onderhoud ALTERNATOR

advertisement
Réf. 3316 Nl - 4.33 / a - 1.00
132
124
323
324
30
1
4
198
120
an de
a
t
e
o
iding m orden
e
l
d
n
a
Deze h gebruiker w
eind
digd
n
a
h
r
e
ov
322
15
33
ALTERNATOREN
LSA 43.2, 44.2 - 4 Polen
Installatie en onderhoud
37
28
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
INHOUD
Dank u voor uw keuze uit een van de vele LEROY-SOMER producten.
Deze handleiding is van toepassing op een alternator uit de PARTNER serie, die u nu in uw
bezit heeft.
Deze serie is de laatste van een nieuwe generatie producten, het resultaat van de ervaring van
één van de grootste constructeurs ter wereld, die hierbij geavanceerde technologieën en een
strenge kwaliteitscontrole toepast.
Wij verzoeken u vriendelijk de inhoud van deze handleiding door te willen nemen.
Door een paar belangrijke regels in acht te nemen tijdens installatie, gebruik en onderhoud, zal
uw alternator lang meegaan en probleemloos functioneren.
INHOUD
4 - ONDERHOUD
1 - ONTVANGST
1.1 - Normen en veiligheidsmaatregelen .....
1.2 - Controle ...............................................
1.3 - Identificatie ..........................................
1.4 - Opslag .................................................
3
3
3
3
2 - TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
2.1 - Elektrische eigenschappen .................
2.2 - Mechanische eigenschappen ..............
2.3 - SHUNT bekrachtigingsysteem ............
2.4 - AREP bekrachtigingsysteem ..............
2.5 - PMG bekrachtigingsysteem ................
4
4
5
6
8
3 - INSTALLATIE - INBEDRIJFSTELLING
3.1 - Montage ..............................................
3.2 - Controle voor de inbedrijfstelling .........
3.3 - Aansluitschema ...................................
3.4 - Inbedrijfstelling ....................................
3.5 - Instellingen ..........................................
9
9
10
12
12
4.1 - Veiligheidsmaatregelen ....................... 15
4.2 - Gewoon onderhoud ............................. 15
4.3 - Foutdetectie ......................................... 15
4.4 - Mechanische defecten ........................ 15
4.5 - Elektrische defecten ............................ 16
4.6 - Demontage, montage .......................... 18
4.7 - Installatie en onderhoud van PMG ...... 20
4.8 - Eigenschappentabel ............................ 20
5 - RESERVEONDERDELEN
5.1 - Belangrijkste reserveonderdelen..........
5.2 - Omschrijving van de lagers..................
5.3 - Noodzakelijk gereedschap ..................
5.4 - Service technische bijstand..................
5.5 - Ruimtelijke afbeelding, onderdelenlijst.
De veiligheidsvoorschriften
Bij dit onderhoudsboekje vindt u een blad stickers met
verschillende veiligheidsinstructies. Het aanbrengen
van deze stickers gebeurt volgens de tekening (fig. 1)
nadat de machine volledig geïnstalleerd is.
Opmerking : LEROY-SOMER behoudt zich het recht voor
om de kenmerken van zijn producten ten allen tijde te wijzigen teneinde de laatste technologische vernieuwingen te
kunnen toepassen. De gegevens in dit document kunnen
derhalve zonder voorafgaande kennisgeving gewijzigd worden.
Copyright 2000 : MOTEURS LEROY-SOMER
Dit document is eigendom van MOTEURS LEROY-SOMER.
Het mag niet zonder voorafgaande toestemming onder welke
vorm dan ook gereproduceerd worden. Merk, model en octrooi gedeponeerd.
2
- Fig 1 -
21
21
21
21
22
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
1.1 - Normen en veiligheidsmaatregelen
Onze alternatoren zijn conform aan de meeste internationale normen en compatibel met:
- de voorschriften van de
Internationale Elektrotechnische Commissie
IEC 34-1, (EN 60034).
- de voorschriften van de
International Standard Organisation ISO 8528.
- de richtlijn 89/336/EEG van de Europese Gemeenschappen over de Elektromagnetische Compatibiliteit.
- de richtlijnen van de Europese Gemeenschappen
73/23/EEG en 93/68/EEG (Laagspanningsrichtlijn).
Zij zijn CE gemarkeerd volgens de Laagspanningsrichtlijn als zijnde onderdelen van een machine. Een integratieverklaring kan op vraag geleverd worden. Vooraleer u
uw alternator gebruikt, moet u aandachtig dit onderhoudsboekje lezen dat met de machine meegeleverd
werd. Alle handelingen die op de alternator worden uitgevoerd moeten door een bekwaam persoon gebeuren
die opgeleid werd voor inbedrijfstelling en onderhoud
van elektrische en mechanische onderdelen. Dit onderhoudsboekje moet gedurende de hele levensduur van de
machine bewaard worden en gebruikt worden bij elke
transactie. De verschillende interventies die beschreven
staan in de handleiding worden gekenmerkt met aanbevelingen of symbolen om de aandacht van de gebruiker
te vestigen op eventuele risico's voor ongevallen. U
moet de verschillende bijgevoegde veiligheidsvoorschriften begrijpen en onverbiddelijk naleven.
1). Nagaan of de gegevens op de kenplaat overeenkomen met die vermeld op de bestelbon. De typebepaling
van de machine gebeurt in functie van de verschillende
criteria (zie hieronder).
1.3.1 - Kenplaat (fig. 2)
Indien u op een snelle en precieze manier over de identiteit van uw machine wil beschikken, kunt u de eigenschappen overnemen op de kenplaat hieronder.
Voorbeeld van een typeomschrijving :
- LSA 43.2 M4 J6/4 • LSA : benaming van de PARTNER serie
•M
: Marine
•C
: WKK
•T
: Telecommunicatie.
• 43.2 : type van de machine
• M4 : model
•J
: bekrachtigingsysteem
(C : AREP / J : SHUNT of PMG / E : COMPOUND)
• 6/4 : wikkelingnummer / aantal polen
Conforme à C.E.I 34-1(1994). According to I.E.C 34-1(1994).
Type/Model
N° de série/Serial number
LSA 43.2 M4 J6/4
Tension/Voltage
Puissance continue
Continuous duty
rating
Puissance secours
Stand by duty rating
N°
V Conn.
V Conn.
kVA Code
kVA Code
kVA Code
kW
A
kVA
service continu
Excitation continuous duty
Hz
V
Roulement AV
D.E. bearing
Roulement AR
N.D.E.bearing
kW
kW
A
kVA
kW
Phase
Cos P.F.
Date
V Conn.
A
kW
Min -1 R.P.M.
excitation à vide
A excit. at no load
Graisse
Grease
IP
Altitude
A
kVA
kW
A
Classe thermique
Thermal class
Régulateur
A A.V.R.
A
Ambiance
Ambient
°C
g
m
Masse
Weight
h
kg
ALTERNATEURS . ALTERNATORS
OPGELET
Veiligheidsvoorschrift voor een interventie die de
machine of het omringend materiaal kan beschadigen of vernielen.
Veiligheidsvoorschrift voor een gevaar in het algemeen voor het personeel.
- Fig 2 -
1.3.2 - Afmetingen
De afmetingen van dit type alternator worden gegeven in
de commerciële catalogi.
1.4 - Opslag
Veiligheidsvoorschrift voor een elektrisch gevaar
voor het personeel.
1.2 - Controle
Bij ontvangst van uw alternator, eerst nagaan of deze
tijdens het transport niet beschadigd werd. Indien er
sprake is van duidelijk aanwijsbare sporen van beschadiging, waarschuw dan het transportbedrijf (de transportverzekeringsmaatschappijen zouden eventueel moeten
tussenkomen) en na een visuele controle de alternator
met de hand laten draaien (wanneer het een dubbelgelagerde machine betreft) om te kijken of er zich geen onregelmatigheden voordoen.
1.3 - Identificatie
De alternator kan geïdentificeerd worden door middel
van de kenplaat die op de klemmenkast bevestigd is (fig.
In afwachting van de ingebruiksstelling, dienen de alternatoren onder de volgende omstandigheden opgeslagen
te worden:
- beschut tegen vocht: voor een vochtigheidsgraad hoger
dan 90%, kan de isolatie van de machine zeer snel afnemen om praktisch tot nul te dalen bij omstreeks 100%;
controleer de toestand van de roestwerende laag van de
ongeverfde delen. Voor langdurige opslag kan de alternator in een speciale hoes bewaard worden (bijv. thermoplastisch plastiek) met dehydratatiezakjes;
- beschut tegen hoge temperatuurchommelingen teneinde condensatie tijdens de opslag te vermijden.
- in geval van trillingen, het effect van deze trillingen verminderen door de alternator op een schokdempende ondersteuning te zetten (rubber plaat of i.d.) en de rotor om
de 15 dagen een fractie van een toer draaien om te vermijden dat de lagerringen beschadigd raken.
3
1 024 780/C
1 - ONTVANGST
1
ONTVANGST
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
2 - TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
EIGENSCHAPPEN
2.2 - Mechanische eigenschappen
- Plaatstalen behuizing
- Gietijzeren flenzen
- Kogellagers levenslang gesmeerd
- Bouwvorm
MD 35 STANDAARD : enkelgelagerd met standaard
voeten, flenzen en SAE schijven.
B 34 STANDAARD : standaard voeten, SAE flens en
genormaliseerd cilindrisch aseinde.
- Open machine, zelf geventileerd
- Beschermingsgraad : IP 23
2.2.1 - Opties
- Filter op luchtinlaat, lamellen op luchtuitlaat.
2.1 - Elektrische eigenschappen
De PARTNER LSA 43.2 / 44.2 is een machine zonder
sleepringen noch borstels met roterende opwekker. De
machine is gewikkeld met "2/3 wikkelspoed"; 12 draden,
isolatieklasse H en bekrachtigingsysteem verkrijgbaar in
"SHUNT" uitvoering fig. 3, in "AREP" uitvoering fig. 4 of
in "PMG" uitvoering fig. 5 (zie § 2.3, 2.4, 2.5). Storingsonderdrukking conform aan de norm EN 55011, groep
1, klasse B.
2.1.1 - Opties
- Temperatuursondes in de stator.
- Stilstandverwarming.
2.1.2 - Shunt systeem met R 230 A regelaar
STATOR : 12 draden (markering T1 tot T12)
POOLRAD
Opwekker
T1
T7
T2
T8
T3
T9
T4
T10
T5
T11
T6
T12
Varistor
Opwekkerrotor
5+
Opwekkerstator 6 SERIE aansluiting
R 230 A
Voeding en spanningsreferentie
- Fig 3 2.1.3 - AREP systeem met R 438 LS regelaar
STATOR : 12 draden (markering T1 tot T 12)
POOLRAD
Opwekker
Hulpwikkelingen
T1
T7
T2
T8
T3
T9
T4
T10
T5
T11
T6
T12
Varistor
Opwekkerrotor
Zwart
PARALLEL
aansluiting
Geel
6Groen
Opwekkerstator
Rood
5+
R 438 LS
Spanningsreferentie
- Fig 4 2.1.4 - PMG systeem met R 438 LS regelaar
POOLRAD
STATOR : 12 draden (markering T1 tot T 12)
Opwekker
T1
T7
T2
T8
T3
T9
T4
T10
T5
T11
T6
T12
Varistor
Opwekkerrotor
5+
Opwekkerstator
PMG
6-
PARALLEL
aansluiting
- Fig 5 -
4
R 438 LS
Spanningsreferentie
2
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
2.3 - SHUNT bekrachtigingsysteem
2
EIGENSCHAPPEN
Spanning
Knik
U/UN
De alternator met Shunt bekrachtigingsysteem is zelfbekrachtigd met een spanningsregelaar R 230 (fig. 6). De
regelaar controleert de bekrachtigingstroom van de opwekker in functie van de uitgangsspanning van de alternator. Door dit eenvoudig concept heeft de alternator
met Shunt bekrachtiging geen kortsluitcapaciteit.
48 Hz
57.5 Hz
100 %
50 Hz
60 Hz
R 230 A
Frequentie
50 Hz
Hz
60 Hz
- Fig 8 -
- fig. 6 2.3.1 - Regelaar R 230 (zie fig. 7)
- Spanningsregeling : ± 1%
- Voedingsspanning en spanningsmeting 85 tot 139 V (50/60 Hz)
- Snelle responsetijd (500 ms) bij een transiënte spanningsdip van ± 20%.
- Spanningsinstelling P1
- Stabiliteitsinstelling P2
- Bescherming van de voeding door trage zekeringen
van 8 A (verdraagt 10 A gedurende 10 s).
- Frequentie: 50 Hz met strap ST3 - 60 Hz zonder strap ST3
- Ondersnelheidsbescherming P3 in fabriek verzegeld (fig. 8)
2.3.3 - Bijkomende functies met de R 448
De alternator LSA 43.2 / 44.2 SHUNT kan in optie werken met een regelaar R 448 om de volgende functies te
bekomen:
- Parallelwerking tussen alternatoren met T.I.
- Parallelwerking met het net met T.I. en R 726 module
- Driefase detectie met module R 731
- LAM functie geïntegreerd in de regelaar R 448
In dit geval vervangt de regelaar R 448 de R 230 (zie fig. 9).
ST4
50Hz
3 ph
R 448 LS
S1
Spanningsreferentie
380V
220V
110V
1A
110
0V
E+
E115 mm
140 mm
Aansluiting
cf § 3.3.1
60Hz
S2
4 x Ø5.8 x 50 mm
75 mm
ST3
Zekeringen
0V E- E+ Z2 X1 Z1 X2
L1
5+
L2
S2
F1 Zekering
P2
L3
250V 8 A traag
P1
S1
R 230A
Spanning
P2
Stabiliteit
6-
P3
5+
6Opwekkerstator
Ondersnelheid
OPWEKKER
T11
T8
(VOEDING 110V)
P1
U V W
ALTERNATOR
- Fig 9 -
ST4
Potentiometer voor spanningsregeling op afstand
- Fig 7 -
ST3 Frequentie
50Hz
60Hz
Voor de regeling en het onderhoud: zie hoofdstuk 4.5 van
deze handleiding (de functies van de R 448 zijn identiek aan
die van de R 438, § 2.4).
2.3.2 - Opties van de regelaar R230 :
Potentiometer voor spanningsregeling op afstand ,
1000 Ω / 0,5 W minimum : regelbereik ± 5%.
- Strap ST4 wegnemen.
5
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
2
EIGENSCHAPPEN
2.4.2 - Opties van de regelaar R438
2.4 - AREP bekrachtigingsysteem
Met het AREP bekrachtigingsysteem is de elektroni-sche
regelaar R 438 LS (fig. 10) gevoed door twee hulpwikkelingen die onafhankelijk van het spanningsdetectiesysteem werken. De eerste wikkeling heeft een spanning
proportioneel aan die van de alternator (Shunt eigenschap), de tweede heeft een spanning proportioneel aan
de statorstroom (compound eigenschap : Booster effect).
De voedingsspanning wordt gelijkgericht en gefilterd
vooraleer ze door de controletransistor van de regelaar
wordt gebruikt. Dit principe maakt de regeling ongevoelig voor vervormingen die door de belasting teweeg worden gebracht.
R 438 LS
- Stroomtransformator voor parallelwerking
- Potentiometer voor spanningsregeling op afstand :
470 Ω, 0,5 W minimum : regelbereik ± 5% (limiteren van
het bereik door interne spanningspotentiometer P2).
ST4 wegnemen om de potentiometer aan te sluiten.
(Een potentiometer van 1 kΩ kan eveneens gebruikt
worden om het regelbereik te verbreden).
- Externe module R 731 : driefase spanningsdetectie
200 tot 500 V, compatibel met parallelwerking. ST1
doorknippen om de module aan te sluiten; spanningsregeling via de potentiometer van de module. (De module
R 730 is niet compatibel met parallelwerking).
- Module R 726 : 3 functies (aan de buitenkant gemonteerd).
• cos ϕ regeling (2F) en netspanningsvereffening voor
het parallelschakelen van het net (3F).
• T.I. van ....../1A . 5 VA CL 1 (zie schema bij deze
handleiding).
Opwekkerstator
ST5
ST2
Met LAM
ST3
50Hz
normaal
Hulpwikkelingen
6
Rood
Zwart
Groen
Geel
60Hz
Frequentie
4 x Ø5.8 x100
125 mm
zekeringen
F1/F2 Snelle
250V 8 A
115 mm
140 mm
2.4.1 - Regelaar R 438 LS (fig. 11)
- kortsluitstroom = 3 IN gedurende 10 seconden
- standaard voeding ; 2 hulpwikkelingen
- shunt voeding ; max 48V - 50/60 Hz
- nominale overbelastingsstroom : 8A - 10s
- elektronische bescherming (overbelasting, kortsluiting,
opening spanningsdetectie): bekrachtiginglimiet gedurende 10 seconden, dan terug op ongeveer 1 A.
Alternator stopzetten (of voeding onderbreken) om
te resetten.
- Zekeringen :
• F1 op de ingang van de hulpwikkelingen X1,X2.
• F2 op de uitgang van de wikkeling van de opwekker E+, E-.
- spanningsdetectie : 5 VA geïsoleerd door transfo
klemmen 0-110 V = 95 tot 140 V
klemmen 0-220 V = 170 tot 260 V
klemmen 0-380 V = 340 tot 520 V
- spanningsregeling ±1%
- snelle of normale responsetijd door strap ST2
- spanningsregeling door potentiometer P2
andere spanningen door aanpassingstransformator
- stroomdetectie : (parallelwerking) : T.I. 2,5 VA cl1, secundaire 1A (Optie)
- regeling van het statisme door potentiometer P1
- bescherming bij ondersnelheid (U/f) en LAM : drempel
regelbaar door potentiometer P4
- regeling v/d bekrachtiginglimiet door P5 : 4,5 tot 8A.
- selectie 50/60 Hz door strap ST3.
Aansluiting
cf § 3.3.1
snel
Responstijd
- fig. 10 -
6-
5+
Zonder LAM
X2
Z1
X1
Z2
E+
E0V
110
220
380
P5
Bekrachtig.
grens
P4
Ondersnelheid
R438LS
P3
Stabiliteit
L3
(W)
P2
Spanning
ST1
ST9
P1
Monofase
detectie
AREP
Statisme
PMG
Drief. detectie
L2(V)
340-520V
T.I.
R731
ST4
Optie
Optie
Optie
Externe potentiometer voor
spanningsregeling
S1
S2
- -Fig
fig.11
11- -
170-260V
95-140V
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
2.4.3 - LAM eigenschappen (zie fig. 12)
2
EIGENSCHAPPEN
- 2 methodes voor spanningsherstelling (normaal/snel)
geselecteerd door ST2 en regelbaar door P3 (stabiliteit)
De LAM is een systeem dat standaard voorzien is op de
regelaar R 438 LS.
- Functie van de "LAM" (BelastingsAcceptatie Module):
Bij inschakelen van een belasting gaat de snelheid van
de electrogeengroep verminderen. Wanneer deze onder
de vooringestelde frequentiedrempel daalt, gaat de
"LAM" de spanning doen dalen met ongeveer 15%,
waardoor de actieve belasting met ongeveer 25% verminderd, zolang de snelheid niet terug gestegen is tot
zijn nominale waarde.
De "LAM" laat dus toe, ofwel de snelheidsschommeling
(frequentie) en de duur ervan te verminderen voor een
vooraf bepaalde toegepaste belasting, ofwel de mogelijke toegepaste belasting te verhogen voor eenzelfde
snelheidsschommeling (motoren met turbocompressoren). Om spanningsschommelingen te vermijden, moet
de ontstekingsdrempel van de "LAM" functie geregeld
staan op ongeveer 2 Hz onder de laagste frequentie bij
nominaal snelheidsbereik.
- LAM : actie vervalt door de verbinding ST5 te verbreken.
Ondersnelheid en LAM
Spanning
ST5 onderbroken
UN
P2
Spanning
U/f
LAM
0,85 UN
- P4 ontstekingsdrempel
van LAM of van U/f vooringesteld in fabriek.
P4
48 of 58 Hz
0
ST3
fC
50 of 60 Hz
fN
- Fig 12 -
Typische effecten van het "LAM" met een dieselmotor
(zie fig. 13)
Met Lam
Zonder LAM (enkel U/f)
Transiënte spanningsval
Spanning
UN
0,9
(U/f)
LAM
0,8
Met Lam
Zonder LAM (enkel U/f)
Max. snelheidsval
Frequentie
LAM
fN
0,9
0,8
Met Lam
Zonder LAM (enkel U/f)
Belasting op de as (kW)
LAM
"LAM" actie
Belastingsschommeling
Vermogen
Tijd (s)
0
1
- Fig 13 -
2
3
7
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
2
EIGENSCHAPPEN
2.5 - PMG bekrachtigingsysteem
2.5.2 - Opties van de regelaar R438
Dit bekrachtigingsysteem bestaat uit een SHUNT alternator en een "PMG" (Generator met permanente magneten). De PMG wordt achteraan de machine gekoppeld
en is verbonden met de R 438 LS regelaar (fig. 14).
De PMG voedt de regelaar en is onafhankelijk van de
belasting van de alternator. Dit principe bezorgt de machine kortsluitstroom en maakt de regeling ongevoelig
aan vervormingen die mogelijk door de belasting worden
veroorzaakt.
De regelaar controleert en verbetert de uitgangsspanning van de alternator door de bekrachtigingstroom te regelen.
- Zie § 2.4.2.
2.5.3 - LAM eigenschappen
- Zie § 2.4.3.
ST5
ST2
Met LAM
ST3
50Hz
Zonder LAM
normaal
5+
Responstijd
R 438 LS
Opwekkerstator 6 -
Aansluiting
cf § 3.3.1
snel
60Hz
PMG
Frequentie
zekeringen
F1/F2 Snelle
250V 8 A
115 mm
140 mm
4 x Ø5.8 x100
125 mm
X2
Z1
X1
Z2
E+
E0V
110
220
380
P5
Bekrachtig.
grens
- fig. 14 2.5.1 - Regelaar R 438 LS (fig. 15)
- kortsluitstroom = 3 IN gedurende 10 seconden
- standaard voeding : PMG
- nominale overbelastingsstroom : 8A - 10s
- elektronische bescherming (overbelasting, kortsluiting,
opening spanningsdetectie): bekrachtiginglimiet gedurende 10 seconden, dan terug op ongeveer 1 A.
Alternator stopzetten (of voeding onderbreken) om
te resetten.
- Zekeringen :
• F1 op X1,X2.
• F2 op de uitgang naar de wikkeling van de opwekker E+, E-.
- spanningsdetectie : 5 VA geïsoleerd door transfo
klemmen 0-110 V = 95 tot 140 V
klemmen 0-220 V = 170 tot 260 V
klemmen 0-380 V = 340 tot 520 V
- spanningsregeling ±1%
- snelle of normale responsetijd door strap ST2
- spanningsregeling door potentiometer P2
andere spanningen door aanpassingstransformator
- stroomdetectie : (parallelwerking) : T.I. 2,5 VA cl1, secundaire 1A (Optie)
- regeling van het statisme door potentiometer P1
- bescherming bij ondersnelheid (U/f) en LAM : ontstekingsdrempel regelbaar door potentiometer P4
- regeling v/d bekrachtiginglimiet door P5 : 4,5 tot 8A.
- selectie 50/60 Hz door strap ST3.
8
P4
Ondersnelheid
R438LS
P3
Stabiliteit
L3
(W)
P2
Spanning
ST1
ST9
AREP
Monofase
detectie
PMG
P1
Statisme
Drief. detectie
L2(V)
340-520V
T.I.
R731
ST4
Optie
Optie
Optie
Externe potentiometer voor
spanningsregeling
S1
S2
- Fig 15 -
170-260V
95-140V
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
3 - INSTALLATIE - INBEDRIJFSTELLING
3.1 - Montage
Alle hijs- of andere handelingen moeten worden uitgevoerd met beproefd materiaal. Bij de verschillende behandelingen moet de machine horizontaal blijven (wanneer de transportbeugel verwijderd is).
3.1.1 - Hantering
De royaal bemeten hijsogen dienen voor het optillen van
de alternator. Ze mogen niet gebruikt worden voor het
heffen van de volledige elektrogeengroep. Men moet
een hefsysteem voorzien dat rekening houdt met de omgeving van de machine (zie fig. 16).
3
INSTALLATIE
OPGELET
Deze alternator werd uitgebalanceerd met 1/2 spie.
- Riemaandrijving
Controleer de evenwijdigheid van de twee assen en de
uitlijning van de riemschijven. De spanning van de riemen moet niet overdreven worden.
De toegelaten radiale kracht op het midden van de as is
350 da.N voor een levensduur "L10" van 20000 u bij
1800 min-1.
Nota : Bij speciale gevallen met riemaandrijving, gelieve
ons te raadplegen.
3.1.3 - Plaatsbepaling
De ruimte waar men de alternator zal plaatsen mag niet
warmer worden dan 40°C voor standaard vermogens (bij
temp. > 40°C: declassificatiefactor toepassen). De frisse
lucht, welke noch vochtig, noch stoffig is, moet vrijuit
kunnen circuleren via de filters voor luchtinlaat aan de
NDE van de alternator. Recyclage van warme lucht die
aan de DE vrijkomt, of van de thermische motor of van
de uitlaatgassen moeten zoveel mogelijk vermeden worden.
3.2 - Controles voor de inbedrijfstelling
3.2.1 - Elektrische controles
- Fig 16 3.1.2 - Koppeling
3.1.2.1 - Enkelgelagerde alternator
Vooraleer de twee machines te koppelen, controleer hun
compatibiliteit door :
- een torsietrillingsanalyse van de totale aandrijflijn
- een controle v/d afmetingen v/h vliegwiel en vliegwielcarter, van de flens, de schijven en inbouwdiepte v/d alternator.
OPGELET
Tijdens het koppelen: nagaan of de gaten van de
schijven en het vliegwiel goed uitgelijnd zijn door de
primaire riem v/d thermische motor te doen draaien.
Bouten van de schijven aandraaien (zie § 4.7.1) en nakijken of er axiaal geen krukasspeling aanwezig is.
3.1.2.2 - Dubbelgelagerde alternator
- Elastische koppeling
Nauwkeurig uitlijnen van de generator is gewenst, afwijkingen m.b.t. concentriciteit en evenwijdigheid mogen
maximum 0,1 mm bedragen.
Het is absoluut verboden een alternator, oud of
nieuw, in bedrijf te nemen indien de isolatiewaarde
lager is dan 1 megOhm voor de stator en minder dan
100 000 Ohm voor de andere wikkelingen.
Om de hierboven vermelde minimumwaarden te verkrijgen, kan men verschillende methodes toepassen.
a) De machine drogen gedurende 24 uur in een oven op
een temp. van ongeveer 110°C.
b) Door een warme luchtstroom te blazen aan de luchtingang terwijl de machine draait en met de opwekkerstator
uitgeschakeld.
c) Werken in kortsluiting (spanningsregelaar uitschakelen).
- kortsluiten op de drie uitlopers d.m.v. verbindingen die
de nominale stroom kunnen doorstaan (niet meer dan
6A/mm2).
- ampèretang gebruiken om de aanwezige stroom te meten in de kortsluitverbindingen.
- een 48 Volt accu met de uitlopers van de opwekker
verbinden (polariteit respecteren), in serie geschakeld 10
Ohms (50 Watts) regelweerstand.
- alle inspectieluiken zover mogelijk open zetten : klemmenkast, luchtfilters, enz.
- opstarten van de machine op zijn nominaal toerental en
de bekrachtiging via de regelweerstand regelen om de
nominale stroom bij de kortsluitpunten te bereiken.
Nota : Langdurige stilstand : Teneinde de hierboven opgesomde problemen te vermijden, is het wenselijk stilstandverwarmingen te voorzien evenals een periodiek
onderhoud. De stilstandverwarmingen zijn pas doeltreffend indien ze bij stilstand v/d machine permanent blijven werken.
9
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
3.2.2 - Mechanische controles
Voor het starten kijken of :
- de bevestigingsmoeren v/d voeten goed vast zitten,
- de lucht vrij is,
- de roosters & beschermdeksels goed geplaatst zijn,
- de standaard draairichting is wijzerszin gezien vanop
de as (draairichting van de fasen 1-2-3). Voor een tegenwijzersdraairichting, fasen 2 en 3 verwisselen.
- de aansluiting overeenkomt met de exploitatiespanning
(zie § 3.3)
Aansluitcodes
T1
3 fasen
T7
T4
T12
T3
L2(V)
T8
T1
3 fasen
T4
L1(U)
T7
N
T10
T11
T5
T8
T2
L2(V)
L3(W)
FF
1 fase
T2
T4
T9
T7
T10
M
L
Spanning LM = 1/2 spanning LL
L1(U)
F
T12
1 fase
of
3 fasen
T1
T9
T4
T7
T6
T3
L3(W)
L
T8
Spanning LM = 1/2 spanning LL
190 - 240
220 - 230
-
-
190 - 208
T12
N
T10
T4
T9
L3(W)
T8
L2(V)
T2
Spanningsdetectie R 230 :
0 => (T8) / 110 V => (T11)
Spanningsdetectie R 438 LS :
0 => (T3) / 220 V => (T2)
T7
L1(U)
T1
Wikkeling
50 Hz
60 Hz
6
380 - 415
380 - 480
T10
7
440 - 460
-
T9
NAZ
T11
T12
-
380 - 416
N
L3(W)
T3
T8
L2(V)
T5
Spanningsdetectie R 230 :
0 => (T8) / 110 V => (T11)
Spanningsdetectie R 438 LS :
0 => (T3) / 380 V => (T2)
T2
T7
L1(U)
T4
Wikkeling
50 Hz
60 Hz
6
220 - 240
220 - 240
7
250 - 260
-
8
200
220 - 240
T11
T1
NAZ
T4
T7
M
T3
T9
L
T5
M
T2
T8
T6
T12
T5
T2
Spanningsdetectie R 230 :
0 => (T1) / 110 V => (T4)
Spanningsdetectie R 438 LS :
0 => (T10) / 220 V => (T1)
T1
Wikkeling
50 Hz
60 Hz
6
220 - 240
220 - 240
NAZ
T11
T6
7
250 - 260
-
T9
8
200
220 - 240
T8
L2(V)
L
Spanningsdetectie R 230 :
0 => (T8) / 110 V => (T11)
Spanningsdetectie R 438 LS :
0 => (T3) / 220 V => (T2)
- Fig 17 -
10
T6
T3
L
L3(W)
T5
T10
T11
190 - 208
T5
T11
T10
T3
T11
T1
L
T12
T8
T6
T5
6
8
T6
T3
60 Hz
T6
T12
T9
Fabrieksaansluiting
50 Hz
8
T2
T6
D
Alle interventies op de klemmen van de alternator tijdens heraansluiting of controle moeten worden uitgevoerd op een stilstaande machine.
T3
T5
T11
L3(W)
De aansluitingen kunnen worden gewijzigd door de kabels op de klemmen te verplaatsen (zie fig. 17 & 18). De
wikkelingcode staat op de kenplaat vermeld.
Wikkeling
7
N
T10
T9
3.3 - Aansluitschema
Spanning L.L
L1(U)
A
3
INSTALLATIE
L2(V)
T10
T4
T2
T7
T12
T1
L
L1(U)
NAZ
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
Spanning L.L
Aansluitcodes
Aansluiting niet
aangeraden
G
T6
50 Hz
60 Hz
6
220 - 240
220 - 240
250 - 260
-
M
T1
T12
Fabrieksaansluiting
Wikkeling
1 PH
7
T7
T11
L
8
T2
T5
L
T9
Spanning LM = 1/2 spanning LL
L1(V)
1 fase
of
3 fasen
T12
220 - 240
L
T8
50 Hz
6
110 - 120
120
7
120 - 130
-
T7
L
T12
T2
T7
T6
T1
Wikkeling
T1
T6
200
Spanningsdetectie R 230 :
0 => (T8) / 110 V => (T11)
Spanningsdetectie R 438 LS :
0 => (T3) / 220 V => (T2)
T8
T11
B
M
T4
T3
T3
T10
T5
T10
T4
T9
3
INSTALLATIE
60 Hz
T11
NAZ
T5
L
L3(W)
T3
T9
T10
T9
8
T4
T3
T10
L3(W)
L
T5
T11
L
T8
110 - 120
Spanningsdetectie R 230 :
0 => (T8) / 110 V => (T11)
Spanningsdetectie R 438 LS :
0 => (T3) / 110 V => (T2)
L2(V)
T2
-
T8
T4
T12
T2
T7
T6
L
L2(V)
L1(U)
T1
NAZ
OPGELET : Voor de LSA 44.2 M6, L9, L11 & L12 is aansluiting (B) niet uitvoerbaar op
een standaard machine
- Fig 18 -
3.3.1 - Aansluiting van de opwekker (fig. 19)
Serie aansluiting
Parallel aansluiting
Opwekker
Opwekker
SHUNT BEKRACHTIGING
AREP of PMG BEKRACHTIGING
- fig. 19 -
3.3.2 - Aansluitschema van de opties (fig. 20)
Ontstoringskit R 791 T (standaard voor CE markering)
Aansluitingen
Zwart
Zwart
Zwart
Blauw
Wit
A
D
T1 T1
T2 T2
T3 T3
N N
F
B
F/F
G
T1
T2
T3
T1
T2
T3
T1
T9
T3
T2
T4
T3
Spanningspotentiometer
ST4
Spanningsregeling door
potentiometer op afstand
- Fig 20 -
11
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
3.3.3 - Controle van de aansluitingen
Elektrische installaties moeten worden uitgevoerd in
overeenstemming met de wetgeving die van toepassing
is in het land van bestemming van de machine.
Controleren of :
- een differentieelschakelaar op het uitgangsvermogen
van de alternator werd geplaatst, in overeenstemming
met de wetgeving betreffende de veiligheid van het personeel van het land van bestemming van de alternator.
(In dit geval, de blauwe draad van de ontstoringsmodule
R 791 die verbonden is met de nulleider, losmaken).
- de eventuele beveiligingen niet uitgeschakeld zijn,
- indien de regelaar zich buiten de alternator bevindt, dat
de aansluitingen hebben plaatsgevonden conform het
aansluitschema,
- er geen kortsluiting is tussen de fasen in de verbinding
tussen de alternator en de controlekast (dit gedeelte is
niet beveiligd door de beveiligingsautomaat of de relais
in de kast).
- de machine aangesloten werd zoals afgebeeld en dat
de kabelschoenen boven op elkaar zitten. (zie fig. 21).
- Fig 21 -
3.3.4 - Elektrische controles van de regelaar
- Controleer of alle aansluitingen volgens het bijgevoegd
aansluitschema werden uitgevoerd,
- Controleer of de verbinding voor frequentieselectie
"ST3" op de juiste frequentiewaarde staat,
- Controleer of de verbinding ST4 of de externe potentiometer aangesloten zijn.
- Optiefuncties (R 438 LS) :
• Verbinding ST1 : doorgeknipt voor aansluiting van de
driefase detectiemodule R 731
• Verbinding ST2 : doorgeknipt voor snelle responsetijd
• Verbinding ST5 : doorgeknipt om LAM functie af te zetten.
12
INSTALLATIE
3.4 - Inbedrijfstelling
De opstart en exploitatie van de machine kan pas gebeuren indien de installatie gebeurt volgens de regels en voorschriften in deze handleiding.
De machine word getest en afgeregeld in de fabriek. Bij
het eerste gebruik bij nullast moet men nagaan dat de
aandrijfsnelheid correct en stabiel is (zie kenplaat). Bij
het toepassen van een belasting, moet de machine haar
nominale snelheid en spanning behouden; niettemin indien de werking onregelmatig is kan men wijzigingen
brengen aan de regeling (volg de regelprocedure uit §
3.5). Indien de machine nog steeds niet goed werkt, zal
men naar de oorzaak van het defect moeten zoeken (zie
§ 4.4).
3.5 - Instellingen
De verschillende instellingen tijdens de testen moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Voordat aan een regelprocedure begonnen
wordt moet de aandrijfsnelheid die op de kenplaat
vermeld staat onvermijdelijk gerespecteerd worden.
Alle toegangspanelen en deksels terugplaatsen nadat de machine op punt werd gezet.
De enige mogelijke instellingen van de machine gebeuren via de regelaar.
3.5.1 - Instellingen van de R 230 A (Shunt systeem)
R 230 A
Initiële positie van de potentiometers
- Potentiometer P1 spanningsregeling van de regelaar :
volledig naar links
- Potentiometer spanningsregeling op afstand : in het
midden. Laat de alternator draaien op nominale snelheid: indien de spanning niet stijgt moet men het magnetisch circuit hermagnetiseren (zie § 4.5)
- De potentiometer voor spanningsregeling van de regelaar P1 langzaam instellen tot men de nominale uitgangsspanning krijgt.
- Regeling van de stabiliteit door P2.
- Potentiometer P3 verzegeld in fabriek, afgesteld op 48
Hz voor 50 Hz en 57,5 Hz voor 60 Hz.
3
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
3.5.2 - Regeling van de R 438 LS (AREP systeem of
PMG)
OPGELET
Voor elke interventie op de regelaar moet men nagaan of strap ST9 gesloten is in AREP bekrachtiging
of doorgeknipt is in PMG bekrachtiging.
k) Laat de frequentie (snelheid) schommelen onder en
boven de 48 of 58 Hz afhankelijk van de gebruiksfrequentie, en controleer de spanningsverandering zoals
hiervoor besproken (~ 15%).
l) Zet de snelheid van de groep terug op zijn nominale
waarde bij nullast.
Actie
Spanning
minimum volledig links
Stabiliteit
Grens/LAM OF U/f
R 438 LS
a) Initiële positie van de potentiometers (zie tabel >)
- Potentiometer voor spanningsregeling op afstand :
midden (strap ST4 weg).
b) Plaats een analoge voltmeter (met wijzer) kal. 50V DC
aan de klemmen E+, E) en een AC voltmeter kal. 300,
500 of 1000V aan de uitgangsklemmen van de alternator.
c) Controleer of de ST3 verbinding op de juiste positie
staat (50 of 60 Hz).
d) Spanningspotentiometer P2 op het minimum, volledig
naar links (tegenwijzerszin).
e) Zet de potentiometer V/Hz P4 volledig naar rechts
(wijzerszin).
f) Stabiliteitspotentiometer P3 op ongeveer 1/3 van het
max. in tegenwijzerszin.
g) Motor opstarten en snelheid regelen op de frequentie
van 48 Hz voor 50 Hz, en 58 Hz voor 60 Hz.
h) Zet de uitgangsspanning op de gewenste waarde via P2.
- nominale spanning UN voor solo werking (bijv. 400V)
- of UN +2 tot 4% voor parallelwerking met T.I. (bijv.
410V -)
Spanningsschommelingen regelen via P3 (probeer in de
twee richtingen), lettend op de spanning tussen E+ en E(ong. 10V DC). De beste reactietijd wordt verkregen op
het punt dat iets onder de onstabiliteitgrens ligt. Indien
er geen enkele stabiele positie is, probeer dan door de
verbinding ST2 (normaal/snel) door te knippen of terug
aan te sluiten.
i) Controle van de LAM werking : ST5 gesloten
j) Draai langzaam de potentiometer P4 in tegenwijzerszin totdat er een belangrijke spanningsval (ong. 15%)
wordt verkregen.
3
INSTALLATIE
Grens van de bescherming
tegen ondersnelheid en
ontsteking van de "LAM".
max. volledig links
Spanningsstatisme
(// werking met T.I.)
- Statisme 0 volledig
links
Fabrieksregeling
Pot.
400V - 50 Hz
(Ingangen
0 - 380 V)
Non réglé
(position milieu)
P2
P3
ST3 = 50 Hz
(fabriek) = 48 Hz
ST3 = 60 Hz
P4
(fabriek) = 58 Hz
Niet geregeld
(volledig links).
P1
Bekrachtigingslimiet
Beperking v/d bekrachtigingsstroom en kortsluitstroom,
minimum volledig links
10 A
maximum
P5
Regelingen bij parallelwerking
Vooraleer men op de alternator handelt, moet men
nagaan of het snelheidsstatisme bij de motoren identiek is.
m) Voorafgaande regeling voor parallelwerking (met T.I.
aangesloten op S1, S2 van connector J2)
- Potentiometer P1 (statisme) ingesteld op het midden.
Pas de nominale belasting toe (cos ϕ = 0,8 inductief).
De spanningsval moet 2 tot 3% bedragen. Indien de
spanning stijgt, verwissel dan de 2 draden aan de secundaire van de T.I.
n) De spanningen bij nullast moeten identiek zijn op alle alternatoren bestemd om onderling parallel te werken.
- Schakel de machines in parallel.
- Probeer 0 kW vermogenuitwisseling te krijgen door de
snelheid te regelen
- Probeer de circulatiestroom tussen de machines weg te
nemen (of te minimaliseren) door de regeling van de spanning P2 of Rhe te wijzigen op een van de machines
- Niet meer aan de spanningsregelingen komen.
o) Pas de beschikbare belasting toe (men kan geen correcte regeling bekomen zonder reactieve belasting)
- Door aanpassing van de snelheid, kW's gelijk maken
(in verhouding met de nominale vermogens van de groepen)
- Door aanpassing van potentiometer P1 statisme, stromen gelijk maken of verdelen.
13
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
3
INSTALLATIE
3.5.2 .2 - Max. bekrachtigingregelingen (limiet)
Afhankelijk v/d netfrequentie
ST3
Max. bekrachtiging
P5
50Hz
60Hz
P4
P3
Spanning
P2
R 438 LS
S1 S2
X2
Z1
X1
Z2
E+
E0V
110 V
220V
380V
Net (Voeding
50/60 Hz)
48 V
A
10A CC / DC
-
A
+
Opw. stator
~ 6 ohms
110/220/380V
D
ST4
- Fig 22 - statische regeling van de stroombeperking, potentiometer P5 (fabrieksinstelling : 7,5 A - kaliber van de
zekeringen : 8 A - 10 seconden) fig. 22.
De fabrieksinstelling komt overeen met de bekrachtigingsstroom die nodig is om een driefase kortsluitstroom
(Icc) te bekomen van ongeveer 3 IN bij 50 Hz, tenzij anders vermeld.(*)
Om deze waarde te verminderen of om de Icc aan te
passen aan het reële max. gebruiksvermogen (gedeclasseerde machine) kan men een statische afregeling uitvoeren bij stilstand, zonder gevaar voor de alternator of
de installatie. Koppel de voedingsdraden (X1, X2 en Z1,
Z2) en de spanningsreferentie (0-110V-220V-380V) van
de alternator los.
Sluit de netvoeding aan (220-240V) zoals aangeduid
(X1, X2 : 48V). Sluit een ampèremeter 10A DC in serie
aan de opwekkerstator. Draai P5 volledig naar links en
zet de voeding aan. Als de regelaar geen stroom geeft,
draai dan potentiometer P2 (spanning) naar rechts tot de
ampèremeter een stabiele stroom weergeeft. Zet de
voeding af en terug aan, draai P5 naar rechts tot de gewenste max. stroom wordt verkregen (niet meer dan 8A).
Controle van de interne beveiliging:
Open de schakelaar (D): de bekrachtigingstroom moet toenemen tot de ingestelde max. grens en die waarde langer
dan 10 sec. behouden, dan terugvallen op een waarde < 1A.
Om te resetten moet men de voeding af zetten via de
schakelaar (A).
Nota : Na regeling van de bekrachtiginggrens volgens
deze procedure, herneemt men de regeling van de spanning volgens § 3.5.2.
(*): Een kortsluitstroom van 3 IN is een wettelijke verplichting in meerdere landen om een selectieve beveiliging toe te laten.
14
3.5.2 .3 - Bijzonder gebruik
- Ontkrachtiging (fig. 23)
Hulpwikkelingen
J1
X2
Z1
X1
Z2
E+
R 438 LS
- Fig 23 -
De bekrachtiging wordt verbroken door de voeding van
de regelaar te verbreken (1 draad op elke hulpwikkeling)
kaliber van de contacten 10A - 250 V AC.
Identieke aansluiting om de interne beveiligingen van de
regelaar te resetten.
- Geforceerde bekrachtiging (fig. 24)
J1
X2
Z1
X1
Z2
E+
E-
(400V - 10A)
Diode
+
-
t
Batterij (B Volt)
~ 6 ohms
Opwekkerstator
R 438 LS
Geforceerde bekrachtiging
B Volt
t
Tijd
- Fig 24 Toepassingen
Gegarandeerde spanningsopbouw
B volts
6 (1A)
Tijd t
1-2s
Parallelbedrijf ontkrachtigd
6 (1A)
1-2s
Parallelschakeling vanaf stilstand
12 (2A)
5 - 10 s
Opstart vanaf stilstand
24 (4A)
5 - 10 s
Bekrachtiging bij overbelasting
24 (4A)
5 - 10 s
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
4 - ONDERHOUD
4.1 - Veiligheidsmaatregelen
De onderhoudsinterventies of herstellingen moeten
nadrukkelijk gerespecteerd worden teneinde het risico op ongevallen te vermijden en de machine in zijn
oorspronkelijke, goede staat van werking te behouden.
Alle handelingen die op de alternator worden uitgevoerd, moeten gebeuren door personeel dat werd
opgeleid voor inbedrijfname en onderhoud van elektrische en mechanische componenten.
Vooraleer men een interventie uitvoert, moet men
controleren dat de machine niet kan worden opgestart
door een handmatig of automatisch systeem en dat men
de werkingsprincipes van het systeem heeft begrepen.
4.2 - Gewoon onderhoud
4.2.1 - Controle na opstart
Na ongeveer 20 uren werking, controleer of de bevestigingsschroeven van de machine goed vaststaan, controleer de algemene staat van de machine en de verschillende elektrische aansluitingen van de installatie.
4.2.2 - Luchtkring
Het is aangeraden na te gaan dat de luchtstroom niet
verminderd wordt door een gedeeltelijke verstopping van
de roosters : modder, vezels, roet, enz…
4.2.3 - Lagers
De lagers zijn levenslang gesmeerd : levensduur van het
vet (naargelang het gebruik) = 20 000 uren of 3 jaar.
Temperatuurstijging van de lagers mag niet meer dan
60°C boven de omgevingstemperatuur bedragen. Indien
deze waarde toch wordt overschreden moet de machine
worden stopgezet en moet men een controle uitvoeren.
4.2.4 Elektrisch onderhoud
- Reiniger voor de wikkelingen
OPGELET
NIET GEBRUIKEN : TRICHLORETHEEN, PERCHLOORETHEEN, TRICHLORETHAAN EN ALLE ALKALISCHE PRODUCTEN.
Men mag goed gedefinieerde ontvettende en vluchtige
producten puur gebruiken zoals :
- normale benzine ( zonder additieven )
- Tolueen (laag giftig) ; ontvlambaar
- Benzeen (of naft, giftig) ; ontvlambaar
- Ciclohexaire (niet giftig) ; ontvlambaar
Reiniging stator, rotor, opwekker en diodebrug
Het isolatiemateriaal en het impregnatiesysteem kunnen
niet worden beschadigd door solventen (zie lijst boven).
Vermijden dat er reinigingsproduct in de gleuven lekt.
Het product aanbrengen met een penseel en dikwijls af-
4
ONDERHOUD
sponsen om ophoping op de behuizing te voorkomen.
De wikkeling met een droge doek drogen. De restanten
laten verdampen vooraleer men de machine sluit.
Na reiniging van de alternator moet de isolatie van de
wikkelingen worden gecontroleerd (zie § 3.2 en § 4.8).
4.3 - Foutdetectie
Indien bij het opstarten de alternator slecht blijkt te werken, moet men de oorzaak van de fout identificeren.
Hiervoor moet men nagaan dat :
- de beveiligingen zijn aangesloten
- de aansluitingen conform zijn aan de schema's die bij
de machine geleverd zijn
- de snelheid van de groep correct is (zie § 1.2.2)
Herneem alle handelingen uit hoofdstuk 3.
4.4 - Mechanische defecten
Lagerfout
Overdreven opwarming
van de lagers (temp. >
80°C op de lagerdeksels
met of zonder abnormaal
geluid)
Actie
- Indien het lager blauwkleurig is of
indien het vet verkoold is, vervang
het lager
- Lager slecht geblokkeerd
- Slechte uitlijning van de lagers
(lagerschilden slecht geplaatst)
Temperatuurfout
Overdreven opwarming
van de behuizing van de
alternator (meer dan 40°
C boven de omgevingstemperatuur)
Actie
- Luchtcircuit (ingang-uitgang)
gedeeltelijk verstopt of recyclage
van de warme lucht komende uit
de alternator of de thermische motor
- Werking van de alternator op een
te hoge spanning (> 105% van Un
bij belasting)
- Alternator werkt overbelast
Actie
- Slechte uitlijning (koppeling)
- Defecte schokdemping of speling
op de koppeling
- Uitbalanceringsfout van een
element van de aandrijflijn
- Monofase werking van de alternator
(monofase belasting of defecte
contactor of installatiefout)
- Kortsluiting in de stator van de
alternator
Trillingsfout
Overdreven trillingen
Overdreven trillingen en
gebrom komende uit de
machine
Abnormaal geluid
Geweldadige schok,
eventueel gevolgd door
gebrom en trillingen
Actie
- Kortsluiting op de installatie
- Foute schakeling (parallelschakeling niet in fase)
Mogelijke gevolgen:
- Breuk of vernietiging van de
koppeling
- Breuk of torsie van het aseinde
- Verplaatsing/kortsluiting van de
wikkeling van het poolrad
- Barsten of verplaatsing van de
ventilator
15
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
ONDERHOUD
4.5 - Elektrische defecten
Defect
Afwezigheid
van spanning
tijdens opstart
of nullast
Actie
Meting
Automatische opwekking en de
spanning van de alternator blijft
normaal na het uitschakelen
Sluit een nieuwe batterij aan Automatische opwekking maar de
van 4 tot 12 V tussen E- en spanning stijgt niet tot de nominale
E+ (polariteit respecteren) waarde na het uitschakelen van de
gedurende 2 à 3 sec
batterij
Automatische opwekking maar de
spanning verdwijnt na het
uitschakelen van de batterij
Spanning te
laag
Controleer de aandrijfsnelheid Snelheid is goed
Regeling van spanningspotentiometer van de regelaar
Regeling van stabiliteitspotentiometer van de
regelaar
- Tekort aan remanentie
- Controleer de aansluiting van de spanningsreferentie
aan de regelaar
- Dioden defect
- Kortsluiting van de opwekkerstator
Fout van de regelaar
- Opwekkerstator onderbroken
- Poolrad onderbroken - Controleer de weerstand
Controleer de aansluiting van de regelaar (eventueel
regelaar defect)
- Opwekkerstator in kortsluiting
- Draaiende dioden doorgeslagen
- Poolrad in kortsluiting - Controleer de weerstand
Verhoog de aandrijfsnelheid
(Niet aan potentiometer (P2) van de regelaar komen
vooraleer de correcte snelheid verkregen werd)
Fout van de regelaar
Snelheid te laag
Spanning te
hoog
Spanningsschommelingen
Controle / Oorzaak
Regeling werkt niet
Indien geen effect : probeer de wer- - Controleer de snelheid : mogelijke cyclische onregelmatigheid
king normaal/snel (ST2). Enkel R 438 - Klemmen slecht geblokkeerd (losse contacten)
/ 448
- Defect van de regelaar
- Snelheid te laag bij belasting (of LAM van R 438 te hoog
ingesteld)
Spanning goed
Spanning tussen E+ en E- Controleer de snelheid (of LAM van R 438 te hoog
SHUNT < 20V - AREP / PMG < 10V
ingesteld)
bij nullast en te In nullast draaien en span- Draaiende dioden defect
laag bij
ning controleren tussen E+
- Kortsluiting in het poolrad. Controleer de weerstand
Spanning tussen E+ en Ebelasting (*)
en E- op de regelaar
- Opwekkerrotor defect
SHUNT > 30V - AREP / PMG > 15V
(*) Opgelet : Bij monofase gebruik, controleer of de detectiedraden komende van de regelaar goed aangesloten zijn aan de gebruikte klemmen.
Verdwijnen van Controleer de regelaar, de De spanning komt niet terug op de
- Opwekkerstator onderbroken
de spanning
varistor, de draaiende
nominale waarde
- Poolrad onderbroken of in kortsluiting
tijdens werking dioden en vervang het
- Opwekkerrotor defect
(**)
defect element.
- Regelaar defect
(**) Opgelet : Kan door de interne beveiliging veroorzaakt zijn (overbelasting, onderbreking, kortsluiting)
4.5.1 - Controle van de diodenbrug (fig. 25)
Diodenbrug LSA 43.2/44.2
Anode
A
C
-
~ ~ ~
-
+
~ ~ ~
C
C
C
A
A
A
A
A
A
C
C
C
Katode
Een diode in goede staat mag de stroom slechts in één richting doorlaten : van anode naar katode.
- Fig 25 -
16
+
4
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
4.5.2 - Controle van de wikkelingen en draaiende dioden door afzonderlijke bekrachtiging
Tijdens deze procedure moet de alternator ontkoppeld zijn van alle externe belasting en moeten de
aansluitingen in de klemmenkast gecontroleerd worden.
1) Groep stopzetten, draden van de regelaar losmaken
en isoleren
2) Om de afzonderlijke bekrachtiging te realiseren zijn er
twee mogelijkheden (zie fig. 26).
Montage A : Sluit een 12 V batterij in serie met een
rheostaat van ongeveer 50 Ohm - 300 W en een diode
op twee draden van de opwekkerstator (5+) en (6-).
Montage B : Sluit een regelbare transformator "Variac"
en een diodenbrug aan op 2 draden van de opwekkerstator (5+) en (6-).
Deze twee systemen moeten eigenschappen bezitten
die compatibel zijn met het bekrachtigingvermogen van
de machine (zie kenplaat).
3) Laat de groep tegen nominale snelheid draaien.
4) De voedingstroom van de opwekkerstator geleidelijk
doen toenemen via de rheostaat of variac. Meet de uitgangsspanningen op L1 - L2 - L3 en controleer de spanning en bekrachtigingsstroom bij nullast en belast (zie
kenplaat van de machine of vraag ons een testblad).
Wanneer de uitgangsspanningen op hun nominale waarden staan en evenwichtig zijn op < 1% voor de gegeven
bekrachtigingwaarde, dan is de machine goed en is de
afwijking te wijten aan het regelgedeelte (regelaar - bekabeling - detectie - hulpwikkeling).
6 - Opwekkerstator 5 +
Diode 1A
Variac
+
60
30
50
90
10
80
20
70
+
100
-
0
AC
220V
Batterij 12V
MONTAGE A
6 - Opwekkerstator 5 +
Rh. 50Ω -300W
40
-
4
ONDERHOUD
- Fig 26 -
DC
12V
MONTAGE B
17
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
4.6 - Demontage - Montage (zie § 5.5.1/5.5.2.)
Deze handeling mag tijdens de garantieperiode enkel
en alleen in een erkend LEROY-SOMER atelier worden uitgevoerd of in onze fabrieken, anders kan de
garantie verdwijnen.
Tijdens de verschillende handelingen, moet de machine horizontaal staan (wanneer de transportbeugel
verwijderd is) Zie fig. 27.
ONDERHOUD
4.6.3 - Toegang tot de aansluitingen en het regelsysteem.
De toegang tot de klemmen gebeurt rechtstreeks na het
verwijderen van het bovenste deel van de klemmenkast
[48] . Om aan de instelpotentiometers van de regelaar
te kunnen, moet men de zijdelingse plaat demonteren
[367]
4.6.4 - Toegang, controle en vervanging van de
dioden
4.6.4.1- Demonteren
- Neem het luchtinlaatrooster weg [51]
- Neem de varistor weg [347]
- Controleer de 6 dioden met een ohmmeter of een lamp
(zie § 4.5.1.).
4.6.4.2- Hermonteren
- Herplaats de diodenbrug lettend op de polariteit (cf § 4.5.1.).
- Herplaats de varistor [347]
- Herplaats het luchtinlaatrooster [51]
- Herplaats het bovenste deksel v/d klemmenkast [48]
4.6.5 -Vervanging van het achterste lager op
een enkelgelagerde machine
- Fig 27 -
4.6.1 - Noodzakelijk gereedschap
Voor de volledige ontmanteling van de machine, is het
aangeraden over volgend gereedschap te beschikken :
- 1 ratelsleutel + verlengstuk
- 1 momentsleutel
- 1 platte sleutel van 7 mm, 8 mm, 10 mm, 12 mm
- 1 6-kant dopje van 8 mm, 10 mm, 13 mm, 16 mm, 18
mm, 21 mm, 22 mm, 24 mm
- 1 inbussleutel van 5 (bijv. Facom : ET5)
- 1 inbussleutel van 6 (bijv. Facom : ET6)
- 1 inbussleutel van 10 (bijv. Facom : ET6)
- 1 inbussleutel van 12 (bijv. Facom : ET6)
- 1 TORX T20 en T30 sleutel
- 1 poelietrekker (bijv. Facom : U35)
- 1 poelietrekker (bijv. Facom : U32/350).
4.6.5.1- Demonteren
- Verwijder het bovenste deksel v/d klemmenkast [48]
- Neem het luchtinlaatrooster weg [51]
- De montagebeugels van de vermogen-uitgangskabels
losschroeven, de verbindingsklem van de opwekker en
de R 791 module losmaken
- Verwijder de 4 bouten van de montagestangen
- Neem het achterschild (36) weg door middel van een
poelietrekker : bijv. U.32-350 (FACOM).
- Neem het lager [70] weg d.m.v. een lagertrekker met
centrale schroefspil (Zie fig. 28)
4.6.2 - Spankoppel van de bouten & moeren
Identificatie
Ø van de schroef Koppel N.m
Klemmenbout bekrachtiging
M4
4 Nm
Bout opwekkerstator
M6
10 Nm
Bout diodenbrug
M6
5 Nm
Diodenmoer
M5
4 Nm
Montagestang 43.2
M 12
57 Nm
Montagestang 44.2
M 14
90 Nm
M8
26 Nm
Bout schijf/as 43.2
M 12
110 Nm
Bout schijf/as 44.2
M 14
180 Nm
Ventilatorbout 44.2
M6
5 Nm
Aardingsschroef
Roosterbout
M6
5 Nm
Dekselbout
M6
5 Nm
Moer klemmenstrook
M10
20 Nm
18
- Fig 28 -
4.6.5.2 - Hermonteren
- Herplaats het nieuwe lager nadat zijn interne ring door
inductie of in een oven op 80°C werd verwarmd (geen
oliebad gebruiken).
- Plaats het voorspanrondsel [79] in het schild en de
nieuwe O-ring [349].
Herplaats het achterschild (zie fig. 29), schuif de kabelbundel
in de bovenste sleuf van het schild.
- Herplaats de montagebeugels van de kabels, de R 791
module en de verbindingsklem van de opwekker.
4
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
4
ONDERHOUD
- Herplaats het luchtinlaatrooster [51]
- Herplaats het bovenste deksel v/d klemmenkast [48]
Achterschild
Rotor
Draadstang
- Fig 29 -
4.6.6 - Vervanging van de lagers op een dubbelgelagerde machine
4.6.6.1 - Demonteren
- Ontkoppel de alternator van de thermische motor.
- Neem de 8 schroeven weg .
- Verwijder het voorschild [30]
- Neem het achterschild weg (zie § 4.6.5.1.)
- Haal de 2 lagers [60] en [70] eruit d.m.v. een lagertrekker met centrale schroefspil.
4.6.6.2 - Hermonteren
- Herplaats de nieuwe lagers nadat ze door inductie of in
een oven op 80°C werden verwarmd (geen oliebad gebruiken).
- Controleer of het voorspanrondsel (79) en de nieuwe
O-ring [349] in het achterschild [36] aanwezig zijn.
Herplaats het achterschild (zie fig. 29), schuif de kabelbundel
in de bovenste sleuf van het schild.
- Herplaats het voorschild (30) en trek de 4 schroeven aan.
- Controleer of het machinegeheel correct werd gemonteerd
en of alle bouten en moeren goed vast zitten.
- Fig 30 -
4.6.7.2 - Hermonteren van het poolrad
- Volg de demontageprocedure in tegenovergestelde
richting .
Let op dat de wikkelingen niet geraakt worden tijdens het
inbrengen van de rotor in de stator.
- Indien de ventilator vervangen wordt op de 43.2, montage uitvoeren volgens tekening (fig. 31). Buis en draadstang voorzien. Bij de 44.2 staat de ventilator vast met
schroeven op het koppelstuk.
- Fig 31 -
Volg de montageprocedure van de lagers (cf § 4.6.5.2
et cf § 4.6.6.2).
4.6.7 - Toegang poolrad en stator
4.6.7.1 - Demonteren
Volg de demontageprocedure van de lagers (zie §
4.6.5.1 en zie § 4.6.6.1.)
- De koppelingsschijf (enkelgelagerde machines) of voorste lagerschild (dubbelgelagerde machines) verwijderen
en een buis inbrengen met een diameter gelijk aan die
van het aseinde of een steun volgens tekening fig. 30.
- Laat de rotor steunen op een van zijn polen, dan deze
al glijdend eruit halen. Gebuik de buis als een hefboom
teneinde de ontmanteling te vergemakkelijken.
- Nadat de rotor is weggehaald, moet men oppassen dat
men de ventilator niet beschadigd. Bij demontage ervan
moet deze altijd vervangen worden (voor de 43.2).
Nadat de machine op punt is gezet worden de toegangsluikjes en deksel herplaatst.
NOTA: Indien aan het poolrad gewerkt word (herwikkeling, vervanging van elementen), moet men het rotorgeheel terug balanceren.
19
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
4
ONDERHOUD
4.7 -Installatie en onderhoud van PMG
4.8 - Elektrische eigenschappen
Voor de LSA 43.2 en LSA 44.2 is de PMG referentie :
PMG1
4.7.1 Mechanische eigenschappen
De componenten zijn :
- een aanpassingsas (om de rotor te positioneren op de
alternatoras)
- een montagestang en een bout voor de montage van
de rotor op de as.
- een rotor met 16 magneten.
- een behuizing + gewikkelde stator + plastiek aansluithuls + plastiek dopjes
- het sluitdeksel van de behuizing ( 4 schroeven CBLXS
M5 )
- 4 HM6 schroeven (bevestiging behuizing op achterschild)
In geval van montage in kit, volg de volgende instructies
(cf § 5.4).
1 - Verwijder het PMG deksel [297] en het afdekplaatje
van het achterschild van de alternator.
2 - Monteer de PMG behuizing [290] op het schild met 4
HM6 schroeven.
3 - Smeer "Loctite" op de montagestang [295] en schroef
deze in de as van de alternator.
4 - Plaats de rotor met magneten op de aanpassingsas.
Dan, laat men het geheel op de montagestang glijden
met behulp van 2 draadstangen in de rotor.
5 - Plaats het steunrondsel [296]
6 - Blokkeer het geheel met een M10 moer.
7 - Sluit de PMG met het deksel [297].
8 - Doorboor de kap (gat Ø21) en plaats de kabelbeschermer.
9 - Sluit de PMG aan op de regelaar (cf § 2.5 en § 4.7.2)
Tabel van de gemiddelde waarden
Alternator - 4 polen - 50 Hz - Standaard wikkeling N°6.
(400V voor de bekrachtigingen)
De spannings- en stroomwaarden zijn opgegeven bij nullast en bij nominale belasting met afzonderlijke bekrachtiging. Alle waarden zijn opgegeven op ± 10% (voor
exacte waarden, gelieve het testrapport te raadplegen)
en kunnen gewijzigd worden zonder voorafgaande kennisgeving.
LSA 43.2 SHUNT : Weerstanden op 20°C (Ω)
4.7.2 Elektrische aansluiting
a) in geval van PMG-1 ( gebruik van een R438 ) :
- maak de aansluitdraden van de R230/A regelaar los
- verwijder de regelaar
- verwijder de 2 draden voor spanningsreferentie van de
R230/A met rep. nr. 2 en 3 van de klemmen (T8 en T11)
- neem deze draden terug voor de spanningsdetectie
van de R438 en plaats ze op de klemmen T2 (draad rep
2) en T3 (draad rep 3)
- plaats de steunplaat uitgerust met de R438 (2 schroeven HM6 aandraaien op 10Nm)
- sluit de 3 draden van PMG (14/15/16) aan, de 2 draden
van de opwekkerstator (5/6) en de 2 voorvernoemde
draden voor spanningsdetectie (2/3) volgens het intern
aansluitschema nr. 2725-02-98
- pas de aansluiting aan ter hoogte van de verbindingsklem op het achterpaneel van de klemmenkast door de
enkele strap te vervangen door 2 straps (zie intern aansluitschema)
Stator L/N 0,155 0,155 0,128 0,105 0,083 0,063
Elektrische eigenschappen van PMG
Statorweerstand fase/fase 20°C
Spanning bij nullast
20
: 0,7 Ω
: 73 V
LSA 43.2
S1
S2
S3
M4
L6
L7
Stator L/N 0,155 0,155 0,128 0,105 0,083 0,063
Rotor
1,35
1,35
1,41
1,57
1,76
1,96
Opw.stator 19,5
19,5
19,5
19,5
19,5
19,5
Opw.rotor 0,23
0,23
0,23
0,23
0,23
0,23
LSA 43.2 SHUNT : bekrachtigingstroom i exc (A)
LSA 43.2
S1
S2
S3
M4
L6
L7
Bij nullast
0,5
0,5
0,5
0,5
0,4
0,5
Bij nom.
belasting
1,6
1,6
1,7
1,6
1,5
1,6
Bij 60 Hz zijn de weerstandswaarden ongeveer 5 à 10%
lager.
LSA 43.2 AREP : Weerstanden op 20°C (Ω)
LSA 43.2
Rotor
S1
S2
S3
M4
L6
L7
1,35
1,35
1,41
1,57
1,76
1,96
0,32
0,32
0,29
0,26
0,26
0,21
0,52
0,52
0,5
0,51
0,44
0,4
Opw.stator 4,9
4,9
4,9
4,9
4,9
4,9
Opw.rotor 0,23
0,23
0,23
0,23
0,23
0,23
Hulpwikk.
X1, X2
Hulpwikk.
Z1, Z2
LSA 43.2 AREP : bekrachtigingstroom i exc (A)
LSA 43.2
S1
S2
S3
M4
L6
L7
Bij nullast
1
1
1
1
0,9
1
Bij nom.
belasting
3,2
3,2
3,4
3,2
3
3,2
Bij 60 Hz zijn de weerstandswaarden ongeveer 5 à 10%
lager.
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
LSA 44.2 AREP : Weerstanden op 20°C (Ω)
LSA 44.2 SHUNT : Weerstanden op 20°C (Ω)
LSA 44.2
VS3
VS4
S6
M9
L11
L12
LSA 44.2
2,37
2,37
2,71
3,32
3,66
3,66
Opw.stator 19,5
19,5
19,5
19,5
19,5
19,5
Opw.rotor
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
Rotor
VS3
VS4
S6
M9
L11
L12
Bij nullast
0,5
0,5
0,5
0,6
0,6
0,6
Bij nom.
belasting
2
2,2
2
1,9
1,9
2
VS4
S6
M9
L11
L12
2,37
2,37
2,71
3,32
3,66
3,66
0,28
0,28
0,3
0,17
0,16
0,16
0,44
0,44
0,4
0,28
0,21
0,21
Opw.stator 4,9
4,9
4,9
4,9
4,9
4,9
Opw.rotor
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
Hulpwikk.
X1, X2
Hulpwikk.
Z1, Z2
LSA 44.2 SHUNT : bekrachtigingstroom i exc (A)
LSA 44.2
VS3
Stator L/N 0,055 0,055 0,042 0,024 0,019 0,019
Stator L/N 0,055 0,055 0,042 0,024 0,019 0,019
Rotor
RESERVE ONDERDELEN 5
0,5
LSA 44.2 AREP : bekrachtigingtroom i exc (A)
LSA 44.2
Bij nullast
VS3
VS4
S6
M9
L11
L12
1
1
1
1,15
1,2
1,2
4
4,4
4,1
3,7
3,7
4
Bij nom.
belasting
Bij 60 Hz zijn de weerstandswaarden ongeveer 5 à 10%
lager.
Bij 60 Hz zijn de weerstandswaarden ongeveer 5 à 10%
lager.
5 - RESERVEONDERDELEN
5.1 - Belangrijkste reserveonderdelen
Kits voor eerste hulp kunnen in optie verkregen worden.
Ze zijn opgesteld als volgt :
Rep
Omschrijving
Aantal
LSA 43.2 / 44.2 - SHUNT
Codering
198 Spanningsregelaar
1
R 230/A
ESC 110 CU 003
343 Diodenbrug
1
LSA 432 9 03/04
ESC 040 MD 003
347 Varistor
1
LSA 432 1 13
CII 111 PM 002
1
250 V - 8 A / traag
Aantal
LSA 43.2 / 44.2 - AREP 4 P
Codering
1
R 438 LS
ESC 220 CU 025
343 Diodenbrug
1
LSA 432 9 03/04
ESC 040 MD 003
347 Varistor
1
LSA 432 1 13
CII 111 PM 002
2
250 V - 8 A / snel
Smeltzekering v/d regelaar
Rep
Omschrijving
198 Spanningsregelaar
Smeltzekering v/d regelaar
5.2 - Omschrijving van de lagers
Rep
Omschrijving
Aantal
LSA 43.2
Codering
LSA 44.2
Codering
60
Lager aan aandrijfzijde
1
6312 2RS/C3
RLT060TS030
6315 2RS/C3
RLT075TS030
70
Lager aan opwekkerzijde
1
6307 2RS/C3
RLT080RB002
6309 2RS/C3
RLT100RB005
5.3 - Service technische bijstand
Leroy-Somer is ter uwer beschikking voor alle technische inlichtingen die u wenst.
Voor elke bestelling van onderdelen dient het type
van de machine volledig opgegeven te worden, met
vermelding van het fabricagenummer en de gegevens aangeduid op de kenplaat.
OPGELET
De stuknummering van de onderdelen moeten worden overgenomen van de doorsneetekeningen.
Een belangrijk netwerk van serviceafdelingen staat
in voor een snelle levering van de benodigde onderdelen.
Teneinde een goede werking en de veiligheid van
onze machines te garanderen, bevelen wij aan om alleen reserveonderdelen afkomstig van de constructeur te gebruiken.
Indien deze aanbeveling niet gerespecteerd wordt,
ontslaat de constructeur zich van alle verantwoordelijkheid in geval van schade.
21
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
RESERVE ONDERDELEN 5
5.4 - Ruimtelijke afbeelding, onderdelenlijst.
5.4.1 - LSA 43.2 / 44.2 enkelgelagerd (fig. 32)
325
16
15
320
49
47
59
48
36
98
41
347
124
Koppeling 44.2
198
207
343
30
323
324
322
33
4
37
28
107
22
Aantal
1
4
15
16
28
30
33
36
37
41
47
48
49
51
59
70
79
90
91
98
100
1
1
1
6
1
1
1
1
4
1
1
1
20
1
3
1
1
1
4
3
1
349
79
90
51
1
15
- Fig 32 -
No.
100
70
91
Omschrijving
Stator
Rotor
Ventilator
Montageschroef (enkel 44.2)
Aarding
Schild, aandrijfzijde
Luchtuitlaatrooster
Schild, niet aandrijfzijde
Montagestang
Voorste deel van de behuizing
Achterste deel van de behuizing
Bovenste deel van de behuizing
Montageschroef
Luchtinlaatrooster
Toegangspaneel
Achterste lager
Voorspanrondsel
Opwekkerstator
Montageschroef voor opw. stator
Hoekbeugel
Opwekkerrotor
290
No.
Aantal
107
124
198
207
290
291
292
293
294
295
296
297
320
322
323
324
325
343
347
349
1
1
1
1
1
1
1
1
2
1
1
1
1
1
1
1
1
1
291
292
293
294
295
296
297
PMG optie
Omschrijving
Steunplaat voor diodenschijf
Klemmenplaat
Regelaar
Schokdemper voor regelaar
PMG carter
Aanpassingsas
Magnetische rotor
Stator
Montageschroef
Montagestang
Steunrondsel + bout
Sluitdeksel
Koppelstuk (enkel 44.2)
Koppelschijf
Montageschroef
Blokkeerrondsel
Blokkeerschijf (enkel 44.2)
Diodenbrug
Varistor
O-ring
onderhoud ALTERNATOR
LSA 43.2 / 44.2 - 4P
RESERVE ONDERDELEN 5
5.4.2 - LSA 43.2/42.2 dubbelgelagerd (fig. 33)
320
49
15
68
62
16
47
48
59
36
41
98
347
124
198
Koppeling 44.2
97
68
67
63
30
33
207
98
15
4
37
28
1
343
107
100
70
349
79
91
90
51
60
410
- Fig 33 290
No.
Aantal
1
4
15
16
28
30
33
36
37
41
47
48
49
51
59
60
62
63
67
68
70
79
90
1
1
1
6
1
1
1
1
4
1
1
1
20
1
3
1
2/4
1
1
1
1
1
1
Omschrijving
Stator
Rotor
Ventilator
Montageschroef (enkel 44.2)
Aarding
Schild, aandrijfzijde
Luchtuitlaatrooster
Schild, niet aandrijfzijde
Montagestang
Voorste deel van de behuizing
Achterste deel van de behuizing
Bovenste deel van de behuizing
Montageschroef
Luchtinlaatrooster
Toegangspaneel
Voorste lager
Montageschroef van de kap
Steunrondsel
Circlips
Binnendeksel
Achterste lager
Voorspanrondsel
Opwekkerstator
No.
Aantal
91
97
98
100
107
124
198
207
290
291
292
293
294
295
296
297
320
343
347
349
410
4
1
3
1
1
1
1
1
1
1
1
1
2
1
1
1
1
1
1
1
1
291
292
293
294
295
296
297
PMG optie
Omschrijving
Montageschroef voor opw. stator
Hoekbeugel (mannelijk)
Hoekbeugel
Opwekkerrotor
Steunplaat voor diodenschijf
Klemmenplaat
Regelaar
Schokdemper voor regelaar
PMG carter
Aanpassingsas
Magnetische rotor
Stator
Montageschroef
Montagestang
Steunrondsel + moer
Sluitdeksel
Koppelstuk (enkel 44.2)
Diodenbrug
Varistor
O-ring
Lagerschild
23
MOTEURS LEROY-SOMER 16015 ANGOULEME CEDEX-FRANCE
Imprimerie MOTEURS LEROY-SOMER
RC ANGOULEME B 671 820 223
Download