervaar je steun vanuit HVO-Querido rond de uitvoering van het krachtgericht
47
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
werken?
Ja, door middel van trainingen en de instelling heeft het levendig gemaakt. Mijn
leidinggevende geeft sinds kort het werkoverleg op de krachtgerichte manier.
11.
Draagt de methodiek volgens jou bij aan re-integratie van de cliënt in de
maatschappij?
Niet zozeer. Bij de vorige methodiek zat je meer op wat cliënten niet konden, maar ging
het doorstromen sneller. Ik denk dat het krachtgericht werken niet veel invloed daar op
heeft. Als PB’er ben je er verantwoordelijk voor om talenten naar voren te laten komen
en te bespeuren in je gesprekken. Zo kom je te weten of de cliënt een stap verder kan.
Dat kan wel beter denk ik.
12.
Heb je nog aanvullingen?
Nee, behalve dat je d.m.v. het krachtgerichte werken waarschijnlijk meer informatie uit
de cliënt.
13.
Heeft het krachtgericht werken nog verbeterpunten?
Het evaluatieverslag werkt voor geen meter. Cliënten schieten bij het invullen in de
stress. Dat zou beter kunnen.
48
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Bijlage VIII Het interview cliënten BW Diemen
Cliënt A. negen maanden in begeleiding bij HVO-Querido
1.
Kan je iets vertellen over het krachtgericht werken?
Weet niet zoveel over de methodiek, maar volgens mij hoe je functioneert hoe, hoe je je
aan de regels moet houden, hoe je aan dagbesteding moet komen en hoe je de dagen in
de week moet inrichten.
2.
Wat vind je van de methodiek?
Ik heb geen mening over de methodiek. Ze hebben nooit specifiek gevraagd of ik over de
methodiek moest praten.
3.
Maakt jouw PB’er het krachtgericht werken met jou bespreekbaar?
Zie mijn PB’er één keer in de week. Dan hebben we het niet over het krachtgericht
werken. Meestal vertel ik hoe mijn week was.
4.
Gaat het over jouw doelen?
Ja, hoe de dagbesteding was en wat je gaat doen.
5.
Ben je dan lang in gesprek?
Nee, 10 of 15 minuten.
6.
Hoe vind jij dat de begeleiding met jou omgaat?
Ik vind het goed, iedereen is aardig, maar dat licht aan jezelf. Als je goed overkomt naar
de mensen toe krijg je dat terug. Ik heb geen bezwaar.
7.
Zie je verbeterpunten?
Dat weet ik niet, ik heb tot nu toe geen bezwaar.
8.
Verbeterpunten voor het krachtgericht werken?
De formulieren moeten verbeteren.
Cliënt B. drie jaar in begeleiding bij HVO-Querido
1.
Kan je iets over het krachtgericht werken vertellen?
Nee, helemaal niet. Ik ken geen krachteninventarisatie en actieplan.
2.
Bespreekt jouw PB’er de methodiek en/of jouw doelen?
PB’er praat er wel over. Ongeveer 3 keer in 3 jaar tijd.
3.
Wat vind je van de methodiek?
Wel goed.
4.
Vind je het goed hoe de begeleiding met jou om gaat?
PB’er gaat uitstekend met mij om.
49
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
5.
Nee.
Zie jij nog ergens verbeterpunten?
Cliënt C. acht jaar in begeleiding bij HVO-Querido
1.
Nee.
Kan je iets over de methodiek zeggen?
2.
Wat vind je van de methodiek?
Ik weet niet wat je bedoelt met methodiek. En na je uitleg zegt het mij niks.
3.
Maakt jouw PB’er de methodiek bespreekbaar?
Nee, daar hebben we het nooit over.
4.
Hoe gaat de begeleiding met jou om?
Ja, wel goed, ik vind het contact wel goed gaan.
5.
Kan er iets beter?
Geen idee.
Cliënt D. negen jaar in begeleiding bij HVO-Querido.
1.
Kan je iets over krachtgericht werken zeggen?
Ik zie het als jezelf in bescherming nemen, met mensen kunnen omgaan en voor jezelf
opkomen.
2.
Wat vind je daar van?
Vind het wel goed, de één put krachten uit door zich bij de ander in te laten de ander
doet het met geloof. Ik doe het uit geloof en cultuur
3.
Heeft jouw persoonlijk begeleider het over krachtgericht werken?
Eens in de drie weken met de psychiater, dan komt het krachtgericht werken wel aan
bod.
4.
Hoe vind jij dat de begeleiding met jou om gaat?
Gaat wel goed, ik doe mijn eigen ding.
5.
Heb jij of zie jij ergens verbeterpunten?
Nee hoor, ik ga de deur toch uit. Omtrent het krachtgericht werken gaat het wel oké, heb
meer mensen die ik nu ken.
Cliënt E. bijna zeven jaar in begeleiding bij HVO-Querido.
1.
Kan je iets vertellen over krachtgericht werken?
Weet ik niet precies, ik weet wel wat het inhoud, standaard werken met bepaalde regels
50
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
2.
Hoe vind je dat de begeleiding met je omgaat?
Gaat wel goed, maar ik heb aan één ding de pest. Je moet steeds afspraken maken terwijl
je goed functioneert.
3.
Tijdens afspraken heeft begeleider het over krachtgericht werken?
Nee dat niet.
4.
Heb je verbeterpunten qua begeleiding en krachtgericht werken?
Nou niet echt, ik heb liever minder afspraken.
51
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Bijlage IX De etiquette voor begeleiders
Werkrelatie
Er zijn als het nodig is en zo lang als nodig is
Luisteren, serieus nemen, aandacht geven
Positief zijn en hoopgevend
Respectvol, echt & oprecht, authentiek – bemoedigende lichaamstaal
Eigen stijl en gezicht: persoon van belgeleider is herkenbaar
Kwetsbaar duren zijn als begeleider
Nabijheid en inlevingsvermogen; aansluiten bij wat de cliënt beweegt
Gepaste afstand; professionele opstelling
Respectvolle taal, aanspreekvorm, kleding etc.
Waarheid vertellen & eerlijk zijn, er niet omheen draaien
Confronteren, vanuit en met behoud van verbinding
Geen vooroordelen & niet moraliseren
Onderscheid maken en gelijk behandelen
Verschil moet er zijn en ook gelijkwaardigheid: niet kleineren of betuttelen
Discretie; cliënt niet in de groep op persoonlijke zaken aanspreken
Geen informatie uit contact met cliënt doorgeven aan andere cliënten
Taken
Praktische hulp aanbieden, aanpakken
Weten hoe te handleen bij praktische zaken
Beschikbare informatie samen doornemen en verifiëren
Informele ontmoetingen waarin ‘niet hoeft’, ook om zicht te krijgen op krachten &
mogelijkheden
Niet (af)dwingen, maar stimuleren en faciliteren
Proberen helpen oplossen, niet disciplineren & sanctioneren
Verdiepen in het verhaal achter het gedrag
Positief bekrachtigen en belonen
Proces
Continue uitwisseling over inzet van begeleiding en wederzijdse verwachtingen
Flexibiliteit: de begeleiding is goed gedoseerd en getimed en sluit aan bij de
ontwikkeltijd van de cliënt
Betrouwbaar zijn: zeggen wat je doet en doen wat je zegt
Afspraak is afspraak
Duidelijk zijn over beschikbaarheid, over wanneer je er voor de cliënt kunt zijn
Niet verschuilen in kantoor en/ of achter computer
Niet verschuilen achter regels
Uitleg geven en verantwoording afleggen, je handelen legitimeren.
52
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Bijlage X Discussieonderwerpen

Is de cliënt capabel genoeg om te begrijpen wat krachtgericht werken
inhoudt?
Beschikken de cliënten over voldoende denkniveau om de methodiek krachtgericht
werken daadwerkelijk te begrijpen.
 Bij wie ligt de verantwoordelijkheid voor de uitwerking van de methodiek?
Ligt de verantwoordelijkheid voor de uitwerking van het krachtgericht werken bij HVOQuerido of bij de begeleiding? Met andere woorden, moet HVO-Querido de regels rond
de methodiek aanscherpen of ligt dit aan de uitwerking van de begeleiding?

Zijn alle doelen die de cliënten opstellen haalbaar rekening houdend met
de stoornis?
Er worden begeleidingsdoelen opgesteld door cliënten van BW Diemen. Deze
begeleidingsdoelen kunnen niet altijd behaald worden. Moeten deze doelen dan
opgenomen worden in het actieplan of laat je deze achterwege?
53
Werken met krachten is de methode
Beroepsvraagstuk oktober 2013
Download