Position paper: organisatie van zorg voor chronisch zieken in

advertisement
KCE REPORT 190AS
POSIT
TION PA
APER: ORGAN
O
ISATIE VAN ZO
ORG VO
OOR
CHRONISCH ZIEKEN
N IN BE
ELGIË
2012
www.kce.fgo
ov.be
KCE REPORT 190AS
HEALTH SERV
VICES RESEARC
CH
POSIT
TION PA
APER: ORGAN
O
ISATIE VAN ZO
ORG VO
OOR
CHRONISCH ZIEKEN
N IN BE
ELGIË
EINDREDACTIE: DOMINIQUE P
PAULUS, KOEN VAN
V
DEN HEEDE
E, RAF MERTENS
S
CO-AUTEURS:: FELICITY ALLE
EN, SIBYL ANTHIERENS, LIESBE
ETH BORGERMA
ANS, ANJA DESO
OMER, SOPHIE GERKENS, GEN
NEVIEVE HAUCO
OTTE,
JAN HEYRMAN
N, JEAN MACQ, GEORGES OSE
EI-ASSIBEY, ROY
Y REMMEN, OLIVIER SCHMITZ,, HILDE SPITTER
RS, LINDA SYMO
ONS, THERESE VAN
DURME, FLOR
RENCE VANDEND
DORPE, BERT VR
RIJHOEF
2012
www.kce.fgo
ov.be
KCE Report 190
0As
„ VOOR
RWOORD
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
1
Toen
n de Minister van Volksgezondheid
d ons in juli 2011 opdroeg om sam
men met de FOD
D Volksgezondheid
d en
het RIZIV
R
een ‘Position Paper’ te schrijven rond de toekomstige zorg
g voor chronisch zieken, waren twee
t
uitda
agingen van meett af aan duidelijk
k. Ten eerste, datt het een ontzetttend ambitieuze u
uitdaging was om
m de
opdra
acht binnen de gestelde
g
periode – minder dan 18
8 maanden – tot een goed einde te brengen. En, ten
tweede, dat het ook een
e
ontzettend boeiende
b
uitdaging
g was: de zorg voor
v
chronisch zie
eken is tenslotte een
kerno
opdracht voor de gezondheidszorg, en dit zal in de toekomst nog mee
er het geval zijn dan nu.
Wij hebben
h
vrij snel de
e keuze gemaakt voor een dubbele
e aanpak. Om te beginnen had het niet veel zin om van
een onbeschreven blad te vertrekken. Over chronisch
he zorg was reed
ds lang, op vele niveaus, ook op
p het
hoog
gste internationale
e niveau, nageda
acht. Wereldgezon
ndheidsorganisatie, VN, EU boden
n ons een denkka
ader
waarrin een aantal fun
ndamentele conce
epten werden aan
ngereikt die abso
oluut pertinent zijn
n, ook voor ons land.
Onze
e position paper schrijft zich dan oo
ok resoluut in dit in
nternationaal denkkader in.
Maarr deze deductieve
e aanpak had oo
ok zijn grenzen. De
D aangereikte concepten moeste
en aangepast worden
aan de Belgische sittuatie. We moestten dus duidelijk ook vertrekken van een meer e
empirische, op fe
eiten
geba
aseerde aanpak.
Voorr een aantal inno
overende conceptten was er nood aan recent onderzoeksmateriaal: wij doorzochten
n de
wetenschappelijke lite
eratuur rond de thema’s van “patien
nt empowerment” en rond de nieuw
we rollen in de ee
erste
lijn. Ook
O de resultaten
n van vorige KCE
E rapporten in ve
erband met de zo
org voor chroniscche patiënten werrden
meeg
genomen. Daarna
aast was het ook zaak om alle stellingen van deze Position Paper grondig te toetsen aan
de Belgische
B
realiteit. Er werd dan ook
k zwaar ingezet op
o het betrekken van de stakehold
ders: mensen van
n het
‘terre
ein’, maar ook sta
akeholders op be
eleidsniveau. Een speciale plaats hierin bekleden d
de stuurgroep van
n dit
proje
ect en het Wetens
schappelijk en he
et Raadgevend Co
omité van het Ob
bservatorium voorr Chronische Ziek
kten.
Wij danken
d
hun voor hun
h vele constructtieve commentare
en.
Wij willen ook onze
e oprechte dank
k betuigen aan de verschillend
de onderzoekseq
quipes die mee de
wetenschappelijke bas
sis van deze posittion paper hebben
n gelegd : Abacus
s International, de
e universitaire equ
uipes
van Tilburg,
T
Antwerpe
en et de Universitté Catholique de Louvain. Ook on
nze collega’s van het RIZIV en van
n de
FOD Volksgezondheid
d hebben een wa
aardevolle bijdrage
e geleverd bij hett beschrijven van de in ons land re
eeds
besta
aande initiatieven.
Vand
daag zijn we blij om
o u deze Positio
on Paper aan te bieden, de vrucht van een intense
e samenwerking. Niet
en – daarvoor zijn
alle stakeholders
s
van het gezondheidsz
zorgsysteem zulle
en er zich onverd
deeld in terugvinde
n de
voorg
gestelde hervormingen te fundame
enteel gebleken – maar wij hopen minstens
m
dat de ccentrale stakehold
ders,
de ch
hronisch zieken met
m hun mantelzo
orgers, hier op te
ermijn de vruchten
n zullen van plukken. Wij durven zelfs
z
hope
en dat onze gezon
ndheidszorg in ha
aar geheel door de
eze impulsen verd
der kan groeien n
naar meer kwaliteit en
effec
ctiviteit.
Raf MERTENS
M
Algem
meen Directeur
2
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
KCE Report 190As
„ POSITION PAPER
TABLE OF CONTENTS
„
VOORWOORD ...................................................................................................................................... 1
„
1.
1.1.
1.2.
POSITION PAPER ................................................................................................................................ 2
CHRONISCHE ZIEKTEN: EEN UITDAGING VOOR DE BELGISCHE GEZONDHEIDSZORG ......... 5
CHRONISCHE ZIEKTEN BLIJVEN EEN PRIORITEIT VOOR DE BELGISCHE OVERHEDEN ......... 5
CHRONISCHE ZIEKTEN: EEN UITDAGING VOOR ALLE GEZONDHEIDSZORGSYSTEMEN ........ 6
1.2.1. Internationale consensus over plan van aanpak..................................................................... 6
1.2.2. Prevalentie van chronische ziekten in Europa ........................................................................ 6
PREVALENTIE VAN CHRONISCHE ZIEKTEN IN BELGIË ................................................................. 7
HET BELANG VAN MULTIMORBIDITEIT ............................................................................................ 7
EEN BELASTING VAN DE MEEST KWETSBARE PATIËNTEN ......................................................... 7
STIJGENDE KOSTEN ........................................................................................................................... 7
WAT IS EEN CHRONISCHE ZIEKTE? VAN EEN PATHOLOGIEGERICHT NAAR EEN
BEHOEFTEN-GESTUURD CONCEPT ................................................................................................ 8
EEN BREDE WAAIER VAN PATIËNTENBEHOEFTEN ....................................................................... 9
KIEZEN VOOR EEN BEHOEFTEN GESTUURDE BENADERING ...................................................... 9
HET BELANG VAN “PATIENT- EMPOWERMENT” ......................................................................... 10
SCOPE EN METHODEN .................................................................................................................... 11
SCOPE: FOCUS OP CHRONISCHE ZORG EN GEZONDHEIDSZORG .......................................... 11
4.1.1. Belang van ‘Health in all Policies’ ......................................................................................... 11
4.1.2. Scope: focus op chronische zorg en gezondheidszorg ........................................................ 11
METHODEN ........................................................................................................................................ 11
EEN VISIE OP DE TOEKOMSTIGE ORGANISATIE VAN CHRONISCHE ZORG IN BELGIË ........ 12
VISIE OP CHRONISCHE ZORG IN DE BELGISCHE GEZONDHEIDSZORG .................................. 12
5.1.1. Bronnen ................................................................................................................................. 12
5.1.2. Kernvisie ................................................................................................................................ 13
5.1.3. Bijkomende kwalificaties ....................................................................................................... 13
5.1.4. Visie op chronische zorg binnen de gezondheidszorg.......................................................... 14
1.3.
1.4.
1.5.
1.6.
2.
2.1.
2.2.
3.
4.
4.1.
4.2.
5.
5.1.
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
5.2.
5.3.
6.
6.1.
6.2.
6.3.
6.4.
6.5.
6.6.
7.
3
CONCEPT
TUEEL MODEL: ACTIVITEITEN
A
OM DE VISIE OP CHRONISCHE
C
ZO
ORG TE
REALISER
REN ......................................................................................................................................... 15
5.2.1. Module
M
1: routinez
zorg plannen, verle
enen en coördine
eren...................................................... 15
5.2.2. Module
M
2: respons
s op acute episode
es en het verlenen
n van gespecialiseerde diensten........ 15
5.2.3. Module
M
3: uitvoere
en van activiteiten rond vroegtijdige opsporing .......................................... 15
5.2.4. Module
M
4: onderste
eunen van empow
werment van patië
ënt en mantelzorg
ger ............................ 16
5.2.5. Module
M
5: activiteitten voor gezondheidspromotie en acties
a
gericht op p
primaire preventie
e .. 16
5.2.6. Module
M
6: een dyn
namisch zorgmode
el implementeren en opvolgen....................................... 16
5.2.7. Noodzakelijke
N
voorwaarden voor bo
ovenvermelde actiiviteiten ............................................... 17
5.2.8. Overzicht
O
van het conceptuele
c
mode
el voorgesteld voo
or een gezondheidszorgsysteem
aangepast aan zorrg voor chronisch zieken ............................................................................ 17
VAN ACTIIVITEITENMODEL TOT BELEIDSA
AANBEVELINGEN
N ......................................................... 18
BELEIDSA
AANBEVELINGE
EN ................................................................................................................ 18
ROUTINEZORG PLANNEN
N, VERLENEN EN
N COÖRDINEREN
N ......................................................... 18
6.1.1. Geïndividualiseerd
G
d zorgplan.................................................................................................... 18
6.1.2. Routinezorg
R
en ondersteuning biede
en aan de chronis
sch zieke ............................................. 21
6.1.3. Het
H controleren en
n evalueren van de
e zorgkwaliteit ................................................................. 27
6.1.4. In
nstaan voor zorgc
coördinatie ................................................................................................... 29
RESPONS
S OP ACUTE EPISODEN EN VER
RLENEN VAN GES
SPECIALISEERD
DE DIENSTEN ......... 32
HET UITV
VOEREN VAN ACTIVITEITEN RON
ND VROEGTIJDIG
GE OPSPORING ................................ 34
ONDERST
TEUNEN VAN EM
MPOWERMENT VAN
V
PATIËNT EN
N MANTELZORGER ........................... 35
6.4.1. Ontwikkelen
O
van competenties bij zo
orgverleners en van hulpmiddelen om patiënt
empowerment te ondersteunen
o
.............................................................................................. 35
6.4.2. Zorgen
Z
voor diensttverlening en ondersteuning van pa
atiënt empowerme
ent ........................... 37
HET UITV
VOEREN VAN GE
EZONDHEIDSPRO
OMOTIE EN ACT
TIES GERICHT OP
P PRIMAIRE
PREVENT
TIE ........................................................................................................................................... 38
EEN DYNA
AMISCH ZORGM
MODEL IMPLEME
ENTEREN EN OPVOLGEN ............................................ 38
REFEREN
NTIES....................................................................................................................................... 45
4
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
KCE Report 190As
„
BIJLAGE VAN DE POSITION PAPER ............................................................................................... 55
OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE ACTIEGEBIEDEN EN BETROKKEN ACTOREN ........................ 55
BIJLAGE 1.1.
ONDERWIJS EN OPLEIDING .............................................................................................. 55
BIJLAGE 1.2.
ONTWIKKELING VAN PROTOCOLLEN EN COMMUNICATIEHULPMIDDELEN; ............. 56
BIJLAGE 1.3.
ONTWIKKELING VAN TOEPASSINGEN VOOR INFORMATIE- EN
COMMUNICATIETECHNOLOGIE ...................................................................................................... 56
BIJLAGE 1.4.
INITIATIEVEN VOOR KWALITEITSVERBETERING ........................................................... 57
BIJLAGE 1.5.
EMPOWERMENT ................................................................................................................. 57
BIJLAGE 1.6.
PERSONEELSBESTAND ..................................................................................................... 58
BIJLAGE 1.7.
ORGANISATORISCHE HERVORMINGEN .......................................................................... 58
KCE Report 190
0As
1.
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
CHRO
ONISCHE ZIEKTEN: EEN
UITD
DAGING VO
OOR DE BE
ELGISCHE
E
GEZO
ONDHEIDS
SZORG
1.1. Chronis
sche ziekten blijven een prioriteit voor de
Belgisc
che overheden
In 2008 lanceerde de Minister van Sociale zaken
n en Volksgezondheid het
nationaal progrramma "Prioriteit aan de chronisc
ch zieken!" 1. Een
n eerste
stand van zaken over de im
mplementatie van dit programm
ma werd
2
opgemaakt in 2012
2
.
Dit programma concentreert zich
h voornamelijk op::
•
atie voor chroniscch zieken verbeterren en de adminis
stratieve
De informa
procedures
s vereenvoudigen
n om zo de toe
egang tot de be
estaande
voordelen en
e maatregelen te
e verbeteren;
•
De financië
ële last voor de cchronisch zieken verlichten door een
e
hele
reeks maattregelen;
•
De dagelijkse situatie verb
beteren wat betre
eft de toegang to
ot en de
kwaliteit van
v
de zorg vo
oor een lange lijst pathologiesp
pecifieke
doelgroepe
en;
•
Tegemoet komen aan de behoeften van patiënten met ze
eldzame
ziekten;
•
Oprichting van het Observattorium voor chronische ziekten.
nanciële toeganke
elijkheid,
Deze ‘position paper’ zal ook aspecten van fin
g en zeldzame ziekten
z
vermelden. Deze
administratieve vereenvoudiging
en in deze tekstt echter niet in detail
d
besproken worden
domeinen zulle
aangezien ze al
a uitgebreid aan b
bod komen in het programma “Priorriteit aan
de chronisch zie
eken!".
5
Onze doelstellin
O
ng is de zorg
g voor chronis
sch zieken op een
fundamentele en
n duurzame ma
anier te verbete
eren. In deze optiek
o
m
moeten
ook de huidige zorgverle
eningsprocessen
n en de functie va
an en
d relatie tussen
de
n de verschillende actoren geop
ptimaliseerd worden.
E
Een
eerste stap is de ontwikke
eling van een gllobale visie mett een
la
angetermijnsperrspectief over hoe de gezo
ondheidszorg moet
e
evolueren
naar meer
m
integratie en
n continuïteit van dienstverlening om
b
beter
tegemoet te
e kunnen komen
n aan de behoeftten van de chron
nisch
z
zieken.
Dit denkproces werd
D
w
dan ook ve
erder gezet. In o
oktober 2010 von
nd de
In
nterministeriële conferentie overr “vernieuwende
e benaderingen voor
de
c
chronische
ziekten
in
de
volksgezondh
heid
en
in
g
gezondheidszorgs
systemen” plaats. Ter voortzetting van deze conferrentie
e van de conclus
en
sie van de Europese Raad van de
ecember 20103, gaf
g de
M
Minister
het Federraal Kenniscentru
um voor de Gezondheidszorg (KCE) de
o
opdracht
om een ’position paper’ op te stellen ove
er chronische zorg, in
en
met
het
s
samenwerking
R
Rijksinstituut
vvoor
Ziektein
nvaliditeitsverzeke
ering (RIZIV) en de Federrale Overheidsd
dienst
(FOD
Volks
en
V
Volksgezondheid
sgezondheid).
D
De
Gewesten
G
Gemeenschappen
n hebben aan de ontwikkeling
o
van d
deze tekst bijgedrragen
v vertegenwoord
via
diging in de “Stuurgroep Nationale Conferentie Chro
onisch
Z
Zieken”.
6
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
1.2. Chronische ziekten: een uitdaging voor alle
gezondheidszorgsystemen
1.2.1.
Internationale consensus over plan van aanpak
De publicaties van international organisaties zoals de Verenigde Naties, de
Europese Unie en de Wereldgezondheidsorganisatie vormen de basis
voor acties die worden ondernomen in Europese landen4-14 (zie
wetenschappelijk rapport, hoofdstuk 2.1).
Deze rapporten benadrukken:
•
De belangrijke impact van chronische ziekten op morbiditeit en
mortaliteit;
•
De belangrijke rol van sociale- en levensstijl factoren (tabak, voeding,
alcohol en lichaamsbeweging in het bijzonder);
•
Het belang van multi-sectoriële, kosten-effectieve maatregelen in de
domeinen van gezondheidspromotie en preventie;
•
De nood om gezondheidszorgsystemen te versterken (nationale
programma’s, geschikte personeelsomkadering, evidence-based
acties);
•
De belangrijke rol van de eerstelijnsgezondheidszorg, ingebed in de
lokale gemeenschappen, met een belangrijke doorverwijsfunctie naar
meer gespecialiseerde gezondheidzorg als de toestand van de patiënt
dit vereist;
•
Het belang van systemen die vlotte gegevensuitwisseling toelaten;
•
De noodzaak om geïntegreerde zorgmodellen te ontwikkelen waarin
de patiënt centraal staat 15. Enkele studies hebben aangetoond dat het
implementeren van dergelijke modellen op het niveau van lokale
gemeenschappen een positieve impact heeft16-18.
1.2.2.
KCE Report 190As
Prevalentie van chronische ziekten in Europa
Chronische ziekten zijn wereldwijd de belangrijkste reden voor morbiditeit
en mortaliteit geworden en nemen 63% van alle overlijdens voor hun
rekening. Cardiovasculaire ziekten, kankers, diabetes en chronische
longziekten zijn de meest voorkomende doodsoorzaken in Europa9. Een
chronische ziekte heeft meestal één of meerdere risicofactoren gemeen
met andere ziekten, en kan ook gevolgen hebben op verschillende
domeinen (bijv. cardiovasculaire problemen die samenhangen met
diabetes). Bijgevolg is het probleem van chronische ziekten ook een
probleem van frequente multimorbiditeit. Dit is het gelijktijdig voorkomen
van verschillende ziekten19.
De toenemende prevalentie van chronische ziekten heeft een invloed op
de gezondheidszorg en bij uitbreiding op de hele samenleving. Vooral voor
kwetsbare en maatschappelijk achtergestelde groepen is de belasting door
een chronische ziekte het grootst.
Europese overheden worden geconfronteerd met de uitdaging om beleid,
budgetten en dienstverlening te integreren om beter tegemoet te komen
aan de behoeften van personen met een chronische ziekte20, 21.
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
7
1.3. Prevale
entie van chron
nische ziekten in
i België
1
1.5.
Een belas
sting van de me
eest kwetsbare
e patiënten
De belangrijkste
e doodsoorzaken in ons land zijn vergelijkbaar
v
met die
d in de
2
rest van Europa
a: cardiovasculaire
e ziekten (33%) en
e tumoren (27%)22
.
23
De cijfers van de gezondheidssenquête geven
n een schatting van de
prevalentie van risicofactoren en
n chronische ziekte
en in België:
Multimorbiditeit sta
M
aat synoniem voo
or een extra belassting van de patië
ënt 28
d
door
o.a. de complexe medicaties
schema’s en het in contact komen
n met
z
zeer
veel verschillende zorgverlene
ers. Deze problematiek wordt versterkt
d
door
de monodis
sciplinaire aanpa
ak van ziekten ((zoals bijvoorbee
eld in
p
praktijkrichtlijnen)
en een gebrek aa
an coördinatie tusssen zorgverleners
s. Het
is
s noodzakelijk een omschake
eling te maken naar een an
ndere
g
geneeskunde.
Een
n geneeskunde die de noden van de patiënt identifficeert
e de prioriteiten
en
n vastlegt vanuit het perspectief van de patiënt. Een
g
geneeskunde
waa
arin de klinische praktijkvoering ge
ecoördineerd worrdt en
w
waar
klinische eviidentie over het omgaan
o
met multtimorbiditeit ontwiikkeld
e geïmplementee
en
erd wordt.
•
e (27,2 %) van de
e volwassen bevo
olking meldt minsttens één
Een vierde
chronische
e ziekte. De meest frequente zijjn lage rugpijn (17,7%),
(
allergie (13
3%), artritis (12,7
7%), hypertensie (12,7%), nekpijn (9,4%),
chronische
e hoofdpijn (8,1%)), longziekten (7,9
9%);
•
Veel voork
komende geestelijjke gezondheidsp
problemen zijn chrronische
angst (4,6%), depressie (4,9%) en 'e
ernstige psychologische
problemen' (14%).
•
w
gemeld doorr 3,4% van de res
spondenten;
Diabetes wordt
•
Bijna de he
elft van de bevolkking maakt meldin
ng van pijn (bij 12
2% is dit
ernstige pijjn);
•
Bijna een vijfde (17,1%) van de populattie krijgt te mak
ken met
functionele
e beperkingen.
Risicofactoren voor chronische
e ziekten worde
en vaak gerapp
porteerd:
overgewicht (47
7%), geen lichaam
msbeweging (26%
%), roken (één vie
erde van
de populatie) en drinken (“overcconsumptie” bij 10
0% van de manne
en en bij
6% van de vrouwen). Deze risiccofactoren komen
n vaker voor bij personen
p
met een lagere sociaal-economissche status.
1.4. Het belang van multim
morbiditeit
Een grote uitda
aging bij chroniscch zieken is het gelijktijdig
g
voorkom
men van
verschillende ziekten en m
medische conditiies bij één persoon,
p
multimorbiditeitt genaamd. In h
het algemeen, stijgt
s
de prevalen
ntie van
multimorbiditeitt door een toene
emende vergrijzin
ng van de bevo
olking 24.
Andere factoren die samenh
hangen met ee
en verhoogd ris
sico op
multimorbiditeitt zijn: lager op
pleidingsniveau, overgewicht, tab
bak- en
2
alcoholgebruik25,26
. De prevalen
ntie van multimorrbiditeit, gedefinie
eerd als
het aantal pers
sonen met minstens twee aandoen
ningen, varieert tu
ussen de
10% en 20% in de leeftijdsgroep
p van 40-jarigen en
n stijgt naar 50-70
0% in de
leeftijdsgroep van personen van 70 jaar en ouder.27
1
1.6.
Stijgende kosten
De economische invloed van chronische ziekten reikt verder da
D
an de
29
g
gezondheidszorg
. Zo zijn, bijvoorbeeld, prod
ductiviteitsverlies voor
w
werkgevers
en indirecte
i
kosten voor de patiënten en hun fa
amilie
b
belangrijke
gevolg
gen. Chronische ziekten gaan gep
paard met bijkom
mende
zoals werkonbek
k
kwetsbaarheden
kwaamheid, het hieruit voortvloeiende
in
nkomstenverlies en
e het risico op arrmoede.
In
n antwoord op he
et consultatiedocu
ument van DG SA
ANCO over chron
nische
6
z
ziekten
citeert het
h
Beleidsforum
m van de Euro
opese Unie volg
gende
k
kerncijfers
over de
e kosten voor chro
onische ziekten:
•
Cardiovascula
aire ziekten kosten de Europese economie meerr dan
€ 192 miljard per jaar. Voor Be
elgië werd dit gescchat op € 3,5 milja
ard in
2004. Het gro
ootste deel (59%) hiervan is tenlasste van het budge
et van
het RIZIV30;
8
•
•
•
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
Kankerbehandeling heeft financiële gevolgen voor patiënten en hun
naasten
omwille
van
o.a.
een
gestegen
gezinsbudget,
inkomstenverlies en het gebruik van spaargeld voor behandeling en
geneesmiddelen. In België werd de totale gemiddelde kostprijs (voor
de gemeenschap) van borstkanker geraamd op € 107 456 voor een
periode van 6 jaar (van 1 jaar voor diagnose tot 5 jaar na diagnose)31.
Daarvan wordt het grootste deel (89%) veroorzaakt door
productiviteitsverlies .
De 5 belangrijkste longziekten (astma, longkanker, chronisch
obstructieve longziekte, longontsteking en tuberculose) veroorzaken
een financiële last van meer dan € 100 miljard in Europa
(gezondheidszorgkosten en verloren werkdagen)6;
Diabetes treft bijna 10% (52,8 miljoen) van de volwassen populatie in
de Europese regio van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) met
een kost van € 131 miljard.
Er is weinig bekend over de kosten van multimorbiditeit. Ongeveer 70 tot
80% van de totale gezondheidszorgkosten worden uitgegeven voor
chronische ziekten6. Dit komt overeen met € 700 miljard in de Europese
Unie. Er wordt aangenomen dat dit budget in de komende jaren nog zal
blijven toenemen.
Een recente literatuurstudie32 toonde aan dat er onzekerheid is over de
mate waarin de traditioneel geciteerde factoren (demografische,
gezondheidsgerelateerde, economische en sociale factoren) bijdragen tot
de stijgende gezondheidszorguitgaven. Toch zou, gezien de grote groep
van ouderen in de bevolking, het promoten van gezond ouder worden de
gezondheidszorgkosten verminderen. Daarnaast zouden het gebruik
maken van ‘health technology assessment’ en patiëntenparticipatie in de
besluitvorming het efficiënt gebruik van de middelen bevorderen 32.
2.
KCE Report 190As
WAT IS EEN CHRONISCHE ZIEKTE?
VAN EEN PATHOLOGIEGERICHT
NAAR EEN BEHOEFTEN-GESTUURD
CONCEPT
De verschillende (inter-)nationale initiatieven die beogen de zorg voor
chronisch zieken te verbeteren, richten zich bijna altijd op een
pathologiespecifieke (of tenminste medisch gedefinieerde) doelgroep.
Voorbeelden hiervan zijn de zorgtrajecten in België en de 'affections de
longue durée (ALD)' in Frankrijk33. Beleidsinterventies beperken zich
meestal tot patiënten met diabetes, chronische longziekten of
cardiovasculaire ziekten. Nochtans benadrukt een WGO publicatie dat
pathologiespecifieke initiatieven niet geschikt zijn om veranderingen in de
gezondheidszorg op systeemniveau te bekomen. Pathologiespecifieke
initiatieven leiden tot (het vermenigvuldigen van) investeringen in parallelle
programma’s. Bovendien blijven ze vaak beperkt tot lokale initiatieven die
een implementatie op lange termijn in gevaar brengen34.
De WGO definieert chronische ziekten dan ook als "langdurige ziekten met
een meestal langzame progressie”10. Deze definitie dekt een uitgebreide
reeks meestal niet-overdraagbare gezondheidsproblemen en ziekten zoals
diabetes,
kanker,
musculoskeletale
ziekten,
respiratoire,
neurodegeneratieve, mentale en cardiovasculaire ziekten.
Voor de organisatie van de zorg is er, naast het concept van ziekte, nog
een belangrijker concept, nl. dat een persoon met chronische ziekte(n)
noden heeft die evolueren naarmate het ziektestadium evolueert.
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
9
2.1. Een bre
ede waaier van
n patiëntenbeho
oeften
2
2.2.
Kiezen vo
oor een behoeft
ften gestuurde benadering
De behoeften van patiënten m
met chronische ziekten kunnen worden
ingedeeld in vijff belangrijke groepen35:
De behoeften ges
D
stuurde aanpak va
an het ‘palliatief ssupport systeem’ dat
d in
o land succesvo
ons
ol werd ontwikkeld kan dienen als een leerrijk voorbeeld
v
voor
de toekoms
st van chronische zorg. Diensten
n worden niet la
anger
v
verticaal
ontwikkeld op maat van de
d verschillende d
disciplines. Ze wo
orden
(nog steeds vertic
caal) ontwikkeld en
e daarna horizo
ontaal op een flex
xibele
m
manier
geïntegreerd. Hierdoor ku
unnen ze aange
epast worden aa
an de
s
specifieke
behoeftten van de patiën
nt en worden gekkoppeld aan de lokaal
b
beschikbare
zorg
g en ondersteu
unende structure
en. De toekom
mstige
c
chronische
zorgve
erlening moet deze
e integrerende be
enadering radicalis
seren
d
door
de behoeften
n en verwachtinge
en van de patiënt ccentraal te plaatse
en.
•
Biologisch
he behoeften: vo
oornamelijk het ve
erlichten van lichamelijke
symptomen
n, zoals pijn;
•
Psycholog
gische behoeften
n met twee grote componenten:
c
o de be
ehoefte aan in
nformatie op maat
m
(bijvoorbeeld over
behandelingsopties, evo
olutie van de ziekte);
o de be
ehoefte aan psycchologische onde
ersteuning: omga
aan met
emotie
es (angst, frustratie, depressie, verrdriet) die gerelate
eerd zijn
aan de
e chronische ziektte;
•
Behoeften
n gerelateerd aan zorgverle
ening: coördinattie van
zorgverlening en integratie ttussen de verschilllende zorgomgev
vingen;
•
ehoeften: kan een belangrijke zo
org zijn voor chrronische
Sociale be
patiënten, vooral dan proble
emen in verband met het behoud van hun
onafhankelijkheid en het voo
orkomen van sociale isolatie;
•
eel veel
Spirituele behoeften: de zoektocht naar zingeving wat ve
uiging.
breder kan gaan dan uitsluittend geloofsovertu
ngrijk kenmerk va
an chronische zorrg is dat door de evolutie
Een zeer belan
van de ziekte aangepaste
a
intervventies noodzake
elijk worden om te
egemoet
te kunnen kom
men aan de veranderende beho
oeften. Thuiszorg
g speelt
meestal een ze
eer belangrijke rol. Acute zorgverle
ening is nodig in het
h geval
van acute epis
sodes, terwijl bij tterminale ziekten
n toegankelijke pa
alliatieve
zorg nodig is.
Er kan geconclu
udeerd worden da
at35:
•
De zorg voor
v
een chronissche zieke geba
aseerd moet zijn
n op de
behoeften van de patiënt;
•
n een behoefte affhangt van het ind
dividuele perspec
ctief: een
Voorzien in
patiënt kan
n van oordeel zijn
n dat in zijn/haarr behoefte werd voorzien
v
terwijl zorgverleners en/of m
mantelzorgers het hiermee niet eens
s zijn;
•
en een professio
onele interventie
e in: de
Niet alle behoeften houde
gers en het sociale netwerk zijn
n vaak van onsc
chatbare
mantelzorg
waarde voo
or de patiënt
Bijgevolg wordt in deze ‘position
B
n paper’ een chrronisch zieke pa
atiënt
g
gedefinieerd
als een
e persoon mett een reeks beho
oeften:
•
op
versch
hillende
aspe
ecten
psychologisc
che behoeften, enz),
e
•
in een min of
o meer complex
xe combinatie d
die afhankelijk is
s van
het individu,
•
die langdurig
g of blijvend zijn en in de loop va
an de tijd evoluerren.
(biolog
gische
behoe
eften,
Binnen de gezond
B
dheidszorg moete
en er nieuwe functies en vaardigh
heden
o
ontwikkeld
worden
n om specifiek op
p deze multidimen
nsionele, langdurig
ge en
in
ndividuele behoefften te kunnen in
nspelen. Dit houd
dt in dat radicaal moet
w
worden
afgeweke
en van de klas
ssieke, op acute episodes gerrichte,
b
biomedische
gestu
uurde werking van
n onze gezondheiidszorg.
10
3.
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
HET BELANG VAN “PATIENTEMPOWERMENT”
Het belang van ‘patient empowerment’ wordt benadrukt in verschillende
internationale documenten 36, in het Belgische programma “Prioriteit aan
de chronisch zieken!" 1 alsook in de plannen over chronische zorg in
andere landen (zie wetenschappelijk rapport hoofdstuk 2.3). Het is
duidelijk dat de oude paternalistische benadering waar de patiënt passief
zijn behandeling ondergaat ver achter ons ligt. Nochtans, benadrukten de
stakeholders dat de inspanningen om het “empowerment” van patiënten
en hun mantelzorgers te stimuleren vandaag nog te beperkt is.
Een systematisch literatuuroverzicht over de technieken voor selfempowerment van patiënten, wordt in detail besproken in hoofdstuk 6.1
van het wetenschappelijk rapport. De definitie die in dit rapport gebruikt
wordt is voornamelijk gebaseerd op het werk van Bodenheimer et al.
200237. Hij definieert self-empowerment als: “patiënten aanvaarden de
verantwoordelijkheid over het beheer van hun eigen toestand en worden
aangemoedigd om hun eigen problemen op te lossen met informatie (geen
directieven) van zorgverleners”. Dit concept van “patient empowerment” is
in de literatuur nauw verwant aan: zelfredzaamheid, zelfmanagement en
zelfzorg (zie definities in secties 6.3.1.1 van het wetenschappelijk rapport).
De volgende interventies toonden al dan niet hun werkzaamheid aan:
•
Programma’s voor zelfmanagement:
Deze interventies zijn ontworpen om de kennis en vaardigheden van
patiënten te verbeteren om zelf in te kunnen staan voor het beheer
van hun chronische ziekte (e.g. opleidingssessies, brochures,
motiverende technieken). Deze interventies zijn meestal succesvol
voor verschillende chronische ziekten: musculoskeletale pijn,
epilepsie, diabetes, geeestelijke gezondheidsproblemen, hypertensie,
astma38-44. Eén op één interventies, aangepast op maat van de patënt
zijn meer effectief (bijvoorbeeld, spastisch colon).45.
De resultaten van studies voor chronisch obstructief longlijden46-48,
hartfalen49-51, beroerte52-54, nierfalen55 en multiple sclerose56 waren
niet zo éénduidig.
KCE Report 190As
•
Patiënteneducatie over zelfredzaamheidsaspecten:
Educatie die zelfredzaamheidsaspecten omvat had meestal een
positieve impact op symptomen en patiëntenuitkomsten (Bijvoorbeeld.
zelfmanagement). Deze programma’s werden aangeboden in groep of
op individuele basis voor de volgende ziekten: astma57, diabetes58-60,
chronisch obstructief longlijden61, hartfalen62,63, spastisch colon64,
nierfalen65 en pijn66.
Twee studies over rheumatoïde arthritis 67 en diabetes 58 toonden
geen impact van deze interventies aan.
•
Psycho-educationale interventies:
Een positieve impact werd aangetoond voor fibromyalgie68 en
schizofrenie69. Voor angina70 en astma71,72 kon op basis van de
wetenschappelijke studies geen éénduidig besluit geformuleerd
worden.
•
Interventies gericht op de behoeften van specifieke culturele groepen:
Verbetering astma-symptomen73 en resultaten bij diabetespatiënten7476
.
•
Het effect van computer-gebaseerde interventies werd meestal niet
aangetoond (hypertensie77, vermoeidheid geassocieerd met een
neurologische ziekte78, chronische pijn79) behalve voor kinderen met
astma80.
Op basis van de wetenschappelijke literatuur kunnen we besluiten
dat “patient empowerment” interventies meer kans op slagen hebben
wanneer ze aan volgende eigenschappen beantwoorden: intensief
toegepast, aangepast aan de behoefte van de patiënt, gebruik
makend van verschillende benaderingen/strategieën en zich ook
richtend op de mantelzorgers.
KCE Report 190
0As
4.
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
SCOP
PE EN MET
THODEN
4.1. Scope: focus op chron
nische zorg en gezondheidsz
zorg
4.1.1.
Belan
ng van ‘Health in
n all Policies’
“Health in all policies“
p
houdt ve
erband met de so
ociale determinan
nten van
gezondheid. De
D “WGO-commisssie over de sociale determinanten van
gezondheid”81 formuleerde hie
erover aanbevelin
ngen in het kad
der van
chronische ziek
kten:
•
Verbeter
eden:
opleiding
g,
voeding,
g
gezonde
leefomstandighe
woonomge
eving en werko
omstandigheden, sociale besch
herming,
universele gezondheidszorg
g;
•
eling van macht, geld en middelen
m
Stop de ongelijke verde
billijke
eld, “Health eq
quity” in alle beleidsdomeinen,
b
(Bijvoorbee
financiering
g, gelijkheid tusse
en man en vrouw
w, politieke betrok
kkenheid
van alle be
evolkingsgroepen));
•
Het proble
eem meten en de
e impact van actties beoordelen door
d
het
opvolgen en
e onderzoeken va
an gezondheidsde
eterminanten.
De doelstelling is om de prevale
entie van risicofactoren te doen dalen om
zo de incidentie
e van chronische ziekten te verminderen. De actiedo
omeinen
zijn talrijk en ve
ereisen dan ook een betrokkenhe
eid van beleidsma
akers en
actoren uit zee
er veel sectoren buiten de gezond
dheidszorg (Bijvo
oorbeeld:
huisvesting, we
erkgelegenheid, arrmoedebestrijding
g).
4
4.1.2.
11
Scope: focus
f
op chronis
sche zorg en gezzondheidszorg
Alle betrokken parrtners benadrukke
A
en het belang van
n primaire preventtie en
"Health in All Polic
cies". Nochtans werd
w
afgesproken o
om de scope van deze
‘p
position paper’ te beperken tot zorrg (inclusief preve
entie van complicaties)
v
verstrekt
aan chronisch zieken in he
et kader van de ge
ezondheidszorg.
H
Het
behandelen van alle versch
hillende aspecten, met inbegrip van
(primaire) preventtie (screening, pro
ofessionele raadg
geving, immunisattie en
c
chemo-protectie)
e health & health
en
h equity in all policies', zou vereise
en dat
re
ekening wordt ge
ehouden met een
n erg uitgebreide en verscheiden reeks
s
samenhangende
factoren die een
n invloed hebbe
en op de gezondheid
(huisvesting, omg
geving, levenswijz
ze en sociaaleco
onomische status
s). Dit
k onmogelijk wo
kon
orden gerealiseerrd binnen het tijdssbestek van dit project
e viel bovendien ook ruim buiten de
en
d bevoegdheid va
an het KCE.
D
Desondanks
biedtt het beperkte bereik nog steeds ee
en zinvol kader om
m een
c
coherente
reeks aanbevelingen te
t ontwikkelen g
gericht op een goed
a
afgebakende
en goed geïdentific
ceerde doelgroep
p van actoren. Deze
a
aanbevelingen
laten toe dat een belangrijk deel van
n de oplossingen naar
v
voren
kan worden geschoven in dez
ze ‘position paperr’.
4
4.2.
Methoden
n
De voorstellen van deze ‘position paper’ steunen o
D
op een combinatie
e van
v
verschillende
bena
aderingen:
•
Een meer the
eoretische, deducttieve benadering882 werd gehanteerrd om
een een visie
e uit te werken voor
v
een gezond
dheidszorgsysteem
m dat
aangepast is voor de zorg voo
or chronisch zieke
en. Bovendien we
erden
de activiteiten
n geformuleerd die
e nodig zijn om diie visie in de prak
ktijk te
brengen. Dez
ze deductieve benadering ging uitt van: (1) een an
nalyse
van de belangrijkste internatio
onale documenten
n die pleiten voor een
nationale aan
npak van chronisc
che zorg, en (2) een overzicht van (de
effectiviteit va
an) het beleid voo
or chronische zorg
g in vier geselecte
eerde
landen/regio’s
s.
12
•
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
Een meer inductieve benadering gebaseerd op gegevens uit:
o Eerdere KCE-rapporten;
o Een systematisch literatuuroverzicht over de technieken voor selfempowerment van patiënten,
o Een literatuuroverzicht van de nieuwe profielen en functies in de
eerstelijnszorg, waaronder een overzicht van de situatie en de
ervaring in andere landen;
o Een overzicht van relevante initiatieven in België.
5.
EEN VISIE OP DE TOEKOMSTIGE
ORGANISATIE VAN CHRONISCHE
ZORG IN BELGIË
Onderstaande paragrafen beschrijven:
•
De visie op de organisatie van chronische zorg in België;
•
Het conceptuele model dat werd ontwikkeld om te tonen hoe het
systeem zijn doelstellingen kan realiseren.
•
Consultatie van de stakeholders over de sterke en zwakke punten van
de Belgische gezondheidszorg wat betreft het voorzien in de
behoeften van chronisch zieken. Deze analyse omvatte ook een
kritische blik op eerdere initiatieven met betrekking tot
coördinatiestructuren in ons land.
Een ontwerptekst van deze ‘position paper’ werd voorgelegd aan
verschillende groepen stakeholders met verschillende achtergronden: de
stuurgroep (voornamelijk vertegenwoordigers van overheden en
patiëntenverenigingen), twee groepen deskundigen met relevante ervaring
op dit domein en het wetenschappelijke en raadgevende comité van het
"Observatorium voor chronische ziekten".
KCE Report 190As
5.1. Visie op chronische zorg in de Belgische
gezondheidszorg
5.1.1.
Bronnen
De visie en het conceptuele model zijn gebaseerd op inzichten die
voortvloeiden uit de analyse van:
•
Het Chronisch zorgmodel (‘Chronic Care Model’) gepubliceerd in
de internationale literatuur (zie het wetenschappelijke rapport 5.1)83.
Dit model somt de belangrijkste elementen op die bijidragen tot
hoogwaardige, kwaliteitsvolle zorg:
o Ondersteunen van zelfmanagement, bijv. patiënteninformatie,
gezamenlijke besluitvorming, richtlijnen voor patiënten;
o Ondersteunen
van
beslissingen,
bijv.
richtlijnen
voor
zorgverleners;
o Organisatie
van
een
zorgverleningssysteem,
bijv.
groepspraktijken, zorgcoördinatie;
o Klinische informatiesystemen bijv. geautomatiseerde informatie,
registers;
o Beleidsvoering en hulpmiddelen op het niveau van de lokale
gemeenschap, zoals programma's voor lichaamsbeweging;
o Organisatie van de gezondheidszorg bijv. leiderschap en definitie
van de doelstellingen van de organisatie.
•
De rapporten van internationale organisaties (Verenigde Naties,
Europese Unie en Wereldgezondheidsorganisatie) (zie punt 1.2.1);
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
•
Het beleid voor chronisch zieke patiënten in 4 landen/regio’s (zie
wetenscha
appelijk rapport, de
eel 2.3);
•
De kenme
erken van chronische zorg van hoge kwaliteit zoals
gerapporte
eerd in eerdere KC
CE-rapporten84, 85;
•
Discussies
s met stakeholderss en binnen het on
nderzoeksteam;
•
Een eerdere vergelijkbare o
oefening voor gee
estelijke gezondhe
eidszorg
voor kinderren en adolescentten86.
Deze visie zins
speelt op een ge
eïdealiseerd systteem. Dit zal hellpen om
verder de ess
sentiële activiteitten te bepalen die nodig zijn om dit
geïdealiseerde systeem te realiseren.
5.1.2.
Kernv
visie
•
In termen van chronische zorg biedt de
e gezondheidszo
org een
heel specttrum van dienste
en aan:
•
voor en met mensen m
met chronische ziekten voor wie
w
een
voortdurende opvolging n
nodig is over ee
en periode van jaren
j
of
zelfs tienta
allen jaren,
•
om hen te
e helpen hun lev
venskwaliteit te verbeteren en beter
b
te
functionerren, zowel thuis
s als op het werk/op
w
school, in de
gemeensc
chap en doorheen hun hele leven
nsloop.
Begunstigden: chronisch
c
zieken en hun families/m
mantelzorgers.
•
Dienstverle
ening: de diensten
n worden verleen
nd tijdens de duurr van de
chronische
e ziekte, d.w.z. routine managem
ment, management van
acute episo
odes en onderste
eunende zorg. Dez
ze diensten overs
schrijden
de grenze
en van het gezzondheidszorgsys
steem. Zoals hiierboven
opgemerkt (paragraaf 4.1.2
2) vallen gezondh
heidspromotie, prreventie,
screening en
e vroegtijdige op
psporing buiten he
et bereik van deze
e studie.
•
Uitkomsten
n: het uiteindelijke
e doel van de zorgverlening is me
ensen te
helpen hun
n levenskwaliteit te
e verbeteren en beter
b
te functionerren in de
maatschap
ppij - thuis, op school, op het we
erk en in hun buurt. Dit
vereist een verschuiving iin paradigma, van probleemgerichte tot
doelgerichtte zorg87. Deze vvisie stemt overe
een met de visie van het
“Internation
nal Classification
n of Functioning, Disability and Health”
(ICF)88. Meer
M
bepaald is deze classifica
atie gebaseerd op een
13
biopsychosoc
ciaal model dat zo
owel de medische
e als sociale gevolgen
van beperking
gen integreert.
5
5.1.3.
Bijkomen
nde kwalificaties
s
De kern van deze visie wordt aange
D
evuld met bijkome
ende kwalificaties
s: hoe
w
wordt
het doel gerealiseerd (mod
dus operandi)? W
Wie zijn de betro
okken
a
actoren?
Wie 'be
ezit' het systeem
m? Wat zijn de cruciale beperkingen
w
waarbinnen
het sy
ysteem moet werk
ken?
5
5.1.3.1.
Modus
s operandi
De
D
volgende
kwalificaties
oe,
idealiter,
een
specificeren
ho
g
gezondheidszorgs
systeem dat aang
gepast is aan de
e zorg voor chro
onisch
z
zieken,
diensten zou moeten verlen
nen.
1. Gecoördineerrd: coördinatie is
s een kernvereisste van het chro
onisch
zorgmodel37,833. Ervaringen in andere landen toonden een verschu
uiving
aan naar me
eer coördinatie tu
ussen de gezond
dheidszorg (bijv. acute
ziekenhuizen en eerstelijnszo
org) en ook tusssen gezondheids
s- en
sociale zorg.
2 Geïntegreerde
2.
e zorg (nauw verrwant met het bo
ovenstaande conc
cept):
WGO definiee
ert dit als “manage
ement en de zorg
gverlening op een wijze
dat cliënten een continuü
üm van preven
ntieve en cura
atieve
dienstverlenin
ng krijgen, aange
epast aan hun in
n de tijd evoluerrende
behoeften en over de verschillende zorg
gniveaus die in het
gezondheidsz
zorgsysteem aanw
wezig zijn” 15. In dit document ve
erwijst
geïntegreerde
e zorg meer spec
cifiek naar de vertticale integratie va
an de
verschillende zorgniveaus terw
wijl het woord “coö
ördinatie” verwijstt naar
multiprofessio
onele teams binne
en eenzelfde zorgniveau.
3 Persoons- en doelgericht: chro
3.
onische zorg heefft tot doel persone
en op
een planmatig
ge manier te help
pen bij het bereikken van hun max
ximaal
individueel gezondheidspotentieel, aangepast aan hun individueel
9
gedefinieerde
e doelstellingen89, 90
.
4 Duurzaam heeft betrekking op het vermogen va
4.
an het systeem om
m een
infrastructuur zoals een personeelsomkade
p
ering, faciliteiten
n en
uitrusting te le
everen en in stan
nd te houden, en ondertussen ook
k nog
vernieuwend te zijn en te kunnen reagere
en op plots ontstane
behoeften 84. De evaluatie van
n duurzaamheid omvat indicatoren
n van
14
5.
6.
7.
8.
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
financiële
duurzaamheid
(Bijv.
gezondheidszorguitgaven),
personeelsomkadering
(Bijv.
aantal
en
opleidingsniveau
zorgverleners) en faciliteiten (Bijv. aantal plaatsen in woonzorgcentra).
Professioneel ondersteund: een continuüm van “human resources” die
in staat zijn om te voorzien in de behoeften van chronisch zieken (van
minimale persoonlijke bijstand tot dagelijkse volledige verzorging), is
essentieel om ervoor te zorgen dat de juiste patiënten op elk moment
het juiste type zorg krijgen90,91. Dit professionele netwerk omvat
verschillende (gespecialiseerde) zorgverleners die samenwerken in
teams.
“Evidence-based” zorg van hoge kwaliteit: veilig, effectief, geschikt
(d.w.z. relevant voor de klinische behoeften, op basis van het best
beschikbare wetenschappelijke bewijs), patiënt centraal, tijdig,
efficiënt, billijk, allesomvattend92 en continu. Dit zijn aspecten van
hoogwaardige zorg die in eerdere KCE-rapporten werden
beschreven84, 85, 93, 94'
Empowerment' van patiënten: “self-empowerment” plaatst de patiënt
in het middelpunt van zijn/haar zorg. Patiënten die “empowered”
worden, zijn meer in staat om zelf te zorgen voor hun gezondheid en
voor de organisatie van de contacten met de verschillende
professionele zorgverleners (cf. hoofdstuk 3).
Verleend in de minst restrictieve omgeving die klinisch aangewezen is:
indien mogelijk worden (minder complexe) thuisgebaseerde of
poliklinische diensten verleend in plaats van dure intramurale
diensten.
5.1.3.2.
Actoren
Talrijke actoren in verschillende omgevingen leveren een bijdrage tot het
systeem, bijv. huisartsen en eerstelijnszorgteams, wijkverpleegkundigen,
‘advance practise nurses’ (verpleegkundig specialisten), specialisten,
mantelzorgers, kinesisten, logopedisten.
5.1.3.3.
KCE Report 190As
Eigenaar
Het Belgische gezondheidszorgsysteem wordt grotendeels gefinancierd
met overheidsmiddelen. Maar ook privégelden van profit en non-profit
actoren spelen een belangrijke rol in de bestaande zorgverlening 95.
Succesvolle hervormingen vereisen dan ook gedeeld eigenaarschap van
zowel zorgverleners als de overheid.
5.1.3.4.
Beperkingen
Het beschikbare en beperkte budget heeft een grote invloed op de
algemene werking van het gezondheidszorgsysteem, en op chronische
zorg in het bijzonder. Bovendien zou de huidige professionele en sectorale
(sociaal/medisch) versnippering en verzuiling (bijv. verschillende
ziekenfondsen, privé versus openbare instellingen) een invloed kunnen
hebben op de implementatie van de ideale organisatie van zorg voor
chronisch zieken.
5.1.4.
Visie op chronische zorg binnen de gezondheidszorg
In het licht van de hierboven toegevoegde kwalificaties kan de visie als
volgt worden geformuleerd:
Het gezondheidszorgsysteem dat zich richt op chronische zorg, biedt
personen, die lijden aan chronische aandoeningen en die hulp nodig
hebben gedurende enkele (tientallen) jaren, een gecoördineerd
geheel van op behoeften gebaseerde, gepersonaliseerde,
doelgerichte, geplande, professioneel ondersteunde dienstverlening
bij de routinezorg en bij acute episodes. Deze dienstverlening
gebeurt op een kwaliteitsvolle, evidence-based, efficiënte, duurzame,
toegankelijke, cultureel competente en patiënt empowering manier in
de minst complexe omgeving die klinisch aanvaardbaar is. Het doel is
de levenskwaliteit van de begunstigden te verbeteren en hen te
helpen beter te functioneren, zowel thuis, op school/het werk, in de
gemeenschap.
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
15
5.2. Concep
ptueel model: a
activiteiten om de
d visie op
chronische zorg te rea
aliseren
5
5.2.2.
Op basis van
n deze visie too
ont onderstaand conceptueel mo
odel de
activiteiten die moeten worden uitgevoerd om de
d doelstellingen van het
chronisch zorgs
systeem te realise
eren. Dit model be
estaat uit 17 versc
chillende
activiteiten, geg
groepeerd in 6 fu
unctionele modules (zie wetensch
happelijk
rapport, hoofdstuk 3).
In
n een tweede mo
odule is de gespe
ecialiseerde diensstverlening en res
spons
o acute episod
op
des opgenomen. Er is een kop
ppeling voorzien met
ro
outinezorg (mod
dule 1). Gespecialiseerde diensttverlening speelt een
b
belangrijke
rol bij een:
e
5.2.1.
•
Modu
ule 1: routinezorg
g plannen, verlen
nen en coördine
eren
De 4 activiteiten
n zijn:
•
Het ontwiikkelen/herzien vvan geïndividualiseerde, op be
ehoeften
gebaseerde zorgplannen ssamen met de patiënt/familie. Vo
oor deze
activiteit zijjn weinig middele
en nodig wanneerr de patiënten zich in een
stabiel stadium van één en
nkele chronische ziekte bevinden. Er zijn
meer insp
panningen nodig in het geval va
an multimorbidite
eit en/of
regelmatige
e acute aanvallen
n;
•
Het verlen
nen van diensten
n en ondersteuning. In België wordt
w
de
eigenlijk routinezorg
r
klasssiek verstrekt door de huisa
arts, de
thuisverple
eegkundige en/of de maatschapp
pelijk werker. Maar deze
routinezorg
gen kunnen ook worden verleend in eerstelijnszorrgcentra,
op school/h
het werk, in socia
ale zorgcentra, of in residentiële fa
aciliteiten
(bijv. woonzorgcentra);
•
gen en evalueren van de toestand
d van de patiënt/ kwaliteit
Het opvolg
van zorg. Deze controle za
al zorgverleners en patiënten/fam
milie een
basis biede
en om te beslisse
en over de aard en de uitgebreidh
heid van
het zorgtra
aject;
•
Het bieden van zorgcoörd
dinatie. Deze ac
ctiviteit richt zich
h op de
coördinatie
e van dagelijkse ro
outinezorg.
Module 2:
2 respons op ac
cute episodes en het verlenen van
v
gespecia
aliseerde dienste
en
Behoefte aa
an meer intensiieve zorg in a
acute situaties (Bijv.
longontsteking
g met ernstig long
gfalen);
•
Behoefte aan
n meer complexe
e zorg wanneer de toestand va
an de
chronisch zie
eke sterk achte
eruit gaat en e
een gespecialise
eerde
interventie vereist (Bijv. een progresssieve evolutie van
hartinsufficiën
ntie waarbij een am
mbulante behandeling niet aanslaa
at).
E is behoefte aan
Er
n specifieke activiiteiten, tools, infra
astructuur en middelen
o te zorgen vo
om
oor een naadloze
e, geïntegreerde overgang (“seam
mless
c
care”)
tussen de
d
routinezorg en zorg bij acute episodes
s en
diensten (koppeling tussen de e
g
gespecialiseerde
eerste en de tw
weede
m
module).
5
5.2.3.
Module 3:
3 uitvoeren van
n activiteiten rond
d vroegtijdige
opsporin
ng
Deze module om
D
mvat 2 activiteitten: de ontwikke
eling van uitgeb
breide
bij
c
competenties
o
op
het
vlak
k
van
opsp
poring
(d.w.z.
e
eerstelijnszorgverl
leners, zorgverlen
ners actief binnen
n arbeidsgeneesku
unde)
e de screening va
en
an doelpopulaties
s indien aangewezzen.
16
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
5.2.4.
Module 4: ondersteunen van empowerment van patiënt en
mantelzorger
De visie op chronische zorg die in deze ‘position paper’ ontwikkeld werd
stelt resoluut de patiënt centraal. De patiënt helpen om zijn eigen
gezondheid en welzijn zelf in handen te nemen is dan ook een
concretisering van het ethische principe van autonomie96, 97.
Zoals hierboven vermeld (zie 5.1.1 en 5.1.3.1) is patiënt empowerment
een essentieel element van chronische zorg. Dit omvat ook
zelfmanagement en ondersteuning van mantelzorgers. Deze module
omvat 2 activiteiten:
•
•
Het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden en tools (bijv.
patiëntdagboeken; richtlijnen/educatief materiaal) voor het versterken
van het empowerment van de patiënt/zorgverlener;
Het verlenen van diensten en ondersteuning voor empowerment
(informatie, coaching, collegiale ondersteuning, opleiding door formele
en informele diensten)
5.2.5.
5.2.6.
•
Het promoten van "Health in All Policies”, dat aan bod komt in alle
beleidsdomeinen, zoals transport, huisvesting, milieu, onderwijs,
fiscaal beleid, belastingsbeleid en economisch beleid. Deze activiteit
vereist multisectoriële acties voor gezondheid, door alle
beleidsinstanties 98;
•
Het organiseren van primaire preventie gericht op het voorkomen van
de belangrijkste risicofactoren van chronische ziekten.
Module 6: een dynamisch zorgmodel implementeren en
opvolgen
Het systeem moet de capaciteit hebben om zich aan te passen en om het
zorgmodel te verfijnen in het licht van de ontwikkelingen in de
maatschappij, de wetenschap, de verwachtingen van chronisch zieken en
de economische realiteit.
De ontwikkeling en het actualiseren van een zorgmodel is een module die
vier andere activiteiten omvat:
•
Het baseren van het model op maatschappelijke waarden: het
zorgmodel moet de veranderende tendensen in de maatschappij
weerspiegelen en erop reageren;
•
Het evalueren van de behoeften van chronisch zieken en hun familie;
•
Het identificeren van de allernieuwste praktijken, baanbrekende
ontwikkelingen en technieken (bijv. de ontwikkeling van ‘evidencebased’ richtlijnen voor de doelgroep van chronisch zieken). Naast
medisch/klinisch wetenschappelijk bewijs moet er ook voldoende
kennis zijn over 'contextueel' (d.w.z. wat in de routinepraktijk werkt) en
'beleidsmatig'
(efficiëntie,
billijkheid
op
nationaal
niveau)
wetenschappelijk bewijs zijn99.
•
Het opnemen van beperkingen op het vlak van budgetten/middelen.
Module 5: activiteiten voor gezondheidspromotie en acties
gericht op primaire preventie
Deze module heeft als doel het optreden van chronische ziekten te
voorkomen en de leeftijd waarop deze ziekten optreden uit te stellen.
Ondanks het belang hiervan, werd besloten dat deze module niet tot de
scope van deze ‘position paper’ behoort (zie 4.1). De module voor
preventie en gezondheidspromotie omvat 2 activiteiten:
KCE Report 190As
KCE Report 190
0As
5.2.7.
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
Noodz
zakelijke voorwa
aarden voor bov
venvermelde
activitteiten
Voor de succe
esvolle implemen
ntatie van elk van deze activiteite
en moet
worden voldaan
n aan een reeks vvan 6 voorwaarden:
1. Zorgorganiisatie
op
ma
aat:
met
ee
en
verschuiving
g
van
ziekenhuisgerichte zorg naa
ar eerstelijnszorg, zoals geïllustree
erd door
voorbeelde
rapport
en in andere la
anden90,91 (cf. wetenschappelijk
w
hoofdstuk 2.3);
2
2. Geschikte personeelsomkad
dering;
3. Aangepastt budget en de juisste financiële stim
muli;
4. Processen die kwaliteitszorg
g en kwaliteitsverb
betering ondersteunen;
5. Kennisman
nagement en beslissingsondersteu
uning: klinische ‘ev
videncebased’ pra
aktijkrichtlijnen d
die geïntegreerd moeten worden
n in de
dagelijkse praktijk (met inbegrip van informatie voor patiënten) 37;
6. Hulpmidde
elen voor de overdracht van
n klinische infformatie:
bijvoorbeelld
voor
ccoördinatie,
beslissingsonders
b
steuning,
zelfmanage
ement, mechanismen voor kw
waliteitsbewaking. Deze
hulpmiddellen moeten de privacyprincipes res
specteren96, 97;
17
Het conceptuele model voor een gezondheidszorrgsysteem aange
H
epast
a zorg voor chronisch zieken
aan
Implementatie e
en opvolgen van een dynaamisch zorgmodel, gebasseerd op de evolutie van maatschappelijke
e waarden, noden van de
e patiënten /familie, de kllinische praktijk en op de beschikkbare middelen
Uitvoeren vvan activiteiten rond gezondheidsp
promotie en primaire p
preventie
Voor elke activiteit controlereen of de voorwaarden zijn verrvuld:
Uitvoeren van actiiviteiten rond vroegtijdige o
opsporing
ZORG
GORGANISATIE OP MAAT
GESCHIKTTE PERSONEELSOMKADERING
Routinezorg plannen, dineren
verlenen en coörd
Resp
pons op acute e
episodes en het verlenen v
van gespeciialiseerde diensten
Voorzien van ggeïntegreerde zorg (“seam
mless”)
5.2.8.
Overz
zicht van het con
nceptuele modell voorgesteld voor een
gezon
ndheidszorgsystteem aangepast aan zorg voor
chronisch zieken
Onderstaande afbeelding vat h
het conceptuele model
m
samen (ee
en meer
gedetailleerde beschrijving is tterug te vinden in het wetensch
happelijk
rapport deel 3.3
3).
AANGEPA
AST BUDGET EN ADEQUATTE FINANCIËLE STIMULI
PROCESSSEN TER ONDERSTEUNING
G VAN D
DE KWALITEIT VAN ZORG
KENNISMANAGEMENTEN BESLISSSINGSONDERSTEUNING
Ondersteunen
n van ”empowermen
nt” van patiënt/mante
elzorg
HULPMIDD
DELEN VOOR OVERDRACHTT VAN KLLINISCHE INFORMATIE
18
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
KCE Report 190As
5.3. Van activiteitenmodel tot beleidsaanbevelingen
6.
In een volgende fase van de studie werd het geïdealiseerde conceptuele
model door het KCE-onderzoeksteam geconfronteerd met de huidige
Belgische situatie (d.w.z. de resultaten van de SWOT-analyse en de
kritische analyse van de coördinatiestructuren - zie wetenschappelijk
rapport hoofdstukken 7 en 8). Er waren twee doelstellingen:
1. Nagaan welke de belangrijkste probleemgebieden zijn;
2. Strategische aanbevelingen formuleren om de problemen die werden
vastgesteld te overbruggen.
Vergeleken met het conceptueel model, lijkt het huidige
gezondheidszorgsysteem nog steeds voornamelijk pathologiegericht
en aangestuurd door institutionele zorg. Het systeem wordt gekenmerkt
door gefragmenteerde zorgverlening, zowel tussen als binnen de
zorgniveaus (eerstelijnszorg versus gespecialiseerde zorgverlening). Om
deze problemen op te lossen zijn fundamentele hervormingen noodzakelijk
in bijna elk aspect (zorgorganisatie op maat, personeelsomkadering,
budget en financiële stimuli, kwaliteitsprocessen, kennismanagement &
beslissingsondersteuning, hulpmiddelen voor overdracht van klinische
informatie) van elk van de functionele modules van het conceptuele model.
In het volgende deel formuleren we twintig aanbevelingen (en gerelateerde
actiepunten) om het systeem te hervormen in de gewenste richting.
Deze aanbevelingen en gerelateerde actiepunten volgen dezelfde
concentrische structuur als het conceptuele activiteitenmodel (beschreven
in 5.2.8). Ze beginnen in het hart van de gezondheidszorg, d.w.z. de
eerstelijnszorg, de gebruikelijke zorgomgeving van de patiënt met een
chronische ziekte. De huisarts en de patiënt zijn de centrale actoren,
samen met een multidisciplinair team dat geplande, gecoördineerde en
geïntegreerde zorg aanbiedt. Vervolgens zullen we onze aandacht richten
op de naadloze integratie met andere zorgniveaus en op ondersteuning
van ‘patiënt empowerment’. Tenslotte, plaatsen we dit in de ruimere
context van het gezondheidszorgsysteem. We bespreken het beheer en
de organisatie aspecten die nodig zijn om het systeem efficiënt te maken.
BELEIDSAANBEVELINGEN
6.1. Routinezorg plannen, verlenen en coördineren
6.1.1.
Geïndividualiseerd zorgplan
Anders dan bij de acute zorg, moet de zorg voor personen met één of
meerdere chronische aandoeningen worden gepland. Ze moet proactief
worden afgestemd op de doelstellingen die bepaald worden in nauwe
samenwerking met de betrokken patiënt en zorgverleners. Het zorgplan
moet steunen op ‘evidence’ (wetenschappelijk bewijsmateriaal), indien
beschikbaar, en rekening houden met de multimorbiditeit van de patiënt.
Deze doelstellingen zullen omschreven worden in termen van
levenskwaliteit en functioneren op lange termijn. Bovendien zal dit plan
richting geven aan de interventies van de actoren van het
eerstelijnszorgteam. Het moet tevens de input kunnen ontvangen van alle
andere actoren die in één of ander stadium tussenkomen in de zorg voor
deze patiënt.
Tot op heden zijn zorgverleners echter niet formeel opgeleid voor het
implementeren van een patiëntgericht zorgplan dat samen met hen wordt
bepaald. Ze beschikken ook niet over doeltreffende hulpmiddelen om hen
bij deze taak te helpen. Bovendien schenkt het huidige systeem te weinig
aandacht aan psychologische en sociale behoeften.
Een andere voorwaarde voor de efficiënte ontwikkeling van een zorgplan
is een degelijke kennis van de beschikbare diensten die kunnen worden
aangeboden.
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
19
6.1.1.1. Aanb
beveling 1
•
Het ontwikkelen en implemen
nteren van multtidisciplinair tea
amwork.
Een team datt een geïnforma
atiseerd zorgplan en casemana
agement
tool voor chro
onische zorg de
eelt, gebaseerd op het huidig Globaal
Medisch Dossier (GMD).
Informatie
delen
doorr
middel
van
doeltrefffende
communicatie
estrategieën, waa
aronder meetings aan het bed va
an de
patiënt (of tele
econferentie);
•
Gebruik mak
ken van een gem
meenschappelijk patiëntendossierr (zie
actiepunt 1.2
2) met specifie
eke aandacht vvoor een chron
nische
zorgmodule;
•
ken van gemee
enschappelijke instrumenten om
m de
Gebruik mak
behoeften van patiënten in te
e schatten, de zo
org te plannen, op
o te
volgen en te
t evalueren in
n functie van d
de gezondheids
s- en
100
levensdoelen (zie actiepunt 1.3)
1
. Het con
ncept van "behoe
eften"
verwijst naarr een globale be
eoordeling van d
de behoeften (“n
needs
assessment”) zoals beschreven in 2.1 (met inbe
egrip van de beho
oeften
voor sociale dienstverlening);
d
Actiepunt 1.1: Het ontwikkelen
n van teamwork rond
r
de patiënt
In België behoorde, en behoortt, de (medische) zorg voor de chrronische
patiënt voornam
melijk tot het dom
mein van de huisa
arts en, in minderre mate,
afhankelijk van
n de pathologie, van de medisch specialisten. Aa
angezien
chronische zorg
g vaak synoniem is voor meervoud
dige aandoeninge
en, is de
rol van een eerstelijnszorgtea
e
m rond de patiënt des te bela
angrijker.
Teamwork hou
udt o.m. een g
gemeenschappelijk en overeeng
gekomen
zorgplan in, integratie, coörrdinatie, delegattie van taken, patiënt
empowerment, om de beoogde resultaten te bereiken in term
men van
gezondheid en levenskwaliteit. D
Deze vereisten zu
ullen worden besp
proken in
de volgende aa
anbevelingen.
Voor uiterst complexe
c
medissche situaties (mucoviscidose, ernstige
nierinsufficiëntie
e), kan de specia
alist eveneens ee
en volwaardig lid
d van dit
team worden, zelfs
z
voor de routin
nezorg voor de pa
atiënt. Dit verschillt van de
zorg die wordt verstrekt
v
tijdens a
acute episoden, uiteengezet in puntt 6.2.
Over het ontwiikkelen van team
mwork rond de pa
atiënt werden een aantal
vragen gesteld
d tijdens het uittwerken van dez
ze ‘position pape
er’. Een
belangrijk problleem volgens de sstakeholders is de
e angst dat de pa
atiënt het
recht zou verlie
ezen om zijn/haa
ar zorgverlener te
e kiezen. Het tea
amwork,
zoals beschrev
ven in deze ‘positiion paper’, mag echter
e
geen strak keurslijf
worden. Het moet kunnen aang
gepast worden aa
an de voorkeuren
n van de
patiënt. Een illu
ustratie hiervan is het bestaande te
eamwork in zieken
nhuizen.
Zo wordt de te
evredenheid van de patiënt bepaa
ald door de kwaliteit van
zorg die wordt verstrekt door ee
en team. In concrreto, kiest de pattiënt niet
elke kinesist off verpleegkundige
e, maar als er een probleem optre
eedt, zijn
er wel verschuiv
vingen binnen hett team mogelijk.
Vereisten voorr het ontwikkelen
n van multidisciplinair teamwork rond de
patiënt omvatte
en:
•
Training va
an zorgverleners ((zie aanbeveling 2);
2
Actiepunt 1.2: He
A
et ontwikkelen en
e promoten van
n het gebruik van
n een
"
"chronische
zorrgmodule" in het globaal medisch dossierr om
te
eamwork in de eerstelijnszorg
e
te
e ondersteunen:
H delen van in
Het
nformatie over de medische voo
orgeschiedenis en
n het
z
zorgplan
van een
n patiënt is esse
entieel om ervoo
or te zorgen datt alle
z
zorgpartners
geco
oördineerde actie
es uitvoeren. Om dit te bereiken moet
e
een
specifieke 'c
chronische zorgm
module', geïntegrreerd in het Globaal
M
Medisch
Dossier (GMD) volgende kenmerken
k
hebbe
en:
•
oen aan de vereis
sten van een klasssiek medisch do
ossier:
Bovenal voldo
het opslaan va
an voorgeschiede
enis, bevindingen,, resultaten, enz.;
•
Hulpmiddelen
n bevatten om beh
hoeften te beoord
delen (assessmen
nt), te
plannen en te
e evalueren;
•
Gemakkelijk kunnen worden
n gedeeld tusssen de verschillende
zorgverleners
s met aangepaste
e niveaus van toe
egang voor elk va
an de
actoren. De patiënt
p
moet het recht hebben te bepalen wie het recht
heeft om zijn/haar dossier te ra
aadplegen/erin te noteren;
20
•
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
Zodanig opgevat worden dat de patiënt toegang kan hebben tot delen
van het dossier101. Zo zouden patiënten aantekeningen moeten
kunnen invoeren, zoals de resultaten van zelfcontrole, of hun wensen
met betrekking tot gevorderde zorgplanning en euthanasie. Er werd
aangetoond dat dit bijdraagt tot een betere therapietrouw en versterkte
self-empowerment 97. Er moet voldoende aandacht besteed worden
aan privacy-risico’s en het risico van "meer kwaad dan goed te doen"
door patiënten nodeloos bloot te stellen aan ongerustheid of
verwarring 97.
•
In dit opzicht kan het gebruik van een gemeenschappelijke module
door zorgverleners hun administratieve werklast verminderen, o.a.
door het vermijden van een dubbele input van informatie. De module
zou gestandaardiseerde informatie moeten kunnen genereren
waardoor de patiënt kan genieten van specifieke dienstverlening
(bijvoorbeeld terugbetaling van medicatie).
•
Bijgevolg is een elektronisch formaat noodzakelijk zodat de module
gemakkelijk toegankelijk is voor alle relevante partijen, maar toch alle
vereiste garanties biedt op het vlak van confidentialiteit van de
gegevens en de privacy van de patiënt. Het huidige SUMEHR
(Summarized Electronic Health Record)-project is een eerste stap in
die richting. Dit is een samenvatting van het medisch dossier onder de
verantwoordelijkheid van de huisarts. Het wordt gedeeld met andere
zorgverleners door middel van elektronische platformen die
beantwoorden aan de veiligheids- en confidentialiteitsvereisten.
•
De module moet ontwikkeld en uitgebreid in het werkveld getest
worden in nauwe samenwerking met de gebruikers.
•
De bestaande zorgtrajecten (op dit moment voor diabetes en
nierinsufficiëntie) en eventuele toekomstige trajecten moeten volledig
geïntegreerd worden in de chronische zorgmodule van het Globaal
Medisch Dossier (ccGMD).
In België moeten de ontwikkelingen volledige geïntegreerd worden in
eHealth en eCare102.
KCE Report 190As
Twee noodzakelijke voorwaarden voor het doelmatig gebruik van een
gedeeld dossier met de ccGMD module zijn:
•
Dat de patiënt effectief geïnformeerd wordt over de voordelen van het
hebben van een GMD.
•
Dat de softwarepakketten die worden gebruikt door de verschillende
zorgverleners compatibel zijn om uitwisseling van informatie met het
ccGMD mogelijk te maken. Het eHealth-platform moet in dat opzicht
een belangrijke rol spelen door diensten aan te bieden aan
toepassingen voor de uitwisseling van gezondheidszorggegevens.
Actiepunt 1.3: Het promoten van het gebruik van gemeenschappelijke
evaluatieinstrumenten waarmee de patiënt door het team kan worden
opgevolgd.
Het uiteindelijke doel van gezondheidszorg voor chronische patiënten is
hen te helpen hun levenskwaliteit en de manier waarop ze in de
maatschappij functioneren te verbeteren (zie 5.1.2). Het regelmatig
evalueren van het functioneren van de patiënt (waaronder activiteiten van
het dagelijkse en sociaal leven) door middel van een gestandaardiseerd
instrument is in die context erg belangrijk.
De WGO geeft de voorkeur aan het gebruik van de ‘International
Classification of Functioning, Disability and Health’ (ICF) 88. In België heeft
men enige ervaring met het ‘Resident Assessment Instrument’ (RAI), een
instrument voor de evaluatie en zorgplanning van inwoners van
woonzorgcentra (zie wetenschappelijk rapport hoofdstuk 4.5, RIZIVinitiatieven). De registratie van patiëntenparameters met het zogenoemde
"BelRAI" online hulpmiddel illustreert de haalbaarheid van het geven van
gecontroleerde toegang tot een patiëntendossier aan de zorgverleners die
betrokken zijn bij de zorg voor die patiënt.
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
6.1.1.2. Aanb
beveling 2
Het ontwikkele
en en implementteren van verplic
chte opleidingsm
modules
voor de insch
hatting van de patiëntenbehoefte
en (‘assessmentt’), voor
het identificere
en van de door de patiënt gede
efinieerde levens
sdoelen,
voor multidisc
ciplinaire samen
nwerking en voor de implementa
atie van
een zorgplan.
Het bovenverm
melde zorgplan moet beginnen bij de door de patiënt
gedefinieerde levensdoelen (in samenwerking met de huisarts en het
door
een
inschatting
va
eerstelijnszorgtteam),
gevolgd
an
de
patiëntenbehoe
eften (‘assessmen
nt’). De huidige op
pleiding van zorgv
verleners
is echter niet aangepast
a
aan de
eze rol van zorgve
erleners in de chrronische
zorg:
•
Academisc
che curricula en sstageplaatsen voo
or toekomstige arttsen zijn
gericht op acute
a
problemen;
•
De
ople
eiding
van
en
is
voorrnamelijk
verpleegkundige
ziekenhuisgeoriënteerd, me
et weinig kansen
n om te specialis
seren in
chronische
e zorg (zie ook he
et concept van ‘ad
dvanced practice nurse’
n
in
actiepunt 4.3);
4
•
Er is weiinig opleiding vvoor specifieke competenties zo
oals het
samenwerk
ken in een multidisciplinair team.
Voor artsen zou
uden de opleiding
gsmodules geïnte
egreerd moeten worden
w
in
het curriculum. Ze zouden oo
ok geïntegreerd kunnen worden in hun
Een
permanente
vorming
(acccreditering/accred
diteringssysteem).
gelijkaardige opleiding
o
moet ook worden voo
orzien voor de andere
zorgverleners (bijvoorbeeld kinesisten). Dit moet gebeuren door de
e initiële
opleidingen te hervormen
h
en doo
or permanente vorming aan te bied
den.
Een mogelijke manier om dit te
e implementeren is om specifieke sessies
van permanente vorming (bijvoo
orbeeld LOK) te wijden
w
aan multidis
sciplinair
werk (waaronder het afbakenen
n van de taken en
e activiteiten tussen de
eerste- en twe
eedezorglijnen) e
en het uitwerken van zorgplannen. Deze
sessies moeten
n zorgverleners uit de lokale omgeving samenbreng
gen (bijv.
apothekers, kinesisten).
6
6.1.2.
21
Routinez
zorg en onderste
euning bieden a
aan de chronisch
h
zieke
Het versterken va
H
an de eerstelijnsz
zorg is noodzakellijk om de patiënt een
u
uitgebreid,
aangepast en goed ge
eïntegreerd zorgp
pakket te geven. Deze
z
zorg
moet worde
en aangeboden in de minst com
mplexe omgeving
g die
k
klinisch
aangewe
ezen is en aan een prijs die vvoor patiënt en voor
m
maatschappij
beta
aalbaar is. Dit is een uitdaging. In
n de toekomst za
al het
a
aantal
chronisch zieken stijgen, terwijl er een ttekort aan huisa
artsen
v
voorspeld
wordt. Bijgevolg
B
zullen huisartsen
h
onderssteuning nodig he
ebben
o verschillende manieren:
op
m
hulp biij het beheren va
an complexe med
dische
e andere behoe
en
eften, de mogeliijkheid om routin
ne klinische take
en te
d
delegeren
naar andere zorgve
erleners, coach
hing door med
dische
s
specialisten
en een
e
aangepaste, degelijke honore
ering die kwalite
eit en
s
samenwerking
belloont.
H versterken va
Het
an het personeelsbestand van de
e eerstelijnszorg houdt
h
v
vooral
een zee
er grondige herroverweging in van de taken
n en
v
verantwoordelijkhe
eden van alle zorg
gverleners.
6
6.1.2.1.
Aanbev
veling 3
Het verderzetten van de inspann
H
ningen om de be
eroepen van huisarts
e verpleegkundige aantrekkelijk
en
k te houden
Actiepunt 3.1: De huisartsgenee
A
eskunde verder positioneren als
s een
v
volwaardig
speciialisme binnen de medische facu
ulteiten
O de huisartsgeneeskunde aan
Om
ntrekkelijk te makken, moet ze wo
orden
g
gepositioneerd
alls een volwaard
dig specialisme binnen de med
dische
fa
aculteiten103. In sommige
s
gevallen is dit niet mee
er of minder dan
n een
s
serieuze
cultuursh
hock. Het is noodz
zakelijk om:
•
Een correct beeld
b
van het be
eroep te geven va
an bij de start va
an de
opleiding;
•
e stageplaatsen in
n verschillende
Kwaliteitsvolle
eerstelijnszorg
gomgevingen aan
n te bieden aan alle medische
studenten;
22
•
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
Cursussen te geven over de specifieke problemen van de organisatie
van de huisartspraktijk, zodat toekomstige huisartsen beter uitgerust
zijn voor hun taak.
Actiepunt 3.2: Het verbeteren van de arbeidsomstandigheden van de
huisartsen
Zorgen voor goede arbeidsomstandigheden (met inbegrip van het
financiële aspect) is één van de sleutelelementen om de aantrekkelijkheid
van het beroep van huisarts te verbeteren. Het KCE-rapport over de
aantrekkelijkheid van het beroep bevatte volgende aanbevelingen 103:
KCE Report 190As
Vergelijkbare acties zijn nodig voor verpleegkundigen in de thuis- en
eerstelijnszorg.
6.1.2.2. Aanbeveling 4
Het ontwikkelen en erkennen van nieuwe functies en taken in de
eerstelijnszorg
Naast de maatregelen die werden voorgesteld in de vorige actiepunten
moet ook de inhoud van het werk in de eerstelijnszorg evolueren (zie twee
KCE-rapporten over dit onderwerp106, 107):
•
Het werk in teams en/of binnen netwerken aanmoedigen om de
arbeidsomstandigheden van de huisartsen te verbeteren;
•
Het delegeren van administratieve en coördinerende taken naar
andere zorgverleners, bijv. maatschappelijk werkers;
•
Zorgen voor goed georganiseerde diensten buiten de normale uren
om werkstress te verminderen terwijl toch de zorgcontinuïteit wordt
gewaarborgd (zie ook het recente KCE-rapport over het onderwerp
104
, met voorstellen voor verschillende scenario's);
•
Het delegeren van klinische taken naar andere zorgverleners (van
huisarts naar verpleegkundige, van verpleegkundige naar
zorgkundige);
•
•
Mogelijkheden creëren voor een beter evenwicht tussen privé- en
beroepsleven, bijv. mogelijkheden voor loopbaanonderbrekingen
(waaronder zwangerschapsverlof), of deeltijds werk;
Functiedifferentiatie in het verpleegkundig beroep om o.a. de
aantrekkelijkheid van het beroep te verhogen voor verpleegkundigen
met een Master diploma.
•
Het imago van het beroep verbeteren door huisartsen nieuwe
loopbaanmogelijkheden aan te bieden (bijv. wetenschappelijk
onderzoek, kwaliteitsverbeteringsinitiatieven);
•
De huidige initiatieven uitbreiden, d.w.z. hulp bij administratie en ICT
voor praktijken in de eerstelijnszorg.
Sommige recente initiatieven zijn volledig in lijn met deze aanbevelingen,
zoals de Impulseo III Fondsen die (o.m.) de éénmanspraktijken
ondersteunen.
Actiepunt 3.3: Het behouden en verder versterken van de
maatregelen om de aantrekkelijkheid van het verpleegkundig beroep
te vergroten
Sinds 2008 werden een aantal nieuwe maatregelen genomen om de
aantrekkelijkheid van het verpleegkundig beroep in ziekenhuizen te
verhogen 105: vermindering van de werklast en stress, nieuwe kwalificaties,
betere bezoldiging en een grotere betrokkenheid bij de besluitvorming.
Actiepunt 4.1: Het ontwikkelen en ondersteunen van de mogelijkheid
voor de huisarts om klinische routinetaken te delegeren naar andere
zorgverleners
Het delen van taken met andere zorgverleners kan de werklast van de
huisarts verminderen en tegelijkertijd de aantrekkelijkheid van de
betrokken beroepen verbeteren (degene die delegeert en degene die meer
verantwoordelijkheid krijgt).
In een aantal landen voeren ‘advanced practice nurses’ met een specifieke
opleiding op universitair niveau, taken uit die vroeger werden gedaan door
de huisarts. In België bestaat deze functie momenteel niet. De opleiding
van verpleegkundigen zou kunnen gediversifieerd worden, met een optie
die gericht is op deze nieuwe functie (zie actiepunt 4.3).
Meer voorbeelden van andere zorgverleners die taken opnemen die
vroeger beperkt waren tot artsen kunt u vinden in hoofdstuk 6.2 van het
wetenschappelijk rapport. Zie bijv. de nieuwe taken van officinaapothekers in het Verenigd Koninkrijk en Canada108,109.
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
23
In België is het concept van een geïntegreerde ee
erstelijnszorgpraktijk waar
zorgverleners
van
versch
hillende
achte
ergronden
(huiisartsen,
verpleegkundig
specialisten,
administratief
personeel,
d
diëtisten,
psychologen) samenwerken,
s
nog vrij ongewoon (met uitzondering
g van de
‘wijkgezondheid
dscentra / maison
ns médicales’). Veel
V
huisartsen werken in
kleinschalige praktijken, met een informeel netwerk van lokale
zorgverleners. Deze praktijken hebben vaak nie
et de kritische ma
assa om
andere medew
werkers in diensst te nemen na
aast een adminis
stratieve
assistent. De zo
orgverlener die de gedelegeerde klinische
k
taken uittvoert, is
meestal een thu
uisverpleegkundig
ge.
De modellen van geïntegreerd
de zorg en zorrgnetwerken die werden
ontwikkeld voo
or patiënten mett psychiatrische aandoeningen zijn
z
een
goede illustratie
e van hoe een d
doeltreffende taak
kdeling tussen led
den van
een multidiscipllinair team kan we
erken110.
•
Het gedeeld gebruik van een ‘module chro
onische zorg’ in
n het
electronisch medisch dossie
er (zie aanbeveling 1) door arrtsen,
verpleegkundigen en andere zorgverleners.
z
Tott op heden werde
en de
electronische medische dossiers onafhankelijkk ontwikkeld voo
or de
verschillende beroepsgroepen
n, met slechts w
weinig aandacht voor
gemeenschap
ppelijk gegevensg
gebruik.
•
Het uitwerken
n van mechanisme
en die kwaliteit va
an zorg verzekere
en. Dit
betreft o.a. structuurcriteria (vereiste compe
etenties en ople
eiding,
uitrusting, inffrastructuur), pro
oces- en uitkomstmetingen, door het
gebruik van indicatoren. De
eze indicatoren worden bij voo
orkeur
automatisch afgeleid
a
uit het glo
obaal medisch dosssier;
•
De hervormin
ng van het huidige model van beta
aling per prestatie. Dit
moet stimuli creëren
c
voor het delegeren van ta
aken, communicattie en
gedeelde vera
antwoordelijkheid (cf aanbeveling 1
18);
Vereisten voorr het delegeren v
van taken
•
•
De ontwik
kkeling van versschillende modelovereenkomsten tussen
wederzijdse
verschillende
zorgverlen
ners
waarin
taken,
verantwoorrdelijkheden en andere samenwerkingsmodaliteiten
n worden
gespecifice
eerd;
•
Een stabie
ele en betrouwbare werkrelatie tus
ssen de zorgverle
ener die
delegeert en
e de zorgverlene
er die nieuwe take
en zal uitvoeren;
•
Gezamenlijke zorgprotocolllen aangepast aan
a
het specifieke type
klinische ta
aken dat gedelege
eerd wordt;
•
Het inrichten van een ople
eiding (of een aanpassing van de huidige
opleiding) in de hogescholen en universiteiten die verpleeg
gkundige
opleidingen
n aanbieden (zzie actiepunt 4.3
3). De eerste stap is
consensus
s te bereiken overr de competenties en specifieke vereisten
v
voor verple
eegkundigen die n
nodig zijn om dez
ze nieuwe taak te
e kunnen
invullen;
•
an zorgverleners gericht op taakdeling en
Een speciffieke opleiding va
manageme
ent van chronische
e ziekten in multid
disciplinaire teams
s;
•
Officiële erkenning
e
van d
de bestaande en
n de nieuwe sp
pecifieke
opleidingen
n voor verpleegku
undigen (zie wetenschappelijk rapp
port 6.2),
vooral wat betreft de bijzond
dere beroepstitels;
Hervormingen
n op het vlak van wetgeving waardoor het aantal
a
activiteiten die
e door zorgverlen
ners zonder een artsendiploma ku
unnen
uitvoeren uitg
gebreid wordt met een duidelijke
e beschrijving va
an de
verantwoorde
elijkheden.
O een vergelijkb
Op
bare manier kunne
en klinisch apoth
hekers meer helpe
en bij
e deelnemen aan
en
a
alle stadia van het medicatiebeheer, bijv
v. in
11
11
w
woonzorgcentra
;
Actiepunt 4.2: He
A
et ontwikkelen en ondersteunen van de mogelijk
kheid
o verpleegkund
om
dige taken te de
elegeren naar minder gekwalifice
eerde
z
zorgverleners
O dezelfde man
Op
nier kunnen take
en die momente
eel nog vaak wo
orden
u
uitgevoerd
door verpleegkundigen, worden gede
elegeerd aan an
ndere
z
zorgverleners,
aan
n mantelzorgers of
o aan de patiënt zzelf. Verpleegkundigen
v
voeren
veel taken
n uit (administrattie, secretariaat, ondersteunen va
an de
a
activiteiten
van het dagelijks le
even) waarvoor hun opleidingsniveau
e
eigenlijk
niet vereist is. Dit geldt zo
owel voor de insttitutionele omgeving106
107
a voor de thuiszo
als
org .
D evaluatie van de recente piloottprojecten inzake de nieuwe taken
De
n voor
z
zorgkundigen
in de
d thuiszorg leidd
de tot de aanbevveling om de taak
k van
z
zorgkundigen
verd
der te ontwikkelen en te verankerren, rekening hou
udend
m dezelfde reeks vereisten als vo
met
oor actiepunt 4.1 110,112:
24
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
•
Organisatorische modellen;
•
Beschikbaarheid van gezamenlijk overeengekomen zorgprotocollen;
•
Opleiding, ook voor multidisciplinair werk;
•
Informatieuitwisseling;
•
Mechanismen voor kwaliteitscontrole;
•
Officiële erkenning en aangepaste financiering;
•
Een wettelijk kader dat nieuwe competenties voor zorgkundigen
afbakent, om bijkomende taken uit te voeren onder toezicht van een
verpleegkundige.
•
Overschakelen van informele professionele netwerken naar meer
gestructureerd teamwork om de efficiëntie te verhogen (bijv. het
instellen
van
zorgplannen,
interdisciplinaire
meetings
om
gemeenschappelijke zaken te bespreken);
•
In complexe situaties is er meer kans dat het aantal zorgverleners
enorm stijgt en het risico van versnipperde zorg dus stijgt. Daarom
moet de interventie van een casemanager worden overwogen (zie
actiepunt 7.1);
•
Er dient gewaakt te worden over het feit dat het scheppen van nieuwe
aantrekkelijke functies in de thuiszorg mogelijk een tekort aan
verpleegkundigen in de institutionele zorg kan veroorzaken.
Hervormingen moeten geleidelijk gebeuren en terdege rekening
houden met alle dimensies.
Bij het implementeren van taakdelegatie moeten volgende punten ook
worden overwogen:
•
Het juiste evenwicht tussen opleidingsvereisten en kwaliteitsnormen
enerzijds, en haalbaarheid, kosten en beschikbare mankracht
anderzijds. Een te hoge drempel zou een averechts effect kunnen
hebben, een te lage drempel kan de patiënt blootstellen aan
onverantwoorde risico's;
•
Een revolutie in de cultuur van zorgverleners: de geraadpleegde
stakeholders wezen erop dat de beroepsculturen een enorme
hindernis kunnen vormen voor het delegeren van taken. Sommige
zorgverleners zijn erg terughoudend om een deel van hun taken aan
anderen over te laten. Dit benadrukt de noodzaak om deze nieuwe
taken en competenties te bepalen in nauwe samenwerking met de
stakeholders;
•
Het kiezen van een team versus het kiezen van een individuele
professionele zorgverlener: patiënten zullen moeten aanvaarden om
te kiezen voor een team van zorgverleners (zie aanbeveling 1) in
plaats van individuele zorgverleners te kiezen die niet noodzakelijk
gewend zijn om samen te werken. Het doel is om een hogere
zorgkwaliteit te garanderen door samenwerking tussen zorgverleners.
In elk geval moeten patiënten het recht hebben om hun voorkeuren te
kennen te geven en te bespreken, en om bevoorrechte relaties met
een/enkele professionele zorgverlener(s) te onderhouden;
KCE Report 190As
Actiepunt 4.3: Het ontwikkelen van een opleiding voor de functie van
‘advanced practice nurse’ en het erkennen van deze kwalificatie
Advanced practice nurses (verpleegkundig specialisten) zijn specifiek
opgeleide verpleegkundigen die in staat zijn om een aantal taken van de
huisarts over te nemen. In België kunnen verpleegkundigen momenteel
extra kwalificaties/specifieke titels verkrijgen waardoor ze met een
specifieke groep van patiënten kunnen werken (bijv. geriatrie, oncologie).
Veel van deze kwalificaties zijn echter niet wettelijk erkend, terwijl andere
geen financiële voordelen bieden. Bovendien zijn de meeste specialismen
pathologiespecifiek. Dit terwijl de gezondheidstoestand van de patiënt een
‘advanced practice nurse’ vereist die multimorbiditeiten kan aanpakken.
Hoofdstuk 6.2 van het wetenschappelijk rapport analyseert de mogelijke
taken van ‘advanced practice nurses’ bij de zorg voor chronische
patiënten. Twee grote categorieën verpleegkundigen zijn113, 114:
•
Nurse practitioners: vervangen de arts voor sommige klinische
activiteiten, waaronder het voorschrijven van geneesmiddelen en
medische onderzoeken, diagnose, screening, gezondheidspromotie
en preventie, toezicht op patiënten met chronische ziekten,
zorgcoördinatie 114;
•
Clinical nurse specialists: hun belangrijkste functie is de kwaliteit van
de verpleegkundige zorg te ondersteunen en te verbeteren in een
gespecialiseerd praktijkgebied. Deze domeinen worden doorgaans
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
afgebakend
d volgens de lee
eftijd van de patiënt (bijv. pediatrie), de
omgeving (bijv. spoedge
evallen), de ziekte (bijv. astma of
cardiovasc
culaire aandoeningen), het zorgtyp
pe (bijv. psychiatrrische of
palliatieve zorg) of de zorgbe
ehoefte (bijv. pijnb
beheer)114, 115.
De voornaams
ste vereisten zijn
n:
•
Een basis
scurriculum voor verpleegkundigen dat meer aandacht
a
besteedt aa
an het werken in e
een andere omge
eving dan het ziek
kenhuis;
•
De ontwikk
keling van een sp
pecifieke opleiding
g voor ‘advanced practice
nurse’, ge
eïntegreerd in d
de curricula va
an de hogescho
olen en
universiteitten die verpleeg
gkundige opleidingen organisere
en. Een
mogelijkhe
eid zou kunnen
n zijn om de huidige curricula voor
verpleegku
undigen die al ee
en aanvullende kw
walificatie hebben
n aan te
vullen;
•
ding die voldoend
de aandacht schenkt aan multimo
orbiditeit
Een opleid
om advanc
ced practrice nurrses in staat te stellen
s
op een ho
olistische
manier voo
or chronische patië
ënten te zorgen;
•
De officiële erkenning va
an deze titel en van de gere
elateerde
competenties door de wetgeving en door het Belgische
gezondheid
dszorgsysteem;
•
Het invoere
en van een progra
amma van permanente vorming.
6.1.2.3. Aanb
beveling 5
Het verstrekke
en van zorg in een omgeving die zo weinig mogelijk
m
complex is als
s klinisch aangew
wezen
De vorige delen benadrukten de
e noodzaak om het
h zorgplan te koppelen
k
aan levensdoe
elen. Bovendien werd beschreve
en door wie dez
ze zorg
verstrekt moet worden. Dit dee
el behandelt de optimale zorgom
mgeving,
vooral wanneer de gezondh
heidstoestand va
an de patiënt ernstig
achteruitgaat. De
D meeste person
nen met (een) chrronische ziekte(n)) worden
namelijk zeer goed
g
thuis verzorrgd. Zeer oude pe
ersonen en patiënten die
zich in een ge
evorderd stadium van de ziekte bevinden
b
kunnen op een
bepaald moment grote moeilijkh
heden ondervinde
en met betrekking
g tot hun
zorgbehoeften of
o sociale behoeftten.
25
Zelfs voor deze gevallen
Z
g
zou een opname in een instelling alleen maar
m
mogen
overwoge
en worden wanneer alle andere alternatieven om
m de
p
personen
in hun thuissituatie te houden,
h
uitgeput werden. De voo
orkeur
m
moet
gegeven wo
orden aan thuis-, eerstelijns- en a
ambulante zorg die
d 24
u
uur
per dag mu
ultidisciplinaire, go
oed gecoördinee
erde en toegank
kelijke
z
zorgverlening
ter beschikking
b
stelt.
Actiepunt 5.1: Het
A
H ontwikkelen van een beleid
d om personen met
c
chronische
behoeften aan te moe
edigen thuis te b
blijven wonen
H KCE-rapport over
Het
o
residentiële zorg
z
voor oudere personen formule
eerde
c
concrete
aanbev
velingen, waaro
onder striktere opnamecriteria voor
re
esidentiële facilite
eiten en de onde
ersteuning van m
mantelzorgers. Dit kan
o
o.m.
door hen een gepaste administratieve en financiële status te geven
g
e door innovatieve initiatieven voor thuiszorg te bevorderen en
en
e te
116
o
ondersteunen
.
D
Doeltreffende
zorg
gcoördinatie, op maat
m
van de indivviduele patiënt, en
n een
a
aangepaste
leefo
omgeving zijn be
elangrijke factoren
n die hiertoe ku
unnen
b
bijdragen.
Voor dit laatste moet ee
en proactief geme
eentelijk beleid, fy
ysieke
to
oegankelijkheid, veiligheid
v
en beschikbaarheid van ondersteunende
e zorg
a
aanmoedigen
(b
bijv. "thuisbezorrgen van maa
altijden"). De lokale
c
coördinerende
strructuren voor ge
ezondheidszorg en sociale zorg
g (zie
A
Actiepunt
7.2) mo
oeten streven naa
ar het verbinden van zorgverleners en
d
diensten
met de andere actoren van de gemeen
nschap: gemeenttelijke
o
overheden
en diensten, politie, lokale winkelierrs en dienstverle
eners
(s
schoonmaakdiens
sten, kapsters,...), lokale vrijwillig
gersorganisaties, enz.
o zo de dagelijks
om
se leefomgeving te
t verbeteren.
E zijn een aanta
Er
al recente initiatiieven in België die personen mo
oeten
a
aanmoedigen
om zo lang mogelijk in
i hun leefomgeviing te blijven, zelffs met
c
chronische
aandoeningen.
De
e
omvorming
van
psychiatrrische
z
ziekenhuisbedden
n naar alterna
atieve structure
en voor geesttelijke
g
gezondheidszorg
kan dienen als ee
en voorbeeld110. E
Een andere illustra
atie is
h project rond alternatieve
het
a
zorgv
vormen voor oud
deren (ook beken
nd als
'P
Protocol 3') 117, De evaluatie ervan
n zal een gelegen
nheid zijn om de meest
m
v
veelbelovende
mo
odellen te identificeren en te veralge
emenen.
26
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
Actiepunt 5.2: Het ondersteunen van mantelzorgers om hun
levenskwaliteit te verbeteren zodat patiënten zo lang mogelijk in hun
leefomgeving kunnen blijven.
Veel patiënten blijven liefst zo lang mogelijk thuis eerder dan opgenomen
te worden in een residentiële structuur. Bijgevolg is de ondersteuning van
de mantelzorger van het allergrootste belang. Dit wordt geïllustreerd in het
KCE-rapport over zorg voor dementie 118. Het aanbieden van informatie en
opleiding, financiële initiatieven, en technische, psychologische en
logistieke ondersteuning (zoals respijtzorg) kan bijdragen tot het
bevorderen van hun levenskwaliteit en hun vermogen om voor de patiënt
in diens leefomgeving te blijven zorgen. Eén van de doelstellingen is de
behoefte aan institutionalisering uit te stellen (of overbodig te maken).
Concreet betekent dit een bijkomende capaciteit van financieel
toegankelijke respijtzorg en dagcentra om de last van de mantelzorgers te
verlichten.
Gemakkelijk beschikbare en uitgebreide informatie over deze initiatieven
(van professionele hulpverleners, patiëntenorganisaties, ziekenfondsen) is
een conditio sine qua non voor het gebruik ervan door de doelpopulatie.
Actiepunt 5.3: Het verhogen van de beschikbaarheid van financieel
toegankelijke alternatieven voor ziekenhuizen en woonzorgcentra
•
Alternatieven voor ziekenhuiszorg voor patiënten met complexe
behoeften:
Sommige patiënten met een gevorderde chronische ziekte kunnen niet
langer thuis blijven, gezien hun lichamelijke en/of psychologische toestand.
De oplossingen waar men vaak het eerst aan denkt is een opname in een
ziekenhuis of instelling. In België werden echter een aantal recente
initiatieven gecreëerd voor patiënten met complexe problemen: centra voor
patiënten met multipele sclerose, amyotrofische laterale sclerose (ALS) en
de ziekte van Huntington, om opname in acute ziekenhuizen te vermijden.
Deze gespecialiseerde centra vloeien voort uit de samenwerking tussen
ziekenhuizen en residentiële zorg. Patiënten krijgen specifieke zorg,
gezinnen krijgen ondersteuning, het personeel heeft de vereiste
competenties en er is een samenwerking tussen het centrum en het
ziekenhuis voor complexe situaties. Op dit moment zijn deze structuren
ontwikkeld voor specifieke patiëntenpopulaties. Maar deze initiatieven
kunnen een bron van inspiratie zijn voor andere patiënten met complexe
KCE Report 190As
zorgbehoeften die niet thuis kunnen blijven, maar die geen acute zorg
nodig hebben.
De behoefte aan alternatieve zorgomgevingen komt ook vaak voor bij
patiënten met ernstige geestelijke gezondheidsproblemen. De aanbeveling
om van het ziekenhuis over te schakelen op een andere, aangepaste
zorgomgeving houdt de ontwikkeling in van verschillende alternatieve
zorgmodellen, aangepast aan verschillende niveaus van autonomie.
Integratie in de maatschappij is belangrijk evenals een multidisciplinaire
opvolging van deze patiënten119.
•
Alternatieven voor woonzorgcentra voor ouderen:
Het KCE-rapport over de toekomstige behoefte aan residentiële zorg voor
ouderen116 concludeerde dat de komende tientallen jaren een aanzienlijke
verhoging van het aantal beschikbare bedden nodig is. Tegelijkertijd
wezen de in deze studie ondervraagde stakeholders naar de noodzaak om
alternatieven dicht bij de leefomgeving van de patiënt te ontwikkelen.
Sommige daarvan zouden kunnen helpen om problemen op
scharniermomenten op te lossen en zouden minder duur zijn dan
institutionalisering. Illustraties hiervan zijn de dagcentra, respijtzorg,
sociale dienstverlening thuis, service flats, kangoeroewoningen en andere
intergenerationele oplossingen (gemengde buurten) en telematische
ondersteuning.
KCE Report 190
0As
6.1.3.
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
Het co
ontroleren en evvalueren van de zorgkwaliteit
Procedures voo
or kwaliteitsverbe
etering zijn nodig om ervoor te zorrgen dat
de zorg voor chronische
c
patiën
nten op een zo efficiënt mogelijk
k manier
(zie
wordt
verstre
ekt.
Kwaliteitsin
nitiatieven
in
andere
landen
wetenschappelijk rapport hoofdsstuk 2.3) lijken zic
ch meestal te focu
ussen op
enkele medisch
he aandoeningen.
kwaliteitsverbe
Doeltreffende
etering
en
kwaliteitszorg
k
v
vereisen
gestandaardise
eerde gegevensve
erzameling, analy
yse en terugkoppe
eling die
leiden tot verb
beteringsacties. D
De ontwikkeling van sets van klinische
k
kwaliteitsindicattoren en de imp
plementatie van een
e
kwaliteitssys
steem in
België werd onderzocht in een K
KCE-rapport in 20
00685. In 2008 was er een
studie over kwaliteit in de
e huisartspraktijjk120, die een aantal
sleutelelemente
en identificeerde voor het uitwerrken van een su
uccesvol
kwaliteitssystee
em. Het KCE-ond
derzoek over het gebruik van med
dicatie in
rust/verpleegteh
huizen 111 toonde
e een grote variabiliteit aan in de kwaliteit
van de medica
atiesystemen. Er werden tevens een
e
aantal aanbev
velingen
geformuleerd om
o
de kwaliteit van het genee
esmiddelenvoorsc
chrift te
verbeteren.
Al deze aanbev
velingen (zie wete
enschappelijk rapport hoofdstuk 5) zijn van
toepassing op het verlenen van zorg aan chronis
sch zieken: ze zu
ullen hier
daarom niet in detail
d
worden herhaald.
6.1.3.1. Aanb
beveling 6
Het
ontwikk
kelen
en
im
mplementeren
van
een
kwaliteitsverbe
eteringsprogram
mma voor chronis
sche zorg
continu
Een kwaliteitss
systeem moet zijn oorsprong vind
den in twee aanv
vullende
dynamieken. Ee
en echte zoektoch
ht naar kwaliteit vanwege
v
de zorgv
verleners
en een sterk
ke drijfveer en
n leiderschap vanwege
v
de be
evoegde
gezondheidszorginstanties (zie d
deel 6.6).
De overheden hebben een belan
ngrijke taak te vervullen op het geb
bied van
kwaliteitsverbettering85: ontwikke
eling van een kw
waliteitsbeleid, we
etgeving,
ontwikkeling en
n ondersteuning va
an een kwaliteitsp
platform, standaarrdisering
van IT-systeme
en. Ze zijn ook ve
erantwoordelijk vo
oor het definiëren van het
juiste evenwicht tussen summ
matieve en formatieve evaluatie. Terwijl
valuatie externe gevolgen heeft (bijvoorbeeld fina
ancieel),
summatieve ev
27
eidt formatieve evaluatie naar persoonlijke verbete
ering door midde
el van
le
te
erugkoppeling.
8
D ontwikkeling va
De
an een systeem voor
v
het meten van
n kwaliteit vereist85
:
•
De definitie van
v
duidelijke do
oelstellingen en de gevolgen va
an de
meting;
•
n die
De definitie van het bereik van de meting, met indicatoren
specten van de
e aandoening b
bestrijken, maar ook
specifieke as
generieke zorrgcomponenten (b
bijv. coördinatie, e
efficiëntie) bevatte
en121;
•
Het opzetten van
v een gevalidee
erd systeem voorr gegevensverzam
meling
dat maximaal gebruik maakt va
an bestaande data
abanken;
•
ng/feedback naar alle betrokken zo
orgverleners.
Terugkoppelin
D evaluatie van de zorgtrajecten
De
n die momenteel plaatsvindt, moet een
a
aantal
inzichten ge
even in hoe het systeem
s
kan word
den verbeterd om beter
te
e kunnen inspele
en op de verschillende behoeften e
en doelstellingen (bijv.
v
voor
patiënten met multimorbiditeit).
Actiepunt 6.1: He
A
et verduidelijken
n van de doelste
ellingen en gevo
olgen
v het kwaliteits
van
ssysteem
Z
Zolang
de doelste
ellingen en gevolg
gen van de gege
evensverzameling
g en a
analyse
niet uitdrukkelijk en volle
edig worden uite
eengezet en hie
erover
o
overeenstemming
wordt bereikt, kan in het werkve
eld veel verwarrin
ng en
w
wantrouwen
blijve
en bestaan. Dit kan de invoering
g en werking van
n het
ngssysteem verrhinderen. Verschillende, en soms
k
kwaliteitsverbeteri
te
egenstrijdige, doe
elstellingen zijn mo
ogelijk waaronderr:
•
Externe kwalitteitscontrole of be
enchmarking, mett of zonder het ken
nbaar
maken van de
d resultaten aan
n het publiek of aan collega's, met
m of
zonder sanctties of beloninge
en (zoals accrediitering, certificerin
ng of
financiële gev
volgen);
•
Zelfevaluatie en kwaliteitsverbe
etering (QI), met of zonder het ken
nbaar
maken van de
d resultaten aa
an de overheden
n, de collega's of
o het
publiek, maa
ar zonder sancties. Benchmarkin
ng en terugkopp
peling
maken vaak deel
d
uit van QI-sys
stemen;
•
Klinisch epid
demiologisch ond
derzoek: als dezze doelstelling wordt
w
opgenomen, kan
k dit leiden tot een
e inflatie van he
et aantal gegeven
ns dat
28
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
moet worden verzameld, met als risico 'registratiemoeheid' en het
falen van de QI-doelstelling;
•
Toezicht op het gebruik van middelen in de gezondheidszorg met het
oog op controle of voor de planning van gezondheidszorgdiensten en
middelen;
Om het kwaliteitssysteem op te starten moet de voorkeur worden gegeven
aan het tweede systeem (zelfevaluatie en kwaliteitsverbetering). Alle
stakeholders moeten worden betrokken bij het opzetten van het
kwaliteitssysteem, waaronder ook de patiënten, om ervoor te zorgen dat
rekening wordt gehouden met hun perceptie van wat een goede kwaliteit
van chronische zorg is. Het kwaliteitsysteem moet pathologiespecifieke
indicatoren meten, maar moet daarnaast ook voldoende aandacht
besteden aan de mate waarin de door de patiënten gedefinieerde
behoeften worden bereikt en de zorg beantwoordt aan de normen van
zorgintegratie en continuïteit van zorg.
Actiepunt 6.2: Het identificeren en selecteren van zinvolle
kwaliteitsindicatoren, in samenwerking met de specialisten in het
domein
Voorbeelden van de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren, gebaseerd op
het best beschikbare wetenschappelijke bewijsmateriaal (best available
evidence) en de input van klinisch deskundigen kunnen worden
aangetroffen in de KCE-rapporten over de controle en evaluatie van
zorgkwaliteit voor type-II-diabetespatiënten122, de behandeling van
teelbalkanker123, de behandeling van borstkanker124, de organisatie van
stroke units125 en kwaliteitsbewaking in de huisartspraktijk120.
Een gelijkaardig proces kan leiden tot de selectie van kwaliteitsindicatoren
die verband houden met andere bovenvermelde relevante chronische
zorgdimensies, waaronder ook tevredenheid en empowerment van de
patiënt.
Specifieke kwaliteitsindicatoren zijn bovendien vereist om de kwaliteit te
controleren in instellingen (bijv. woonzorgcentra, instellingen voor
personen met een chronische geestesziekte).
Terwijl kwaliteitsindicatoren met een solide wetenschappelijke basis eerder
zeldzaam blijven, kan gebruik worden gemaakt van een groeiend aantal
internationale publicaties. Belangrijke bronnen omvatten:
KCE Report 190As
•
Het Global Monitoring Framework van de WGO, dat bezig is met het
uitwerken van een set van targets voor de preventie en controle van
niet overdraagbare aandoeningen14;
•
Het project inzake gezondheidszorgindicatoren van de Organisatie
voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO) richtte zich
op het meten en vergelijken van de kwaliteit van de gezondheidszorg
in de verschillende landen 126. Belangrijke gebieden zijn o.m.
patiëntveiligheid, patiëntervaring en eerstelijnszorg;
•
Nationale initiatieven in andere landen, zoals de lijst van indicatoren
voor chronische ziekten, die recent ontwikkeld werd in Quebec 121.
Actiepunt 6.3: Het uitwerken van een gegevensregistratiesysteem, dat
maximaal gebruik maakt van de bestaande gegevens
De registratielast is een hinderpaal die vaak door de zorgverleners wordt
aangehaald. De 'chronische zorgmodule' opgenomen in het medisch
dossier vermeld in aanbeveling 1, zou eenvoudige extractie, analyse en
export van gegevens voor evaluatiedoeleinden mogelijk moeten maken.
Dit zou de ruggengraat moeten worden van de gegevensverzameling voor
kwaliteitsindicatoren. Het zou maximaal hergebruik mogelijk moeten
maken van de gegevens die worden opgeslagen in het medisch dossier.
Gegevensverzameling in woonzorgcentra en alternatieve zorgomgevingen
(bijvoorbeeld binnen geestelijke gezondheidszorg) is ook belangrijk.
Bij het exporteren van gegevens voor gecentraliseerde analyse,
benchmarking en terugkoppeling moet gebruik worden gemaakt van de
standaard eHealth-diensten, en moet het kader dat aangeboden wordt
door het eCare platform ten volle worden gebruikt.
Er moeten afspraken worden gemaakt tussen huisartsen en andere
zorgverleners, de bevoegde gezondheidszorginstanties en de
softwareleveranciers over de semantiek en de normen voor
gegevensuitwisseling. Deze afspraken moeten borg staan voor een
maximalisatie van de mogelijkheden voor uitwisseling van gegevens
tussen de verschillende softwarepakketten die op de markt zijn. Alleen
pakketten die beantwoorden aan de overeengekomen vereisten mogen
het officiële label krijgen dat toegang geeft tot het gebruik (en de
honorering) van de chronische zorgmodule in het GMD.
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
29
In een tweede fase
f
kan ad hoc kkoppeling met de routinematig verz
zamelde
ontslaggegeven
ns van ziekenh
huizen, de terug
gbetalingsgegeve
ens van
ziekenfondsen en het persoonlijjk medisch dossie
er van de patiëntt worden
overwogen. Dit
D
moet toelate
en om informattie over het volledige
v
zorgspectrum mee
m te nemen.
6
6.1.4.
Actiepunt 6.4: Het organiseren
n van terugkopp
peling van de res
sultaten
naar alle zorgverleners die be
etrokken zijn bijj de geïntegreerde zorg
voor chronisch
he patiënten
Gegevensanaly
yse, benchmarking en feedback moeten toeve
ertrouwd
worden aan ee
en onafhankelijk,, openbaar gefinancierd onderzoe
eksteam
onder het wetenschappelijk toezzicht van de stake
eholders. Idealiterr zouden
praktijken met een
e prestatieniveau dat onder de norm ligt baat he
ebben bij
counseling doo
or de wetenschap
ppelijk medewerkers, indien nodig met de
medewerking
van
wetenscchappelijke
verrenigingen
(huiisartsen,
specialisten, ve
erpleegkundigen, kinesisten). De
eze terugkoppelin
ng moet
regelmatig worrden gegeven en
n moet duidelijke doelstellingen en een
actieplan omvatten127.
Volgende vereisten zijn nodig vo
oor de succesvollle implementatie van een
kwaliteitssystee
em.
Wanneer lange te
W
ermijn doelstelling
gen en een zorgp
plan uitgewerkt wo
orden
m
moet
dit geïmple
ementeerd en op
pgevolgd worden
n. Dit houdt ook
k het
s
samenbrengen
in van de input van
n alle zorgverlene
ers en van andere
en die
tu
ussenbeide kome
en in de onderstteuning en zorg voor deze patiënt en
z
zijn/haar
gezin. Diit is geen medische, maar wel een
n managementgerichte
ta
aak die niet noodzakelijk moet worden uitgevoe
erd door een (p
para-)
m
medische
zorgverrlener. Dit omvat ook planning e
en monitoring en
n het
a
anticiperen
op verranderingen in de gezondheidsbeho
oeften en de nood
d aan
v
verpleegkundige
e sociale zorgve
en
erlening. Bovendien omvat dit oo
ok het
c
coördineren
van de zorg doorheen alle delen van he
et gezondheidszorrg- en
s
sociale
zorgsystee
em.
D evolutie van technologieën
De
t
(cff. “Mobiele eHealth” in actiepunt 14.1),
1
h
http://www.who.int
t/goe/mobile_heallth/en/ kan de org
ganisatie van mee
etings
tu
ussen zorgverleners vergemakkeliijken. De manage
ementgerichte roll gaat
e
echter
veel verd
der dan dat. Het aanstellen van een spec
cifieke
p
professionele
hulp
pverlener kan dan ook erg nuttig zijn
n.
•
Waarborge
en voor een waterrdichte confidentia
aliteit en bescherm
ming van
de privacy
y zijn uitermate b
belangrijk voorale
eer te beginnen met de
gegevensv
verzameling;
•
Uit eerdere
e ervaringen met rregistratie en teru
ugkoppeling bleek
k dat een
gebrek aa
an deugdelijke g
gegevens en vo
ooral het problee
em van
ontbrekend
de gegevens, de waarde van een feedbacksystee
em zeer
sterk doet dalen. Vandaar d
de noodzaak voor een periodieke audit
a
van
de kwaliteitt en de volledighe
eid van de gegeve
ens;
•
Het kwalite
eitssysteem heefft nood aan een
n eigen gereserveerd en
stabiel bud
dget om ervoor te
e zorgen dat het systeem
s
wordt uittgewerkt
en beheerd
d op een professio
onele en gebruiks
svriendelijke manier;
•
De implem
mentatie van ssystematische gegevensverzameling en
terugkoppe
eling vereist een diepgaande culttuurverandering. Daarom
moeten aanzienlijke
a
mid
ddelen worden geïnvesteerd in de
imago
va
gebruiksvriiendelijkheid
en
n
een
positief
an
het
kwaliteitsve
erbeteringssystee
em.
Instaan voor
v
zorgcoördin
natie
6
6.1.4.1.
Aanbev
veling 7
Het ondersteune
H
en van de huis
sarts bij het be
eheer van comp
plexe
c
casussen
Actiepunt 7.1: He
A
et ontwikkelen van
v
de rol van c
casemanager voo
or de
z
zorgcoördinatie
b patiënten mett complexe beho
bij
oeften
H eerstelijnszorg
Het
gteam moet in principe de routine
ezorg voor de meeste
c
chronische
patiën
nten kunnen afha
andelen. Veel patiënten met complexe
b
behoeften
kunnen
n echter baat hebben
h
bij de tussenkomst van een
a
c
casemanager
. Tijdens
T
delicate overgangsperiode
en, bijv. kort na de
d
diagnose,
na onts
slag uit het zieke
enhuis, na een a
acute episode, ku
unnen
b
m
multidisciplinaire
c
consultaties
en he
et opstellen of herrzien van een zorrgplan
a
b
De term “casemanager”
“
wo
ordt internationaa
al gebruikt, en wordt
“zorgbegeleid
ding” genoemd in de
e Vlaamse context;
Een multidis
sciplinaire consultattie tijdens de delicate overgangsperrioden
wordt “zorgb
bemiddeling” geno
oemd in de Vlaam
mse context (SEL
L) en
30
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
KCE Report 190As
nodig zijn (zie Actiepunt 7.2 en aanbeveling 10). Een positief effect van
casemanagement op de uitkomsten werd aangetoond, bijv. bij ouderen en
personen die lijden aan dementie18,128.
In ideale omstandigheden zou de huisarts hierop een beroep moeten
kunnen beroepen op het niveau van zijn/haar praktijk, maar dit is maar
zelden echt het geval. Een alternatief is dat de rol van casemanager wordt
ingevuld door thuisverpleegkundigen (of andere professionele
hulpverleners, zoals maatschappelijk werkers, buurtwerkers van het
OCMW (Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn), na akkoord
van de patiënt en de huisarts. De vereisten zijn grotendeels vergelijkbaar
met die voor het delegeren van klinische taken (zie actiepunt 4.1). Beide
taken kunnen trouwens worden geïntegreerd in één enkel contract of
overeenkomst tussen huisarts en casemanager indien deze laatste een
persoon is die in de gezondheidszorg werkt en die voor die taak opgeleid
is. De vereisten voor een succesvol, in een eerstelijnszorgteam
geïntegreerd casemanagement, zijn meer specifiek:
•
Het gedeelde gebruik van een aangepast elektronisch medisch
dossier (zie ook aanbeveling 1 over de 'chronische zorgmodule');
•
Procedures voor kwaliteitsbewaking, met speciale verwijzing naar het
niveau van realisatie van de patiëntdoelstellingen;
•
Officiële erkenning van deze taak en financieringsmechanismen die
samenwerking en delen van verantwoordelijkheid stimuleren;
•
Een vertrouwensrelatie met de patiënt, en effectieve ondersteuning
door de huisarts die de rol en het belang erkent van deze nieuwe
partner in de uitvoering van het zorgplan;
•
•
Het risico op overbelasting: casemanagers lopen het risico overbelast
te raken, vooral wanneer er een grote vraag is naar problematische
sociale coördinatiekwesties;
Structurele verschuivingen: nieuwe organisatorische modellen en
onderling overeengekomen procedures moeten worden ontwikkeld
waarin de respectieve taken, verantwoordelijkheden en andere
samenwerkingsmodaliteiten worden afgebakend;
•
•
Professionele cultuurbarrières: sommige huisartsen, vooral in
éénsmanspraktijken, kunnen het delegeren van taken naar een
casemanager ervaren als een ernstige cultuurshock, zelfs al behoudt
de patiënt een vertrouwensrelatie met de huisarts;
Opleiding van de betrokken professionele hulpverleners om hen te
helpen een aantal competenties, kennis en technieken te verwerven,
ook wat betreft multidisciplinaire samenwerking;
•
•
Alle vereiste competenties en vaardigheden voor casemanagement
moeten worden geïntegreerd in de bestaande of nieuwe curricula die
naar deze nieuwe taak leiden;
De praktische aspecten van coördinatiemeetings: huisartsen hebben
het moeilijk om de coördinatiemeetings, waarin ze een centrale rol
moeten spelen, bij te wonen. Het bijwonen van meetings is tijdrovend,
vooral wanneer de reistijd lang is. De moderne telematica kan hierbij
helpen op voorwaarde dat hiertoe gemakkelijk en eenvoudig toegang
kan worden gekregen;
•
Een goede kennis van alle lokaal beschikbare middelen en diensten is
ook een noodzakelijke voorwaarde;
•
Profiel van de casemanager: voor sommige stakeholders moet de
casemanager een professionele hulpverlener zijn om zowel de
biomedische als de niet-medische zorg te coördineren (idealiter een
verpleegkundige met een opleiding in eerstelijnszorg). Voor anderen
moet de casemanager een maatschappelijk werker zijn voor de
coördinatie van de niet-biomedische diensten. Wanneer een
(“concertation multidisciplinaire” in de Franstalige context (SISD - zie
http://public.guidesocial.be/associations/sisd-bruxelles-asbl.157242.html)
•
Een wettelijk kader dat de competenties en verantwoordelijkheden
afbakent.
Voor de meest complexe gevallen kan het eerstelijnszorgteam een beroep
doen op de bestaande lokale ondersteunende of netwerkstructuren (zie
actiepunt 7.2). Deze kunnen in ieder geval verschillende soorten hulp en
ondersteuning bieden aan de patiënt, het gezin en het eerstelijnszorgteam.
Dit punt zal verder worden uitgewerkt onder actiepunt 7.2.
Bij het implementeren van casemanagement in de dagelijkse praktijk moet
bijzondere aandacht worden geschonken aan volgende punten:
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
verpleegku
undige routine me
edische taken uittvoert, kan het effficiënter
zijn om dit werk te laten co
ombineren met ca
asemanagement in
i plaats
van nog ee
en andere actor biij de zorg te betrekken;
•
Nieuwe intteracties voor de patiënt: hij/zij mo
oet bereid zijn om
m relaties
aan te gaan met een nieu
uwe professionele
e hulpverlener die soms
voordien niet bij het eerstelijnszorgteam betro
okken was;
•
agement versus p
pathologiespecifiek
k management: het
h risico
Casemana
bestaat
dat
zorgcoörd
dinatie
grotend
deels
of
uittsluitend
pathologieg
gericht is (cf. zorgtrajecten): in geval
g
van multimo
orbiditeit
kan dit de
d zorgkwaliteit nadelig beïnvlo
oeden (bijv. ov
vertollige
onderzoeke
en, tegenstrijdige voorschriften).
Actiepunt 7.2: Het verder ontw
wikkelen en vere
eenvoudigen van
n lokale
coördinatiestructuren en nettwerken voor het
h
ondersteunen van
zorgverleners bij zorgcoördin
natie van patiëntten met (erg) co
omplexe
behoeften
Ervaringen in andere
a
landen too
onden aan dat de integratie van diensten
d
binnen een lo
okale gemeenscchap positieve resultaten
r
opleve
ert. Een
illustratie daarv
van is het SIPA-prroject in Quebec dat een volledige gamma
gecoördineerde
e gezondheids- en sociale diensten aanbiedt. Hierdoor
H
verminderde het gebruik van zziekenhuizen en woonzorgcentra zonder
bijkomende kos
sten te genereren16.
•
Coördinatie
estructuren in België: een ingewikk
keld kluwen:
Casemanagement activiteiten gekoppeld aan een individuele patiënt,
d.w.z. fungeren
nd op micronivea
au (cf. actie punt 7.1), vereisen oo
ok meer
algemene onde
ersteunende struccturen op het (me
eso)niveau van de
d lokale
gemeenschap. In België werde
en deze voornam
melijk opgericht door de
federale en ge
ewestelijke gezon
ndheidsinstanties, door ziekenfon
ndsen of
door het OCMW
W (Openbaar Ce
entrum voor Maatschappelijk Welz
zijn). De
opeenstapeling van verschillen
nde hervormingsg
golven, op versc
chillende
niveaus van re
echtspraak, in ve
erschillende secttoren en de bijk
komende
particuliere initiatieven, resultee
erde in een vaak ingewikkeld kluw
wen van
structuren die slechts in beperkkte mate met elk
kaar banden hebb
ben (zie
wetenschappelijk rapport hooffdstuk 8): GDT (Geintegreerde Dienst
Thuiszorg),
S
Samenwerkingsin
nitiatief
EersteL
Lijns
gezondheiidszorg),
31
OCMW, LMN (Lok
O
kale Multidisciplinaire Netwerken), K&G (Kind en Gezin),
S (Samenwerkingsintiatief Eerste
SEL
eLijns gezondheid
dszorg).
•
e ondersteuning:
Een effectieve
D
Desondanks
kunnen coördinaties
structuren doeltrreffend ondersteuning
b
bieden
aan leden
n van eerstelijnsz
zorgteams en daa
arbij de zorgeffic
ciëntie
v
verhogen.
Coördin
natiestructuren ku
unnen een forum zzijn waar verschillende
d
disciplines
elkaarr ontmoeten, su
upervisie en be
egeleiding krijgen
n en
m
middelen
voor doe
eltreffende zorgco
oördinatie delen. Ze zijn de plaats waar
in
nformatie over alle
a
beschikbare diensten en de toegangsvoorwaa
arden
e
ervoor
kan worde
en gevonden. Voo
or (erg) complexe gevallen kunne
en ze
h
hulp
bieden bij co
oördinatie door pa
atiënten en zorgvverleners te oriën
nteren
n
naar
de meest ge
eschikte diensten.. Ze kunnen help
pen bij de ontwikk
keling
v lokale multidis
van
sciplinaire netwerk
ken en profession
nele hulp bieden bij
b het
o
opstellen
van sam
menwerkingsovere
eenkomsten. Ze kunnen ook een pool
z voor opleiding
zijn
g en permanente
e vorming. Een illustratie hiervan is de
re
ecente oprichting
g van het 'Huis
s voor Gezondh
heid129'c. Hier ku
unnen
o
organisaties
lokale
e administratieve ondersteuning krijgen en lokalen delen.
d
D
Door
deze nabijhe
eid, leren ze elkaar kennen en kun
nnen ze meer effficiënt
s
samenwerken.
T
Tegelijkertijd
kunn
nen deze structure
en ook rechtstreekks informatie en advies
a
g
geven
aan de pa
atiënt en zijn/haa
ar gezin, en hen helpen om de meest
m
g
geschikte
professionele hulpverleners en diensten vvoor hun behoeftten te
v
vinden.
c
Niet te verwa
arren met ‘Maison médicale
m
/ Wijkgezon
ndheidscentrum’
32
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
De effectieve implementatie van coördinatiestructuren hangt af van
volgende punten:
•
Van uiterst groot belang is dat ze de kloof overbruggen tussen de
medische en de sociale sector, en tussen eerstelijnszorg en de
tweedelijnszorgniveaus;
•
Een duidelijke afbakening van taken en verantwoordelijkheden;
•
Toegewijde professionele hulpverleners (typisch verpleegkundigen
met een specifieke opleiding in eerstelijnszorg of maatschappelijk
werkers) en structurele financiering moeten ervoor zorgen dat ze
stabiele professionele ondersteuning bieden, die goed verankerd is in
de lokale context;
•
De afbakening van de bestreken populatie: afhankelijk van het niveau
van personeelsomkadering bedienen deze structuren typisch een
populatie van enkele duizenden tot zo'n 15.000 inwoners. Enerzijds is
dit op operationeel mesoniveau boven het microniveau van de
individuele praktijk. Anderzijds zijn deze structuren verankerd in het
hoger, meer strategisch mesoniveau van de GDT (met vaak ook een
tussenliggend sub- GDT niveau op de kleinstedelijk niveau - zie
Aanbeveling 16), en moeten ze verbonden met en eventueel
geïntegreerd worden in de LMN. Het bereiken van een 'kritische
massa' is belangrijk om een dienstverlening mogelijk te maken die een
betrouwbare kwaliteit kan aanbieden.
6.2. Respons op acute episoden en verlenen van
gespecialiseerde diensten
De kwaliteit en vooral de continuïteit en efficiëntie van de zorgverlening
hangt af van de kwaliteit van de eerstelijnszorgteams, maar ook van hun
netwerk met andere, gespecialiseerde diensten, waaronder ziekenhuizen
36
. Het eerstelijnszorgteam verbindt de diensten op het lokale eerstelijns
niveau met de andere actoren van het gezondheidszorgsysteem. Het helpt
mensen op de meest aangewezen manier de weg te vinden binnen dit
systeem.
KCE Report 190As
6.2.1.1. Aanbeveling 8
Gespecialiseerde diensten (zowel ambulant als hospitalisatie) moeten
een hoofdrol spelen bij de zorg voor chronische patiënten, vooral bij
kritische fases zoals bij de initiële diagnose of bij het optreden van
exacerbaties (toenemen van symptomen), complicaties of nieuwe
comorbiditeiten. Deze diensten moeten plaatsvinden in een
continuum met de eerstelijnszorg.
Bijkomende onderzoeken met betrekking tot de diagnose of complicaties
vereisen vaak de interventie van specialisten. Dit kan mogelijk een (dag)
verblijf in het ziekenhuis met zich meebrengen. Ziekenhuisopname is niet
alleen een verontrustende ervaring voor de patiënt, maar verstoort ook
vaak de zorgcontinuïteit. Dit probleem werd uitgebreid besproken in het
KCE-rapport over seamless care130.
De coördinatie vermeld in 6.1.4. is ook een must binnen de muren van het
ziekenhuis: om een gemeenschappelijke visie over het zorgplan van de
patiënt te kunnen delen, en om versnippering van de zorg te voorkomen
zijn multidisciplinaire consultaties rond chronische patiënten noodzakelijk,
om het even in welke afdeling hij/zij werd opgenomen.
Wanneer de situatie van de patiënt niet langer acute zorg vereist, is voor
de overgang naar thuiszorg of naar een andere zorgomgeving een nauwe
samenwerking tussen de acute zorginstelling en de daarop volgende
zorgomgeving noodzakelijk (zie actiepunten 5.3119, 131 en 11.3).
6.2.1.2. Aanbeveling 9
Specialisten betrokken bij de zorg voor chronische patiënten moeten
ook het eerstelijnszorgteam ondersteunen, vooral door het delen van
kennis (gebaseerd op het beste beschikbare wetenschappelijk
bewijsmateriaal - ‘best available evidence’)
Het belang hiervan werd reeds benadrukt in het KCE-rapporten over
diabeteszorg 122 en revalidatie132, 133. Dit wordt momenteel ook voorzien in
de zorgtrajecten, maar dan uitsluitend voor enkele welbepaalde ziekten
(diabetes/nierinsufficiëntie). De zorgtrajecten worden momenteel
geëvalueerd. Deze evaluatie moet aanwijzingen opleveren over hoe dit
kan worden toegepast in het geval van multimorbiditeit. Bovendien moet
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
het voorstellen opleveren over hervormingen va
an de procedures
s en de
financiering van
n deze zorgtrajectten.
Een gezamenlijjk ontwikkeld zorg
gprotocol dient aa
an de basis te liggen van
een gemeensc
chappelijke interve
entie op patiëntn
niveau. Dit protoc
col moet
fungeren als le
eidraad voor de h
huisarts, de spec
cialisten en anderre leden
van het eerstelijnszorgteam.
Ondersteuning door specialisten
n is geen hiërarch
hisch éénrichtings
sproces.
Alle zorgverlen
ners worden vero
ondersteld baat te
e hebben bij de ervaring
van de andere
e teamleden. Een mogelijk formu
ule is de deelna
ame van
specialisten aan ad hoc meeting
gs voor permanente vorming waarr ook de
leden van het eerstelijnszorgteam
e
m waar ze meesta
al mee samenwerrken aan
deelnemen.
Taakverdeling tussen huisartsen en specialisten
n houdt dezelfde
e punten
voor implementatie in als deze
e gespecificeerd voor
v
aanbeveling
g 4 (met
inbegrip van de
e afbakening van ttaken en verantwo
oordelijkheden).
6.2.1.3. Aanb
beveling 10
Specialisten die worden inges
schakeld voor de
e diagnose, beha
andeling
of het management van acutte episoden van
n chronische pa
atiënten
moeten rekening houden mett het volledige spectrum
s
van me
edische
en andere pattiëntenbehoeften
n en hun interv
ventie integreren
n in het
zorgplan.
Zorgverlening door specialisten
n is per definitie
e meer gericht op een
specifiek fysiolo
ogisch systeem o
of type pathologie
e. Het risico besttaat dus
dat ze niet de gehele problema
atiek van de chro
onische patiënt, die
d vaak
meerdere aandoeningen en beho
oeften heeft, in ov
verweging nemen.
Wanneer een chronische patiënt die een chronische zorgmo
odule in
zijn/haar dossie
er heeft, naar een specialist wordt verwezen,
v
moet deze
d
arts
toegang krijgen
n tot deze modu
ule zodat hij/zij op
o de hoogte is van alle
gezondheidspro
oblemen,
het
geneesmidde
elenschema
en
n
het
zorgbehoeften/plan. Bovendien m
moet de specialis
st de mogelijkheid hebben
om nieuwe info
ormatie en behand
delingsopties toe te voegen die na
a overleg
met de huisarts
s kunnen worden g
geïntegreerd in he
et dossier.
33
6
6.2.1.4.
Aanbev
veling 11
Overgang tussen eerstelijnszorrg en andere zzorgniveaus mag de
O
z
zorgcontinuïteit
van het individ
duele zorgplan van de patiënt niet
v
verstoren
In
n het conceptuele
e model dat in deze
d
‘position pap
per’ als leidraad wordt
w
g
gebruikt,
bevindt het verstrekken van
v
seamless ca
are/geïntegreerde zorg
z
zich
op het raakvla
ak tussen module
e 1 (routinezorg pllannen, verstrekke
en en
c
coördineren)
en module
m
2 (respons
s op acute episoden en verstrekken van
g
gespecialiseerde
diensten). De WGO-definitie
W
van geïntegreerde zorg
w
werd
al vermeld in hoofdstuk 2.1
1.4 van het wete
enschappelijk rap
pport:
“"management en
n de zorgverlen
ning op een wijjze dat cliënten een
c
continuüm
van pre
eventieve en curatieve dienstverlen
ning krijgen, aangepast
a
aan
hun in de tijd
t
evoluerende behoeften en o
over de verschillende
z
zorgniveaus
die in
n het gezondheids
szorgsysteem aan
nwezig zijn” 15.
H
Het
verstrekken van geïntegreerd
de zorg was ee
en gemeenschap
ppelijk
le
eitmotiv van de plannen die we
erden aangetroffe
en in de vier la
anden
(regio's) die werde
en onderzocht. In
n België richten ve
eel initiatieven va
an het
R
RIZIV
zich op de ontwikkeling
o
van nieuwe
n
geïntegree
erde zorgmodellen (zie
w
wetenschappelijk
rapport hoofdstu
uk 4.5). Een voo
orbeeld hiervan is het
134
z
zorgprogramma
g
geriatrie
(verm
meld in actiepunt 11.3). Dit kan
n als
v
voorbeeld
dienen wanneer er zorg
gprogramma’s wo
orden ontwikkeld voor
a
andere
patiënten met
m chronische aa
andoening(en)
In
n 2010 wijdde hett KCE een studie aan het probleem
m van ‘seamless care’.
D
Dit
rapport bes
studeerde meer bepaald de continuïteit van
n de
m
medicatiebehande
eling bij de opnam
me in en ontslag uit het ziekenhuis 130.
oor het gebruik
D rapport deed
Dit
d onder meer aanbevelingen
a
vo
k van
p
praktijkrichtlijnen
e duidelijke proc
en
cedures voor seam
mless care en vo
oor de
u
uitwisseling
en hett delen van elektro
onische patiëntge
egevens96, 97.
34
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
Actiepunt 11.1: Het ontwikkelen en aanmoedigen van het gebruik van
gedeelde protocollen over de verschillende zorgniveaus heen, in het
bijzonder voor het afbakenen van de procedures in geval van opname
en ontslag.
Kortere ziekenhuisverblijven leiden tot een stijgende belasting van de
eerstelijnszorg wanneer de patiënt terugkeert naar huis. Bovendien houdt
dit bijkomende risico’s in die samenhangen met de overgang tussen de
zorgomgevingen. Tijdens deze transitiemomenten ervaart 20% tot 60%
van de gehospitaliseerde patiënten problemen met betrekking tot
geneesmiddelen130. Dit vraagt om duidelijke procedures die tussen de
verschillende zorgniveaus worden gedeeld om een naadloze,
ononderbroken zorg te garanderen. Bijzondere aandacht moet besteed
worden aan de medicatiebehandeling130. In deze context spelen
apothekers dan ook een zeer belangrijke rol.
Actiepunt 11.2: Het delen van een elektronisch medisch dossier
tussen de verschillende zorgniveaus
De chronische zorgmodule binnen het medisch dossier (zie Aanbeveling 1)
moet het belangrijkste middel worden voor de uitwisseling van informatie.
Tegelijkertijd moeten er waarborgen zijn dat de regels voor veiligheid en
confidentialiteit worden gerespecteerd130.
Actiepunt 11.3: Het aanstellen van een ontslagmanager voor een
naadloze overgang tussen ziekenhuis en eerstelijnszorg voor
patiënten met complexe medische en/of sociale behoeften
Actiepunt 7.1 benadrukte de waarde van een casemanager voor de
zorgcoördinatie in het geval van complexe chronische situaties. Deze
functie is vooral van belang tijdens acute episoden en bij opname in of
ontslag uit het ziekenhuis.
Op een vergelijkbare manier zal de ontslagmanager zorgen voor een
naadloze overgang wanneer de patiënt naar huis terugkeert, door een
nauwe samenwerking tussen de patiënt en het eerstelijnszorgteam
(waaronder de casemanager, indien van toepassing). Ontslagmanagement
is bijzonder relevant in een context waar een groeiend aantal erg oude
mensen seamless care nodig heeft wanneer ze naar huis terugkeren. Het
voorzien van “seamless care” kan een heropname of institutionalisering
voorkomen.
KCE Report 190As
In een aantal landen werd “liaison nursing” ontwikkeld om de
zorgcontinuïteit tussen verschillende zorgomgevingen (ziekenhuizen,
revalidatiecentra, thuiszorgomgevingen, enz.) te verbeteren. Liaison
nurses beoordelen de behoeften van de patiënt en plannen de zorg, vooral
bij opname of ontslag. Ze zorgen ook voor ondersteuning en educatie van
de patiënt.
In België houdt het zorgprogramma geriatrie134 zowel een interne
liaisonfunctie (voor geriatrische patiënten gehospitaliseerd in nietgeriatrische verpleegafdelingen) als een externe liaisondienst in. Dit laatste
betekent dat een maatschappelijk werker of verpleegkundige fungeert als
ontslagmanager om de zorgcontinuïteit te verbeteren en formele afspraken
te maken met het eerstelijnszorgteam, de thuisverpleging of de
residentiële instellingen. Dit organisatorisch model kan worden
veralgemeend naar alle patiënten met complexe behoeften die
gecoördineerde diensten nodig hebben wanneer ze naar huis terugkeren.
Voor de functie van ontslagmanager is een officiële goedkeuring en
erkenning nodig. Dit houdt ondermeer een duidelijke profielomschrijving en
het voorzien van aangepaste financiering in. De vereisten om deze functie
te professionaliseren zijn vergelijkbaar met die beschreven voor de
casemanager (zie 6.1.4).
6.3. Het uitvoeren van activiteiten rond vroegtijdige opsporing
Deze module van het conceptuele chronische zorgmodel omvat 2
activiteiten: de ontwikkeling van competenties om chronische ziekten op te
sporen bij een brede groep van zorgverleners en de screening van
doelpopulaties. Dit tweede element valt buiten het bereik van deze
‘position paper’.
De zorg voor een chronische patiënt verschilt van de zorg voor een acute
ziekte-episode. Er zal dan ook een ogenblik zijn waarop de huisarts beslist
dat de persoon beschouwd moeten worden als een chronische patiënt, die
vanaf dat ogenblik zal moeten kunnen genieten van een specifieke
'chronisch zorgmanagement' benadering. De huisarts bevindt zich in de
beste positie om een nieuwe chronische aandoening en de gerelateerde
behoeften
te
diagnosticeren.
Andere
gezondheidszorgverleners
(bijvoorbeeld de apotheker, de arbeidsgeneesheer) kunnen ook een
signaalfunctie hebben.
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
6.3.1.1. Aanb
beveling 12
Huisartsen
en
andere
zorgverleners
moeten
uitg
gebreide
opsporingscom
mpetenties beziitten voor de vroegtijdige
v
iden
ntificatie
van chronische aandoeningen
n.
De WGO besc
chreef dat het eerrstelijnszorgteam een belangrijke rol heeft
om de patiënt te helpen de m
meest aangeweze
en weg te vinde
en in de
beschikbare zorgverlening
z
(w
waaronder naas
st eerstelijnszorrg ook
preventieve en gespecialiseerde
e diensten)36. Huisartsen bevinden
n zich in
de beste positie om patiënten d
die hiervoor in aa
anmerking komen
n aan te
moedigen dee
el te nemen aa
an populatiegeba
aseerde georgan
niseerde
screeningsprog
gramma's.
Bovendien zouden huisartsen e
en arbeidsgeneesheren in hun routtinewerk
extra aandachtig moeten zijn vo
oor vroegtijdige sy
ymptomen of teke
enen van
chronische aan
ndoeningen. De b
bestaande preven
ntiemodule in het Globaal
Medisch Dossier ('GMD plus')) biedt een goe
ede basis. De lijst
l
van
onderwerpen zou regelmatig mo
oeten worden gea
actualiseerd op ba
asis van
het meest recen
nte wetenschappe
elijke bewijsmaterriaal.
Een mogelijke valkuil is het rrisico van overdiagnose, met als
s gevolg
overbehandelin
ng en eventueel nadelige gevolgen voor de patiënt. Vandaar
V
bewijs gebaseerde screening (‘ev
dat enkel op wetenschappelijk
w
videncebased screenin
ng’) en vroegtijdig
ge opsporingsinsp
panningen mogen worden
aangeboden. Dit
D wil zeggen enkel voor die aand
doeningen waarvan werd
aangetoond da
at een vroegtijd
dige opsporing en
e behandeling effectief
bijdraagt tot ee
en beter resultaatt. Deze aspecten moeten grondig worden
behandeld in de
e opleidingsprogra
amma's.
35
6
6.4.
Ondersteu
unen van empo
owerment van patiënt en
mantelzorrger
6
6.4.1.
Ontwikke
elen van compe
etenties bij zorgvverleners en van
n
hulpmidd
delen om patiën
nt empowermentt te ondersteune
en
Het betrekken en empoweren van patiënten maaktt deel uit van de visie
H
o
over
chronische zorg zoals werd va
astgesteld in de n
nationale plannen
n voor
c
chronische
ziekten
n in andere lande
en (zie deel 5.1. h
hierboven en hooffdstuk
2
2.3.
van het wetenschappelijk rapp
port). Patiënt emp
powerment is ook
k een
s
sleutelelement
in de modellen die worden voorgeste
eld door internationale
o
organisaties
(VN, EU, WGO36) en in het Belgische
e programma 'Prioriteit
1
a de chronisch zieken!”
aan
z
.
H
Hoofdstuk
3 van het
h wetenschappelijk rapport onde
erstreept dat men
n zich
s
steeds
meer bewu
ust wordt van hoe belangrijk betrokkenheid van de patiënt
w is. In hoofdstu
wel
uk 6 wordt gekeken naar de meesst efficiënte technieken
o
om
deze doelste
elling te bereike
en. De patiënt moet zijn/haar eigen
d
doelstellingen
bep
palen met de actieve betrokkenhe
eid van de huisarrts en
a
andere
profession
nele hulpverlene
ers (zie aanbeve
elingen 1 en 2).. Het
b
bepalen
van doellstellingen is geb
baseerd op de le
evenswaarden va
an de
p
patiënt,
na nauwg
gezette informatie
e over de ziekte(n
n), behandelingso
opties
e gevolgen. Een illustratie daarrvan is het bela
en
ang om de patië
ënt te
in
nformeren wanne
eer al dan niet wo
ordt gekozen voo
or een behandelin
ng bij
p
prostaatkanker.
De patiënt moet zic
ch bewust zijn va
an de bijwerkingen
n van
e operatie evenals van de risico's
een
s wanneer wordt g
gekozen voor wattchfull
s
surveillance
(nauw
wlettend afwachten).
D zorgverleners moeten de patiën
De
nt en de mantelzo
orgers beschouwe
en als
c
competente,
creattieve partners in het
h zorgproces zellf.
36
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
bestonden succesvolle interventies uit patiënteducatie, zelfcontrole,
regelmatige medische controle en een schriftelijk astmaplan40-42;
6.4.1.1. Aanbeveling 13
De professionele zorgverleners meer ontvankelijk maken voor de rol
van patiënten/mantelzorgers als partners, en de ontwikkeling van de
gepaste competenties, interventieprogramma's en hulpmiddelen
aanmoedigen
Actiepunt 13.1: Specifieke opleidingsprogramma's ontwikkelen en het
onderwerp opnemen in de curricula voor artsen, verpleegkundigen en
andere zorgverleners.
Patiënt empowerment vereist dat de zorgverstrekkers hun competenties in
dit domein ontwikkelen. Dit vereist niet alleen theoretisch inzicht. Het is
ook aan te raden zorgverleners kennis te laten maken met
succesverhalen, waardoor het concept tastbaarder en aantrekkelijker
wordt. Tegelijkertijd zullen ze een aantal competenties moeten ontwikkelen
om de mogelijkheid tot empowerment te identificeren en in de praktijk te
brengen: het geven van zelfvertrouwen, actief luisteren, het verlichten van
angstgevoelens, het vermogen om informatie op een verstaanbare en
evenwichtige manier over te brengen en motivering voor een betere
therapietrouw.
Patiëntenorganisaties kunnen erg nuttige expertise leveren aan deze
programma's door ervaringen en percepties te delen met zorgverleners.
Actiepunt 13.2: Het ontwikkelen van interventieprogramma's en
hulpmiddelen voor patiënt empowerment
Kenmerken van succesvolle interventies:
Zoals hierboven vermeld, is meer nodig dan enkel maar de juiste
informatie geven aan de patiënten. Uit het literatuuroverzicht van patiënt
emporwerment programma's (zie hoofdstuk 3 hierboven en hoofdstuk 6.1
van het wetenschappelijk rapport) bleek dat interventies meer succesvol
zijn als ze:
•
•
Aangepast zijn aan de specifieke behoeften van elke individuele
patiënt. Hierbij moet ook rekening gehouden worden met de specifieke
culturele achtergrond van de patiënt;
Veelomvattend zijn, d.w.z. gebruik maken van een uitgebreide reeks
benaderingen voor zelfmanagement. Bij astma, bijvoorbeeld,
KCE Report 190As
•
Gebruik maken van meerdere strategieën, bijv. persoonlijke sessies
met opvolging via de telefoon, of bijkomend educatief materiaal40-42, 61;
•
Niet alleen de patiënt, maar ook de zorgverleners en het gezin bij de
zorg betrekken118. Dit is vooral relevant in het geval van kinderen met
chronische aandoeningen41, 57;
•
Intensief zijn: met inbegrip van bijvoorbeeld intensieve opleiding of het
aanleren van competenties50,60,74.
•
Zelfcontrole:
Wetenschappelijke
organisaties
van
eerstelijnszorgverleners
en
specialisten en andere patiëntenorganisaties moeten samenwerken om
modellen voor zelfcontrole (‘self-monitoring’) of zelfmanagement met
aangepaste opleiding te ontwikkelen, uit te testen en te introduceren. Zie
bijvoorbeeld het KCE-rapport over langlopende zelfcontrole van
antistollingstherapie. Dit rapport vestigde ook de aandacht op het feit dat
niet alle patiënten in aanmerking komen voor zelfcontrole zonder risico
voor de zorgkwaliteit135.
Vereisten voor succesvolle programma's
•
Zorgverleners moeten opleiding en supervisie krijgen om de
noodzakelijke kennis en competenties voor deze nieuwe taken te
verwerven;
•
De training en supervisie van de patiënt en zijn/haar gezin kan worden
gedelegeerd naar de advanced practice nurse of casemanager, onder
de supervisie van de arts;
•
De honorering voor het management van complexe chronische
aandoeningen moet adequate compensatie bieden voor deze
trainings- en supervisietaken;
•
Periodieke evaluaties moeten toelaten om de interventies geleidelijk te
verfijnen en hun invloed op de resultaten van zorg te verhogen;
•
Als de interventie ook steunt op ICT-hulpmiddelen (bijv.
geautomatiseerde monitoring, gedeelde dagboeken, gedeelde
toegang tot het medisch dossier) moeten deze technische
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
componentten volledig gete
est zijn vooralee
er het programma wordt
gelanceerd
d. Dit houdt ook het uittesten in van aspecte
en zoals
gebruiksvriiendelijkheid en ergonomie;
•
De bestaande hulpmiddelen richten zich meestal op een sp
pecifieke
ziekte. De grote uitdaging is om programm
ma's en onderste
eunende
diensten uiit te werken op ee
en meer transvers
sale manier. Deze
e moeten
rekening houden
h
met de gemeenschappe
elijke behoeften over de
verschillende chronische aandoeningen heen. Patiënte
educatie,
motivatie en
e training van co
ompetenties voorr zelfmanagement maken
gebruik van dezelfde pedag
gogische en psychologische compe
etenties,
of het nu vo
oor diabetes, COP
PD of een andere
e ziekte is.
6.4.2.
Zorge
en voor dienstverlening en onderrsteuning van pa
atiënt
empowerment
beveling 14
6.4.2.1. Aanb
Het integrere
en van gedrag
g en acties die
d
leiden tot patiënt
empowermentt in de routinezorrg voor chronisc
che patiënten
Actiepunt 14..1: Tijdige, nau
uwkeurige en uitgebreide infformatie
bezorgen ove
er de behandelin
ng, de evolutie van de ziekte,, en de
beschikbaarhe
eid van diensten (financieel, mate
erieel)
De huisarts (e
en andere eerste
elijnszorgverleners
s) bevinden zich
h op de
eerste rij voor het
h geven van infformatie aan de patiënt.
p
De apothe
eker kan
bijvoorbeeld informatie geve
en met betre
ekking tot de beste
behandelingsop
pties (waaronder ook een verwijz
zing naar de huis
sarts) in
zoverre deze opinie gebasseerd is op het best besc
chikbare
wetenschappelijke bewijsmateria
aal (‘best available evidence’), zonder enig
belangenconflic
ct. Ook de informa
atie over de voord
delen van een GM
MD+ die
door de huisarts
s moet gegeven w
worden is uiterst relevant
r
in deze co
ontext.
Het samen me
et de patiënt be
espreken van de
e doelstellingen van het
zorgplan kan slechts succesvol zzijn als de patiënt en de mantelzorg
gers alle
relevante inform
matie over de be
ehandeling, de ev
volutie van de zie
ekte, de
beschikbaarheid van diensten en van financiële en
e andere steun, hebben
g geven tot zijn
n/haar dossier kan
k
een
gekregen. De patiënt toegang
belangrijk element zijn in dit procces van volledige informatieverstrek
kking.
37
Het nationale prog
H
gramma “Prioriteitt aan de chroniscch zieken'! legt oo
ok de
n
nadruk
op de rol van de ziekenfo
ondsen bij het geven van toegan
ng tot
v
verbeterde
en gecentraliseerde informatie, bijv. ovver terugbetalinge
en en
v
voordelen
of beschikbaarheid van zorgdien
nsten 2. Gesc
chikte
in
nformatiekanalen zijn online web-ttools en call centra (bereikbaar via
a één
e
enkel
contactpunt)).
P
Patiëntenorganisa
aties hebben een
n duidelijk toegevvoegde waarde op
o dit
g
gebied.
Ze kunnen
n de patiënten en de mantelzorgerss ondersteunen en
n een
p
platform
bieden om
o ervaring met andere patiënten
n/mantelzorgers uit te
w
wisselen.
T
Tenslotte
biedt de
e evolutie van ge
ezondheidstechno
ologieën, zoals “M
Mobile
e
eHealth”
nieuwe
e mogelijkheden voor patiën
ntparticipatie in de
136
g
gezondheidszorg
. Door gezondh
heidszorg en com
mmunicatie via mo
obiele
te
echnologieën te verstrekken,
v
word
dt de uitwisseling van informatie va
an en
n
naar
de patiënt verbeterd.
v
Dit hee
eft tot doel te ressulteren in een betere
b
k
kwaliteit
van zorg, vooral in afgele
egen gebieden. D
Dit is echter nog geen
re
ealiteit, en zeker niet bij de ouderren. Toch heeft d
dit binnen enkele jaren
v
veel
potentieel.
V
Vereisten
•
etenties die nod
dig zijn om complexe
Praktijkopleiding in de compe
ver te brengen naar leken, mo
ogelijk met een laag
informatie ov
opleidingsnive
eau, moet word
den ontwikkeld en aangeboden aan
eerstelijnszorg
gverleners;
•
Adequate info
ormatiehulpmidde
elen (folders, web
bsites,...) die de meest
m
frequente aan
ndoeningen en in
nformatiebehoefte
en behandelen mo
oeten
worden ontw
wikkeld in same
enwerking met patiëntengroepen
n en
communicatie
especialisten;
•
Specifieke bepalingen voor and
derstaligen en andere culturele gro
oepen
moeten verd
der worden uitge
ewerkt en ruim toegankelijk wo
orden
gemaakt;
•
p
gegeneree
erde informatie in
n het
De integratie van door de patiënt
elektronisch medisch dossier moet mogelijk worden gemaaktt (zie
actiepunt 1.2));
38
•
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
De honorering voor het management van complexe chronische
aandoeningen moet een adequate compensatie bieden voor deze
tijdrovende maar essentiële episode in het zorgplan.
Actiepunt 14.2: Het integreren van empowerment van patiënt en
mantelzorgers in de routinezorg
Niet alleen de patiënten, maar ook hun mantelzorgers kunnen baat hebben
bij meer empowerment.
Empowerment kan echter niet worden opgelegd. Bovendien beschikken
niet alle patiënten over de vereiste intellectuele capaciteiten, zelfs niet na
het geven van aangepaste informatie. In deze gevallen bevindt de
huisarts, in samenwerking met de andere leden van het
eerstelijnszorgteam, zich in de beste positie om gezinsleden te
identificeren die mogelijk een bijdrage kunnen leveren bij het nemen van
beslissingen.
Vereisten voor een succesvolle implementatie van patiënt empowerment:
•
de ontwikkeling van aangepaste strategieën aangepast aan de situatie
van elke patiënt, in het bijzonder voor de meest kwetsbare groepen
(Bijv. mentale aandoeningen, culturele minderheden);
•
een regelmatige herziening van de therapeutische doelstellingen en
van het zorgplan, in partnerschap met de patiënt.
6.5. Het uitvoeren van gezondheidspromotie en acties gericht
op primaire preventie
Dit punt werd bewust buiten het bereik van deze ‘position paper’
gehouden, zoals uitgelegd in punt 4.1.2.
KCE Report 190As
6.6. Een dynamisch zorgmodel implementeren en opvolgen
Op niveau van het gezondheidszorgsysteem moet relevante kennis
worden opgebouwd voor de verdere uitwerking en implementatie van de
hierboven beschreven visie op chronische zorg. De gezondheidszorg
evolueert voortdurend, en dit geldt ook voor de maatschappelijke context
waarin ze actief is. Beleidsmakers moeten hun capaciteiten om het
systeem voortdurend aan te passen en te verbeteren ontwikkelen en
onderhouden.
Het conceptueel model identificeerde vier activiteiten die gericht zijn op de
ontwikkeling en regelmatige actualisering van het zorgmodel. Ten eerste,
moet het model worden gebaseerd op maatschappelijke waarden die
dominerende tendensen in de maatschappij weerspiegelen en eraan
kunnen beantwoorden. Ten tweede, moet het model gebaseerd zijn op de
behoeften van patiënten en hun gezinnen. Ten derde, dienen state-of-theart praktijken te worden opgevolgd. Ten vierde, moet het model rekening
houden met de beperkingen op het vlak van budget en middelen.
Een eerste aanzet hiertoe werd gegeven via de ontwikkeling van deze
‘position paper’. Er is echter nood aan een blijvende inspanning om de
acties die werden gelanceerd op te volgen, om nieuwe behoeften te
identificeren en om de nodige maatregelen te implementeren. Leiderschap
op hoog niveau en proactief management moeten de zaken in de juiste
richting sturen. Dit moet gepaard gaan met aangepaste structuren op
macro-en mesoniveau ter ondersteuning van de lokale netwerken en
samenwerkingsinitiatieven.
Implementatie en opvolging van een dynamisch zorgmodel zijn synoniem
met de beschikbaarheid van een doeltreffend informatiesysteem dat steunt
op belangrijke performantieindicatoren. Deze moeten toelaten alle
stakeholders te ondersteunen (patiënten, zorgverleners, zorginstellingen
en besluitvormers) om de doelstellingen te bereiken die in deze ‘position
paper’ werden uiteengezet. Het is van het allergrootste belang om goed na
te denken over de ergonomie van het informatiesysteem zodat een zo
groot mogelijk rendement wordt verkregen, met zo weinig mogelijk
energie. Suggesties van het Institute of Medicine137 omvatten o.m. een
gebruiksvriendelijke registratieprocedure, het verzamelen van informatie
die ook relevant is voor de patiënt, prioriteit geven aan minimale sets van
kernelementen die tijdige en essentiële informatie geven, het proactief
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
hergebruiken van gegevens, strategieën voor
v
gegevensin
ntegratie
doorheen de ve
erschillende facettten van de gezond
dheidszorg.
6.6.1.1. Aanb
beveling 15
Het ontwikkele
en en onderhou
uden van wetens
schappelijke kennis op
macroniveau, gericht op de implementatie en opvolging van
v
een
omvattend en geïntegreerd sys
steem gericht op
p de chronische patiënt
Actiepunt 15
5.1: Het ondersteunen van de ontwikkeliing en
implementatie van richtlijnen
n aangepast aan de complexitteit van
chronische aandoeningen
Chronische zorrg is in essentie ccomplex, o.m. do
oor het frequent optreden
o
van multimorbid
diteit (zie 1.4). De
e meeste studies - en de richtlijnen die eruit
voortvloeien - concentreren
c
zich echter op één en
nkele ziekte, en besteden
b
weinig aandach
ht aan co-existere
ende aandoeninge
en. Het gevolg da
aarvan is
dat een behandeling die gerichtt is op één ziekte
e nieuwe problem
men kan
uitlokken bij pattiënten die nog aa
an andere chronis
sche aandoeninge
en lijden.
Een illustratie daarvan
d
is het risiico van maagzwe
eren bij patiënten met een
chronische lon
ngaandoening d
die glucocorticoïd
den krijgen, terwijl ze
tezelfdertijd onttstekingsremmerss nemen voor oste
eoarticulaire pijn. Idealiter
zouden klinisch
he studies ook oudere personen
n moeten include
eren en
zouden ze ook de doeltreffendhe
eid van de behandeling moeten na
agaan bij
138
patiënten met comorbiditeiten
c
.
De clinici die bij
b deze studie betrokken waren als
s expert wezen er
e echter
op dat in veel situaties
s
er onvold
doende wetenschappelijk bewijs is dat kan
worden toegepa
ast op specifieke patiëntenpopulatiies. Vooral voor patiënten
p
met multimorb
biditeit is er we
einig wetenschappelijk bewijs voor
v
de
doeltreffendheid
d van behandelin
ngen en zorgmod
dellen. Echter, ev
videncebased praktijkv
voering, gedefiniieerd als "de in
ntegratie van he
et beste
wetenschappelijk bewijsmateriaa
al (‘best available
e evidence’) met klinische
k
expertise en patiëntvoorkeuren
p
" 139 ondermijnt innovatie niet. In
ndien er
onvoldoende wetenschappelijkk bewijs voorrhanden is ka
an een
gestructureerde
e raadpleging va
an de voorkeure
en van deskundigen en
patiënten zinvol zijn om de besch
hikbare wetensch
happelijke literatuu
ur aan te
vullen.
39
Een concreet iniitiatief om gezam
E
menlijke protoco
ollen te delen tu
ussen
z
zorgverleners
is de
d ontwikkeling van
v
klinische zorrgpaden 140. Klin
nische
z
zorgpaden
hebb
ben tot doel de
d
praktijk te standaardiseren
n en
z
zorgcoördinatie
te
e versterken "vo
oor een welbepa
aalde groep patië
ënten
tiijdens een welbep
paalde periode". Dit concept is vee
elbelovend maar in de
p
praktijk
zijn de me
eest klinische zorrgpaden alsnog b
beperkt tot intram
murale
z
zorg.
Slechts rece
ent werden transmurale klinische zorgpaden ontwiikkeld
d zowel intra- alls extramurale zo
die
org bestrijken. Ma
aar ook hier werde
en ze
n voornamelijk geïnitieerd door teams
nog
t
in ziekenhu
uizen. In een volg
gende
fa
ase zouden ze ook
o
meer door eerstelijnszorgteam
ms moeten geïnittieerd
140
w
worden
.
Actiepunt 15.2: Het uitwerken van een strate
A
egische cel voo
or de
v
verdere
ontwikke
eling van het zorg
gmodel voor chrronische ziekten
In
n mei 2012 werd
d het Observatorrium voor chronissche ziekten opgericht
m o.m. de taak om de behoeften en de optimale zzorg voor de chro
met
onisch
z
zieken
te bepale
en. Naast de wetenschappelijke en de raadgev
vende
a
afdeling
van het Observatorium, die
d beide bestaa
an uit deskundige
en en
s
stakeholders,
is er
e ook nood aan
n ondersteuning d
door een perman
nente
w
wetenschappelijke
e studiecel. Dit moet de voornaamste internationale
trrends en nieuwe
e ontwikkelingen op het vlak va
an chronische ziekten
o
opvolgen.
Bovend
dien moet een de
ergelijk wetensch
happelijke studiec
cel de
im
mpuls geven tot de
d ontwikkeling va
an specifieke rich
htlijnen of studies,, o.m.
o
over
evoluerende
e behoeften, inn
novatieve benaderingen of complexe
a
aandoeningen.
De
eze studiecel zou
u deze informatie moeten integrere
en en
b
bundelen,
voorbe
ereidende docum
menten opstellen
n, en aanbevelingen
v
voorstellen
voor specifieke
s
maatre
egelen of hervorm
mingen. Deze ku
unnen
d
dan
vervolgens worden
w
gevalideerd door de respe
ectieve raden van het
O
Observatorium.
H ultieme doel is een grotere harmonisering vvan het beleid en
Het
e de
b
beslissingen
die worden
w
genomen op verschillende institutionele niveaus.
D Interministerië
De
ële conferentie over gezondhe
eid, en het Ins
stituut
a
aangekondigd
in de
d regeringsverkla
aring van decemb
ber 2011, zouden hierin
e
een
belangrijke rol kunnen sp
pelen, ondermee
er op het vlak van
s
samenwerkingsve
rbanden.
40
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
Vereisten
•
•
Het Observatorium zou toegang moeten krijgen tot alle relevante
epidemiologische gegevens, bijv. van de zorgtrajecten of van de
gezondheidsenquête;
Het Observatorium zou ook een sterke band moeten hebben met het
Kankercentrum, met de Nationale Raad voor KwaliteitsPromotie
(NRKP), met de universitaire onderzoekscentra en met de relevante
overheden op regionaal en gemeenschapsniveau.
Actiepunt 15.3: Het creëren van een operationele competentiepool
voor het opzetten en implementeren van nieuwe chronische
gezondheidszorgprocessen
Ons huidig model voor het beheer van de gezondheidszorg is voornamelijk
gebaseerd op onderhandelingen tussen de vertegenwoordigers van de
zorgverstrekkers en zorginstellingen en de ziekenfondsen. Veel
beslissingen en hervormingen zijn afkomstig van groepen en raden die
samengesteld zijn uit specialisten in specifieke klinische disciplines
(geneeskunde, verpleegkunde, farmacotherapie...) en deskundigen uit de
ziekteverzekering. Het resultaat is dat hervormingen vaak gebaseerd zijn
op deskundige en waardevolle inzichten. Maar vanuit praktisch en
operationeel oogpunt zijn ze vaak slecht opgezet en geïmplementeerd.
Hierdoor missen ze dikwijls veel van hun potentiële impact.
Expertise van mensen met een andere achtergrond kan nieuwe inzichten
brengen in de discussies over hoe wijzigingen succesvol geïmplementeerd
kunnen worden. Professionals gespecialiseerd in management, business
process design en (re)-engineering, arbeidsergonomie en communicatie
kunnen helpen om de kloof te overbruggen tussen het concept van een
oplossing en de succesvolle implementatie ervan in het veld.
Een team met dergelijke organisatorische competenties zou tot taak
moeten hebben de voorgestelde procedures te optimaliseren. Dit team zou
een succesvolle implementatie van de aanbevelingen van het
Observatorium moeten ondersteunen. Meer specifiek zou het moeten
streven naar het maximaliseren van ergonomie, gebruiksvriendelijkheid en
(administratieve) vereenvoudiging van de voorgestelde wijzigingen en
tegelijkertijd zoveel mogelijk bestaande gegevensbronnen, procedures en
KCE Report 190As
diensten integreren. Dit team zou ook, wanneer aangewezen, de input van
stakeholders (patiënten in het bijzonder) moeten vragen.
6.6.1.2. Aanbeveling 16
De bestaande coördinatiestructuren op meso- en macroniveau
optimaliseren of waar nodig nieuwe ontwikkelen
Gezondheidszorgsystemen zijn actief op zowel macro-, meso- en
microniveaus
zoals
uitgelegd
in
een
WGO-publicatie
over
gezondheidszorgbeleid en systeemonderzoek34.
Het macroniveau omvat als voornaamste functies het ontwikkelen van
beleid en regelgeving, het uitbalanceren van beleid, strategieën, het
toewijzen van middelen en vergoedingssystemen voor zorgverleners in lijn
met de algemene systeemdoeleinden en het coördineren van de
activiteiten en interventies op het niveau van de zorgverstrekking.
Het mesoniveau omvat zowel het lokale gezondheidszorgsysteem als het
operationele niveau, zoals ziekenhuizen. De voornaamste functies zijn (1)
het verlenen van gezondheidszorg en het uitvoeren van ruimere
gezondheidsbevorderende activiteiten aangepast aan de lokale behoeften
en omstandigheden; (2) coördinatie tussen actoren; (3) management van
zorgdiensten en activiteiten; (4) supervisie en opleiding van
zorgverstrekkers; (5) aanpassing van nationaal beleid en richtlijnen aan
lokale omstandigheden. Uit buitenlandse ervaring en blijkt dat leiderschap
evenals de inclusie van ziekenhuizen binnen dit mesoniveau vereisten zijn
voor een succesvolle implementatie van hervormingen.
Het microniveau, tenslotte, omvat de lokale zorgverstrekkers, de burgers,
de lokale overheden en diensten en de interacties tussen hen allemaal.
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
Actiepunt 16..1: Het optimaliseren van co
oördinatiestructu
uren op
mesoniveau
•
u: platformen voor
v
uitwisseling tussen
Operationeel mesoniveau
individuele zorgverleners:
d gecoördineerd en
e gepland is om de door
Naast chronische zorg die goed
ken, is er ook no
ood aan
de patiënt gedefinieerde doelstellingen te bereik
ar individuele zorg
gverstrekkers elka
aar kunnen ontmo
oeten en
platformen waa
partnerschappe
en kunnen smed
den, specifieke ondersteuning en
e hulp
kunnen vinden (bijv. zoals het g
geval is voor de palliatieve
p
zorgnettwerken)
of lokale proble
emen kunnen be
espreken. Actiepu
unt 7.2 verwees naar dit
niveau als naarr het operationele mesoniveau. Dez
ze structuren moe
eten ook
helpen om een
n koppeling te m
maken tussen de zorg voor de ind
dividuele
patiënt en de sttructuren op een g
groter schaalnivea
au (cf. GDT).
•
Strategisc
ch mesoniveau: coördinatieplatfo
ormen voor uitw
wisseling
tussen de vertegenwoordige
ers van de verschillende zorgverle
eners en
andere actoren die actief zijn
n in de chronische
e zorg:
Er bestaan al veel
v
structuren en
n platformen, zow
wel in het medisch
he als in
het sociale zorg
gdomein. Maar de
eze overlappen elkaar vaak, elk met
m eigen
actoren, en elk met hun eigen diienstverlening. He
et resultaat hierva
an is een
gebrek aan efficiëntie
e
en een
n eerder ondoorzichtig diensten
naanbod,
waardoor dienstverleners en p
patiënten vaak niet
n
de hulp krijgen die
theoretisch wel beschikbaar is (zzie wetenschappelijk rapport hoofds
stuk 7).
Vermoedelijk zullen er hindernisssen zijn voor de
e implementatie van deze
hervormingen. Voorbeelden hiiervan zijn: verd
dediging van ve
erworven
rechten en terrritoria door actorren die momente
eel (sommige va
an) deze
coördinatietake
en uitvoeren; verrdeling van de doelpopulatie
d
volg
gens de
traditionele zu
uilen; co-existere
ende (en zelfs
s vaak concurrrerende)
structuren; sc
cheiding tussen
n het federale
e en de ge
ewesten/
gemeenschapp
pen. Zo zal de gro
ote kloof tussen de gezondheidszorg en de
sociale sector niet
n zo snel verdw
wijnen.
Intussen moete
en de inspanninge
en zich richten op het creëren van plaatsen
p
ectieve partners kunnen samenwe
en mogelijkhed
den waar de respe
erken op
een continue en
n efficiënte manie
er.
41
V
Vereisten
•
ekking van het grondgebied m
met een operationeel
Volledige de
coördinatiepla
atform op kleinste
edelijk niveau (of niveau van een grote
gemeente) en
e
een overkoe
epeld platform op grootstedelijjk of
provinciaal niveau. De grenze
en van het eerste
e mogen nooit die
e van
het laatste doorkruisen;
•
en en
Waar mogelijjk zal men voorrtbouwen op besstaande structure
organisaties (in
( plaats van nieu
uwe te creëren). H
Hierbij dient gezoc
cht te
worden naar meer coherentie
e tussen alle geo
ografische niveaus
s. Dit
kan door een
n gepaste erkenn
ning en/of financië
ële stimuli te voo
orzien
voor hen die bereid
b
zijn om zich
h te herorganisere
en met de bedoeling te
voldoen aan
n de blauwdruk van de boven
nvermelde orden
ntelijk
onderverdeeld
de gebieden;
•
Hulpmiddelen
n voor communica
atie en gegevensd
deling om de informatie
ter beschikkin
ng te stellen van alle
a betrokken stakkeholders.
Actiepunt 16.2: Het
A
H creëren van
n een strategisch
he coördinatiece
el op
h hoogste strattegische niveau
het
H minste dat ka
Het
an worden gezeg
gd is dat voor de
e gezondheidszorg en
s
sociale
sector de
e opeenvolgende staatshervormingen niet geresullteerd
h
hebben
in een tra
ansparant en gemakkelijk te beheren systeem. Zolang
b
bevoegdheden
ve
erspreid zijn over verschillende besslissingsniveaus zal
z er
n
nood
zijn aan coö
ördinatie en overe
eenkomsten, vooral tussen de fed
derale
e gewestelijke niv
en
veaus.
T op heden is de Interministerriële Conferentie Volksgezondheid
Tot
d het
p
platform
waar de
e coördinatie tuss
sen de beslissing
gsniveaus plaats
svindt.
B
Bovendien
werd in
n de regeringsverrklaring van eind 2011 vermeld da
at een
In
nstituut zal word
den opgericht “om
m overlegde antw
woorden op de grote
u
uitdagingen
inzake
e de gezondheids
szorg te waarborgen”.
O
Ongetwijfeld
is he
et opstellen van een doeltreffend plan voor chron
nische
z
zorg
één van de belangrijkste uitd
dagingen. Het Insstituut moet de plaats
p
w
worden
waar de verschillende com
mpetentieniveaus elkaar ontmoete
en en
s
samenwerken
op een gestructuree
erde en ononderrbroken manier om
o te
s
streven
naar een harmonieuze
h
en efficiënte
e
integratie van de structure
en op
d verschillende niveaus. De stra
de
ategische coördin
natiecel zou minstens
m
moeten
waken over
o
de beslissingen die op de verschillende niv
veaus
42
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
KCE Report 190As
worden genomen en voorkomen dat die elkaar overlappen of tegenstrijdig
zijn. Idealiter moet het een geloofwaardige en visionaire
gemeenschappelijke denktank worden met steun van alle relevante
beleidsniveaus
•
Beperkte toegang tot respijtzorg (vooral omwille van financiële
barrières en het gebrek aan informatie voor de betrokken personen);
•
Wettelijke en terugbetalingscriteria die patiëntgroepen uitsluiten,
bijvoorbeeld op basis van hun ziekteprofiel;
6.6.1.3. Aanbeveling 17
•
Geografische belemmeringen voor toegankelijkheid. Dit is bijvoorbeeld
het geval bij hartrevalidatie. Officieel erkende centra zijn niet
gelijkmatig verdeeld over België, waardoor er een slechte
toegankelijkheid is in landelijke gebieden en/of in geval van
vervoersproblemen132.
Het waarborgen van de toegankelijkheid en de billijkheid van zorg
voor chronisch zieken
In internationale publicaties wordt toegankelijkheid van diensten
beschouwd als een prioriteit voor mensen die lijden aan chronische
aandoeningen. Een Witboek gepubliceerd door de Europese Commissie in
2007 herformuleert de fundamentele principes voor Europese actie op het
vlak van gezondheid20: een strategie gebaseerd op gedeelde
gezondheidswaarden. Universaliteit, toegang tot hoogwaardige zorg,
billijkheid en solidariteit zijn enkele van deze grondbeginsels. Ook de VNresolutie ‘over de preventie en controle van niet-overdraagbare ziekten’
van september 20108 spoort de lidstaten aan om ongelijkheden op het vlak
van gezondheidszorg weg te werken en ervoor te zorgen dat
gezondheidszorg de gehele bevolking covert. In België was de
toegankelijkheid van zorg, en vooral de financiële toegankelijkheid, het
hoofdthema van het nationale programma “Prioriteit aan de chronisch
zieken!" (zie 1.1)1. De lange lijst van maatregelen om de (financiële)
toegankelijkheid in het algemeen en de terugbetalingen voor specifieke
doelgroepen in het bijzonder te verbeteren, zullen niet worden herhaald in
deze ‘position paper’.
Echter, tijdens de SWOT-analyse wezen de stakeholders op een aantal
evoluties die een bedreiging vormen voor de toegankelijkheid van de zorg.
Deze problemen moeten worden aangepakt:
•
Een toenemend aantal specialisten werkt in private praktijken: de
gevolgen zijn toenemende wachttijden voor de consultaties in de
ziekenhuizen, vooral in landelijke gebieden;
•
Wachtlijsten voor ouderen die residentiële zorg nodig hebben en een
opnamebeleid dat niet altijd gericht is op hen die een opname het
meest nodig hebben;
6.6.1.4. Aanbeveling 18
De huidige betalingssystemen zodanig laten evolueren dat ze
kwaliteitsvolle, geïntegreerde, multidisciplinaire chronische zorg en
patiënt empowerment aanmoedigen, met speciale aandacht voor
eerstelijnszorg
Actiepunt 18.1: Geleidelijk overschakelen van een betalingssysteem
dat voornamelijk gebaseerd is op een betaling per prestatie naar
meer gemengde betalingsvormen
De overgrote meerderheid van stakeholders en deskundigen die werden
geconsulteerd tijdens dit project onderstreepte de incompatibiliteit tussen
het huidige financieringssysteem en de verstrekking van multidisciplinaire
chronische zorg gebaseerd op door de patiënten gedefinieerde behoeften
(zie hoofdstuk 7 in het wetenschappelijk rapport). In een systeem van
betaling per prestatie zijn de financiële stimuli niet goed afgestemd op de
vereisten van chronische zorg:
•
Een aantal cruciale maar tijdrovende taken, zoals het stellen van
prioriteiten, coördinatie en patiënteducatie worden ondergewaardeerd;
•
Het systeem ontmoedigt het delegeren van taken en multidisciplinair
werk. Voor een zorgverlener die werkt op zelfstandige basis kan het
delen van budgetten met andere zorgverleners immers problematisch
zijn;
•
Het systeem kan ervoor zorgen dat gezondheidszorg te weinig
gebruikt wordt door de meer kwetsbare groepen.
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
Het probleem beperkt zich niett tot de honorerin
ng van artsen. Het KCErapport over thuiszorg wees op een aantal verge
elijkbare probleme
en141: de
verouderde en complexe nome
enclatuur; het geb
brek aan onderscheid in
honoraria per kwalificatieniveau
k
; het gebrek aan
n stimuli voor coö
ördinatie
tussen de eers
ste en de tweed
delijnszorg; de ontoereikendheid voor de
opvolging van chronische aand
doeningen, voora
al in een zorgcon
ntext op
lange termijn.
Naast het huidige systeem, vvoornamelijk geb
baseerd op betaling per
prestatie, moetten een aantal andere bestaande
e betalingsvormen
n verder
worden ontwik
kkeld, en nieuwe worden toege
evoegd. Vandaag
g reeds
bestaande alterrnatieven voor de betaling per pres
statie zijn:
•
De huidige
e honorering voorr het Globaal Med
disch Dossier (GM
MD), dat
een 'light’ vorm van capitation is, met daaraan
d
gekoppe
eld een
vermindering van de remg
gelden voor de patiënt.
p
De financ
cieringsmechanism
men die worden toegepast in de
d zorgtrajecten volgen
hetzelfde principe. Een jaarlijks forfaitair honorarium voor
v
de
coördinatie
etaken van de hu
uisarts en de spe
ecialist en vrijstelling van
remgeld vo
oor de patiënt. Ecchter, in beide ge
evallen dekt het fo
orfaitaire
bedrag zek
ker niet de volled
dige kosten van de
d zorg, en de honoraria
voor elke individueel con
ntact blijven de voornaamste brron van
inkomsten voor de arts;
•
Aan de andere kant van het spectrum zijn
z
er de geïnte
egreerde
eerstelijnsz
zorgpraktijken (“w
wijkgezondheidsce
entra”) met een forfaitair
systeem, aangepast
a
aan d
de zorgbehoeften. Dit dekt niet alleen de
zorg die wordt verstrektt door de huisarts, maar oo
ok door
verpleegku
undigen en de
e andere profe
essionele hulpv
verleners
waaronderr kinesisten, logop
pedisten, maatsch
happelijk werkers enz. Dit
systeem ondersteunt
o
de multidisciplinaire samenwerking en het
delegeren van taken.
•
g in de palliatiev
ve zorg kan die
enen als
De financiieringshervorming
leerzaam voorbeeld
v
voor vverdere hervormin
ngen van de chrronische
zorg.
43
Beloon kwaliteit
B
H huidige systee
Het
em heeft zijn eige
en waardevolle dynamiek, voornam
melijk
g
gericht
op de te
evredenheid van de patiënt in d
de interactie me
et de
in
ndividuele zorgve
erlener. Het heeft
ft echter weinig o
of geen mechanismen
d
die,
een forme
ele beloning koppelen aan het feit dat de
ngen worden be
k
kwaliteitsdoelstelli
ereikt. Hoewel w
werd aangetoond
d dat
d
dergelijke
benaderringen niet steeds
s succesvol of aan
nbevelenswaardig
g zijn,
k een geleidelijk
kan
ke introductie van
n mechanismen die het bereiken va
an de
k
kwaliteitsdoeleinde
en beloont, word
den overwogen142. Maar telkens waar
m
mogelijk
moeten de kwaliteitsma
aatregelen worde
en ondersteund door
w
wetenschappelijk
bewijsmateriaal en moeten ze
e gebaseerd zijn
n op
n
nauwkeurige,
geva
alideerde en vlot beschikbare gege
evens (zie aanbev
veling
6 Een dergelijk
6).
k systeem zou geïndividualiseerd
g
de feedback naa
ar de
z
zorgverleners
mog
gelijk moeten maken. Maar het zo
ou ook zijn eigen totale
t
im
mpact, doeltreffe
endheid, kosteneffectiviteit en mogelijk onbedoelde
g
gevolgen
moeten evalueren.
Behoefte aan geleidelijke implem
B
mentatie en pilot ttesting
E
Een
verschuiving
g van het syste
eem van betaling
g per prestatie naar
fiinanciering gebas
seerd op behoefte
en vereist een stra
akke opvolging va
an de
n
nieuwe
financierin
ngsmodellen om het
h systeem geleidelijk te optimalis
seren.
D houdt ook een
Dit
n monitoring in va
an de kwaliteit en
n de efficiëntie va
an de
z
zorg
evenals van de
d billijkheid en to
oegankelijkheid.
B
Bovendien
waarschuwen de stakeholders ook vo
oor de administra
atieve
c
complexiteit
die kan
k
voortvloeien uit de combina
atie van verschillende
b
betalingsmechanis
smen, met name in
i het geval van m
multimorbiditeit.
In
n elk geval is een
n diepgaand onde
erzoek van deze b
betalingsmechanismen
n
noodzakelijk.
Nieu
uwe betalingsmod
dellen vereisen d
degelijk voorbereidend
w
werk,
waaronder ook de ontwikk
keling en het tessten van operationele
p
procedures
en financiële ove
ereenkomsten vvoor multidisciplinaire
s
samenwerking
(ziie ook aanbeveling 4). De inputt van expertise zoals
a
aanbevolen
in Actiepunt 15.3 is ess
sentieel.
44
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
Actiepunt 18.2: Investeren in eerstelijnszorg
De voorstellen die werden gedaan in 6.1 impliceren investeringen in
eerstelijnszorg: multidisciplinair teamwork, de ontwikkeling van specifieke
ICT-toepassingen, de aantrekkelijkheid van de beroepen uit de eerste lijn,
de officiële erkenning van nieuwe functies (vooral de case-manager), een
performant kwaliteitssysteem, alternatieve zorgomgevingen voor personen
met complexe behoeften. Op dezelfde manier vereist het aanmoedigen
van patiënt empowerment (zie 6.4) ook specifieke investeringen voor
educatie van de zorgverleners en de ontwikkeling van aangepaste
hulpmiddelen.
6.6.1.5. Aanbeveling 19
Opvolging en planning op macroniveau van de evolutie en
toekomstige nood aan zorgpersoneel
Toegankelijkheid van zorg heeft ook te maken met de beschikbaarheid van
een aangepaste personeelsomkadering om te beantwoorden aan de
behoeften van de patiënt.
In België is het nodig om de coördinatie en harmonisering van routine
gegevensverzameling van de ‘stock and flows’ van zorgverleners en van
huisartsen in het bijzonder te verbeteren (d.w.z. aantallen en
demografische karakteristieken, huidig activiteitsniveau, natuurlijk verloop
of migratiepercentage, bijkomende informatie over praktijkafspraken en
werklast) 143.
Er moet een planningsraamwerk voor het personeelsbestand worden
ontwikkeld dat rekening houdt met de verwachte en geplande
veranderingen in het gezondheidszorgsysteem, waaronder nieuwe functies
en de verwachte evolutie van de gezondheidszorgbehoeften in een
evoluerende demografische context.
KCE Report 190As
6.6.1.6. Aanbeveling 20
De aanbevelingen en actiepunten van deze ‘position paper’ omzetten
in een operationeel plan voor chronische zorg, en de implementatie
ervan evalueren door middel van actiespecifieke indicatoren.
Alle aanbevelingen en actiepunten die in deze ‘position paper’ worden
voorgesteld, moeten worden omgezet in een concreet plan voor
chronische zorg. Het Observatorium zou hierbij ten volle betrokken moeten
worden, o.m. om de prioriteiten voor concrete acties te bepalen.
In België steunt besluitvorming traditioneel op bilaterale overeenkomsten
tussen specifieke stakeholdergroepen en ziekenfondsen. De aard van de
chronisch zorg, die immers samenwerking en multidisciplinariteit vraagt,
noodzaakt besluitvormingsmechanismen die de patiënt resoluut in het
centrum plaatsen, en de belangen van alle andere stakeholders hieraan
ondergeschikt worden.
De hervormingen waarvoor in deze ‘position paper’ wordt gepleit, hoe
diepgaand ook, zouden zoveel mogelijk moeten steunen op bestaande
structuren, eerder dan op de creatie van nieuwe. Een
gezondheidszorgsysteem moet worden gezien als een “complex adaptief
systeem”144,145 waarin individuen handelen "op manieren die niet altijd
volledig voorspelbaar zijn en van wie de acties onderling verbonden zijn
zodat de acties van één persoon de context wijzigen". Het is duidelijk dat
nieuwe initiatieven onvermijdelijk het huidige evenwicht van het
gezondheidszorgsysteem zullen wijzigen. Hervormingen zullen aanleiding
geven tot nieuwe situaties waarin de actoren een verschillende rol spelen.
De uitdaging is om de stimuli doordacht te wijzigen, zodat de bestaande
structuren en actoren zich geleidelijk aanpassen aan de nieuwe, meer
geïntegreerde configuratie van het zorgsysteem, die beter beantwoordt
aan de lange termijn behoeften van de chronische patiënt.
KCE Report 190
0As
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
Tenslotte, moe
et in de komende jaren de implementatie va
an elke
component van
n het plan worden geëvalueerd doo
or middel van een
n set van
indicatoren die overeenkomen m
met elke specifiek
ke actie. Deze ind
dicatoren
kunnen worden ontwikkeld do
oor het Observa
atorium voor chrronische
ziekten. Ze moe
eten de bestaand
de gegevens maxiimaal hergebruike
en. Meer
specifiek moe
eten de overheden investeren in een effectief,
e
gebruiksvriende
elijk en veilig mechanisme van geautoma
atiseerde
gegevensextrac
ctie en -overdraccht uit het elektrronisch patiënten
ndossier.
Deze datastro
oom moet als de hoeksteen van het toek
komstige
evaluatiesystee
em gezien worden
n, en mee zorgen
n voor een dynam
miek van
permanente kw
waliteitsverbetering
g van de zorg voo
or de chronisch zie
eken.
45
7 REFERE
7.
ENTIES
1.
2
2.
3
3.
4
4.
5
5.
6
6.
Cabinet de
d la vice-première ministre et ministre des Afffaires
Sociales et de la San
nté Publique "P
Priorité aux ma
alades
chroniques!" - Programme pour l’amélioratio
on de la qualité de
d vie
des perso
onnes atteintes d’affections chro
oniques 2009-20
010 Propositio
ons de Laurette On
nkelinx, Ministre d
des Affaires socia
ales et
de la Santé publique
e [Bruxelles;200
08. Available from:
http://www
w.laurette-onkelinx
x.be/articles_docss/20080923__propositio
ons_malades_chrroniques_F.pdf
Cabinet de
d la vice-première ministre et ministre des Afffaires
Sociales et
e de la Santé Publique
P
Etat dess lieux du progra
amme
maladies chroniques [B
Bruxelles;Mai 20
012. Available from:
http://www
w.lauretteonkelinx.b
be/production/conttent.php?ArticleId
d=91
European Commission Eurropean Innovation
n partnership on Active
A
and Healtthy Ageing [2011
1 [cited March 2
2012]. Available from:
http://ec.europa.eu/research/innovationunion/inde
ex_en.cfm?section
n=active-healthy-a
ageing
European Commission E-Health
E
[2012 [cited March 2012].
2
Available
from:
http:///ec.europa.eu/hea
alth-eu/care_for_m
me/ehealth/inde
ex_en.htm
European Parliament European Parliame
ent resolution of
o 15
Septembe
er 2011 on Europ
pean Union positio
on and commitme
ent in
advance to the UN high--level meeting on
n the prevention
n and
control of non-communicab
ble diseases [Stra
asbourg;2011 [upd
dated
15 Septt 2011; cited March 2012
2]. Available from:
http://www
w.europarl.europa.eu/sides/getDoc..do?pubRef=//EP//TEXT+TA+P7-TA-201
110390+0+D
DOC+XML+V0//EN
N&language=EN
European Union Policy Forum. Answer to DG
G SANCO consultation
on chroniic diseases. 201
12 13 January 2
2012. Available from:
http://cpme.dyndns.org:591/database/2012/E
EU.HPF.Answer.to
o.Co
nsult.on.C
CDs_Jan13.pdf
46
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
United Nations General Assembly. Report by the SecretaryGeneral on the prevention and control of non-communicable
diseases(A/66/83). In; 2011.
United Nations General Assembly. Political declaration of the Highlevel Meeting of the General Assembly on the Prevention and
Control of Non-communicable Diseases. In; 2011.
World Health Organization. Global status report on
noncommunicable diseases. Geneva: 2010. Available from:
http://www.who.int/nmh/publications/ncd_report_full_en.pdf
World Health Organization Health topics - Chronic disease
[Geneva;2011
[cited
January
2012].
Available
from:
http://www.who.int/topics/chronic_diseases/en/
World Health Organization A comprehensive global monitoring
framework and voluntary global targets fo rthe prevention and
control of NCDs [2011 [updated 21 December 2011; cited
February
2012].
Available
from:
http://www.who.int/nmh/events/2011/consultation_dec_2011/WHO
_Discussion_Paper_FINAL.pdf
World Health Organization. Health 2020: a European policy
framework supporting action across government and society for
health and well-being. In: Proceedings of Regional Committee for
Europe; 2012 10-13 September 2012; Malta.
World Health Organization - Regional Committee for Europe.
Action plan for implementation of the European Strategy for the
prevention and control of non-communicable diseases 2012-2016.
In. Baku, Azerbaijan; 2011.
World Health Organization Monitoring framework and targets for
the prevention and control of NCDs [Geneva;2012 [cited
September
2012].
Available
from:
http://www.who.int/nmh/events/2011/consultation_dec_2011/en/
World Health Organization. Integrated health services: what and
why?
Geneva:
2008.
1
Available
from:
http://www.who.int/healthsystems/service_delivery_techbrief1.pdf
Béland F, Bergman H, Lebel P, Clarfield A, Tousignant P,
Contandriopoulos A, et al. A system of integrated care for older
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
KCE Report 190As
persons with disabilitoies in Canada: results from a randomized
controlled trial. J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2006;61(4):367-73.
Landi F, Onder G, Russo A, Tabaccanti S, Rollo R, Federici S, et
al. A new model of integrated home care for the elderly: impact on
hospital use. Journal of clinical epidemiology. 2001;54(9):968-70.
Bernabei R, Landi F, Gambassi G, Sgadari A, Zuccala G, Mor V,
et al. Randomised trial of impact of model of integrated care and
case management for older people living in the community. BMJ.
1998;316:1348-51.
Van den Akker M, Knotterus J. Comorbidity or multimorbidity:
what's in a name? A review of literature. Eur J Gen Pract.
1996;2:65-70.
Commission of the European Communities. White Paper Together for Health: A Strategic Approach for the EU 2008-2013.
In. Brussels; 2007.
Belgian Presidency of the Council of the European Union. A
European Strategy for Chronic Conditions. In: EU Trio. Brussels;
2010.
SPF Economie P, Classes moyennes et Energie, Causes de
décès en Belgique [2008 [cited February 2012]. Available from:
http://statbel.fgov.be/fr/modules/publications/statistiques/populatio
n/causes_de_deces.jsp
Scientific Institute of Public Health Health interview survey
[Brussels;2008.
Available
from:
https://www.wivisp.be/epidemio/epifr/CROSPFR/HISFR/TABLE08.HTM
Fortin M, Stewart M, Poitras ME, Almirall J, Maddocks H. A
systematic review of prevalence studies on multimorbidity: toward
a more uniform methodology. Annals of family medicine.
2012;10(2):142-51.
Van den Akker M, Buntinx F, Metsemakers J, Roos S, Knotterus J.
Multimorbidity in General Practice: prevalence, incidence and
determinants of co-occurring chronic and recurrent diseases. J
Clin Epidemiol. 1998;51(5):367-75.
Costa G, Berjon M, Mochales J, Maleras R, Laso A, Vasallo M.
Epidemiological features of comorbidity and its influence on the
KCE Report 190
0As
27.
28.
29.
30.
31.
32.
33.
34.
35.
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
use of health services frrom Health Surve
ey Madrid 2007. Rev
R Esp
Salud Publica.
P
2009;83(6
6):835-46.
Fortin M,
M Hudon C, Hag
ggerty J, Akker Mv
vd, Almirall J. Pre
evalence
estimattes of multimorbid
dity: a comparativ
ve study of two sources.
s
BMC Health
H
Services Re
esearch. 2010;10::111.
May C,
C Montori VM, M
Mair FS. We ne
eed minimally disruptive
medicin
ne. BMJ. 2009;339:b2803.
Bartozs
s Przywara. Projecting future hea
alth care expend
diture at
Europe
ean level: driverrs, methodology and main resu
ults. In:
Europe
ean Economy - E
Economic Papers: European Commission;
2010.
Vlayen J, De Backer G
G, Peers J, Moldenaers I, Debru
uyne H,
Simoen
ns S. Atherosclero
otic cardiovascula
ar diseases in Be
elgium: a
cost-of--illness analysis. C
Cardiovasc Drugs
s Ther. 2004;22:48
87-94.
Broekx S, Den Hond E, T
Torfs R, Remacle
e A, Mertens R, D'Hooghe
T, et al. The costs o
of breast cancerr prior to and following
f
diagnos
sis. The Europea
an journal of health economics : HEPAC
H
:
health economics
e
in prevvention and care. 2011;12(4):311-7
7.
Figuera
as J, McKee M. Health System
ms, Health, Wea
alth and
Societa
al Well-being. Eurropean Observato
ory of Health Syste
ems and
Policies
s; 2012.
L'Assurrance Maladie Le
es affections de longue durée [Pa
aris;2012
2012].
from:
[cited
September
Available
http://w
www.ameli.fr/profe
essionnels-de-sante/medecins/exerrcer-auquotidie
en/les-affections-d
de-longue-duree/index.php
Gilson L. Health policyy and systems research:
r
a meth
hodology
reader. Geneva: World H
Health Organizatio
on; 2012.
Keirse E, Beguin C, Desmedt M, De
eveugele M, Me
enten J,
Simoen
ns S, et al. Org
ganization of palliative care in Belgium.
B
Brussels: Belgian Heallth care Knowled
dge Centre; 200
09. KCE
reports
from:
115C
(D
D/2009/10.273/42)
Available
http://kc
ce.fgov.be/publica
ation/report/organisation-of-palliativ
ve-carein-belgiium
3
36.
3
37.
3
38.
3
39.
4
40.
4
41.
4
42.
4
43.
4
44.
4
45.
47
World Hea
alth Organization
n. Primary Health care: now more than
2008.
from:
ever.
Geneva:
A
Available
http://www
w.who.int/whr/2008
8/whr08_en.pdf
Bodenheim
mer T, Wagner EH
H, Grumbach K. Improving primary
y care
for patientts with chronic illness. JAMA. 2002;288(14):1775-9.
Coster S, Norman I. Coch
hrane reviews of educational and selfmanagem
ment interventions
s to guide nursin
ng practice: a re
eview.
Internation
nal Journal of Nurrsing Studies. 200
09;46(4):508-28.
Dennis S, Zwar N, Griffiths R, Roland M, Ha
asan I, Davies G, et al.
Chronic disease
d
managem
ment in primary ccare: from eviden
nce to
policy. Me
edical Journal Aus
stralia. 2008;188:S
S53-S6.
Gibson PG, Coughlan J, Wilson AJ, Abra
amson M, Bauma
an A,
Hensley MJ, et al. Selff-management ed
ducation and re
egular
practitione
er review for adullts with asthma. C
Cochrane Databa
ase of
Systematic Reviews. 2000((2):CD001117.
Guevara JP,
J Wolf FM, Grum
m CM, Clark NM.. Effects of educa
ational
interventio
ons for self man
nagement of astthma in children
n and
adolescen
nts: systematic review and meta-analysis. BMJ.
2003;326((7402):1308-9.
Powell H, Gibson PG. Optiions for self-mana
agement educatio
on for
adults with asthma. Cochrrane Database off Systematic Rev
views.
2003(1):C
CD004107.
Shin SY, Kolanowski
K
AM. Best
B
evidence of p
psychosocially foc
cused
nonpharm
macologic therapie
es for symptom management in older
adults
w
with
osteoarthrritis.
Pain
Ma
anagement
Nursing.
2010;11(4
4):234-44.
Du S, Yua
an C, Xiao X, Ch
hu J, Qiu Y, Qian
n H. Self-manage
ement
programs for chronic musculoskeletal
m
pain conditions
s: A
systematic
c review and meta-analysis.
m
Pa
atient Education and
Counseling. 2011;85 (3):e2
299-e310.
Jarrett ME
E, Cain KC, Burr RL, Hertig VL, R
Rosen SN, Heitke
emper
MM. Comprehensive se
elf-management for irritable bowel
b
syndrome: randomized tria
al of in-person vss. combined in-pe
erson
and telephone sessions. American
A
Journal of Gastroentero
ology.
2009;104((12):3004-14.
48
46.
47.
48.
49.
50.
51.
52.
53.
54.
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
Blackstock F, Webster K. Disease-specific health education for
COPD: a systematic review of changes in health outcomes. Health
Education Research. 2007;22(5):703-17.
Effing T, Monninkhof EEM, Van Der Valk PPDLPM, Zielhuis GGA,
Haydn Walters E, Van Der Palen JJ, et al. Self-management
education for patients with chronic obstructive pulmonary disease.
Cochrane Database of Systematic Reviews. 2009;(4)(CD002990).
Monninkhof E, van der Valk P, van der Palen J, van Herwaarden
C, Partridge MR, Zielhuis G. Self-management education for
patients with chronic obstructive pulmonary disease: a systematic
review. Thorax. 2003;58(5):394-8.
Ditewig JB, Blok H, Havers J, van Veenendaal H. Effectiveness of
self-management interventions on mortality, hospital readmissions,
chronic heart failure hospitalization rate and quality of life in
patients with chronic heart failure: a systematic review. Patient
Education & Counseling. 2010;78(3):297-315.
Jovicic A, Holroyd-Leduc JM, Straus SE. Effects of selfmanagement intervention on health outcomes of patients with
heart failure: a systematic review of randomized controlled trials.
BMC Cardiovascular Disorders. 2006;6:43.
Powell LH, Calvin JE, Jr., Richardson D, Janssen I, Mendes de
Leon CF, Flynn KJ, et al. Self-management counseling in patients
with heart failure: the heart failure adherence and retention
randomized behavioral trial. JAMA. 2010;304(12):1331-8.
Jones F, Riazi A. Self-efficacy and self-management after stroke: a
systematic review. Disability & Rehabilitation. 2011;33(10):797810.
Korpershoek C, van der Bijl J, Hafsteinsdottir TB. Self-efficacy and
its influence on recovery of patients with stroke: a systematic
review. Journal of Advanced Nursing. 2011;67(9):1876-94.
Cadilhac DA, Hoffmann S, Kilkenny M, Lindley R, Lalor E,
Osborne RH, et al. A phase II multicentered, single-blind,
randomized, controlled trial of the stroke self-management
program. Stroke. 2011;42(6):1673-9.
55.
56.
57.
58.
59.
60.
61.
62.
63.
KCE Report 190As
Chen SH, Tsai YF, Sun CY, Wu IW, Lee CC, Wu MS. The impact
of self-management support on the progression of chronic kidney
disease - A prospective randomized controlled trial. Nephrology
Dialysis Transplantation. 2011;26 (11):3560-6.
Barlow J, Turner A, Edwards R, Gilchrist M. A randomised
controlled trial of lay-led self-management for people with multiple
sclerosis. Patient Education & Counseling. 2009;77(1):81-9.
Watson WT, Gillespie C, Thomas N, Filuk SE, McColm J, Piwniuk
MP, et al. Small-group, interactive education and the effect on
asthma control by children and their families. CMAJ.
2009;181(5):257-63.
Duke SA, Colagiuri S, Colagiuri R. Individual patient education for
people with type 2 diabetes mellitus. Cochrane database of
systematic reviews (Online). 2009;(1):CD005268.
Deakin TA, McShane CE, Cade JE, Williams R. Group based
training for self-management strategies in people with type 2
diabetes mellitus. In: Cochrane Database of Systematic Reviews.
Chichester, UK: John Wiley & Sons, Ltd; 2005.
Hampson SE, Skinner TC, Hart J, Storey L, Gage H, Foxcroft D, et
al. Effects of educational and psychosocial interventions for
adolescents with diabetes mellitus: A systematic review. Health
Technology Assessment. 2001;5 (10):i+iii-iv+1-69.
Rice KL, Dewan N, Bloomfield HE, Grill J, Schult TM, Nelson DB,
et al. Disease management program for chronic obstructive
pulmonary disease: a randomized controlled trial. American journal
of respiratory and critical care medicine. 2010;182(7):890-6.
Baker DW, Dewalt DA, Schillinger D, Hawk V, Ruo B, BibbinsDomingo K, et al. The effect of progressive, reinforcing telephone
education and counseling versus brief educational intervention on
knowledge, self-care behaviors and heart failure symptoms.
Journal of Cardiac Failure. 2011;17(10):789-96.
Boyde M, Turner C, Thompson DR, Stewart S. Educational
interventions for patients with heart failure: a systematic review of
randomized controlled trials. Journal of Cardiovascular Nursing.
2011;26(4):E27-35.
KCE Report 190
0As
64.
65.
66.
67.
68.
69.
70.
71.
72.
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
Ringstrrom G, Storsrud S, Posserud I, Lundqvist
L
S, Wes
stman B,
Simren M. Structured patient education is superior to
o written
informa
ation in the man
nagement of patients with irritable
e bowel
syndrom
me: a randomize
ed controlled stud
dy. European Jo
ournal of
Gastroe
enterology & Hepatology. 2010;22((4):420-8.
Mason J, Khunti K, Sttone M, Farooqi A, Carr S. Edu
ucational
interven
ntions in kidneyy disease care: a systematic re
eview of
random
mized trials. Am
merican Journal of Kidney Diseases.
2008;51(6):933-51.
Riemsm
ma RP, Kirwan JR
R, Taal E, Raskerr JJ. Patient educ
cation for
adults with
w rheumatoid a
arthritis. Cochrane
e Database of Sys
stematic
Review
ws. 2003(2):CD003
3688.
Niederm
mann K, Fransen
n J, Knols R, Ue
ebelhart D. Gap Between
B
Short- and
a Long-Term E
Effects of Patient Education in Rhe
eumatoid
Arthritis
s Patients: A Sysstematic Review.. Arthritis & Rheu
umatism
(Arthritiis Care & Researcch). 2004;51(3):38
88-98.
Luciano
o JV, Martinez N, Penarrubia-Marria MT, Fernandez
z-Vergel
R, Garrcia-Campayo J, Verduras C, ett al. Effectivenes
ss of a
psycho
oeducational treatment program implemented in general
practice
e for fibromyalgia
a patients: a ran
ndomized controllled trial.
Clinicall Journal of Pain. 2011;27(5):383-9
91.
Chan SW-C,
S
Yip B, Tso
o S, Cheng B-S, Tam W. Evaluattion of a
psycho
oeducation progra
am for Chinese clients
c
with schizo
ophrenia
and th
heir family careg
givers. Patient Education
E
& Cou
unseling.
2009;75
5(1):67-76.
McGillio
on M, Watt-Watsson J, Kim J, Yamada
Y
J. A systematic
review of psychoeducatio
onal intervention trials
t
for the mana
agement
of chro
onic stable ang
gina. Journal off Nursing Mana
agement.
2004;12
2(3):174-82.
Smith JR,
J Mugford M, H
Holland R, Noble
e M, Harrison B. Pyschoeducatiional intervention
ns for adults with
w
severe or difficult
asthma
a:A systematic revview. Journal of as
sthma. 2007;44:219-41.
Sun HW
W, Wang JP, Wan
ng SZ, Wang YY, Song YP, Yang ZH,
Z et al.
Effect of
o educational and psychological in
ntervention on the
e quality
of life of
o asthmatic patien
nts. Respir Care. 2010;55(6):725-8
2
.
7
73.
7
74.
7
75.
7
76.
7
77.
7
78.
7
79.
8
80.
8
81.
49
Bailey EJ,, Cates CJ, Krusk
ke SG, Morris PS, Brown N, Chang
g AB.
Culture-sp
pecific programs for children and
d adults from minority
groups who
w
have asthma
a. Cochrane Dattabase of Systematic
Reviews. 2009;(2)(CD0065
2
580).
Rosal MC
C, Ockene IS, Res
strepo A, White M
MJ, Borg A, Olendz
zki B,
et al. Ran
ndomized trial off a literacy-sensittive, culturally tailored
diabetes self-managementt intervention fo
or low-income latinos:
latinos en control. Diabetes
s care. 2011;34(4)):838-44.
Hawthorne
e K, Robles Y, Cannings-John
C
R,, Edwards Adrian
n GK.
Culturally appropriate healtth education for tyype 2 diabetes me
ellitus
in ethnic minority groups. In: Cochrane Da
atabase of Systematic
Reviews. Chichester, UK: John
J
Wiley & Sonss, Ltd; 2008.
Sarkisian CA, Brown AF, Norris
N
KC, Wintz RL, Mangione CM.
C
A
systematic
c review of diab
betes self-care in
nterventions for older,
o
African American,
A
or Latino adults. Diabetes Educ
cator.
2003;29(3
3):467-79.
Saksena A. Computer-b
based education
n for patients with
hypertension: A systemattic review. Healtth Education Jou
urnal.
2010;69(2
236).
Ghahari S,
S Leigh Packer T, Passmore AE
E. Effectiveness of
o an
online fatig
gue self-managem
ment programme for people with ch
hronic
neurologic
cal conditions: a randomized co
ontrolled trial. Cllinical
Rehabilita
ation. 2010;24(8):7
727-44.
Berman RLH,
R
Iris MA, Bode R, Drengenberg
g C. The effective
eness
of an online mind-body inttervention for old
der adults with ch
hronic
pain. Jourrnal of Pain. 2009;;10(1):68-79.
Bussey-Sm
mith KL, Rossen RD. A systematicc review of random
mized
control trials
t
evaluating
g the effective
eness of intera
active
computerized asthma pattient education programs. Anna
als of
Allergy, As
sthma, & Immuno
ology. 2007;98(6):507-16; quiz 16.
World Hea
alth Organization
n, Health CoSDo. Closing the gap
p in a
generation
n: Health equity through acttion on the social
s
determina
ants of health. Geneva: 200
08. Available from:
http://www
w.who.int/social_determinants/theco
ommission/finalreport/
en/index.h
html
50
82.
83.
84.
85.
86.
87.
88.
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
Guidère Mathieu. Méthodologie de la recherche. Ellipses
Marketing; 2004.
The MacColl Institute for Healthcare Innovation The Chronic Care
Model [Seattle: Group Health Research Institute (GHRI) 2012
[cited
March
2012].
Available
from:
http://www.improvingchroniccare.org/index.php?p=About_US&s=6
Vlayen J, Vanthomme K, Camberlin. C, Piérart J, Walckiers D,
Kohn L, et al. Een eerste stap naar het meten van de performantie
van het Belgische gezondheidszorgsysteem - Un premier pas vers
la mesure de la performance du système de soins de santé belge KCE reports 128. Brussels: Belgian Health Care Knowledge
Centre
(KCE);
2010.
Available
from:
https://kce.fgov.be/fr/search/apachesolr_search/128?filters=type%
3Abiblio%20ss_biblio_secondary_title%3A%22KCE%20Reports%
22&retain-filters=1
Vlayen J, Van De Water G, Camberlin C, Paulus D, Leys M,
Ramaekers D, et al. Clinical quality indicators - KCE reports 41.
Brussels: KCE- Bekgian Health Care Knowledge Centre; 2006.
(D/2006/10.273/44)
Available
from:
https://kce.fgov.be/search/apachesolr_search/41
Vandenbroeck P, Dechenne R, Becher K, Van den Heede K,
Eyssen M, Geeraerts G, et al. Organisation of child and adolescent
mental health care : development of a policy scenario. Health
Services Research (HSR). Brussels: KCE = Federaal
Kenniscentrum voor de gezondheidsdzorg = Centre fédéral
d'expertise des soins de santé = Belgian Health Care Knowledge
Centre; 2011. KCE Reports 175C (D/2012/10.273/14) Available
from:
https://kce.fgov.be/sites/default/files/page_documents/KCE_175C_
organization_mental_health_for_children_and_adolescents_2.pdf
De Maeseneer J, Boeckxstaens P. Multi-morbidity, goal-oriented
care and equity. In: James Mackenzie Lecture 2011. London:
Royal College of General Practitioners; 2011.
World Health Organization International Classification of
Functioning, Disability and Health (ICF) [Geneva;2012 [cited
October 2012].
89.
90.
91.
92.
93.
94.
95.
96.
97.
98.
KCE Report 190As
De Maeseneer J, Roberts RG, Demarzo M, Heakth I,
Sewankambo N, Kidd MR, et al. Tackling NCDs: a diff erent
approach is needed. The Lancet. 2011;6736(11)61135-5(11).
Nolte M, McKee M, editors. Caring for people with chronic
conditions. Berkshire: Open University Press; 2008.
Busse R, Blümel M, Scheller-Kreinsen D, Zentner A. Tackling
chronic diseases in Europe: strategies, interventions and
challenges.
Brussels:
2010.
Available
from:
http://www.euro.who.int/en/who-weare/partners/observatory/publications/studies/tackling-chronicdisease-in-europe-strategies,-interventions-and-challenges
World Health Organization Health Systems Strengthening
Glossary [Geneva;2012 [cited October 2012]. Available from:
http://www.who.int/healthsystems/hss_glossary/en/index2.html
Blanson Henkemans OA, Molema JJW, Franck EJH, Otten W.
Zelfmanagement als Arbeidsbesparende Innovatie in de Zorg.
Leiden: TNO; 2010. KvL/P&Z 2010.017
Annemans L, Boeckxstaens P, Borgermans L, De Smedt D,
Duchesnes C, Heyrman J, et al. Advantages, disadvantages and
feasibility of the introduction of ‘Pay for Quality’ programmes in
Belgium. Brussels: Belgian Health Care Knowledge Centre (KCE);
2011. KCE Reports 118CD/2009/10.273/52
Gerkens S, Merkur S. Belgium: Health system review. Health Syst
Transit. 2010;12(5):1-266, xxv.
Conseil Européen Ordres Médecins. Charte Européenne d'éthique
médicale. Kos: 2011 10 June 2012. Available from:
http://www.ceom-ecmo.eu/sites/default/files/documents/frcharte_europeenne_dethique_medicale-adoptee_a_kos_0.pdf
Ottawa University Les principes éthiques fondamentaux
[Ottawa;2010 [updated 30 November 2010; cited September
2012].
Ståhl T, Wismar M, Ollila E, E. L, Leppo K, editors. Health in All
Policies Prospects and potentials. Helsinki: Ministry of Social
Affairs and Health; 2006.
KCE Report 190
0As
99.
100.
101.
102.
103.
104.
105.
106.
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
De Ma
aeseneer JM, van
n Driel ML, Gree
en LA, van Weel C. The
need fo
or research in prim
mary care. Lancet. 2003;362(9392):1314-9.
Mold J,
J LBlake G, Beccker L. Goal-orie
ented medical care. Fam
Med. 19
991;23(1):46-51.
Delbanco T, Walker J, B
Bell SK, Darer JD
D, Elmore JG, Farrag N, et
al. Inviting Patients to Read Their Do
octors' Notes: A Quasiexperim
mental Study an
nd a Look Ahe
ead. Annals of internal
medicin
ne. 2012;157(7):4
461-70.
INAMI-RIZIV Rapport annuel 2011- 4ème partie: Exposés
E
thématiques - eCare : les technologies de l'information et de la
commu
unication dans le ssecteur des soins
s de santé [Brusse
els;2011
from:
[cited
September
2012].
Available
http://w
www.riziv.fgov.be/p
presentation/fr/publications/annual-report/index.htm
Lorant V, Geerts C, D'Hoore W, Sa
auwens D, Remmen R,
Perema
ans L, et al. Making General Practice Atttractive:
Encourraging GP attra
action and rete
ention. Health Services
S
Researrch (HSR). Brusssels: Belgian Health
H
Care Kno
owledge
Centre (KCE); 2008
8 27/10/2008. KCE Reports
s 90C
(D/2008
from:
8/10.273/65)
Availa
able
http://kc
ce.fgov.be/index_
_en.aspx?SGREF=10504&CREF=1
12017
Jonckheer P, Dubois C, Verhoeven E, Riinchard E, Baude
ewyns AM, Hae
ezaert T, et al. Afte
er-hours in primarry care : which solutions ?
Brussels: Belgian He
ealth Care Kno
owledge Centre;; 2011.
(D/2011
from:
1/10.273/89)
Availa
able
https://k
kce.fgov.be/sites//default/files/page_
_documents/171C
C_afterhours_primary_care.pdf
Gerken
ns S, Farfan MI, D
Desomer A, Storde
eur S, De Waroux
x M, Van
de Voo
orde C, et al. Th
he Belgian health system in 2010. Health
Service
es Research (H
HSR). Brussels: Belgian Health Care
Knowle
edge Centre (KCE
E); 2010 04/10/2010. KCE Reporrts 138C
from:
(D/2010
0/10.273/61)
Availa
able
http://kc
ce.fgov.be/index_
_en.aspx?SGREF=5213&CREF=17
7949
Berckm
mans G, Alvarez Irrusta L, Bouzegta
a N, Defloor T, Pe
eeters G,
Stordeu
ur S, et al. Diffférenciation de fo
onctions dans le
es soins
107.
108.
109.
110.
111.
112.
113.
51
infirmiers : possibilités et lim
mites. Health Servvices Research (H
HSR).
Bruxelles: Centre fédéral d'expertise
d
des ssoins de santé (K
KCE);
2008 15/0
09/2008. KCE Rep
ports 86B (D/2008/10.273/53) Ava
ailable
from:
http://kce.ffgov.be/index_fr.a
aspx?SGREF=104
498&CREF=1151
13
Sermeus W,
W Pirson M, Paq
quay L, Pacolet JJ, Falez F, Storde
eur S,
et al. Fina
ancing of home nursing
n
in Belgium
m. 122C ed. Brus
ssels:
Belgian He
ealth Care Knowle
edge Centre.
Boyle S. United
U
Kingdom (England): Health system review. Health
H
Syst Trans
sit. 2011;13(1):1-4
486.
North Sou
uth Group Inc. Lite
erature Review an
nd Environmental Scan
of Preferre
ed Practices for Deployment
D
of Hea
alth Human Resources
and Decis
sion Support Tools
s: Final Report. Ontario: Health Can
nada;
2004.
Service de
es Soins de Santé
é Psychosociaux - Dienst Psychoso
ociale
Gezondhe
eidszorg. Vers de meilleurs soins e
en santé mentale par
p la
réalisation
n de circuits et réseaux de soin
ns - Naar een betere
b
geestelijke
e gezondheidszorrg door de realisa
atie van zorgcircuits en
zorgnetwe
erken [Brussels: SPF Santé Pub
blique, Sécurité de
d la
chaîne alimentaire et Env
vironnement - FOD Volksgezond
dheid,
veiligheid van de voedselke
eten en Leefmilieu
u;2012. Available from:
http://www
w.psy107.be/
Vander Stichele RH, Van de Voorde C, E
Elseviers M, Verru
ue C,
Soenen K,
K Smet M, et al. Medication use
e in rest and nu
ursing
homes in Belgium. Health
h Services Resea
arch (HSR). Brus
ssels:
Belgian Health Care Know
wledge Centre (KC
CE); 2006 22/12/2
2006.
KCE Re
eports 47C (D/2006/10.273/70
(
0) Available from:
http://kce.ffgov.be/index_en.aspx?SGREF=52
220&CREF=8781
INAMI-RIZ
ZIV. Syntheserapport: de integratie
e van zorgkundig
gen in
de thuisv
verpleging. Brus
ssels: INAMI-RIZIV; 2012 Jan
nuary.
1240/UB/P
PPAS 200/2/Synth
hese
Sheer B, Wong FK. The
e development of advanced nu
ursing
practice globally. J Nurs Sc
cholarsh. 2008;40((3):204-11.
52
114.
115.
116.
117.
118.
119.
120.
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
Delamaire M, Lafortune G. Les pratiques infirmières avancées :
Une description et évaluation des expériences dans 12 pays
développés. In: Editions OCDE. Paris: OCDE; 2010.
Bryant-Lukosius D, Carter N, Kilpatrick K, Martin-Misener R,
Donald F, Kaasalainen S, et al. The clinical nurse specialist role in
Canada. Nurs Leadersh (Tor Ont). 2010;23 Spec No 2010:140-66.
Van den Bosch K, Willemé P, Geerts J, Breda J, Peeters S, Van
de Sande S, et al. Residential care for older persons in Belgium :
Projections 2011 – 2025 - Synthesis. Health Services Research
(HSR). Brussels: Belgian Health Care Knowledge Centre (KCE);
2011. KCE Reports 167 (D/2011/10.273/67) Available from:
http://kce.fgov.be/sites/default/files/page_documents/KCE_167C_r
esidential_care_in_Belgium_synthesis.pdf
INAMI-RIZIV Formes alternatives de soins aux personnes âgées
[Brussels;2012.
Available
from:
http://www.inami.fgov.be/care/fr/residentialcare/alternative_forms/index.htm
Kroes M, Garcia-Stewart S, Allen F, Eyssen M, Paulus D.
Dementia : which non-pharmacological interventions? Good
Clinical Practice (GCP). Brussel: Belgian Health Care Knowledge
Centre (KCE); 2011. KCE Reports 160C (D/2011/10.273/37)
Available from: http://kce.fgov.be/Download.aspx?ID=3275
Eyssen M, Leys M, Desomer A, Senn A, Léonard C. Organisation
des soins de santé mentale pour les personnes atteintes d’une
maladie mentale grave et persistante. Y a-t- il des données
probantes? Health Services Research (HSR). Bruxelles: Centre
fédéral d'expertise des soins de santé (KCE); 2010 18/11/2010.
KCE Reports 144B (D/2010/10.273/79) Available from:
http://kce.fgov.be/index_fr.aspx?SGREF=3228&CREF=18312
Remmen R, Seuntjens L, Pestiaux D, Leysen P, Knops K,
Lafontaine J-B, et al. Quality development in general practice in
Belgium: status quo or quo vadis ? Good Clinical Practice (GCP).
Bruxelles: Belgian Health Care Knowledge Centre (KCE); 2008
28/03/2008. KCE Reports 76C (D/2008/10.273/49) Available from:
http://kce.fgov.be/index_en.aspx?SGREF=10504&CREF=10799
121.
122.
123.
124.
125.
126.
KCE Report 190As
Beaulieu M-D, Pomey M-P, Côté B, Del Grande C, Ghorbel M,
Hua P, et al. Des indicateurs de qualité à l’intention des
professionnels et des gestionnaires des services de première ligne
[Québec: INESS . Institut national d'excellence en santé et en
services sociaux;2012 [cited September 2012]. Available from:
http://www.inesss.qc.ca/index.php?id=65&user_inesssdoc_pi1%5
Bcode%5D=FICHE&user_inesssdoc_pi1%5Buid%5D=2028&user
_inesssdoc_pi1%5BbackUrl%5D=index.php%253Fid%253D49%2
526no_cache%253D1&cHash=f98b83ed4aa8d8332c018454c09ef
0d9
Mathieu C, Nobels F, Peeters G, Van Royen P, Dirven K, Wens J,
et al. Qualité et organisation des soins du diabète de type 2. Good
Clinical Practice (GCP). Bruxelles: Centre Fédéral d'Expertise des
Soins de Santé (KCE); 2006 12/05/2006. KCE Reports 27B
(D2006/10.273/08)
Available
from:
http://kce.fgov.be/index_fr.aspx?SGREF=3470&CREF=6613
Stordeur S, Vrijens F, Beirens K, Vlayen J, Devriese S, Van
Eycken E. Quality indicators in oncology: breast bancer. Good
Clinical Practice (GCP). Brussels: Belgian Health Care Knowledge
Centre (KCE); 2010. KCE Reports 150C (D/2010/10.273/101)
Available
from:
http://kce.fgov.be/index_en.aspx?SGREF=5211&CREF=18847
Vlayen J, Vrijens F, Beirens K, Stordeur S, Devriese S, Van
Eycken E. Indicateurs de qualité en oncologie : cancer du
testicule. Good Clinical Practice (GCP). Bruxelles: Centre fédéral
d'expertise des soins de santé (KCE); 2010. KCE Reports 149B
(D/2010/10.273/97)
Available
from:
http://kce.fgov.be/index_fr.aspx?SGREF=3228&CREF=18825
Michiels D, Sun Y, Thijs V, Saka Rasit O, Hemelsoet D, Eyssen M,
et al. Les unités neurovasculaires: efficacité, indicateurs de qualité
et organisation. Bruxelles: 2012. D/2012/10.273/42
Organisation for Economic Co-operation and Development Health
Care Quality Indicators [2012 [cited September 2012]. Available
from:
http://www.oecd.org/health/healthpoliciesanddata/healthcarequality
indicators.htm
KCE Report 190
0As
127.
128.
129.
130.
131.
132.
133.
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
Ivers N,
N Jamtvedt G, F
Flottorp S, Young JM, Odgaard-Je
ensen J,
French SD, et al. Audit and feedback:: effects on proffessional
practice
e and healthcare outcomes. Cochrrane Database Syst Rev.
2012;6:CD000259.
Somme
e D, Trouve H, D
Drame M, Gagno
on D, Couturier Y,
Y SaintJean O.
O Analysis of casse management programs
p
for patie
ents with
dementtia: A systematicc review. Alzheim
mer's & dementia : the
journal of the Alzheimer's Association. 2012;8(5):426-36.
Huis voor
v
gezondheid
d [Brussels;2012 [cited Octoberr 2012].
Availab
ble from: http://ww
ww.huisvoorgezondheid.be/
Spinew
wine A, Foulon V, Claeys C, De Lepeleire
L
J, Chev
valier P,
Desplenter F, et al. Se
eamless care witth regard to med
dications
betwee
en hospital and h
home. Health Se
ervices Research
h (HSR).
Brussels: Belgian Healtth Care Knowled
dge Centre (KCE
E); 2010
12/07/2
2010. KCE Repo
orts 131C (D/20
010/10.273/39) Available
A
from:
http://kc
ce.fgov.be/index_
_en.aspx?SGREF=14851&CREF=1
16674
INAMI-RIZIV Convention
ns Sclérose en plaques - Sclérose
e latérale
amyotro
ophique en phasse avancée et maladie
m
de Huntin
ngton en
phase avancée ~ Overe
eenkomsten Multip
ple sclerose of am
myotrofe
laterale
e sclerose in een ver gevorderd stadium en zie
ekte van
Hunting
gton in een ver gevorderd stadiu
um [Brussels;2012 [cited
from:
Octobe
er
2012].
Av
vailable
http://w
www.riziv.fgov.be/ccare/fr/hospitals/s
specificinforma
ation/sclerose-hun
ntington/index.htm
m
Van Vla
aenderen I, Worra
all J, Raza S, Collle A, De Vos C, Strens
S
D,
et al. Cardiac
C
rehabilitattion: clinical effecttiveness and utilis
sation in
Belgium
m. Health Servicces Research (H
HSR). Brussels: Belgian
Health Care Knowledge
e Centre (KCE); 2010 27/10/201
10. KCE
Reports
from:
s
140C
(D
D/2010/10.273/67
7)
Available
http://kc
ce.fgov.be/index_
_en.aspx?SGREF=5211&CREF=18
8161
Leclerc
cq A, De Gauquie
er K, Ceuppens A,
A Boly J, Van De
en Steen
D, Pau
ulus D. Consump
ption of physioth
herapy and physical and
rehabiliitation medicine in Belgium. He
ealth Services Research
R
(HSR). Brussels: Belgia
an Health Care Knowledge
K
Centre
e (KCE);
2008 26/09/2008. KCE R
Reports 87C (D/2
2008/10.273/56) Available
A
134.
135.
136.
137.
138.
139.
140.
53
from:
http://kce.ffgov.be/index_en.aspx?SGREF=10
0504&CREF=115
595
Arrêté roy
yal du 29 janvier 2007 fixant, d''une part, les no
ormes
auxquelles
s le <programme
e> de soins pourr le patient gériattrique
doit répondre pour être agréé et, d'autre part, des no
ormes
compléme
entaires spéciale
es pour l'agréme
ent d'hôpitaux et
e de
services hospitaliers
h
7 Mars
s 2007.
Gailly J, Gerkens S, Van
n Den Bruel A, Devriese S, Oby
yn C,
Cleemput I. Use of point--of care devices in patients with
h oral
anticoagulation: a Health te
echnology Assesssment. Brussels: 2009.
2
KCE
from:
Reports
117C
A
Available
https://kce
e.fgov.be/publication/report/use-of-p
point-of-care-devicesin-patients
s-with-oral-anticoa
agulation-a-health
h-techn
World He
ealth Organization
n Mobile EHealth
h [Geneva;2012 [cited
from:
October
2012].
Available
http://www
w.who.int/goe/mob
bile_health/en/
Institute of
o Medicine. Dig
gital data Impro
ovement priorities for
continuous
s learning in healtth and health care
e Washington: 2012.
Guthrie B,
B Payne K, Alderson P, McMurrdo ME, Mercer SW.
Adapting clinical
c
guidelines
s to take account o
of multimorbidity. BMJ.
2012;345:e6341.
Sackett D. Evidence-Based
d Medicine: How to Practice and Teach
T
EBM. 2nd ed. Edinburgh: Churchill
C
Livingstone; 2000.
Sermeus W, Vleugels A, Vanhaecht
V
K, et a
al. Onderzoek naar de
toekomst van transmurale zorgpaden
z
binnen
n Vlaanderen. Leuven:
2009.
from:
Available
https://doc
cs.google.com/vie
ewer?a=v&q=cach
he:ffODrRU7I5gJ:www
.zorg-engezondheid.be/WorkArea/linkit.aspx?LinkIde
entifier%3Did%26ItemI
D%3D226
699+transmurale+
+projecten+klinische+paden&hl=fr&
&gl=b
e&pid=bl&
&srcid=ADGEESi5
5JKwQlpJmlE
Ee6S5KoACd5pNisGrjRXOpCgz5W
WbZS07J_VZYvR1
1js0w
yO2JlzAJffrYCo8Skhq6zSqh
hXjVSswz-TPgSqTErYjk
k6_5wgOISuGxJb
bwdVoyu9KNG64
4kjMZsxoD3q&sig=AHI
EtbTZj3wR
R2-qqV3el2NlLnG
GThXSe9eA
54
141.
142.
143.
144.
145.
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
Sermeus W, Pirson M, Paquay L, Pacolet J, Falez F, Stordeur S,
et al. Financing of home nursing in Belgium. Health Services
Research (HSR). Brussels: Belgian Health Care Knowledge
Centre (KCE); 2010 04/02/2010. KCE Reports 122C
(D/2010/10.273/07)
Available
from:
http://kce.fgov.be/index_en.aspx?SGREF=14851&CREF=14921
Annemans L, Boeckxstaens P, Borgermans L, De Smedt D,
Duchesnes C, Heyrman J, et al. Advantages, disadvantages and
feasibility of the introduction of ‘Pay for Quality’ programmes in
Belgium. Health Services Research (HSR). Brussels: Belgian
Health Care Knowledge Centre (KCE); 2009 16/11/2009. KCE
Reports
118C
(D/2009/10.273/52)
Available
from:
http://kce.fgov.be/index_en.aspx?SGREF=13035&CREF=14182
Roberfroid D, Stordeur S, Camberlin C, Van de Voorde C, Vrijens
F, Léonard C. Physician workforce supply in Belgium. Current
situation and challenges. Health Services Research (HSR).
Brussels: Belgian Health Care Knowledge Centre (KCE); 2008
18/01/2008. KCE Reports 72C (D/2008/10.273/09) Available from:
http://kce.fgov.be/index_en.aspx?SGREF=9152&CREF=10554
Plsek P. Redesigning Health Care with Insights from the Science
of Complex Adaptive Systems, appendix B In: America CoQoHCi,
editor. Crossing the Quality Chasm: A New Health System for the
21st Century Committee on Quality of Health Care in America,.
Washington, D.C.: IOM; 2001.
Plsek PE, Wilson T. Complexity, leadership, and management in
healthcare organisations. BMJ. 2001;323(7315):746-9.
KCE Report 190As
KCE Report 190
0As
„ BIJLA
AGE
PAPE
ER
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
VA
AN
DE
POSIT
TION
55
OVERZICH
O
HT VAN DE
E BELANGR
RIJKSTE
A
ACTIEGEB
BIEDEN EN
N BETROKK
KEN
A
ACTOREN
Voor de implemen
V
ntatie van de aanb
bevelingen van de
eze ‘position pape
er’ zijn
in
nitiatieven op vers
schillende domein
nen noodzakelijk:
•
Onderwijs en opleiding;
•
v protocollen en communicatiehu
ulpmiddelen;
Ontwikkeling van
•
Ontwikkeling van
v ICT-technolog
gieën;
•
Initiatieven vo
oor kwaliteitsverbe
etering;
•
Empowermen
nt van de patiënt en
e van de mantelzzorger;
•
Personeelsbe
estand;
•
Organisatorisc
che hervormingen
n.
V
Volgende
delen analyseren
a
wie de
e voornaamste betrokken actoren voor
e van deze zeven domeinen zijn:
elk
Bijlage 1.1.
B
B
Bijlage
1.1.1.
Onderwijs en opleiding
Universiteiten en
e hogescholen
n
Universiteiten en
U
n hogescholen zijn belangrijke
e
im
mplementatie van
n volgende aanbev
velingen:
actoren
voorr
de
•
Actiepunt 3.1:: aantrekkelijkheid
d van het beroep vvan huisarts;
•
Actiepunt 4.3:: opleiding van advanced practice n
nurses;
•
Actiepunt 7.1:: nieuwe functie va
an casemanager;
•
Aanbeveling 12: ontwikkeling
g van vaardighe
eden die vroegttijdige
opsporing van
n chronische ziektten mogelijk make
en;
•
Actiepunt 13.1: vaardigheden zorgverlener om patiënt empowerrment
te bevorderen
n.
56
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
Bijlage 1.1.2.
Bijlage 1.2.3.
Beroepsorganisaties
De beroepsorganisaties hebben de verantwoordelijkheid om volgende
punten op te nemen in hun programma's van permanente vorming:
•
KCE Report 190As
Verzekeringscomité
Actiepunt 1.3: goedkeuring van een gestandardiseerd instrument om
patiëntbehoeften in te schatten.
•
Aanbeveling 2: opleidingsmodules om zorgverleners te leren de
behoeften van patiënten in te schatten en een zorgplan uit te werken;
Bijlage 1.3.
•
Actiepunt 7.1: ontwikkeling van een vormingsprogramma voor de
ontwikkeling van competenties die nodig zijn voor casemanagement;
Ontwikkeling van toepassingen voor
Informatie- en Communicatietechnologie
Bijlage 1.3.1.
eHealth
•
Actiepunt 11.3: ontwikkeling
ontslagmanagement;
•
Aanbeveling 12: permanente vorming om vaardigheden die
vroegtijdige opsporing van chronische ziekten mogelijk maken te
onderhouden/verbeteren.
Bijlage 1.2.
Bijlage 1.2.1.
van
een
opleidingsmodule
voor
Ontwikkeling van protocollen en
communicatiehulpmiddelen;
Beroepsorganisaties
De beroepsorganisaties hebben de hoofdverantwoordelijkheid bij de
ontwikkeling van de hulpmiddelen die in volgende actiepunten worden
vermeld:
•
Actiepunt 1.2: ontwikkeling en gebruik van een chronische zorgmodule
in het medisch dossier;
•
Aanbeveling 12: hulpmiddelen voor het vergemakkelijken van
vroegtijdige opsporing;
•
Actiepunt 13.2: ontwikkeling hulpmiddelen om “patiënt empowerment”
te bevorderen;
Bijlage 1.2.2.
•
Patiëntenorganisaties
Actiepunt 13.2 (ontwikkeling hulpmiddelen om “patiënt empowerment”
te bevorderen) vereist ook de actieve betrokkenheid van
patiëntenorganisaties.
Talrijke aanbevelingen en actiepunten vereisen voor een succesvolle
implementatie specifieke Informatie- en Communicatietechnologie (ICT)
toepassingen. De implementatie van nieuwe ICT-toepassingen valt
voornamelijk onder de verantwoordelijkheid van eHealth:
•
Actiepunt 1.2: ontwikkeling en gebruik van een chronische zorgmodule
in het medisch dossier in samenwerking met de professionele
hulpverleners;
•
Actiepunt 6.3: gegevensverzameling
kwaliteitsindicatoren;
•
Actiepunt 13.2: ontwikkeling hulpmiddelen om “patiënt empowerment”
te bevorderen in samenwerking met patiëntenorganisaties en
professionele zorgverleners
•
Actiepunt 14.1: implementatie van een gezondheidszorgsysteem
gericht op chronische zorg, gebaseerd op o.m. gegevens verzameld
op verschillende niveaus;
Bijlage 1.3.2.
•
voor
het
meten
van
Verzekeringscomité
Actiepunt 1.2: ontwikkeling en gebruik van een chronische zorgmodule
in het medisch dossier.
KCE Report 190
0As
Bijlage 1.4.
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
•
Initiatieven voor kwaliteits
sverbetering
Actiepunt 11
1.1: ontwikkeling
g van gedeelde
e protocollen tu
ussen
zorglocaties
Voor kwaliteitsv
verbetering initiatieven is de kenniis en medewerkin
ng nodig
van verschillend
de actoren:
B
Bijlage
1.4.6.
Bijlage 1.4.1..
•
Federale ovverheden en dee
elstaten
•
Actiepunt 6.1:
6 definitie van duidelijke doelste
ellingen en conseq
quenties
van het kw
waliteitssysteem in samenwerking met
m de stakeholders;
•
Actiepunt 11.3: noodzaak voor het aanstellen va
an een
ontslagman
nager voor co
omplexe gevallen (cf. zorgprogramma
geriatrie).
Bijlage 1.4.2..
Beroepsorga
anisaties
57
Verzekeringsco
omité
Aanbeveling
6:
onderrsteuning
van
n
een
co
ontinu
kwaliteitsverbeteringprogramma voor chroniscche zorg, dat de
d 4
hierboven verrmelde actiepunte
en omvat.
B
Bijlage
1.4.7.
Wetgeving
•
Actiepunten 6.1, 6.3:
gegevensverz
zameling;
•
Actiepunt 11.3: noodzaak voor het a
aanstellen van een
ontslagmanag
ger voor comp
plexe gevallen (cf. zorgprogra
amma
geriatrie).
wetttelijk
kader
en
n
voorwaarden
voor
•
Actiepunt 6.1:
6 definitie van duidelijke doelste
ellingen en conseq
quenties
van het kw
waliteitssysteem in samenwerking met
m de stakeholders;
•
Actiepunt 6.2:
6 identificeren vvan kwaliteitsindic
catoren;
B
Bijlage
1.5.
•
Actiepunt 6.4:
6 feedback naa
ar de zorgverlenerrs;
•
Actiepunt 11.1: ontwikkelling van gedee
elde protocollen tussen
zorglocatie
es;
Empowerment verreist een nauwe samenwerking tussen de patiënt en
E
e de
p
professionele
zorg
gverlener.
•
•
Actiepunt 5.2:: ondersteuning van
v de mantelzorg
ger zodat de patië
ënt zo
lang mogelijk als gewenst thuis
s kan blijven;
•
Actiepunt 6.1:
6 definitie van duidelijke doelste
ellingen en conseq
quenties
van het kw
waliteitssysteem in samenwerking met
m de stakeholders;
Actiepunt 13
3.2:
empowerment;
•
Actiepunt 14.1
1: verstrekken van
n tijdige en nauwkkeurige informatie
e;
Actiepunt 6.2:
6 identificeren vvan kwaliteitsindic
catoren;
•
Actiepunt 14
4.2:
routinezorg.
Bijlage 1.4.4..
•
•
Patiëntenorg
ganisaties
eHealth
Actiepunt 6.3: gegevensverzameling
kwaliteitsin
ndicatoren.
Bijlage 1.4.5..
•
Patiëntenorgan
nisaties
•
Actiepunt 15.1: ontwikkelin
ng van klinische richtlijnen die rekening
r
houden me
et multimorbiditeit.
Bijlage 1.4.3..
•
B
Bijlage
1.5.1.
Empowermen
nt
voor
v
het
mete
en
van
Nationale Ra
aad voor Kwalite
eitsPromotie
Actiepunt 6.1:
6 definitie van duidelijke doelste
ellingen en conseq
quenties
van het kw
waliteitssysteem in samenwerking met
m de stakeholders;
Actiepunt 6.2:
6 identificeren vvan kwaliteitsindic
catoren;
B
Bijlage
1.5.2.
•
ontwikkeling
aanmoedig
gen
van
van
ddelen
hulpmid
patiën
nt
voor
patiënt
empowermen
nt
in
Universiteiten en
e hogescholen
n
Actiepunt 13.1: vaardigheden zorgverlener om patiënt empowerrment
te bevorderen
n.
B
Bijlage
1.5.3.
Beroepsorganiisaties
•
Actiepunt 13.1: vaardigheden zorgverlener om patiënt empowerrment
te bevorderen
n;
•
Actiepunt 13.2
2: ontwikkeling hu
ulpmiddelen om “patiënt empowerm
ment”
te bevorderen
n.
58
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
Bijlage 1.5.4.
Ziekenfondsen
•
Actiepunt 5.2: ondersteuning van de mantelzorger zodat de patiënt zo
lang mogelijk als gewenst thuis kan blijven;
•
Actiepunt 14.1: verstrekken van tijdige en nauwkeurige informatie;
•
Actiepunt 14.2:
routinezorg.
Bijlage 1.6.
Bijlage 1.6.1.
•
van
patiënt
empowerment
in
Federale overheden
Beroepsorganisaties
Actiepunt 3.2: arbeidsomstandigheden in de eerstelijnszorg.
Bijlage 1.6.3.
•
Actiepunt 20: omzetten van deze ‘position paper’ in een operationeel
plan en de implementatie ervan evalueren.
Actiepunten 5.1, 5.2 en 5.3: zorg in een zo min mogelijk complexe
omgeving: beleid, ondersteuning van mantelzorgers, ontwikkeling van
alternatieven voor geïnstitutionaliseerde zorg;
•
Actiepunt 15.1: opvolging van relevante wetenschappelijke
ontwikkelingen en gegevens over chronische zorg/patiënten;
•
Actiepunt 16.1: optimalisering van de coördinatiestructuren op
mesoniveau;
Aanbeveling 17: toegankelijkheid en billijkheid voor alle chronische
patiënten bijv. respijtzorg, wachtlijsten voor residentiële zorg.
Verzekeringscomité
•
•
Actiepunten 4.1 en 4.2: delegeren van taken van huisartsen naar
andere zorgverleners, en van verpleegkundigen naar minder
gekwalificeerde professionele zorgverleners.
Bijlage 1.7.3.
•
Actiepunt 3.2:
(huisartsen);
•
Actiepunt 4.1 en 4.2: mogelijkheid tot het delegeren van taken;
•
Actiepunt 4.3: erkenning
verpleegkundigen;
•
Actiepunt 7.1: nieuwe functie van casemanager.
arbeidsomstandigheden
van
in
nieuwe
de
eerstelijnszorg
kwalificaties
Interministeriële conferentie
•
Actiepunt 5.1: beleidsmaatregelen om patiënten met een chronische
aandoening aan te moedigen om thuis te blijven;
•
Actiepunt 7.2: vereenvoudigen van coördinatienetwerken;
•
Actiepunt 16.1: optimalisering van de coördinatiestructuren op
mesoniveau;
•
Actiepunt 20: omzetten van deze ‘position paper’ in een operationeel
plan en de implementatie ervan evalueren.
Actiepunt 7.1: nieuwe functie van casemanager.
Wetgeving
Deelstaten
•
Actiepunt 3.2: arbeidsomstandigheden in de eerstelijnszorg;
Bijlage 1.6.4.
Observatorium voor chronische ziekten
Actiepunt 15.1: opvolging van relevante wetenschappelijke
ontwikkelingen en gegevens over chronische zorg/patiënten;
•
•
Organisatorische hervormingen
•
Bijlage 1.7.2.
Personeelsbestand
Aanbeveling 19: planning van personeelsbestand rekening houdend
met nieuwe taken en functies in de eerstelijnszorg.
Bijlage 1.6.2.
•
aanmoedigen
Bijlage 1.7.
Bijlage 1.7.1.
KCE Report 190As
voor
Bijlage 1.7.4.
Toekomstig Instituut met als taak overlegde
antwoorden te geven op de grote uitdagingen
inzake gezondheidszorg
•
Actiepunt 7.2: vereenvoudigen van coördinatienetwerken;
•
Actiepunt 16.1: optimalisering van de coördinatiestructuren op
mesoniveau;
•
Actiepunt 16.2: strategische coördinatiecel op het hoogste niveau;
KCE Report 190
0As
•
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
Actiepunt 20:
2 omzetten van
n deze standpunttnota in een operrationeel
plan en de implementatie errvan evalueren.
Bijlage 1.7.5..
RIZIV
•
Actiepunt 15.1: opvolgin
ng van releva
ante wetenscha
appelijke
ontwikkelin
ngen en gegevenss over chronische zorg/patiënten;
•
Actiepunt 15.2:
1
operationele
e competentiepoo
ol voor implemanttatie van
hervorming
gen.
Bijlage 1.7.6..
Verzekering
gscomité
•
Actiepunten 5.1, 5.2 en 5.3
3: zorg in een zo
o min mogelijk co
omplexe
omgeving: beleid, ondersteu
uning van mantelz
zorgers, ontwikke
eling van
alternatieve
en voor geïnstitutionaliseerde zorg;
•
Aanbevelin
ng 16: optimalisere
en van bestaande
e coördinatiestruc
cturen;
•
Aanbevelin
ng 17: toegankelijkheid en billijkheid voor alle chrronische
patiënten;
•
Aanbevelin
ng 18: mix van betalingsmechanism
men en budget vo
oor thuis, eerstelijns
s- en ambulante zzorg.
Bijlage 1.7.7..
•
Wetgeving
Actiepunt 5.1:
5 een beleid da
at de chronisch zie
eke aanmoedigt om in zijn
thuisomgev
ving te wonen.
59
60
Organisatie zorg voor chronisch zieken in België
KCE Report 190As
Belangrijkste actoren in de implementatie van de actiepunten en aanbevelingen
Onderwijs en
vorming
Universiteiten
/hogescholen
Beroeps
organisaties
AP.3.1
AP.4.2
AP 7.1
Aanbev.12
AP 13.1
Aanbev.12
AP 7.1
AP 11.3
Aanbev.12
AP 1.2
Aanbev.12
AP 13.2
Ontwikkeling van
protocollen en
communicatiehulpmiddelen
Patiënten
organisaties
Empowerment
Personeelsomkadering
AP 13.1
AP 6.1
AP 6.2
AP 6.4
AP 11.1
AP 15.1
AP 13.1
AP 13.2
AP 3.2
eHealth
AP 1.2
AP 1.2
AP 6.3
AP 13.2
AP 14.4
AP 6.3
Federale
overheden
Deelstaten
NRKP
Minister
(Wetgeving)
AP 6.1
AP 11.3
AP 6.1
AP 6.1
AP 6.2
AP15.1
AP 6.1
AP 6.3
AP 11.3
Ziekenfondsen
AP 13.2
Ontwikkeling van
ICT-technologieën
Initiatieven voor
kwaliteitsverbetering
Verzekeringscomité
AP 6.1
AP 6.2
Aanbev.6
AP.5.2
AP.13.2
AP 14.1
AP 14.2
AP.5.2
AP 14.1
AP 14.2
AP.3.2
AP.4.1
AP 4.2
AP 7.1
Aanbev.19
AP.3.2
AP.4.1
AP 4.2
AP 4.3
AP 7.1
KCE Report 190
0As
Organisatorisch
he
wijzigingen
Organisatie zorg
z
voor chronisc
ch zieken in België
ë
61
Observato
orium
voor chro
onische
ziekten
Instituut voor de
toekom
mst
Inte
erdepartementale
berraadslaging
Verzekering
gscomité
Deellstaten
RIZ
ZIV
Miniister
(Wetgeving)
AP 15.1
AP 20
AP 7.2
AP 16.1
AP 16.2
AP 20
AP 5.1
AP 7.2
AP 16.1
AP 20
AP 5.1
AP 5.2
AP 5.3
Aanbev.16
Aanbev.17
Aanbev.18
AP 5.1
5
AP 5.2
5
AP 5.3
5
AP 15.1
1
AP 16.1
1
Aanb
bev.17
AP
P 15.1
AP
P 15.2
AP 5.1
5
COLOFON
N
Titel:
en in België .
Posittion paper: organisatie van zorg voor chronisch zieke
Eindredactie:
Dominique Paulus, Ko
oen Van den Heed
de, Raf Mertens
Co-auteurs:
Felic
city Allen (Abacus
s International®), Sibyl Anthierens
s (Universiteit Antwerpen), Liesbe
eth Borgermans (FOD
(
Volks
sgezongdheid – SPF Santé Publique), Anja Deso
omer, Sophie Ge
erkens, Genevievve Haucotte (INA
AMI –
RIZIV
V), Jan Heyrman (KULeuven), Jea
an Macq (UCL), George Osei-Ass
sibey (Abacus Intternational®), Vinc
ciane
Quoidbach (Cabinet de
d la Ministre des
s Affaires Sociale
es et de la Santé
é Publique), Roy Remmen (Univerrsiteit
Antw
werpen), Olivier Sc
chmitz (UCL), Hilde Spitters (Unive
ersiteit Tilburg), Linda
L
Symons (Un
niversiteit Antwerp
pen),
Therese Van Durme (U
UCL), Florence Vandendorpe
V
(UCL
L), Bert Vrijhoef (U
Universiteit Tilburg
g)
Reviewers:
Lede
en van de raadgev
vende en wetensc
chappelijke raad van
v het Observato
orium voor chronissche ziekten
Externe experte
en:
Daan
n Aeyels (Huis voor Gezondheid
d), Jean-Pierre Baeyens
B
(Belgisc
che Vereniging vvoor gerontologie
e en
geria
atrie), Claudine Baudart (Associa
ation des infirm
mières indépenda
antes de Belgiqu
ue), Luc Berghm
mans
(Obs
servatoire Santé du
d Hainaut), Anne
e Beyen (Regionaal Ziekenhuis Heilig
H
Hart Tienen
n), Jan De Maese
eneer
(UGe
ent), Claude Decu
uyper (Fédération nationale des infiirmiers de Belgiqu
ue), Marc Dooms (Belgische Veren
niging
van Ziekenhuisapothe
ekers), Aurore De Wilde (Fédération Nationale de
es Infirmiers de Belgique), Xavie
er De
Bethune (ANMC), Mic
cky Fierens (Ligue
e des Usagers de
es Services de Sa
anté), Johan Hellin
ngs (ICURO), Eve
elyne
Hens
s (Socialistische Mutualiteit),
M
Lon Holtzer
H
(Associatie
e K.U.Leuven / Vla
aamse Overheid), Tom Jacobs (Do
omus
Mediica), Luc Lefèbvre
e (Société Scienttifique de Médecine Générale), Lu
uc Maes (E-Healtth), Guillaume Mathot
(Société Scientifique des
d Jeunes méde
ecins généralistes
s – SSMJ), Frank
k Nobels (OLVZ A
Aalst), Christian Swine
S
odinne), Jean-Luc Vachiery (Hôpiital Erasme), Isab
belle Van der Brempt
(Cliniques Universitairres UCL Mont-Go
F Santé publique – FOD Volksgezo
ondheid), Luc Van
n Gorp (Katholieke
e Hogeschool Lim
mburg / Wit-Gele Kruis
(SPF
Vlaan
nderen), Ilse Wee
eghmans (Vlaams
s Patiëntenplatform
m), Johan Wens (Universiteit
(
Antwe
erpen)
Acknowledgements:
Pierrre-Yves Bolen (Ré
égion Wallonne), Brigitte
B
Bouton (R
Région Wallonne), Chris Decoster (FOD
Volks
sgezondheid – SP
PF Santé publique
e), Ri De Ridder (R
RIZIV – INAMI), Stephen
S
Mitchell (A
Abacus Internatio
onal®)
Externe Validattoren:
Prof. Dr med. Reinha
ard Busse (Depa
artment of Health
h Care Managem
ment Berlin, Germ
many), Prof Bart Criel
(Instiitute of Tropical Medicine,
M
Antwerp
pen), Prof. Martin Fortin (Départem
ment de médecine
e de famille, Unive
ersité
de Sherbrooke, Canad
da)
Stakeholders:
Joha
an Abrahams (St-Elisabeth Woon- en zorgcentrum Hasselt),
H
,Claudin
ne Baudart (Association des infirmières
indép
pendantes de Be
elgique), Marie-Cla
aire Beaudelot (C
Cliniques Universitaires Saint-Luc)), Guy Beuken (U
UCL),
Corin
nne Bouuaert (UL
LG), Pierre Cheva
alier (UCL), Marlee
en Cloes (Ligue en
e faveur des insuffisants rénaux), Bart
Coes
ssens (Woon- en zorgcentrum
m St-Bernardus
s, Bertem), Leentje Cools (S
Samenwerkinginittiatief
EerstteLijnsgezondheid
dszorg Amberes
s, Antwerpen), Sofie De Mars
s (Ziekenzorg CM), Jos Desmedt
(Huis
sartsengroepsprak
ktijk Het pleintje
e Booischot), Tine Devlieger (U
Universiteit Antwe
erpen), Ingrid Druyts
eniging Huisartsenkringen Zuiderke
empen), Caroline Ducenne (asbl Aidants
A
Proches, B
Belgrade), Anne GilletG
(Vere
Verhaegen (GBO / Ca
artel), Marleen Ha
aems (Kovag), Sabine Henry (Ligue
e Alzheimer), Jan
nnie Hespel (Thuis
shulp
vzw Socialistische Mu
utualiteiten), Hilde
e Lamers (Alzheim
mer Liga), Marina
a Lermytte (De V
Volksmacht Turnh
hout),
Jean
n Loiseau (Associa
ation des gestionn
naires Publics de Maisons de Repo
os et de Maisons de Repos et de soins
s
de la
a Province de Liè
ège), Kara Mazlu
um (Dionysos), Saphia
S
Mokrane (Entraide
(
Marolles), Valentine Musette
(Fédération des Asso
ociations de Méd
decins Généraliste
es de Bruxelles), Christine Ori (a
asbl Aides et soiins à
domiicile Liège-Huy-W
Waremme), Fran
nçois Poncin (R
Réseau-Hépatite C Bruxelles), IIlse Pynaert (Lo
okaal
Multidisciplinair Netwe
erk Oost-Meetjesland & West-Mee
etjesland), Jannek
ke Ronse (UGent), Ferdinand Schrreurs
(ABS
SYM – BVAS), Je
ean-François Sou
upart (Forum des
s Associations de
e Généralistes), P
Paul Van den He
euvel
(Ziek
kenhuis Netwerk Antwerpen),
A
Kristtien Van Deyk (UZ Leuven), Omerr Van Haute (UZ Gent), Chris Van
n Hul
(Land
dsbond van de Onafhankelijke Ziek
kenfondsen), Karin Van Sas (Prakttijkhuis Baarle), A
Alfred Velz (Cabinet du
Minis
stre de la Famille, de la Santé et de
es Affaires sociale
es de la Communauté germanopho
one), Patrick Verd
donck
(Dom
mus Medica).
Leden van de Stuurgroep (ook als
stakeholders uitgenodigd):
Belangenconflic
cten van de experrten
en de stakehold
ders:
Jean
n-Pierre Baeyens (Belgische Vere
eniging voor gerrontologie en geriatrie), Jacques Boly (ANMC), Chris
C
Deco
oster (FOD Volksg
gezondheid – SP
PF Santé publique
e), Ri De Ridder (RIZIV – INAMI), O
Olivier Grégoire (FOD
(
Volks
sgezondheid – SP
PF Santé publiqu
ue), Micky Fierens
s (Ligue des Usa
agers des Service
es de Santé), Yolande
Husd
den (Cabinet Rég
gion Wallonne), Marie-Claire Minne (Fédération Wallonie-Bruxelles
W
s), Philippe Henrry de
Gene
eret (Cabinet du Ministre
M
du Gouv
vernement de la Région
R
de Bruxellles-Capitale), Sop
phie Lokietek (Se
ervice
Publiic de Wallonie, DG05),
D
Louis Paq
quay (Wit-Gele Kruis),
K
Vinciane Quoidbach
Q
(Cabin
net de la Ministre
e des
Affairres Sociales et de la Santé Pu
ublique), Dominiq
que Sege (Cocco
om), Saskia Van
n Den Bogaert (FOD
(
Volks
sgezondheid – SPF Santé pu
ublique), Isabelle
e Van der Brempt (SPF Santté publique – FOD
Volks
sgezondheid), Ilse
e Weeghmans (Vllaams Patiëntenp
platform)
Expe
erten, stakeholderrs, leden van de stuurgroep en het
h Observatorium
m voor chronische
e ziekten, die we
erden
uitge
enodigd hebben hun
h waardevolle ervaring
e
en kennis
s over het onderw
werp gedeeld. In dat opzicht kunne
en zij
belan
ng hebben op het gebied van
v
chronische zorg, gelinkt aan hun publieke functie in de
gezo
ondheidszorgsecto
or. Geen van hen heeft een ander belangenconflict
b
v
vermeld
dat hun b
bijdrage aan dit prroject
zou kunnen
k
ondermijn
nen.
Belangenconflic
cten van de
validatoren:
Reinhard Busse ontvin
ng auteursrechten
n voor de Observ
vatory/WGO public
catie over ‘Tacklin
ng Chronic Disea
ase in
Europe’ (2010) en voo
or verschillende prresentaties over dit
d thema
Layout:
Ine Verhulst
V
Disclaimer:
• De
D externe expert
rten werden gera
aadpleegd over een
e
(preliminaire
e) versie van het wetenschappelijke
ra
apport. Hun opm
merkingen werde
en tijdens vergad
deringen bespro
oken. Zij zijn gee
en coauteur van
n het
wetenschappelijk
w
e rapport en ging
gen niet noodzakelijk akkoord met
m de inhoud erv
van.
• Vervolgens werd een (finale) vers
sie aan de valida
atoren voorgelegd. De validatie v
van het rapport volgt
v
uit een consensu
us of een meerd
derheidsstem tus
ssen de validato
oren. Zij zijn gee
en coauteur van het
wetenschappelijk
w
e rapport en ging
gen niet noodzakelijk alle drie ak
kkoord met de in
nhoud ervan.
• To
ot slot werd dit rapport
r
unaniem goedgekeurd do
oor de Raad van Bestuur.
• Alleen
A
het KCE is
s verantwoordellijk voor de eventuele resterend
de vergissingen of onvolledighe
eden
allsook voor de aa
anbevelingen aan
n de overheid.
Publicatiedatum
m:
n
19 de
ecember 2012 (2nd
print; 1st print:10
0 december 2012)
Domein:
Healtth Services Resea
arch (HSR)
MeSH:
Chro
onic Disease; Health Care Reform; Organization and Administration
NLM classificattie:
W.84
4.3.
Taal:
Nede
erlands
Formaat:
Adob
be® PDF™ (A4)
Wettelijk depot::
D/2012/10.273/82
Copyright:
De KCE-rapporten worden gepub
bliceerd onder de Licentie
http:///kce.fgov.be/nl/co
ontent/de-copyrigh
hts-van-de-kce-ra
apporten.
Hoe refereren naar
n
dit documentt?
Paulu
us D, Van den He
eede K, Mertens R. Position paper: organisatie van
n zorg voor chron
nisch zieken in Be
elgië.
Healtth Services Rese
earch (HSR). Bru
ussel: Federaal Kenniscentrum
K
vo
oor de Gezondheidszorg (KCE). 2012.
2
KCE Reports 190As. D/2012/10.273/82
D
2.
C
Creative
Commo
ons
«
by/nc/nd
d
Dit document is besch
hikbaar op de web
bsite van het Fede
eraal Kenniscentru
um voor de Gezon
ndheidszorg.
»
Download