P RENTEN UIT IN DE V IER W INDEN Bespreking van Hieronymus Cock. De renaissance in prent. Joris van Grieken, Ger Luijten en Jan van der Stock [ed.], Tentoonstellingscatalogus, 2013, Mercatorfonds, Brussel | Illuminare – Studiecentrum voor Middeleeuwse Kunst (KU Leuven), 31 x 24,5 cm, 416 blz., € 62,door Piet Offermans ‘Imaginair gezicht op een straat met het huis “In de Vier Winden”’ [cat.nr. 3]. Onderaan rechts: ‘Laet de cock coken om tvolckx Wille’, dat een tweeledige betekenis heeft: het duidt op de diversiteit van Cocks uitgaven, en ‘alludeert [...] op de belangrijke rol van zijn vrouw Volckxen’ HIERONYMUS & VOLCXKEN In het midden van de zestiende eeuw begint het echtpaar Hieronymus Cock en Volcxken Diercx in het commerciële hart van Antwerpen een prentuitgeverij met de veelzeggende naam In de Vier Winden. Het wordt een prestigieus uitgevershuis dat in de halve eeuw van zijn bestaan een kleine tweeduizend prenten op de markt bracht. Cock en Diercx specialiseerden zich in etsen en gravures van hoge kwaliteit, vervaardigd door de beste Europese specialisten, veelzijdig in onderwerpskeuze, en bestemd voor afzet naar alle windstreken. Man en vrouw hadden een goed ontwikkeld zakeninstinct, de onderneming legde hun dan ook geen windeieren. Als reclamestunt liet het echtpaar een prent vervaardigen van een straat in perspectief, waarvan het statige eerste gebouw rechts het uithangbord met de tekst IIII Vens toont (cat.nr. 3). Hieronymus Cock staat parmantig uitnodigend in de deuropening, en Volcxken Diericx is bedrijvig bezig achter een toonbank. Blijkbaar paste dit moderne ondernemer-schap perfect in de toenmalige bedrijvigheid, want het ging de uitgeverij als gezegd voor de wind. De naam Cock werd een sterk merk, Hieronymus en Volcxken werden in Antwerpen burgers van aanzien. Na de dood van haar man in 1570 heeft de rijke weduwe de zaak nog dertig jaar succesvol voortgezet. WERELDSTAD ANTWERPEN Antwerpen was in de zestiende eeuw the place to be. Handel en nijverheid waren in de Zuidelijke Nederlanden al eeuwen goed ontwikkeld. Met de Italiaanse stadstaten vormde met name Vlaanderen het economisch hart van Europa. Er bestond een levendige continentale noord-zuidhandel met als tussenstop de jaarmarkten van de Champagne. Maar aan het eind van de vijftiende eeuw gaat de wereld open. De regionale Europese handelswegen van de Hanze in het noorden tot de Italiaanse in het zuiden zijn een maatje te klein voor het opkomend handelskapitalisme, dat de oceanen gaat benutten. De Scheldestad Antwerpen profiteert van deze schaalvergroting en wordt een kosmopolitische metropool. De stad is niet alleen interessant voor bankiers, handelaren en grote ondernemers, geld is ook een magneet voor de culturele sector. Waar in eerdere eeuwen Brugge en Gent centra van cultuur waren is nu Antwerpen aan de beurt. De entrepreneurs, en de talloze immigranten die hun graantje willen meepikken, profiteren van de stad en de stad van hen. Tot het noodlotsjaar 1585. De Zuidelijke Nederlanden waren al eeuwenlang de arena van een strijd om de macht tussen de feodale machthebbers en de stedelijke burgerij. Ze hielden elkaar zo’n beetje in evenwicht, de koning van Frankrijk, de hertogen van Bourgondië, en de Vlaamse en Brabantse steden. Totdat de Habsburgers op het toneel verschenen en de Bourgondische landen van herwaarts over speelbal werden in de Europese dynastieke strijd. Uiteindelijk heeft die geleid tot de deling van de Nederlanden, en na de val van Antwerpen tot de uittocht van de ondernemende klasse en de intelligentia. De metropool wordt provinciestad. VERSPREIDING VAN KENNIS EN KUNST Maar toen Hieronymus Cock en Volcxken Diericx in 1548 hun prentuitgeverij In de Vier Winden oprichtten was Antwerpen een bloeiende stad. Hun negotie paste uitstekend in de economische groei en de daarmee gepaard gaande schaalvergroting van productie en consumptie. Zoals de kunst van het gedrukte boek een popularisering van de kennis veroorzaakte, zo zorgde de prent voor verspreiding van (kennis en) kunst onder een groter publiek. Christoffel Plantijn is voor het gedrukte boek hiervan een treffend voorbeeld. Hij emigreerde vanuit Frankrijk naar Antwerpen en bouwde daar een bedrijf op dat zorgde voor ongekende, massale verspreiding van het gedrukte woord. Datzelfde deden Cock en Diericx met hun prenten. In een tijdsgewricht waarin zo’n beetje de hele wereld werd ontdekt en bereisd, konden zij met hun kaartprenten inspelen op die actualiteit. De cartografie neemt een hoge vlucht en ook op dit terrein blaast Antwerpen zijn partijtje mee. De Vlaming Mercator heeft zijn cartografische werk weliswaar in Duisburg vervaardigd, maar hij heeft een significante invloed gehad op commerciële kaartenmakers, ook in Antwerpen, waar Cock’s tijdgenoot Abraham Ortelius grote faam verwierf. DE RENAISSANCE IN PRENT Aan Hieronymus Cock en zijn uitgeverij In de Vier Winden is door onze zuiderburen al eerder aandacht besteed. Via de prentkunst van Pieter Bruegel de Oude, die meer dan zestig prenten voor In de Vier Winden vervaardigde, kwam men bij Hieronymus Cock terecht. In de jaren zeventig van de vorige eeuw is voor het eerst een tentoonstelling aan Cock gewijd. En nu, veertig jaar later, organiseerde M – Museum Leuven opnieuw een tentoonstelling: Hieronymus Cock. De renaissance in prent. De expositie is een co-productie van de Koninklijke Bibliotheek van Belgie (Brussel), M – Museum Leuven, Illuminare – Studiecentrum voor Middeleeuwse kunst van de KU Leuven, en de Fondation Custodia in Parijs. De tentoonstelling in Leuven en Parijs sluit eind 2013 haar deuren, maar de begeleidende catalogus is gelukkig een blijvertje. Want op dit boek van ruim 400 bladzijden, onder redactie van Joris van Grieken, Ger Luyten en Jan van der Stock en met liefst 20 auteurs, passen uitstekend de hier positief bedoelde cliché’s: een kloek boek met een schat aan informatie in een fraaie vormgeving. VAN ALLE MARKTEN Als De renaissance in prent één ding duidelijk maakt, dan is het wel dat Cock & Diericx de meest uiteenlopende onderwerpen in prentvorm uitgaven. Daar zal zeker ook een commerciële opzet achter zitten, Cock mikte op een groot publiek. In zijn beroemde beschrijving van de Nederlanden, Descrittione di tutti i Paesi Bassi (1567), wijdt de in Antwerpen gevestigde Florentijn Lodovico Guicciardini een korte passage aan Hieronymus Cock. Hij noemt hem een ‘origineel kunstenaar, die veel prenten uitgaf naar het werk van Jheronimus Bosch en andere beroemde schilders, en daarom zeer gewaardeerd is in de kunst’ (p. 243). Ook Karel van Mander bespreekt Cock in zijn standaardwerk over de contemporaine beeldende kunst Schilder-boeck (1604); hij is wat minder te spreken over Cocks werk, maar vindt hem toch belangrijk genoeg voor een plaats. Het ligt voor de hand dat de prentkunst in de Renaissance ruim baan geeft aan de klassieke Oudheid.Thematisch, in bijvoorbeeld Het hoofd van Laocoön (cat.nr. 16), Het offer aan Priapus (cat.nr. 18) of Het oordeel van Paris (cat.nr. 22; hiernaast een detail). Maar ook in christelijke, bijbelse taferelen overheerst het klassieke beeld. Qua vormgeving zijn De doortocht door de Rode Zee (cat.nr. 24) en Christus onderwijst in de Tempel (cat.nr. 32) identiek aan de hier genoemde klassieke voorstellingen. In Romeins ruïnelandschap met de heilige Hieronymus (cat.nr. 34) smelten de themata samen. De klassieke vorm-hegemonie in prenten met uiteenlopende onderwerpen werd veroorzaakt door de overheersende invloed van de Italiaanse meesters van de Renaissance. Dat gold ook voor de prentenmakers in de Nederlanden, zelfs zozeer dat wordt gesproken van ‘Italië aan de Schelde’ (p. 125). Antwerpse graveurs wilden zich bekwamen in de vigerende kunstvormen en de nieuwste technieken, en die kwamen uit Italië. Uitgeverij In de Vier Winden had er alle belang bij om deze trend te ondersteunen, dat was goed voor het artistieke imago én het financiële resultaat. Het Nederlandse publiek dankte daaraan de bredere kennismaking met werken van grootheden als Vasari en Rafaël, belangrijk en emanciperend voor de tijdgenoot. Maar waar in deze catalogus op tientallen bladzijden onafgebroken atletische halfnaakten in theatrale poses klassieke en bijbelse drama’s uitbeelden, ziet de hedendaagse toeschouwer toch wat meer mode dan innovatie. Dat heeft later ook een naam gekregen: we spreken over de maniëristische stijl van de latere zestiende eeuw. Maar, zoals gezegd: daar dachten ze toen heel anders over. JHERONYMUS BOSCH EN PIETER BRUEGEL Inspelen op de Italiaanse rage was zeker een belangrijk aspect van de uitgeversstrategie die het echtpaar Cock & Diericx hanteerde. Maar er was in de tweede helft van de zestiende eeuw voor prentuitgevers ook geld te verdienen aan beeldende kunst dichter bij huis. Jheronymus Bosch was een kleine halve eeuw dood, maar bepaald niet vergeten. Navolging van zijn thematiek, onderwerpskeuze en stijl leverde aandacht en aanzien op. Zo vermeldt Guicciardini dat Pieter Bruegel de bijnaam had een ‘tweede Bosch’ te zijn (p. 243). Hij beschrijft hem als een groot navolger van Bosch: ‘Piero Brueghel di Breda, grande imitatore della scienza et fantasie di Girolamo Bosco, onde n’ha anche acquistato il sopranome di “Secondo Girolamo Bosco”’ (idem). Via Pieter Bruegel had Cock toegang tot de bizarre fantasiewereld van Bosch. De verzoeking van de heilige Antonius (cat.nr. 66), De grote vissen eten de kleine (cat.nr. 67) – geen remake van Bosch maar een oorspronkelijk werk van Pieter Bruegel – zijn schitterende voorbeelden van Bruegels prentproductie voor In de Vier winden. Deze voorstellingen zijn zo opzienbarend dat zowel de catalogus als een bespreking ervan de ‘Vissen’ prominent etaleert. Ook wij konden de verleiding niet weerstaan, zie het detail hierboven. Volgens de begeleidende tekst is het adagium dat de groten de kleinen eten ‘even ontluisterend als onontkoombaar’. De auteur vervolgt: ‘Tekenend voor Bruegel is de beschouwende distantie van de vader in het bootje op de voorgrond die zijn zoon attendeert op deze waarheid als een koe.’ Overigens zijn deze ‘bruegeliaanse’ scheppingen niet rechtstreeks bij In de Vier Winden beland. Cock heeft verschillende imitatoren van Bosch en Bruegel aan het lucratieve werk gezet: Joannes en Lucas van Doetecum, Pieter van der Heyden, Cornelis Cort, Philips Galle, Frans Huys. Hun gravures hebben de picturale gedachtenwereld van grote vijftiende- en zestiende-eeuwse schilders ruime verspreiding gegeven. Hiervoor kreeg Cock de credits , zoals blijkt uit de uitgave van een reeks gegraveerde portretten van overleden grote Nederlandse schilders (cat.nr. 73), waaraan als blijk van waardering het portret van Cock is toegevoegd (cat.nr. 5). KAARTEN EN LANDSCHAPPEN Bruegel heeft nog op een andere manier bijgedragen aan de productie van In de Vier winden. Naar zijn tekeningen is een monumentale reeks panoramische landschappen vervaardigd, de zogenoemde Grote Landschappen. Deze indrukwekkende, dynamische (berg-)landschappen bouwden voort op een traditie om een ‘panoramisch wereldlandschap’ te creëren. Die wereld is groots en in lucht en land en water volop in beweging. Ze dient vaak als achtergrond voor historische gebeurtenissen (cat.nr. 107.11-12) of mythologisch taferelen (cat.nr. 96a-b). Totaal anders is de reeks De kleine landschappen. De naam zegt het al. Hier geen grootse, geïdealiseerde berglandschappen maar heel gewone, alledaagse ‘kiekjes’. Dorpsgezicht (cat.nr. 97a): een straat met bomen, aan weerszijden een paar boerenhuizen, dat is alles. Een dorpsstraat met herders en boeren, wandelaars op een landweg, boerinnen en een herder met koeien (cat.nr 97b.5, hierboven), kan het gewoner? De kleine landschappen staan dan ook niet in een klassieke traditie, maar zijn een voorafschaduwing van het Hollands realisme van de zeventiende eeuw. In de zestiende eeuw waren landschappen en (land-)kaarten niet zo onderscheiden als zij voor ons zijn. Het doel van beide was het afbeelden van het aardoppervlak in de ruimste zin van het woord. Natuurlijk verschilden de gebruiksdoeleinden. Een dorpsgezicht apelleerde aan een gevoel voor vertrouwelijke huiselijkheid, en de Grote landschappen moesten vooral de verbeelding prikkelen. De landkaarten hadden vooral het praktische doel een bijdrage te leveren aan de (geografische) kennis, waar in die eeuw van exploratie van de wereld grote behoefte aan was. De commercieel uitstekend ontwikkelde prentuitgevers van In de Vier Winden speelden hier handig op in. LEVEND VERLEDEN Vanuit Noord-Nederlands perspectief is de veelzijdige aandacht die Vlaanderen schenkt aan zijn verleden opvallend. Hieronymus Cock. De renaissance in prent staat in die Vlaamse traditie. Al meer dan een eeuw is er ruime aandacht voor een prentuitgeverij die een halve eeuw in Antwerpen floreerde, en toen een bijzondere en nuttige functie vervulde, maar toch niet de cultuurhistorische statuur heeft van een PlantijnMoretus. Zo’n uitgesproken belangstelling voor een speler net onder de top zou in Nederland niet snel voorkomen. In ons land is over het algemeen slechts aandacht voor de highlights, waar het subsidiegeld dan ook naartoe gaat. Niet vreemd dat de historische kennis bij ons belabberd is: wat je niet gedenkt, bestaat niet meer. De tentoonstellingen over In de Vier Winden en het hier besproken boekwerk zijn er weer een mooi bewijs van dat men in Vlaanderen het verleden levend houdt. © Piet Offermans en www.rabelais.nl, november 2013