Thema 4 - Radulphus College

advertisement
Thema 4
DNA
Genotype - Fenotype
• genotype: de erfelijke eigenschappen die vastliggen
in het DNA (in de genen).
• fenotype: alle uiterlijk waarneembare kenmerken
van een individu. Wordt bepaald door genotype en
milieu.
• milieufactoren: factoren uit het milieu die het
fenotype van een individu beïnvloeden.
• modificatie: een verandering aan het fenotype van
een individu die niet doorgegeven wordt aan de
nakomelingen.
Genotype - Fenotype
Menselijk karyogram
Van een eeneiige tweeling zou je
verwachten dat de uiterlijke kenmerken
identiek zijn (op basis van het genotype).
Het milieu heeft echter ook invloed op
het fenotype.
Van genotype tot fenotype
Oogkleur
• DNA (met daarop de genen) ligt
in de nucleus in de vorm van
chromosomen.
• Iedere cel bevat de complete set
van het erfelijke materiaal van
het individu (het genoom).
• Cellen lezen alleen het stukje
DNA “af” dat voor die cel van
belang is.
Van genotype tot fenotype
Oogkleur
Bijvoorbeeld oogkleur:
Oogkleur komt tot stand doordat onder invloed van
enzymen bepaalde pigmenten worden gevormd in
de iris van je ogen.
• Enzymen zijn voor heel veel
processen in een organisme
nodig.
• Enzymen zijn eiwitten.
• Eiwitten worden gevormd in
ribosomen.
(los is het cytoplasma of op het
endoplasmatisch reticulum)
Van genotype tot fenotype
Oogkleur
• De enzymen die nodig zijn
om de synthese van
pigmenten te starten
worden dus gevormd in de
ribosomen.
• Ribosomen koppelen
aminozuren aan elkaar tot
een eiwit ontstaat.
• Het “sein” om de vorming
van deze enzymen te
starten in de ribosomen
komt vanuit het DNA in de
nucleus.
• Aminozuren zijn de bouwstenen
van eiwitten.
• In het plaatje is 2 een aminozuur
“los” en 1 een aminozuur gekoppeld
aan andere aminozuren tot een
eiwit.
3 is het ribosoom
4 het mRNA
Van genotype tot fenotype
Bouw van een chromosoom:
1 heel lang molecuul DNA
met daaromheen veel
eiwitmoleculen.
DNA = Desoxyribo Nucleine Zuur (acid)
Het DNA ligt opgerold om de
eiwit moleculen. Het geheel
is spiraalsgewijs opgevouwen.
Van genotype tot fenotype
Bouw van DNA:
DNA = Desoxyribo Nucleine Acid (zuur)
• Suiker – fosfaat backbone
• Daartussen paarsgewijs: stikstofbasen.
Adenine (A) – Thymine (T)
Guanine (G) – Cytosine (C)
Nucleotide:
Desoxyribose + fosfaatgroep +
Stikstofbase (A of T of G of C)
http://www.youtube.com/watch?v=qy8dk5iS1f0
Van genotype tot fenotype
Genen
Een gen is een stukje DNA
dat de erfelijke
informatie bezit voor
één eigenschap. Een
gen bestaat uit
honderden nucleotiden.
Nucleotide =
Desoxyribose + fosfaatgroep +
stikstofbase
De stikstofbasen binnen een gen zijn
specifiek gerangschikt waardoor ze
een bepaalde eigenschap coderen.
Binnen een gen kan variatie zijn in de
volgorde van de stikstofbasen. Een
andere volgorde van de stikstofbasen
kan betekenen dat een ander enzym
(= eiwit) wordt gevormd door het
ribosoom.
Een ander enzym houdt in dat er een
ander pigment wordt gevormd: dus
i.p.v. bruin bijvoorbeeld blauw.
Hoe komt een opdracht voor eiwitsynthese vanuit het
DNA in de nucleus bij een ribosoom?
Antwoord:
Via messenger RNA: mRNA.
Van het deel van het DNA dat codeert
voor het eiwit dat moet worden
gemaakt, wordt een mRNA molecuul
gemaakt. Dit molecuul verlaat de
nucleus en komt aan bij een
ribosoom.
Vanaf het ribosoom wordt het mRNA
afgelezen en het benodigde eiwit
gesynthetiseerd.
Download