Overal Natuurkunde 4 havo Uitwerkingen opdrachten Keuzehoofdstuk Technische automatisering Startopdracht 1 a De baby is zo klein dat hij/zij zichzelf nog niet goed warm kan houden. Ook bij het ademen heeft de baby hulp nodig. b De temperatuur, de hartslag en de ademhaling van de baby. c Er moet minimaal een alarm aangaan, zodat de verpleging op tijd bij de baby kan zijn. De temperatuur kun je automatisch constant houden. TA.1 Automatische systemen Startopdracht 3 a De bewolking heeft een kleur. Deze kleur geeft aan of er regen komt en hoeveel. b Temperatuur, windrichting en windkracht. c Satellieten meten met behulp van zichtbaar licht (overdag) en infrarood de bewolking. Met behulp van infrarood kan de temperatuur van de bewolking goed gemeten worden en kan 24 uur per dag gebruikt worden. Hoe witter de kleur van het infrarood beeld, des te kouder en hoger de bewolking. Hoe zwarter de kleur, des te warmer en lager de bewolking. Met radar wordt neerslag geregistreerd. Weerstations registreren temperatuur, windrichting en windkracht. Opdrachten A4 De volgende combinaties zijn juist: A4, B8, C6, D1, E2, F5, G9, H3, I7. B5 a Als je van het licht in het donker komt, zal de pupil van je oog zich automatisch verwijden. b TA.1 B6 a Je hoeft zelf niet in te grijpen als de stroomsterkte te hoog wordt. Er is dus sprake van een automatisch proces. (De dunne draad in de ‘stop’ zal zo warm worden dat deze smelt. De stroomtoevoer wordt dan automatisch onderbroken.) b TA.2 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv UITWERKINGEN OPDRACHTEN 4 HAVO KEUZEHOOFDSTUK TECHNISCHE AUTOMATISERING 1 c Dit is een regelsysteem, want de gemeten grootheid is beïnvloed! B7 a Dit is een stuursysteem. TA.3 b Dit is een regelsysteem, omdat de temperatuur voortdurend bijgeregeld moet worden. TA.4 c Dit is een regelsysteem. TA.5 d Dit is een stuursysteem. TA.6 C8 a TA.7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv UITWERKINGEN OPDRACHTEN 4 HAVO KEUZEHOOFDSTUK TECHNISCHE AUTOMATISERING 2 b De verwerker moet de sensorspanning vergelijken met de spanning die overeenkomt met een bepaalde (minimale of maximale) waterhoogte. c Sensoren geven een signaal door. Het gaat niet om de elektrische energie, maar om een fysische grootheid die omgezet is in een spanning. d De waarde van de spanning geeft informatie over de waterhoogte. e De waterhoogte bedraagt dan 50 m. De spanning is recht evenredig met de waterhoogte. Voor de sensorspanning geldt: U = × 2,2 = 1,4 V. f De waterhoogte bedraagt dan 176 m. De spanning is recht evenredig met de waterhoogte. De sensorspanning is U = × 2,2 = 4,8 V. g TA.8 h Dit is een stuursysteem, want er is wel een actie (alarm), maar die actie beïnvloedt de waterhoogte niet. Er is dus geen terugkoppeling. D9 a Bij een temperatuur onder 37,5 °C gaat de verwarming aan: de temperatuur stijgt. Bij 37,5 °C gaat de verwarming uit, maar blijft nog even warmte afgeven: de lijn stijgt nog iets. Daarna daalt de temperatuur geleidelijk: de lijn daalt. Bij 37,5 °C gaat de verwarming aan, maar het duurt even voordat de couveuse op temperatuur is gekomen. De lijn daalt nog iets. Zie figuur TA.9: de lijn bij Plaag. In werkelijkheid zijn de scherpe hoeken wat meer afgerond. b Het lange stijgende deel: het korte stijgende deel: = 0,19 °C/s of = 0,18 °C/s. c De temperatuur zal sneller toenemen, omdat er meer warmte per seconde wordt toegevoerd. Het dalen zal even snel blijven gaan. De regelsnelheid zal dus toenemen. d De opgaande lijnstukken worden steiler en korter. De dalende lijnstukken blijven even steil. Zie figuur TA.9: de lijn bij Phoog. TA.9 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv UITWERKINGEN OPDRACHTEN 4 HAVO KEUZEHOOFDSTUK TECHNISCHE AUTOMATISERING 3 TA.2 Sensoren Startopdracht 10 a een meetsysteem b onder andere temperatuur en vochtigheid c thermometer, hygrometer Opdrachten A11 A3, B1, C2, D5, E4 B12 a B (6,7 · 10−3 V/°C), A (0,10 V/°C), C (0,13 V/°C); de steilheid neemt toe. b C (15 °C), B (30 °C), A (40 °C) B13 a TA.10 b 50% tot 90% c Gevoeligheid is steilheid lijn = = 5,5 · 10−2 V/% d De nauwkeurigheid geeft aan hoeveel de natuurkundige grootheid kan afwijken van de door de sensor afgegeven waarde. De gevoeligheid geeft aan hoeveel de spanning verandert als de natuurkundige grootheid verandert. C14 a Bij belichten neemt RLDR af. In een serieschakeling staat over de kleinste weerstand de kleinste spanning, dus ULDR neemt bij belichten ook af. b Bij een grotere verlichtingssterkte neemt de spanning over de LDR af, de spanning over de ohmse weerstand neemt toe. Door die spanning te meten krijg je een sensor die een hogere spanning geeft bij meer licht. c Een ijkkromme van een lichtsensor is de grafiek in het (spanning, verlichtingssterkte)-diagram. Dat is figuur TA.15b van het leerboek niet. d 2,5 V over R → ook 2,5 V over de LDR. Spanning gelijk verdeeld, dus weerstanden zijn gelijk → RLDR = 20 k e 190 lux © 2013 Noordhoff Uitgevers bv UITWERKINGEN OPDRACHTEN 4 HAVO KEUZEHOOFDSTUK TECHNISCHE AUTOMATISERING 4 f UR (V) 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 ULDR (V) 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 RLDR (k) 80 47 30 20 13 8,6 5,0 2,2 Verlichtingssterkte (lux) 40 95 140 190 250 310 360 500 g Zie laatste kolom van de tabel. h TA.11 TA.3 Verwerking Startopdracht 15 Hoeveel treinen er op het spoor staan, hoe ver de treinen van elkaar af zijn, welke trein op welk spoor aan moet komen en hoe laat en welke wissels je daarvoor moet omzetten. Opdrachten A16 teller, pulsgenerator geheugencel comparator A17 a Continu signaal: een signaal dat alle mogelijke waarden aan kan nemen, vaak wel met een bepaald minimum en/of maximum. Discreet signaal: een signaal dat een aantal waarden aan kan nemen. Dat kunnen er best veel zijn. b ‘Hoog’ betekent 4 à 5 V; ‘laag’ wil zeggen 0 à 1 V. c ‘0’ betekent een laag signaal, ‘1’ een hoog signaal. © 2013 Noordhoff Uitgevers bv UITWERKINGEN OPDRACHTEN 4 HAVO KEUZEHOOFDSTUK TECHNISCHE AUTOMATISERING 5 B18 a b c d e f discreet continu of discreet discreet discreet discreet continu B19 Het signaal voor de ingang van een invertor moet discreet zijn, dus hoog of laag. De uitgang van een sensor geeft een continu signaal. B20 S1 0 0 0 0 1 1 1 1 S2 0 0 1 1 0 0 1 1 S3 0 1 0 1 0 1 0 1 SEN,boven 0 0 0 0 0 0 1 1 SEN,onder 0 0 0 1 0 0 0 1 S4 0 0 0 1 0 0 1 1 B21 a TA.12 b discreet C22 a TA.13 b TA.14 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv UITWERKINGEN OPDRACHTEN 4 HAVO KEUZEHOOFDSTUK TECHNISCHE AUTOMATISERING 6 C23 a TA.15 b Neem een drukknop met een OF-poort in de schakeling op. TA.4 Uitvoer Startopdracht 24 Het aflezen van een digitale weegschaal is makkelijker dan het aflezen van een analoge weegschaal. Een nadeel is dat de stapgrootte waarmee de gemeten waarde verspringt, altijd even groot is en je niet nauwkeuriger dan deze stapgrootte kunt meten. Opdrachten A25 a Bit komt van ‘binary digit’ en kan slechts twee waarden (0 of 1) aannemen. b Weergave die met een binaire code tot stand is gekomen. c Weergave waarbij elke waarde (meestal tussen grenzen) mogelijk is. A26 10101 ̂ 1 · 24 + 0 · 23 + 1 · 22 + 0 · 21 + 1 · 20 = 16 + 0 + 4 + 0 + 1 = 21 10 ̂ 1 · 21 + 0 · 20 = 2 75 = 64 + 8 + 2 + 1 = 1 · 26 + 0 · 25 + 0 · 24 + 1 · 23 + 0 · 22 + 1 · 21 + 1 · 20 ̂ 1001011 269 = 256 + 8 + 4 + 1 = 1 · 28 + 0 · 27 + 0 · 26 + 0 · 25 + 0 · 24 + 1 · 23 + 1 · 22 + 0 · 21 + 1 · 20 ̂ 100001101 e 10 = 8 + 2 = 1 · 23 + 0 · 22 + 1 · 21 + 0 · 20 ̂ 1010 a b c d B27 a TA.16 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv UITWERKINGEN OPDRACHTEN 4 HAVO KEUZEHOOFDSTUK TECHNISCHE AUTOMATISERING 7 b TA.17 c TA.18 d TA.19 B28 a 1110 ̂ 1 · 23 + 1 · 22 + 1 · 21 + 0 · 20 = 8 + 4 + 2 = (het decimale getal) 14 De stapgrootte is = 0,3125 V De spanning ligt tussen 14 × 0,3125V en 15 × 0,3125V 4,375 V ≤ U < 4,6875 V b = 11,008 Het getal 11 heeft de binaire code 1011. © 2013 Noordhoff Uitgevers bv UITWERKINGEN OPDRACHTEN 4 HAVO KEUZEHOOFDSTUK TECHNISCHE AUTOMATISERING 8 B29 a Bij de 8-bits omzetter is het verlies aan informatie minder, omdat de spanning over een groter aantal stappen verdeeld wordt (de stapgrootte is kleiner). b Stapgrootte = = 0,019 531 25 = 0,0195 V = 117,76 → kleinste decimale getal is 117 ̂ (binair) 01110101 c 10101010 is decimaal 170. Mogelijke spanning van 170 × naar 171 × de stapgrootte: 3,320 V ≤ U < 3,340 V. C30 Bij het verlaten van het huis gebruik je een drukknop die verbonden is met de ‘set’ van een geheugencel. Als je weer thuiskomt, moet het systeem uitgezet worden. Dat kan door een tweede drukknop te verbinden met de ‘reset’ van de geheugencel. Een geluidssensor verbind je met een comparator, ingesteld op de geluidssterkte van het belsignaal. Je moet én niet thuis zijn én de bel moet gaan. De uitgang van de comparator en de uitgang van de geheugencel gaan dus naar de ingangen van een EN-poort. De uitgang van deze poort is verbonden met de ingang ‘tel pulsen’ van de teller. Zie figuur TA.20. Met de tweede drukknop reset je overigens ook meteen de teller. TA.20 C31 70 × 60 × 44,1 · 103 × 16 = 3,0 · 109 putjes TA.5 Systemen ontwerpen Startopdracht 32 TA.21 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv UITWERKINGEN OPDRACHTEN 4 HAVO KEUZEHOOFDSTUK TECHNISCHE AUTOMATISERING 9 Opdrachten B33 a De pulsgenerator moet je instellen op 1 Hz. De pulsgenerator verbind je vervolgens met de ‘tel pulsen’ van de teller. b De frequentie van de pulsgenerator verhogen. B34 a Als het ene signaal hoog is, is het andere signaal laag. Er ontstaat dan kortsluiting. b Je kunt een OF-poort gebruiken. C35 a v= met Δx = 12 m en Δt = s → v = 33 m/s (= 1,2 · 102 km/h) b TA.22 c De tijdsduur waarin de teller 32 pulsen telt, moet overeenkomen met een langere passeertijd van de auto. De frequentie moet dus lager zijn. C36 Je moet de comparator instellen op de referentiespanning die hoort bij 2 °C. TA.23 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv UITWERKINGEN OPDRACHTEN 4 HAVO KEUZEHOOFDSTUK TECHNISCHE AUTOMATISERING 10 C37 a TA.24 b Voor de ´inhoud´ van het onderste gestippelde vak van figuur TA.25, zie figuur TA.24. TA.25 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv UITWERKINGEN OPDRACHTEN 4 HAVO KEUZEHOOFDSTUK TECHNISCHE AUTOMATISERING 11