`Kleine energieatlas - Ruimtebeslag van

advertisement
Biomassa
100m
126 Kleine Energieatlas
1.366×103 J, de totale hoeveelheid instraling van de zon per vierkante meter aardoppervlak
In Nederland draagt het gebruik van biomassa bij
aan circa 2 procent van de energievoorziening. Deze
productie wordt voornamelijk gerealiseerd met het
bijstoken van reststromen van bioraffinage in kolencentrales, bijvoorbeeld afkomstig van oliegewassen
en zaden. Daarnaast kunnen ook speciaal hiervoor
geteelde biobrandstoffen worden bijgestookt. Zo werd
in de Claus-centrale tot 2005 1,6 miljoen ton palmolie
bijgestookt omdat eigenaar Essent wilde voldoen aan
de groeiende vraag naar ‘groene stroom’ en de overheid bereid bleek daarin te willen subsidiëren. Voor
kleinere elektriciteitseenheden (tot 50 MW) geldt deze
subsidie nog steeds. Met name in de tropen worden
op dit moment grote arealen regenwoud gekapt voor
het opzetten van palmolieplantages. Hierbij gaat niet
alleen een onschatbaar waardevol ecosysteem verloren,
maar wordt tevens de topscoorder op het gebied van
zuurstofproductie vervangen door een zondagsamateur.
Daarboven komen bij de ontginning van het tropisch
regenwoud grote hoeveelheden broeikasgassen (met
name methaan) in de atmosfeer. Methaan heeft een
nog veel groter effect op de warmtehuishouding dan
koolstofdioxide. De hoop is daarom gericht op ‘energiegewassen’ als Switchgrass (Panicum virgatum) die vrijwel
zonder bemesting op arme gronden grote biomassaproductie realiseren. Wel moet bedacht worden dat
ook hiervoor bestaande ecosystemen ontgonnen of
herontgonnen moeten worden.
Ook bij het verstoken van biomassa komt CO2 vrij,
maar daar staat tegenover dat de geteelde biomassa
ook CO2 opneemt en zuurstof produceert. Bij fossiele
brandstoffen zijn deze baten reeds lange tijd geleden ge1.2×103 J, de energie die vrijkomt bij het afstrijken van een lucifer
leverd. Het CO2 neutraal zijn van elektriciteitsproductie
middels biomassa impliceert echter dat een toename
van de CO2 opname door het starten van een biomassaplantage de CO2 uitstoot van de verbranding van die
massa ten minste compenseert. CO2 neutraliteit veronderstelt dus welhaast dat biomassaplantages gestart
worden op terreinen die voorheen nauwelijks of geen
CO2 opnamen. Dit is een belangrijk aspect van de duurzaamheidcriteria voor biomassa. Deze criteria stellen
onder andere dat het gebruik van biomassa, gerekend
over de hele keten, netto minder emissie van broeikasgassen dient op te leveren dan gemiddeld bij fossiele
brandstoffen het geval is. Ook mag de aanleg van nieuw
areaal voor de aanplant van biomassa voor energie op
langere termijn niet leiden tot het vrijkomen van grote
hoeveelheden koolstof die daar in bodem of in de
vegetatie waren opgeslagen. Tevens mag de productie
van biomassa voor energie de voedselvoorziening en beschikbaarheid (met name in ontwikkelingslanden) niet
in gevaar brengen.
Naast de milieutechnische bezwaren die in veel gevallen
kleven aan biomassa, is ook het ruimtebeslag spectaculair te noemen. Dit wordt duidelijk als we de voor het
opwekken van onze standaard 3.387 GWh elektriciteit
benodigde oppervlakte aan biogewassen proberen in
te passen in de Wieringermeer. We moeten de polder
maar liefst 12,5 keer inzetten! Mede door de hoge
grondprijzen is er in Nederland nauwelijks perspectief
voor het verbouwen van energiegewassen. Wel kansrijk
is het vergisten of verbranden van landbouwafval, houtsnippers of mest.
127 Kleine Energieatlas
potentie
agrarische zandgronden: dennen, populieren, zonnebloemen
agrarische kleigronden: koolzaad, suikerbiet
agrarische veengronden: wilgen, riet
agrarische zavelgronden: vlas, hennep
agrarische leemgronden: mais, granen, miscanthus
productie
elektriciteitscentrale waar biomassa wordt bijgestookt
schaal: 1:2.000.000
projectie: rijksdriehoekstelsel
© MUST Stedebouw / RPB
128 Kleine Energieatlas
1
1
2
1.05×103 J ≈ 01 British thermal unit (BTU),
afhankelijk van de temperatuur
3
54
53
52
51
5
6
1×103 4J, de opgeslagen energie in
een doorsnee fotostudio
flitser
7
129 Kleine Energieatlas
Bron: Fotosynthese
Energiegewas: Switch Grass
Verwerkin: Ethanolfabriek
Ethanolfabriek
Transport Ethanol
Biovergisting
Effect: Ontbossing en extinctie
Effect: verhoging voedselprijzen
BIOMASSA
ruimtebeslag in hectare
voor opwekking van
3.387 GWh
132 Kleine Energieatlas
103 SI voorvoegsel: kilo- (kJ)
CO2-uitstoot van de
gehele keten in hm3
voor de opwekking
van 3.387 GWh
9×102 J, de hoeveelheid energie van een dodelijke dosis röntgenstraling
133 Kleine Energieatlas
met....
134 Kleine Energieatlas
7.457×102 J, één paardenkracht, uitgeoefend gedurende één seconde
....zonder
6×102 J, de benodigde energie om een zaklamp van 10 Watt één minuut te laten schijnen
135 Kleine Energieatlas
136 Kleine Energieatlas
102 SI voorvoegsel: hecto- (hJ)
5×101 J, de meest energierijke kosmische straal ooit ontdekt
137 Kleine Energieatlas
138 Kleine Energieatlas
101 SI voorvoegsel: deca- (daJ)
9.472 J, energie per flits van een gemiddelde wegwerp fotocamera
139 Kleine Energieatlas
140 Kleine Energieatlas
8 J, het Greisen-Zatsepin-Kuzmin theoretische bovengrens voor de energie van een kosmische straal
4.1868 J = 1 calorie (International Table)
141 Kleine Energieatlas
142 Kleine Energieatlas
4.184 J = 1 thermochemische calorie
1.356 J ≈ 1 ft·lbf (foot-pound force, eenheid van kracht)
143 Kleine Energieatlas
144 Kleine Energieatlas
1 J = 1 W·s (watt-seconde)
1 J = 1 N·m (newton-meter)
145 Kleine Energieatlas
146 Kleine
Kleine Energieatlas
Energieatlas
146
1 J is ongeveer gelijk aan de benodigde energie om één gram lucht met één graad Celsius te verwarmen
1 J is ongeveer gelijk aan de warmteproductie van het menselijk lichaam, per honderdste van een seconde
147 Kleine
Kleine Energieatlas
Energieatlas
147
148 Kleine Energieatlas
1 J is ongeveer gelijk aan de benodigde energie om een kleine appel (102 gram) één meter op te tillen
1×10-1 J, de energie van een vallend kwartje (1 meter) of één aanslag op een typemachine
149 Kleine Energieatlas
Wind
100m
152 Kleine Energieatlas
10-1 SI voorvoegsel: deci- (dJ)
Het directe ruimtegebruik van windmolens is ronduit
klein. Als we alleen kijken naar de voet van de 1.605
windmolens die in Nederland nodig waren om de BLOW
doelstellingen (1.500 MW opgesteld vermogen op het
vaste land) te bereiken, dan komen we op slechts 16
hectare.Tellen we daar de toegangswegen voor periodiek
onderhoud bij op, dan komen we op 88 hectare. Alleen
olie, gas en kernenergie hebben nog minder ruimte nodig
om de vergelijkbare hoeveelheid energie te leveren. Het
ruimtegebruik wordt nog kleiner als wordt uitgegaan van
de nieuwste generatie turbines die tot 5 MW opleveren
tegen een huidig gemiddelde van 1 MW. Deze windturbines (5 MW is het huidige topmodel) gebruiken per eenheid geleverde energie minder ruimte, en zijn door hun
grotere hoogte minder afhankelijk van het lokale windklimaat. Bovendien zijn ze door hun langzame rotorsnelheid
optisch rustgevender dan kleine, sneller draaiende molens.
De zichtbaarheid van windmolens is het belangrijkste punt
van maatschappelijke discussie, nog aangewakkerd door
de hoogte van de masten en de doorsnede van de rotoren van de nieuwste turbines. De ashoogte kan oplopen
tot 120 meter. Er zijn sterk uiteenlopende percepties van
de visuele impact van windenergie van ‘horizon-vervuiling’
tot voorzichtige waardering. De afstand waarop molens
zichtbaar zijn is sterk afhankelijk van het landschap in kwestie. In open landschappen en over water en in de zee kan
de zichtbaarheid bij helder weer oplopen tot meer dan 10
kilometer, in meer besloten landschappen zal door de barrièrewerking van houtopstanden de zichtbaarheidafstand
soms slechts honderd meter bedragen. Dit ‘maskeringeffect’ doet zich ook in meer verstedelijkte gebieden voor.
10-2 SI voorvoegsel: centi- (cJ)
Indirect gebruiken windturbines meer ruimte. Om goed te
functioneren moeten ze op minimale afstanden van elkaar
worden geplaatst. Gemiddeld geeft 4 à 5 maal de rotordiameter een optimale opbrengst. Een windpark met een
flinke capaciteit vraagt daarmee de ruimte, die echter wel
bruikbaar blijft voor andere vormen van ruimtegebruik. In
een deel van dit onttrekkinggebied kan in een straal rond
de voet van de windmolen alleen niet worden gewoond.
Afhankelijk van de provinciale verordeningen wordt bij
vergunningverlening verschil gemaakt tussen aaneengesloten bebouwing en losse bebouwing. De vrijwaringafstand
die wordt aangehouden wordt (van geval tot geval) bepaald door het stroboscopische effect van de slagschaduw
van de wieken en door geluidshinder. Recent onderzoek
van de RU-Groningen laat zien dat dit laatste als het
meest hinderlijk wordt ervaren. Niet verrassend is ook
het onderzoeksresultaat dat de mate waarin hinder wordt
ervaren mede afhankelijk is van het al of niet economisch
voordeel hebben bij de turbines. De vrijwaringafstand
voor wonen vanuit licht en geluid kan oplopen tot enkele
malen de rotordiameter of de masthoogte. Deze beperking hebben met name betrekking op de functie wonen, al
zullen bij plaatsing van windmolens langs dijken en wegen
ook normen vanuit waterbeheer en infrastructuur hun
beperkingen geven. Andere functies zoals landbouw zijn
onder de wieken goed mogelijk. Windenergie en zonneenergie zijn van alle vergeleken modaliteiten kampioen
meervoudig ruimtegebruik. Onze 3.387 GWh is met de
nieuwste turbines eenvoudig inpasbaar in de Wieringermeer in een opstelling van drie a vier rijen dik aan de rand
van de polder.
153 Kleine Energieatlas
plannen
voorkeursgebieden (NL) en concessiegebieden (D) offshore windparken
offshore windpark (locatie in onderzoek)
potenties
gebied met 1% > 7 beaufort in juli
gebied met 5% > 7 beaufort in januari
gebied met 10% > 7 beaufort in januari
zeekabels
hoogspanningsnetwerk (land)
restricties
militair oefengebied
natuurgebied (waddenkust)
verkeersscheidingstelsel
ankerplaats
laag
hoog
plaatsingskosten
(op basis van zeebodemdiepte)
schaal: 1:6.000.000
projectie: WGS 1984 UTM zone 31N
© MUST Stedebouw / RPB
154 Kleine Energieatlas
10
5
10-3 SI voorvoegsel: milli- (mJ)
60
55
50
0
5
9×10-4 J, de energie van het tsjirpen van een krekel of de vleugelslag van een bij
10
155 Kleine Energieatlas
potentie
windsterkte (m/s)
7
6,5
6
5,5
5
4,5
4
restrictie bestaande bebouwing
productie
windmolen (opgesteld vermogen)
< 500
500-2500
2500-6000
6000 >
plannen
zoeklocaties windparken
voorkeursgebied (fase 1)
voorkeursgebied (fase 2)
schaal: 1:2.000.000
projectie: rijksdriehoekstelsel
© MUST Stedebouw / RPB
156 Kleine Energieatlas
1
0
1
2
1.8×10-4 J, de verwachtte botsingsenergie van loodkernen in de CERN ‘Large Hadron Collider’
3
54
53
52
51
4
5
6
7
3×10-5 J, de hoeveelheid energie in één seconde maanlicht op het gezicht van een mens
157 Kleine Energieatlas
Bron: luchtdrukverschillen
Grondstof: wind
Windsnelheidsmeter
Grondstof: wind
Assemblage windmolens
Plaatsing turbine
Turbine
Opwekking
Opslag
Onderhoud turbine
Effect: Stroboscoop
Risico: zeer zware storm
Effect: Zichtbaarheid
Calamiteit: doldraaien
WIND
ruimtebeslag in hectare
voor opwekking van
3.387 GWh
160 Kleine Energieatlas
2×10-5 J, de benodigde hoeveelheid energie voor het uitspreken van een gemiddelde lettergreep
CO2-uitstoot van de
gehele keten in hm3
voor de opwekking
van 3.387 GWh
10-6 SI voorvoegsel: micro- (µJ)
161 Kleine Energieatlas
met....
162 Kleine Energieatlas
1.6×10-7 J, één TeV (teraelectronvolt), ongeveer de kinetische energie van een vliegende mug
....zonder
1×10-7 J = 1 erg
163 Kleine Energieatlas
164 Kleine Energieatlas
4.3×10-8 J, de bedrijfsenergie per straal van de CERN ‘Super Proton Synchrotron Accelerator’ in 1981
1.5×10-8 J, de massa-energie van een Z boson
165 Kleine Energieatlas
Download