Protocol biomassa bepalingen. Graslanden: Dit is de minimale analyse nodig voor een redelijke inschatting van de biomassa hoeveelheid gedurende het groeiseizoen. Additionele metingen worden hier niet beschreven. Metingen die uitgevoerd moeten worden: - Grashoogte - LAI - Biomassa - Opbrengst maaien - Wortels - Vegetatie samenstelling Grashoogte: gedurende het groeiseizoen (maart - oktober) iedere 2 weken, buiten het seizoen is een keer per maand voldoende. IJking Grashoogte – biomassa – LAI: Twee keer per jaar (voorjaar en najaar) 1) Selecteer binnen een grasland meerdere (3?) plots van 0.5 of 1 m2. 2) Meet op iedere plot de grashoogte met de grashoogte meter. 3) Knip op binnen deze plots het gras volledig weg (0.5 m2 of 1 m2). 4) Neem subsamples van het geknipte gras. 5) Bepaal het bladoppervlak van de subsamples. 6) Bepaal drooggewicht van subsamples (drogen bij 70 OC; 24 uur) 7) Bepaal drooggewicht van de rest van het geknipte gras (tot 48 uur in stoof) 8) Bereken SLA (specific leaf area) voor ieder subsample 9) Sommeer alle gewichten (totaal drooggewicht) 10) Bereken bladoppervlak voor het totale monster 11) Bereken LAI SLA = bladoppervlak / drooggewicht LAI = bladoppervlak / oppervlak van de plot Voorbeeld hoogte (cm) versus biomassa gras (DW in g m-2) Oukoop & Stein (Elmar) 1200 y = 30.218x - 54.986 2 R = 0.8629 1000 800 600 400 200 0 0 10 20 30 40 De maaiopbrengst kun je berekenen door de hoogte voor en na maaien te meten. Mbv bovenstaande ijking kun je dan de oogst uitrekenen en vergelijken met gegevens van de boer. De wortel hoeveelheid wordt uit de literatuur gehaald. De vegetatiesamenstelling wordt jaarlijks bepaald. Akkerbouw gewassen: Dit hangt uiteraard van het gewas af. In de literatuur zijn voor de meeste gewassen wel relaties bekend tussen gewashoogte en LAI/biomassa die goed te gebruiken zijn. Voor gewassen met een ondergrondse productie (bv aardappelen/bieten) is alleen gewashoogte denk ik niet genoeg. Voor maïs kan het volgende protocol gebruikt worden: - Meet de gewashoogte zo vaak mogelijk (liefst wekelijks). - Meet de LAI zo vaak mogelijk. - Bepaal aantal planten per hectare (of vraag de boer). - Droge stof kan uitgerekend worden met de vergelijking : y=0.0009x2 + 0.1393x + 0.2816 (R2=09913), Sibma 1969. - Op het tijdstip van oogsten neem je een aantal planten mee naar het lab en bepaal je het vers en drooggewicht van de boven en ondergrondse delen. Dit om te controleren of de eindbiomassa goed in je figuur past (dus of je berekende biomassa gedurende het seizoen klopt). En natuurlijk om te vergelijken met de opbrengst gegevens van de boer. Hieronder de resultaten van de maïs biomassa metingen in Langerak 2005. Height 300 LAI 250 4.0 35 3.5 30 150 2.0 1.5 100 1.0 50 0 28 42 56 70 85 98 height 250 LAI 20 15 10 0.5 5 0.0 0 112 126 28 Day after sowing 300 DS (103 kg.ha) 25 2.5 LAI Height (cm) 3.0 200 DW DW 42 56 70 4 150 2 LAI Height (cm) 3 200 100 1 50 0 0 0 5 10 15 20 25 30 35 DS - 85 98 Day after sowing Residu na oogst: Hiervoor zijn de gegevens van de oogst te gebruiken. 112 126