Een spoedcursus Europese cultuur - Rijnland

advertisement
Een spoedcursus
Europese cultuur van
Pieter Steinz
Wat zijn de basisfundamenten van het Europese
culturele erfgoed? Een spoedcursus in acht stappen
van ‘Made in Europe’-schrijver Pieter Steinz. 26 mei 2016
1. Epische gedichten van een blinde bard: Literatuur
Misschien komt het doordat ik me mijn hele leven heb beziggehouden met literatuur, maar in
deze categorie is ’t het moeilijkst kiezen. Zonder Homeros gaat het in ieder geval niet. Zijn
epische gedichten Ilias en Odyssee zijn de basis van de Europese literaire traditie. Alle
conflicten en emoties in de fictie – trots, vooroordeel, misdaad, straf, oorlog, vrede, de dingen
die voorbijgaan, de ondraaglijke lichtheid van het bestaan – vind je al in de homerische epen.
Bovendien inspireerde de blinde bard een tsunami van imitaties en variaties, van Aeneis van
Vergilius tot Ulysses van James Joyce.
Het succesrijkste literaire genre is de roman, en de eerste (en misschien ook wel beste) roman
uit de Europese geschiedenis is De vernuftige edelman Don Quichot van La
Mancha(1605/1615) van Miguel de Cervantes. Het verhaal van de man die beneveld raakt
door de ridderromans die hij leest, is in de eerste plaats een avonturenroman over een
naïeveling in de boze buitenwereld. Daarnaast is het een satire op de samenleving én een
filosofische roman waarin de verhouding tussen fictie en werkelijkheid op losse schroeven
wordt gezet.
Over de invloedrijkste schrijver uit de Europese literatuur na Homeros en Cervantes kun je
van mening verschillen (Austen, Dostojevski, Woolf, Christie, Tolkien?), maar ik zet mijn
geld op Franz Kafka, die in magisch-realistische boeken als Die Verwandlung, Das
Schloss en Der Prozess een beklemmend beeld gaf van existentiële onzekerheid en
allesvermalende bureaucratie. Niet voor niets zijn er twee bijvoeglijke naamwoorden van zijn
naam afgeleid – kafkaësk en kafkaiaans – die onstuitbaar tot het taalgebruik zijn
doorgedrongen.
Lees ook:NRC Special: Kan cultuur Europa binden?
2. Vloeiende Madonna’s: Beeldhouwkunst
Gemaakt in de eerste eeuw voor Christus en teruggevonden in 1506, geldt de Laokoöngroep
als het mooiste voorbeeld van de hellenistische beeldhouwkunst, die op haar beurt weer het
hoogtepunt is van de Griekse sculptuur. Michelangelo was maar een van de vele
renaissancekunstenaars die zich door de dynamiek van het beeld van Agesander, Athenodoros
en Polydoros uit Rhodos lieten beïnvloeden. Het aantal parodieën op de sterfscène van de
mythische Laokoön en zijn zonen (gewurgd door een zeeslang) is niet te tellen: alles waar
mensen mee worstelen, van financiële problemen tot internetaansluitingen, is wel eens in de
Laokoönvorm gegoten.
We kennen Michelangelo van de fresco’s in de Sixtijnse kapel, van de koepel van de Sint
Pieter, van het plein op het Capitool, van de kleurige uniformen van de Zwitserse Garde, van
zijn sonnetten. Maar misschien was deze uomo universale wel het invloedrijkst als
beeldhouwer. Zijn reusachtige David bracht de renaissancekunst op een hoger plan, zijn
vloeiende madonna’s waren de voorboden van het maniërisme, zijn onvoltooide sculpturen
voor de tombe van Paus Julius II zouden onder anderen Rodin en Henry Moore inspireren.
De Franse academist Auguste Rodin ontwikkelde vanaf 1875 een realistische stijl, die zich
niets gelegen liet liggen aan het idealiserende van de Griekse beeldhouwkunst of het
decoratieve van de barok. Rodin was met zijn sculpturen zijn tijd vooruit, en misschien wel
het meest met L’Homme qui marche (1900), een hoofdloos beeld dat hij had samengesteld uit
twee oude brokstukken. Onaf en abstract werd het een bron van inspiratie voor Brancusi,
Hepworth en vele anderen.
3. Avonturen met tekstballonnen: Beeldcultuur
In deze categorie was het het makkelijkst kiezen: gewoon de beroemdste vertegenwoordiger
van ieder genre. In de film is dat regisseur Alfred Hitchcock, die na een Europese carrière zijn
uitzonderlijke talenten - psychologisering, opbouwen van spanning, sick jokery, uitserveren
van horroreffecten – te gelde maakte in Hollywood. Hij was vernieuwend in cameravoering
en montage, maar ook door de verbindingen die hij legde tussen seks en dood. De
hedendaagse horrorfilm zou er zonder Hitchcock heel anders uitzien; net als de
psychologische thriller, de spionagefilm en, als we zijn grootste fan François Truffaut mogen
geloven, de moderne Franse filmgeschiedenis.
De invloedrijkste stripmaker is Georges Remi alias Hergé. In de Kuifje-strips (1930-1976)
vertelde een Europeaan voor het eerst een lang avontuur in een vormentaal met
tekstballonnen, wolkjes, sterretjes en hulplijntjes die snelheid en beweging suggereren. Hergé
was een meester in het verzinnen van een spannende plot, het opzetten van running gags en
het scheppen van kleurrijke bijfiguren; maar het was vooral de kwaliteit van de tekeningen, de
‘klare lijn’, die generaties tekenaars zou beïnvloeden.
Als je de pioniers van het genre (Niépce, Daguerre) niet meerekent, is Henri Cartier-Bresson
de beroemdste fotograaf uit twee eeuwen ‘schrijven met licht’. Gewapend met een Leica
50mm-camera (‘het verlengstuk van mijn oog’) ging hij de straat op om de wereld in volle
beweging te vangen, want een foto ‘kon de eeuwigheid in een enkel moment vastleggen’. Met
Robert Capa en David Seymour was hij een van de oprichters van Magnum Photos (1947),
een coöperatie die zou uitgroeien tot het beroemdste fotopersbureau ter wereld.
4. Gevoel voor proportie: Architectuur
Het Parthenon, het letterlijke hoogtepunt van de Akropolis (de citadel van Athene), is ook het
hoogtepunt van het Griekse bouwen, waarvan het gevoel voor proportie en ornament de
architectuurgeschiedenis dooradert – van de Romeinse bouwkunst via het classicisme
(Palladio) tot het neoclassicisme. Gebouwd door Iktinos in de vijfde eeuw voor Christus is de
Dorische tempel hét symbool voor the glory that was Greece en de triomf van het klassieke
democratische systeem.
‘De Akropolis van Frankrijk’ is de Notre-Dame de Chartres wel genoemd. De gotische
kathedraal uit de eerste helft van de dertiende eeuw is de kroon op de middeleeuwse
bouwkunst en op de kunst van het glas-in-lood schilderen. De gotische kathedralen, met hun
pilaren en scheibogen, hun kruisribgewelven en hun lucht- en spitsbogen, waren de concrete
verbeelding van het christelijke geloof en de verhevenheid van God; gesamtkunstwerken
waarvan de architecten onbekend bleven, meesterwerken zonder handtekening.
De derde pijler van de Europese architectuur is Le Corbusier, het controversiële genie dat
geldt als de invloedrijkste modernistische (stede)bouwkundige van de twintigste eeuw. Hij
predikte de zegeningen van staal, glas en beton, schreef manifesten waarin hij de lof zong van
wolkenkrabbersteden met gescheiden verkeersstromen en was een pleitbezorger van
strookramen, daktuinen en zo min mogelijk ornamentiek. Tot tevredenheid van zijn
tegenstanders bleven de meeste plannen die hij in zijn theoretische werken ontvouwde
onuitgevoerd. Daarin was hij ook de voorloper van ‘papieren’ architecten als Rem Koolhaas,
voor wie bouwen altijd minder belangrijk is dan theoretiseren.
5. Minder is meer: Vormgeving en mode
Versiering was taboe in de ontwerpen van het Bauhaus, de school voor kunst en vormgeving
die in 1919 door de architect Walter Gropius in Weimar werd gesticht. De vorm moest volgen
uit de functie van een gebouw of een voorwerp, en daarbij gold, in de woorden van de later
naar Amerika uitgeweken Bauhaus-directeur Ludwig Mies van der Rohe, ‘minder is meer’. In
de architectuur leidde dat tot invloedrijke betonkolossen en wolkenkrabbers, in het
meubelontwerp tot elegante ontwerpen die bijna een eeuw na dato nog steeds in iedere
designwinkel te vinden zijn.
De BILLY-boekenkast van IKEA is het succesrijkste voorbeeld van twintigste-eeuws
Scandinavisch design. Geïnspireerd door het functionalisme van Bauhaus en door het
gelijkheidsideaal in de politiek kwamen noordse designers met meubelen en
gebruiksvoorwerpen die even minimalistisch gevormd als esthetisch verantwoord waren
(denk aan de stoelen van Arne Jacobsen en de vazen van Alvar Aalto), en vaak nog
laaggeprijsd ook (denk aan H&M en Marimekko).
Alleen al als uitvinder van de little black dress zou Coco Chanel (1883-1971) verzekerd zijn
van een plaats in de cultuurgeschiedenis. Maar ze heeft veel meer modeklassiekers op haar
naam. Het naar haar genoemde mantelpakje bijvoorbeeld. Chanel No. 5, het eerste parfum op
basis van synthetische geurstoffen. De gebreide jas en de jersey-jurk. Kralen en borduurwerk
als versiering. La marinière, de Bretonse streepjestrui die onderdeel werd van een complete
zeemansstijl. En niet te vergeten de garçonne-look (kort haar, comfortabele mannenkleren)
die haar al in de jaren twintig tot kopstuk van de Eerste Feministische Golf maakte.
6. Aardse klanken in de Voyager: Muziek
Over de grootste muzikale verworvenheid aller tijden zijn de geleerden het wel zo’n beetje
eens – dat is het oeuvre van Johann Sebastian Bach. Bewonderd door zijn collega’s en
navolgers, onder wie Mozart en Chopin, staat Bach bekend als de meester van het contrapunt
en de barokke kerkmuziek, de man die de strenge Noord-Europese componeertraditie wist te
verbinden met de lichtere Zuid-Europese. Op de ‘gouden plaat’ met representatieve aardse
muziek die in 1977 werd meegegeven aan het onbemande ruimtevaartuig Voyager staan maar
liefst drie van Bachs composities: het tweede Brandenburgse concert, de gavotte uit de derde
vioolpartita en een prelude en fuga uit Das wohltemperierte Klavier.
Ook Bach-bewonderaar Ludwig van Beethoven staat tussen de Voyagers greatest hits, met het
eerste deel van zijn Vijfde Symfonie en de cavatina uit het Strijkkwartet No. 13. Maar in een
Europese context is zijn Negende Symfonie (1824) het beroemdste muziekstuk ooit
gecomponeerd. Niet alleen omdat ze extreem lang, formeel vernieuwend en onontkoombaar
invloedrijk is; maar vooral omdat het vierde, meezingbare deel van de symfonie als ode aan
de vreugde en het idealisme een instrument is geworden van de Europese politiek.
In het fundament van de Europese muziek vinden we verder nog The Beatles. In de jaren
zestig versmolten ze de Amerikaanse rock-’n-roll en rhythm-and-blues met Europese
elementen, variërend van klassieke kamermuziek (‘In My Life’) en music-hallidioom (‘When
I’m Sixty-Four’) tot Franse chansons (‘Michelle’) en de nonsensrijmen van Lewis Carroll (‘I
Am The Walrus’). Het resultaat beïnvloedde zo’n beetje alle Europese popgroepen die na hen
kwamen, maar werd ook teruggeëxporteerd naar Amerika.
7. Van westers realisme naar abstractie: Schilderkunst
Ze waren niet allemaal Vlaams, en allesbehalve primitief. Maar de olieverftovenaars die we
nu kennen als Vlaamse Primitieven ontwikkelden rond 1450 een schilderkunst die hun
opdrachtgevers technisch en emotioneel verblufte en nog steeds drommen mensen ontroert.
De religieuze taferelen van Rogier van der Weyden en Dirk Bouts, de portretten van Hans
Memling en Petrus Christus, de altaarstukken van Hugo van der Goes en Jan van Eyck
luidden niet alleen de noordelijke Renaissance in, maar maakten ook grote indruk op
kunstenaars uit Italië en Spanje en legden het fundament onder het westers realisme.
Net als de Primitieven waren de kopstukken van het impressionisme – Manet, Monet,
Morisot, Degas, Pissarro, Sisley, Renoir – vooral geïnteresseerd in de reflectie van het licht.
Maar ze keerden zich ook op andere manieren tegen het academisch schilderen in de
negentiende eeuw: ze gingen de vrije natuur in, schilderden hun landschappen en scènes uit
het dagelijks leven met behulp van de verftube en de fotografie, en brachten hun verfstreken
dik en krachtig zonder al te veel mengen op. Daarmee stond het impressionisme aan de basis
van de moderne en zelfs de abstracte kunst.
De abstracte, non-figuratieve kunst heeft vele vaders, maar het is Piet Mondriaan die als de
belichaming ervan geldt. In het eerste kwart van de twintigste eeuw ging hij onder invloed
van de Parijse kubisten en de Stijlgroep van realistische afbeeldingen naar composities van
kleurvlakken en dikke zwarte lijnen, en van expressionistische zeegezichten naar rood-geelblauwe ‘Composities’. In zijn door jazz beïnvloede ‘Boogie Woogie’-schilderijen (19421944) liet hij de zwarte lijnen oplossen in kleurvlakjes. Zo kwam hij het dichtst bij zijn ideaal;
schilderijen met een perfect kleurenritme.
8. Plottenbakker zonder weerga: Theater en dans
De invloed van William Shakespeare (1564-1616) op de toneelgeschiedenis is even groot als
die op de taal en de literatuur. De ‘bard’ uit Stratford-upon-Avon, die naast 38 toneelstukken
ook nog 154 wonderschone sonnetten schreef, was een plottenbakker zonder weerga, een
romantische kunstenaar avant la lettre, een moralist die nooit echt moralistisch was. Zijn
invloed is zo alomtegenwoordig dat we van idioom als fair play,household name en into thin
air niet eens meer beseffen dat het van Shakespeare afkomstig is.
In de negentiende eeuw vernieuwde Richard Wagner het genre van de opera met zijn
doorgecomponeerde, vaak episch lange muziekdrama’s. Hij legde de basis voor de atonale
muziek door zijn experimenten met wisselende toonaarden en dissonanten. Zijn liefde voor
grote orkesten, nieuwe instrumenten en veelomvattende harmonieën beïnvloedde componisten
van Mahler tot Debussy en van Ennio Morricone tot Phil ‘Wall of Sound’ Spector, en zijn
theorie van het Gesamtkunstwerk, waarin muziek, poëzie, toneel, beeldende kunst en
architectuur tezamen kwamen, werd door velen in praktijk gebracht.
Anna Pavlova (1881-1931) wordt gezien als de grootste ballerina aller tijden, alleen al dankzij
haar onconventionele, niet-academische stijl, haar creativiteit en haar onnadrukkelijke gratie.
Vierduizend keer danste ze ‘De stervende zwaan’, maar voordat Michail Fokine de beroemde
solo voor haar schreef, had ze al een grote carrière gemaakt in het Keizerlijk Russisch Ballet
in Petersburg. Daarna danste ze in de Ballets Russes in Parijs, richtte ze haar eigen gezelschap
op en ging ze wonen in Londen, waar ze de Britse ballettraditie een boost gaf.
Download