Optimaal geld uit de vennootschap halen

advertisement
Optimaal geld uit de
vennootschap halen:
Alternatieve vergoedingen
INHOUDSTAFEL
Inhoudstafel........................................................................................................................................................................... 2
1.
INLEIDING ................................................................................................................................................................... 3
2.
TOEKENNING BEZOLDIGINGEN EN TANTIEMES ........................................................................................... 5
2.1 Bezoldiging ................................................................................................................................................................ 5
2.2 Tantième .................................................................................................................................................................... 6
3.
INTRESTEN EN DIVIDENDEN................................................................................................................................ 8
3.1 Intresten..................................................................................................................................................................... 8
3.2 Dividenden................................................................................................................................................................. 8
4.
VERKOOP EN VERHUUR VAN GOEDEREN AAN DE VENNOOTSCHAP ................................................... 12
4.1 Verkoop van goederen aan de vennootschap ............................................................................................ 12
4.2 Verhuur onroerende goederen aan de vennootschap ............................................................................. 13
5.
VOORDELEN IN NATURA ...................................................................................................................................... 15
5.1 Kosteloze terbeschikkingstelling onroerend goed door de vennootschap ....................................... 15
5.2 Kosteloze beschikking over een wagen ........................................................................................................ 16
5.3 Gratis PC en Internet........................................................................................................................................... 17
5.4 Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, tuiniers, chauffeurs,… ......................... 17
5.5 Renteloze lening .................................................................................................................................................... 18
5.6 Kosteloze verstrekking van verwarming en elektriciteit ....................................................................... 18
5.7 Privé-gebruik van telefoon en gsm ................................................................................................................ 18
5.8 Hoe het beste halen uit voordelen in natura?............................................................................................ 18
6.
ONKOSTENVERGOEDINGEN EN MAALTIJDCHEQUES ................................................................................ 19
6.1 Forfaitaire onkostenvergoeding ....................................................................................................................... 19
6.2 Forfaitaire kilometervergoeding ...................................................................................................................... 19
6.3 Forfaitaire reisvergoeding binnenland........................................................................................................... 20
6.4 Forfaitaire reisvergoeding buitenland............................................................................................................ 21
6.5 Maaltijdcheques..................................................................................................................................................... 22
7.
KAPITAALVERMINDERING EN INKOOP EIGEN AANDELEN ...................................................................... 24
7.1 Kapitaalvermindering .......................................................................................................................................... 24
7.2 Verkrijging van eigen aandelen ....................................................................................................................... 24
8.
PENSIOENPLAN ........................................................................................................................................................ 27
9.
AANDELENOPTIES................................................................................................................................................... 32
10.
ANDERE METHODES VAN CASH EXTRACTIE ........................................................................................... 34
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
2
1.
INLEIDING
België kent na Denemarken en Zweden de hoogste fiscale druk. Gevolg hiervan is dat ook
bedrijfsleiders en topkaderleden voor hun bezoldigingen met een zware fiscale en parafiscale druk te
maken hebben. Met hun salaris of vergoeding vallen ze bovendien vaak in de hoogste progressieve
belastingschalen.
Vanuit fiscaal en parafiscaal oogpunt is er dus zeker nood aan optimalisatie van
bezoldigingspakketten. Binnen de wettelijke grenzen bestaan er heel wat mogelijkheden om op het
einde van het jaar netto meer over te houden. Weliswaar is voorzichtigheid altijd geboden en dient
men rekening te houden met het sociale-zekerheidsrecht, het arbeidsrecht en weliswaar met de fiscale
wetgeving.
Het leek mij ook interessant even een idee te krijgen van de dividend- en remuneratiepolitiek in
België. Als inleiding worden er dus een aantal vaststellingen overgenomen naar aanleiding van een
studie in 2008.
De dividend en remuneratiepolitiek van de Belgische KMO1
Men staat hier dus even stil bij het remuneratiepakket van de Belgische bestuurder/zaakvoerder,
alsook de dividendpolitiek.
Slechts 38 % van de mandaten zijn bezoldigd, 62 % van de mandaten zijn onbezoldigd. De grafiek
hieronder toont aan dat 8 % van de bezoldigde bestuurdersmandaten ingevuld wordt door
rechtspersonen en 30 % door natuurlijke personen. De onbezoldigde mandaten daarentegen worden
voor 42 % waargenomen door natuurlijke personen en voor 20 % door rechtspersonen.
Bij analyse van de vergoeding van de bezoldigde bestuurders, maakt men meerdere vaststellingen. Er
wordt hierbij enkel rekening gehouden met de effectieve bestuurdersvergoedingen, zonder aanvullende
verzekeringen of tantièmes.
1
Analyse gebaseerd op het KMO-kompas 2008, instrument gerealiseerd door Deloitte.
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
3
Wanneer men de familiale KMO bestudeert, toont deze studie aan dat de mediaan onderneming een
bestuurdersvergoeding van € 45.070 per bestuurdersmandaat uitbetaalt. Een kwart van de familiale
KMO’s keert een bestuurdersvergoeding hoger dan € 75.800 uit. Indien de analyse enkel beperkt
wordt tot de uitgekeerde vergoedingen aan natuurlijke personen bedraagt de bezoldiging voor de
mediaanonderneming € 39.000, voor 25 % van de vennootschappen bedraagt deze vergoeding meer
dan € 62.000. De vergoeding voor de bestuurder-rechtspersoon ligt beduidend hoger en bedraagt bij de
mediaanonderneming € 60.000. Een vierde keert zelfs een vergoeding van meer dan € 108.000 uit.
Dit is een logisch gevolg van het feit dat het oprichten van een bestuurders-/managementvennootschap
maar interessant is voor hogere inkomens. Het doel van de management-/bestuurdersvennootschap
bestaat er immers veelal in de inkomsten die aan de hoogste tarieven in de personenbelasting worden
belast, te laten belasten aan het lagere tarief in de vennootschapsbelasting.
Hoe groter de onderneming qua omzet en personeel, hoe hoger de doorsnee bestuurdersbezoldiging is.
Zo bedraagt de mediaanvergoeding bij ondernemingen die geen personeel tewerkstellen € 39.824;
meer bepaald € 48.000 in geval van een bestuurder-rechtspersoon en € 36.980 in geval van een
natuurlijk persoon. Wanneer de onderneming meer dan 50 werknemers in dienst heeft stijgt de
mediaanbestuurdersvergoeding tot € 97.955: € 59.000 in geval van natuurlijke personen en € 104.160
in geval van een bestuurder-rechtspersoon.
Een gelijkaardige trend wordt vastgesteld wanneer men de ondernemingen bestudeert in functie van
hun omzetcijfer. De mediaanvennootschap met minder dan € 6.250.000 omzet kent haar bestuurders
een vergoeding toe van € 43.734: € 59.579 in geval van een bestuurder-rechtspersoon en € 38.394
voor de natuurlijke persoon bestuurder.
Bij vennootschappen met een omzet van meer dan € 25.000.000 bedraagt de mediaanvergoeding
€ 111.698: € 83.715 voor de bestuurder-natuurlijke persoon en € 120.000 voor de bestuurderrechtspersoon.
In 58 % van de vennootschappen waar een bestuurder natuurlijke persoon een vergoeding ontvangt,
zijn er ook bijkomende premies betaald in het kader van een groeps-, bedrijfsleider- of
hospitalisatieverzekering of verzekering gewaarborgd inkomen.
Slechts 7 % van de ondernemingen in deze referentiegroep heeft het voorbije jaar een tantième
toegekend. Bij de jonge ondernemingen ligt dit percentage lager dan bij de oudere ondernemingen:
4 % ten opzichte van 8 %. Ook het bedrag dat uitbetaald wordt, is belangrijker bij oudere dan bij
jongere ondernemingen: € 15.000 in vergelijking met € 30.000.
Hoe ouder de vennootschap, hoe gemakkelijker de vennootschap beslist een dividend uit te keren.
Slechts 6 % van de recent opgerichte vennootschappen - jonger dan 3 jaar - keren een dividend uit.
Hiertegenover staat dat van de vennootschappen die reeds langer dan 25 jaar bestaan 17 % een
dividend uitkeren. Ook de hoogte van het dividend evolueert mee met de leeftijd van de onderneming.
De mediaanonderneming bij de recent opgerichte ondernemingen keert een vergoeding van € 64.200
uit. De doorsnee onderneming ouder dan 25 jaar, keert daarentegen een dividend van € 149.600 uit.
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
4
2.
TOEKENNING BEZOLDIGINGEN EN TANTIEMES
2.1 Bezoldiging
Bezoldigingen van bedrijfsleiders worden in artikel 32 W.I.B. 1992 gedefinieerd als alle beloningen
verleend of toegekend aan een natuurlijk persoon die een opdracht als bestuurder, zaakvoerder,
vereffenaar of gelijkaardige functies uitoefent.
Een bezoldiging heeft voor gevolg dat deze vergoeding niet belast wordt in de
vennootschapsbelasting, aangezien deze voor de vennootschap een aftrekbare kost uitmaakt. Deze
bezoldiging wordt daarentegen wel in de personenbelasting belast, nadat eerst de verschuldigde sociale
bijdragen afgerekend werden. Er moet wel op gelet worden dat de sociale bijdragen geplafonneerd
zijn.
Een bezoldiging zal in de meeste gevallen een noodzaak zijn om te voorzien in het levensonderhoud,
tenzij er nog voldoende andere inkomsten zijn. Het uitkeren van een minimale bezoldiging (€ 36.000
voor Aj. 2010) is bovendien noodzakelijk opdat de vennootschap het verlaagd opklimmend tarief in de
vennootschapsbelasting zou kunnen genieten.
Om te bepalen of aan de minimumbezoldiging voor het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting is
voldaan, komen alle bezoldigingen in aanmerking die een vennootschap aan een bestuurder- of
zaakvoerder-natuurlijke persoon heeft toegekend, zowel de bedrijfsleiderbezoldigingen bedoeld in
artikel 32 W.I.B. 1992 als de werknemersbezoldigingen bedoeld in artikel 31 W.I.B. 1992.
Met de bezoldigingen die aan een bestuurder- of zaakvoerder-vennootschap worden toegekend, mag
geen rekening gehouden worden.
Men kan nuanceren dat het uitkeren van een bezoldiging fiscaal niet noodzakelijk nefast is. In de
personenbelasting kennen we immers ook een aantal voordelen zoals:
- een belastingvrije som waarop elke belastingplichtige recht heeft. Deze kan nog verhoogd
worden bij kinderen ten laste
- forfaitaire aftrek van beroepskosten (lineair percentage van 5%)
- het huwelijksquotiënt
- aftrekken zoals de premies voor een levensverzekering, het pensioensparen, de kinderopvang,
de aftrek voor hypothecaire lening, energiebesparende maatregelen, alimentatiegeld.
Anderzijds kan de vennootschap in functie van de grootte van de maandelijks uitgekeerde bezoldiging
een groepsverzekering opstarten. De te betalen premies zijn binnen de zogenaamde 80%-regel fiscaal
aftrekbaar wat een bijkomende besparing in de vennootschap uitmaakt. Indien er dus geen of een zeer
beperkte bezoldiging wordt uitgekeerd, dan zal de groepsverzekering ook beperkt zijn.
Attractiebeginsel
Het attractiebeginsel bepaalt dat alle prestatievergoedingen die een bedrijfsleider (bestuurder,
zaakvoerder, vereffenaar, etc.) ontvangt van de vennootschap waarvoor hij zijn mandaat uitoefent,
beschouwd worden als bezoldigingen van bedrijfsleiders en bijgevolg ook als dusdanig belast worden.
Het gebeurt echter vaak dat een zaakvoerder of een bestuurder naast zijn maatschappelijk functie(s)
ook nog andere activiteiten in de vennootschap uitoefent in het kader van een arbeids- of
aannemingsovereenkomst. Volgens het attractiebeginsel zullen ook in deze situatie alle inkomsten die
aan bedrijfsleiders worden toegekend ter vergoeding van eender welke beroepswerkzaamheid
automatisch en voor hun volle bedrag als bezoldigingen van bedrijfsleiders worden aangemerkt.
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
5
Het attractiebeginsel heeft bijgevolg een impact op de forfaitaire kostenaftrek. Voor werknemers
gebeurt de berekening van het forfait volgens een degressieve schaal, bij bedrijfsleiders daarentegen
geldt een lineair percentage van 5%, ongeacht de inkomstenschijf.
Het attractiebeginsel geldt niet wanneer loontrekkenden ook een onbezoldigd mandaat uitoefenen in
een vennootschap. Alle inkomsten die hen worden toegekend, moeten worden belast als bezoldigingen
van loontrekkenden en genieten het hogere forfait voor beroepskosten dat voor deze categorie van
inkomsten geldt.
Wanneer echter kan worden aangetoond dat de ontvangen voordelen van alle aard betrekking hebben
op de uitoefening van de functie van bedrijfsleider, heeft dit tot gevolg dat die functie niet meer
onbezoldigd is en zal het attractiebeginsel wél spelen.
2.2 Tantième
Tantièmes zijn veranderlijke winstuitkeringen 2 die worden toegekend aan de bestuurders van
kapitaalvennootschappen voor hun geleverde prestaties, ongeacht de vorm, met uitsluiting van
dividenden. Bijgevolg zijn tantièmes bedragen die van de te bestemmen winst van de vennootschap
worden afgenomen en die worden toegekend aan de bestuurders. Zij vertegenwoordigen gewoonlijk
een bepaald percentage van de totale winst of van de te bestemmen winst van de vennootschap. De
uitkering gebeurt door de algemene vergadering n.a.v. de winstverdeling.
De tantième heeft een vergelijkbare fiscale impact als de toekenning van een bezoldiging (sociale
zekerheidsbijdrage is verschuldigd, en ook personenbelasting). Wel is het zo dat een tantième niet in
aanmerking komt voor de berekening van de groepsverzekering en interne pensioenbelofte. Er is
immers niet voldaan aan de voorwaarde dat de bezoldiging toegekend werd vóór het einde van het
boekjaar.
Een tantième is echter wel geschikt om de belastbare winst van de vennootschap nog te optimaliseren
als het boekjaar reeds werd afgesloten. De tantième maakt immers een aftrekbare kost uit voor de
vennootschap in het boekjaar waarop de tantième slaat en dus niet in het jaar waarin de tantième
toegekend wordt. Voor de genieter daarentegen maakt de tantième deel uit van het inkomen in het jaar
van ontvangst, wat leidt tot een tijdsverschil tussen de aftrekbaarheid in de vennootschap (= boekjaar
waarop de tantième slaat), en de belastbaarheid in de personenbelasting (= jaar van toekenning).
Het uitkeren van een tantième is bijgevolg een middel om fiscaal te verhelpen, wanneer er te weinig
werd voorafbetaald of de bezoldiging te laag is voor toepassing van het verlaagd tarief.
Voor de ontvanger maakt de tantième deel uit van zijn inkomen in het jaar van toekenning en moet ze
opgenomen worden in de fiche 281.20 van dat jaar.
2
Afhankelijk van de winst die de vennootschap heeft gemaakt.
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
6
BTW: Bedrijfsleider - vennootschap
De tantièmes die een bedrijfsleider ontvangt als tegenprestatie voor de opdracht die hij in een
vennootschap waarneemt, volgen steeds het BTW-regime van de eigenlijke bestuursvergoeding. Het is
daarbij van belang te weten welke BTW-regeling van toepassing is op de eigenlijke bestuursmandaten.
Bedrijfsleiders-natuurlijke personen krijgen als gevolg van de uitoefening van hun mandaat niet de
hoedanigheid van BTW-belastingplichtige waardoor hun bestuursvergoeding, en bijgevolg de
toegekende tantièmes, niet aan BTW zijn onderworpen. Anders dan bij bedrijfsleiders-natuurlijke
personen hebben bestuurders-vennootschappen de keuze of ze hun bestuursmandaten al dan niet aan
BTW onderwerpen. Indien er dus geopteerd wordt om de mandaten aan BTW te onderwerpen zijn de
eraan verbonden toegekende tantièmes eveneens aan BTW onderworpen.
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
7
3.
INTRESTEN EN DIVIDENDEN
3.1 Intresten
Intresten die uitbetaald worden op een R/C passief kunnen aanzien worden als een optimalisatie van
inkomsten in die zin dat er minder bezoldigingen zouden kunnen uitgekeerd worden, waardoor er
minder sociale bijdragen en minder belastingen zouden betaald worden. De bezoldigingen worden in
dit geval vervangen door een roerend inkomen.
De bedragen die de aandeelhouder/bedrijfsleider leent aan zijn eigen vennootschap kunnen echter niet
onbeperkt intresten opleveren. Enerzijds wordt er een beperking gesteld aan de aangerekende
rentevoet. Deze rentevoet mag niet hoger liggen dan de marktrentevoet. Als basis kan richtinggevend
de OLO op 5 jaar genomen worden, verhoogd met een bepaald risicopremie van ± 2%. Op die manier
komt men op een bruto-tarief van 3,75 % (tarief 2011) + 2 % = 5,75 %.
Anderzijds wordt ook een beperking gesteld aan het totaal bedrag dat op de R/C staat geboekt. Dit
bedrag mag namelijk niet hoger zijn dan de som van de belaste reserves bij het begin van het
belastbaar tijdperk en het gestort kapitaal op het einde van het belastbaar tijdperk.
Indien er geen reserves zouden uitgekeerd worden om privé te behouden, zou er toch een uitkering
kunnen gebeuren om te voorzien in een R/C op de creditzijde van de balans. Deze R/C brengt een
hogere intrestvergoeding op dan deze die gebruikt wordt voor de berekening van de notionele
intrestaftrek en ondergaat een roerende voorheffing van 15 % in plaats van 25 % bij dividenduitkeringen. Bij uitkering van een dividend om vervolgens een R/C op de creditzijde te voorzien, zal
na verloop van tijd de hoge inhouding van 25% roerende voorheffing dus ook worden terugverdiend.
Deze heroriëntering van middelen kan bijkomend nog interessant zijn als de vennootschap een politiek
kent van jaarlijkse dividenduitkeringen.
3.2 Dividenden
Dividenden worden uitgekeerd aan de aandeelhouders, zijn voor hun volledig bedrag onderworpen aan
de vennootschapsbelasting en ondergaan vervolgens, ten laste van de natuurlijke personen, de
roerende voorheffing (15% of 25% of 10% indien liquidatie). Zij vertegenwoordigen een uitkering van
de winst na belasting.
Dit doet misschien overkomen dat een dividenduitkering fiscaal weinig voordeel geniet, maar dit hoeft
niet altijd het geval te zijn. Bij toepassing van de verlaagde tarieven in de vennootschapsbelasting in
combinatie met de verlaagde roerende voorheffing, bedraagt de globale belastingdruk namelijk
35,62 % (zie tabel). Een dividend is echter ook niet onderhevig aan de personenbelasting noch aan de
sociale zekerheidsbijdragen. Het is bijgevolg goedkoper om dividenden uit te keren dan een verhoging
van een bezoldiging toe te staan. Wel moet op gelet worden dat een dividenduitkering
vennootschapsrechtelijk beperkt is. Dit is trouwens evenzeer het geval bij een tantième.
Een dividenduitkering heeft o.a. ook een weerslag op het verlaagd opklimmend tarief in de
vennootschapsbelasting. Wanneer de vennootschap meer dividend uitkeert dan 13% van het gestorte
kapitaal bij het begin van het belastbaar tijdperk, dan verliest zij het voordeel van de verlaagde
tarieven in de vennootschapsbelasting. Een dividend heeft ook geen invloed wat de groepsverzekering
betreft.
Zoals reeds vermeld moet er roerende voorheffing betaald worden. Deze voorheffing is bevrijdend wat
impliceert dat de inkomsten uit dividenden niet meer dienen aangegeven te worden in de
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
8
personenbelasting. De roerende voorheffing dient ingehouden te worden door de uitkerende
vennootschap.
In principe bedraagt de roerende voorheffing 25%. Daarnaast bestaat er, onder strikte voorwaarden,
een verlaagd tarief roerende voorheffing van 15%. Dit verlaagd tarief is van toepassing op de
dividenden van aandelen die vanaf 1 januari 1994 werden uitgegeven (verder worden enkel die
aandelen besproken waar geen beroep werd gedaan op het openbaar spaarwezen). Om het tarief van
15% te kunnen genieten moeten we kijken naar enkele van de meest voorkomende voorwaarden
(Art. 269 W.I.B. 1992):
- de aandelen zijn uitgegeven ter vergoeding van een inbreng in geld;
- de aandelen mogen geen enkel toegekend voorrecht genieten (geen preferente aandelen);
- de aandelen moeten vanaf hun uitgifte op naam staan of de aandelen moeten vanaf hun uitgifte
gedeponeerd zijn in een dossier open bewaargeving bij een bank;
- de vennootschap mag geen overname doen van bepaalde activa van bepaalde personen.
Deze activa zijn goederen die vóór 1 januari 1994 voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid
werden gebruikt door de aandeelhouder, bestuurder, zaakvoerder of vennoot van de vennootschap die
de overdracht verkrijgt, aandelen die deel hebben uitgemaakt van het privaat vermogen van de
aandeelhouder, bestuurder, zaakvoerder of vennoot van de vennootschap die de overdracht verkrijgt en
van goederen die vóór 1 januari 1994 hebben toebehoord aan een vennootschap waar de overdrager
aandeelhouder, bestuurder, zaakvoerder of vennoot was.
Wanneer vennootschappen na 31 december 1993 hun kapitaal verminderen, worden de doorgevoerde
kapitaalverhogingen slechts in aanmerking genomen in de mate dat zij meer bedragen dan die
kapitaalverminderingen. Zo wordt vermeden dat de vennootschappen eerst hun kapitaal verhogen om
op dat nieuwe kapitaal het lage tarief te krijgen om meteen daarna een kapitaalvermindering door te
voeren van het oude kapitaal. Deze kapitaalverhogingen komen echter toch in aanmerking wanneer de
kapitaalverminderingen beantwoorden aan rechtmatige financiële of economische behoeften. Dit is
bijvoorbeeld het geval wanneer de kapitaalvermindering gebruikt wordt om boekhoudkundige
verliezen aan te zuiveren of om onbeschikbare reserves aan te leggen.
Totale kostprijs van een dividenduitkering
Ven.Bel. 33,99%
Ven.Bel. 33,99%
Ven.Bel. 24,25%
Ven.Bel. 24,25%
R.V. 25%
R.V. 15%
R.V.25 %
R.V.15 %
Winst vóór Ven.Bel.
100,00
100,00
100,00
100,00
Ven. Bel.
Nettowinst
33,99
66,01
33,99
66,01
24,25
75,75
24,25
75,75
R.V. Dividend
16,50
9,90
18,94
11,36
50,49%
43,89%
43,19%
35,61%
Globale belastingdruk
Tijdstip uitkering
Inzake dividenduitkering dient aandacht verleend te worden aan drie soorten dividenden die zich in de
praktijk voordoen:
-
jaardividend
tussentijds dividend
interimdividend
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
9
Jaardividend
Onder het jaardividend wordt verstaan het dividend dat door de jaarvergadering (van de
aandeelhouders/vennoten) wordt goedgekeurd bij het goedkeuren van de jaarrekening.
Tussentijds dividend
Onder het begrip tussentijds dividend wordt verstaan een dividend dat niet door de jaarvergadering
(van de aandeelhouders/vennoten) wordt goedgekeurd maar door een bijzondere algemene
vergadering op een datum die niet samenvalt met de statutaire datum die zich uitspreekt over de
goedkeuring van de jaarrekening.
De winst die werd gereserveerd in een vorige jaarrekening en die werd overgedragen of gereserveerd
door de jaarvergadering, kan het voorwerp uitmaken van een tussentijdse dividenduitkering in de mate
dat deze gereserveerde winsten en reserves niet door overgedragen verliezen worden teniet gedaan,
noch wettelijk of statutair niet uitkeerbaar zijn.
Interimdividend
Voor de concrete procedure met betrekking tot het toekennen van een interimdividend wordt verwezen
naar de bepaling van het artikel 618 van het Wetboek van Vennootschappen voor de NV.
Bij de statuten kan aan de raad van bestuur de bevoegdheid worden verleend om op het resultaat van
het boekjaar een interimdividend uit te keren. Deze uitkering mag alleen geschieden op de winst van
het lopende boekjaar, in voorkomend geval verminderd met het overgedragen verlies of vermeerderd
met de overgedragen winst, zonder onttrekking aan de reserves die volgens een wettelijke of statutaire
bepaling zijn of moeten worden gevormd.
Daarenboven mag tot deze uitkering slechts worden overgegaan nadat de raad van bestuur aan de hand
van een staat van activa en passiva die door de commissaris is nagezien, heeft vastgesteld dat de winst
voldoende is om een interimdividend uit te keren.
Het verificatieverslag van de commissaris wordt gevoegd bij zijn jaarlijks verslag. Het besluit van de
raad van bestuur om een interimdividend uit te keren, mag niet later worden genomen dan twee
maanden na de dag waarop de staat van activa en passiva is opgesteld.
Tot uitkering mag niet eerder worden besloten dan zes maanden na de afsluiting van het voorgaande
boekjaar en nadat de jaarrekening over dat boekjaar is goedgekeurd. Na een eerste interimdividend
mag tot een nieuwe uitkering niet worden besloten binnen de drie maanden na het besluit over het
eerste interimdividend.
Indien de interimdividenden het bedrag te boven gaan van het later door de algemene vergadering
vastgestelde jaardividend, wordt het meerdere beschouwd als een voorschot op het volgende dividend.
Interimdividenden zijn enkel toegelaten in een NV en in de Comm. VA.
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
10
Beperking uit te keren bedrag3
Er mag geen uitkering geschieden als op de datum van afsluiting van het laatste boekjaar het
nettoactief, zoals dat blijkt uit de jaarrekening, is gedaald of ten gevolge van de uitkering zou dalen
beneden het bedrag van het gestorte of, indien dat hoger is, van het opgevraagde kapitaal, vermeerderd
met alle reserves die volgens de wet of de statuten niet mogen worden uitgekeerd.
Onder nettoactief moet worden verstaan: het totaal bedrag van de activa zoals dat blijkt uit de balans,
verminderd met de voorzieningen en schulden. Dit stemt overeen met het netto eigen vermogen (post
10/15 op het passief van de balans).
Voor de uitkering van dividenden mag het eigen vermogen niet omvatten:
-
het nog niet afgeschreven bedrag van de kosten van oprichting en uitbreiding
behoudens in uitzonderingsgevallen, te vermelden en te motiveren in de toelichting bij de
jaarrekening, het nog niet afgeschreven bedrag van de kosten van onderzoek en ontwikkeling
Superdividend
Zoals reeds gezegd, mag het uitgekeerde dividend niet hoger zijn dan 13% van het volstort kapitaal bij
het begin van het belastbaar tijdperk, om te genieten van het verminderd tarief in de
vennootschapsbelasting. Dit is een lastige beperking voor een typische EBVBA managementvennootschap, die met een minimum startkapitaal van ongeveer € 12.400,00 start. In dit geval kan
slechts € 1.612 dividend uitgekeerd worden. Als er dus bijvoorbeeld € 36.000 winst is die aan het
verlaagde KMO-tarief belast wordt, dan is er dus wel ongeveer € 26.240 winst beschikbaar in de
vennootschap, maar nog niet voor de aandeelhouder(s) of zaakvoerder(s). Dit levert bijgevolg een
probleem op voor het “liquide” maken van de winsten die in de vennootschap gerealiseerd worden.
Een optimale strategie bestaat erin om de zoveel jaar een “superdividend” uit te keren en dat jaar niet
het voordeel van de verminderde KMO-belasting te genieten. In dergelijk jaar worden de privé
benodigde liquiditeiten door de vennootschap aan de aandeelhouder(s) uitgekeerd als dividend, mits
een belasting op dat dividend van 25% of 15%.
Het wordt verwacht dat in zo’n jaar vaak een lagere zaakvoerdersverloning optimaal bevonden wordt,
omdat het minimum van € 36.000 (of vennootschapswinst als die lager ligt) dan niet meer relevant is.
Anderzijds is het voor een levensverzekering voor de zaakvoerder noodzakelijk dat er een maandelijks
zaakvoerdersloon wordt uitgekeerd. De impact van een eventuele tijdelijke vermindering van de
zaakvoerdersbezoldiging hierop moet dus wel bekeken worden.
Het kan tevens interessant zijn een superdividend uit te keren op een ogenblik dat de kwalificatie als
fiscale KMO minder belang heeft, bvb. in een jaar met weinig winst en weinig investeringen.
3
Artikel 320 & 617 W.Venn.
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
11
4.
VERKOOP EN VERHUUR VAN GOEDEREN AAN DE VENNOOTSCHAP
4.1 Verkoop van goederen aan de vennootschap
Er kan overwogen worden om een privé-vermogensbestanddeel (bvb. onroerend goed) dat door de
aandeelhouder of de bedrijfsleider niet beroepsmatig gebruikt wordt, maar wel door de vennootschap
beroepsmatig zou kunnen gebruikt worden, te verkopen aan de vennootschap.
De verkoper zal hierbij in principe een belastingvrije meerwaarde kunnen realiseren en de
vennootschap zal dit vermogensbestanddeel kunnen afschrijven, of indien het niet over een
investeringsgoed gaat, onmiddellijk in kost kunnen nemen.
Roerende privé-goederen (zoals bvb. een auto, werkmateriaal, kantoormeubilair,…) kunnen ook
verkocht worden aan de vennootschap. Het volstaat een onderhands contract op te maken waarin de
verkoop wordt opgenomen. Voor de vennootschap zijn deze aankopen een kost of afschrijfbare
investering terwijl de bedrijfsleider er niet op belast wordt. De prijs van de verkoop moet wel redelijk
blijven.
Verkoop van een onroerend goed aan de vennootschap
Er moet op gewezen worden dat de aankoop van een onroerend goed via een vennootschap in
het licht van behoorlijk wat zaken goed overwogen moet worden. Wie vandaag een onroerend
goed wenst aan te kopen in een (patrimonium)vennootschap moet de gevolgen hiervan in
overweging nemen. Niet enkel de voordelen op korte termijn mogen primeren. Ook de
gevolgen op lange(re) termijn zijn belangrijk, onder meer met het oog op successieplanning,
latere verkoop van het onroerend goed,…
Het is buiten het bestek van dit werk om alle toelichting en knelpunten uiteen te zetten bij de
verkoop van een onroerend goed aan een vennootschap. Samengevat worden hier een aantal
aandachtspunten opgesomd:
-
-
Aanrekening voordeel alle aard indien het onroerend goed privé wordt gebruikt4;
Meerwaardeproblematiek bij latere verkoop van het onroerend goed door de
vennootschap: de meerwaarde die de vennootschap op deze verkoop maakt, wordt in
principe belast, en -niet te vergeten- de opbrengst hiervan blijft ook in de
vennootschap zitten. Dit impliceert dat -als de bedrijfsleider deze gelden aan de
vennootschap wilt onttrekken- er ook nog bijkomend dient rekening te houden met een
roerende voorheffing van 15%, 25% of 10% indien liquidatie! Om de belastingdruk te
verlagen bestaat wel het systeem van gespreide meerwaarden wanneer de
vennootschap onder strikte voorwaarden de verkoopwaarde herinvesteert;
Onroerend inkomen: verhuur door particulier aan particulier die het goed niet
beroepsmatig aanwendt: bedrag huur is niet relevant, in personenbelasting is
onroerend inkomen immers gebaseerd op K.I. ↔ verhuur door een vennootschap:
huurinkomsten worden in winst opgenomen (+ R.V. indien uitkering);
4
De berekening van het voordeel van alle aard blijkt in de praktijk echter meestal voordelig uit te vallen. Het
kadastraal inkomen is immers de belangrijkste factor in deze berekening .
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
12
-
Grond kan niet afgeschreven worden, de aanschaffingskosten op de grond zijn echter
wel aftrekbaar.
Het is bovendien niet onbelangrijk te vermelden dat de statuten een aankoop van een
onroerend goed moeten toelaten. Zoniet zal de fiscale aftrekbaarheid van de kosten door
de vennootschap mogelijk ter discussie komen.5
4.2 Verhuur onroerende goederen aan de vennootschap
Algemeen
De mogelijkheden om een gebouwd onroerend goed te verhuren aan een vennootschap zijn niet
onbeperkt voor een bedrijfsleider. De huurprijs en -voordelen die hij van zijn vennootschap ontvangt,
worden in een bedrijfsleiderbezoldiging geherkwalificeerd in de mate dat deze huurprijs en –voordelen
hoger zijn dan 5/3 van het gerevaloriseerd K.I. van het verhuurde goed. 6
Voorbeeld
Een gebouw met een KI van 2.000,00 EUR wordt verhuurd aan 18.000,00 EUR/jaar. Het maximum
onroerend inkomen bedraagt 12.933,33 EUR (= 2.000,00 x 3,88 x 5/3). Bijgevolg is er een overdreven
huur of met andere woorden een bezoldiging van 5.066,67 EUR (= 18.000,00 – 12.933,33).
Ook dient gezegd te worden dat er wel methodes zijn om méér huur te vragen, vooraleer er sprake kan
zijn van herkwalificatie in bezoldiging. Als de partner van de bedrijfsleider mede-eigenaar is van het
gebouw dat de bedrijfsleider aan zijn vennootschap verhuurt, kan het interessant zijn om meer huur te
vragen. Als de partner geen zaakvoerder is, geldt de beperking voor hem/haar immers niet. Dit
betekent dan ook dat slechts de helft van de “overdreven” huur als een bezoldiging zal worden
beschouwd.
Is het gebouw dat de vennootschap huurt de persoonlijke eigendom van de partner van de
bedrijfsleider, dan geldt de beperking zelfs helemaal niet (weliswaar als de partner in dit geval ook
geen zaakvoerder is). De huur wordt in dit geval dus nooit als een bezoldiging beschouwd.
Als de bedrijfsleider dus gehuwd is en als het gebouw mede-eigendom is van de echtgeno(o)t(e), kan
hij de herkwalificatie volledig vermijden door zijn deel te laten overbrengen naar zijn/haar eigen
vermogen. Hiervoor is 1% registratierechten verschuldigd. Ook als het gebouw de persoonlijke
eigendom is van de bedrijfsleider, kan hij het overbrengen naar het eigen vermogen van de
echtgeno(o)t(e), mits betaling van 10% registratierechten. Hierbij dient wel rekening gehouden te
worden met de gevolgen bij bijvoorbeeld echtscheiding of overlijden.
Verhuren versus afschrijven
Voor bedrijfsgebouwen is de afschrijvingstermijn 20 of 33 jaar al naargelang het gaat over
nijverheidsgebouwen of kantoor- en handelsgebouwen. Jaarlijks wordt m.a.w. 5% ofwel 3% van de
waarde van deze gebouwen als afschrijvingskost in de resultatenrekening genomen. Bij huur kunnen
de kosten hoger liggen want 7% van de waarde van het pand kan als normale huur verantwoord
worden.
5
6
Cassatie 12 december 2003
de
Artikel 32, 2 lid, 3° WIB 92
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
13
De vennootschap kan via huur dus een hoger kostenbedrag boeken dan via afschrijving. Maar ook
langs de kant van de bedrijfsleider is het voordeel interessant: hij ontvangt een huur en kan evenredig
zijn bedrijfswedde verminderen wat een onmogelijke vergoedingspolitiek is als het gebouw eigendom
van de vennootschap is. Bovendien is huur als inkomen te verkiezen boven een wedde.
De voordelen van verhuren tegenover afschrijven blijken ook op lange termijn. Na 20 of 33 jaar staat
de boekhoudkundige waarde van het gebouw op nul zodat de vennootschap geen afschrijvingen als
kosten meer kan in rekening brengen. Ook al heeft het gebouw op dat moment nog een reële waarde
en zou men overgaan tot herwaardering, toch leidt dit niet tot een hernieuwde afschrijvingsmogelijkheid op fiscaal vlak.
Verhuren kan daarentegen eeuwig doorgaan. Elk jaar opnieuw kan de vennootschap kosten boeken en
kan de bedrijfsleider fiscaalvriendelijk geld uit de vennootschap halen. Men zal argumenteren dat
verhuren maar kan blijven duren als tijdig gerenoveerd wordt. In de praktijk is het echter zo dat
exploitatiegebonden verbouwingswerken ten laste van de vennootschap gelegd worden, ook al is het
bedrijfspand particuliere eigendom, omdat de werken ten goede komen aan de vennootschap, haar
werking en winstpotentie. Op die manier kan de bedrijfsleider lastens de vennootschap een
meerwaarde geven aan zijn privé-bezit en kan de vennootschap de BTW op de verbouwingswerken
recupereren.
Ook zal bij verhuring door een particulier de verkoop van het bedrijfspand geen aanleiding geven tot
enige belastbare meerwaarde, op voorwaarde dat het bedrijfspand niet binnen de vijf jaar na de
verwerving wordt vervreemd.
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
14
5.
VOORDELEN IN NATURA
Voordelen van alle aard verkregen door bedrijfsleiders wegens of ter gelegenheid van de uitoefening
van de beroepswerkzaamheid, worden als bezoldigingen beschouwd. Ten gevolge van de hoge
belastingdruk (met inbegrip van de sociale lasten die op de bezoldigingen drukken) wordt veel gebruik
gemaakt van middelen die in aanmerking komen om als voordelen in natura belast te worden. De
reden hiervoor is dat het voordeel voor de bedrijfsleider veel hoger is, niettegenstaande een lagere
brutokost voor de vennootschap. Met een lagere brutokost wordt dus een hogere vergoeding aan de
bedrijfsleider toegekend, en op die manier kunnen op een fiscaal gunstige manier geld of middelen uit
de vennootschap bekomen worden.
Deze voordelen van alle aard zijn in hoofde van de genieter belastbaar, wanneer deze voordelen
behaald worden uit hoofde of ter gelegenheid van de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid. Het
doorslaggevend argument is een oorzakelijk verband tussen het verkregen voordeel en het uitgeoefend
beroep.
De toekennende vennootschap draagt definitief de last van het voordeel: hiermee ontstaat
belastbaarheid van het voordeel in hoofde van de genieter. Bijgevolg is er geen voordeel van alle aard
als het genoten voordeel aan de genieter gefactureerd wordt. Het gefactureerde wordt in de praktijk
door de bedrijfsleider betaald, dan wel gedebiteerd op zijn lopende rekening bij de vennootschap.
Wanneer het voordeel van alle aard wordt gefactureerd of terugbetaald, moet de BTW volgens de
gewone regels aangerekend worden.
De fiscale behandeling verschilt naargelang de kosten al dan niet doorgefactureerd worden aan de
genieter.
-
-
de kosten worden niet doorgefactureerd of aangerekend aan de genieter van het voordeel: het
voordeel van alle aard moet worden vermeld op de fiche 281.20 (cfr. aanslag geheime
commissielonen)
de kosten worden doorgefactureerd of aangerekend aan de genieter van het voordeel:
verwerking via factuur of R/C (geen vermelding op de fiche 281.20)
De toekenning van voordelen van alle aard aan bestuurders en zaakvoerders vergt bovendien altijd de
tussenkomst van de algemene vergadering:
-
voor nieuwe voordelen: agendering op de algemene vergadering en afzonderlijke beslissing
van de toekenning van de voordelen;
voor reeds bestaande voordelen: impliciete bevestiging door middel van de goedkeuring van
de jaarrekening.
Hieronder worden de belangrijkste voordelen in natura besproken die door een vennootschap kunnen
toegekend worden.
5.1 Kosteloze terbeschikkingstelling onroerend goed door de vennootschap7
Voor gebouwde onroerende goederen8 (of gedeelten daarvan) die ter beschikking gesteld worden door
een vennootschap, wordt het voordeel als volgt vastgesteld:
7
Artikel 18, § 3, 1° KB W.I.B. 92
In België gelegen onroerende goederen. Indien het onroerend goed in het buitenland is gelegen, wordt het
belastbaar voordeel vastgesteld op de vermoedelijke huurwaarde van het goed.
8
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
15
-
indien het niet-geïndexeerd kadastraal inkomen van het gebouwd onroerend goed kleiner is
dan of gelijk aan € 745 1,25 x 5/3 x geïndexeerd K.I.
indien het niet-geïndexeerd kadastraal inkomen van het gebouwd onroerend goed groter is dan
€ 745 2 x 5/3 x geïndexeerd K.I.
Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, moet het voordeel nog eens vermenigvuldigd worden
met 5/3de.
Indien de bedrijfsleider een vergoeding betaalt voor het gebruik van de woning, wordt het berekende
voordeel met deze vergoeding verminderd.
5.2 Kosteloze beschikking over een wagen
Het persoonlijk gebruik van een voertuig is duidelijk één van het meest voorkomende voordeel dat
wordt toegestaan.
Als de personenwagen eigendom is van de vennootschap (aankoop, leasing of renting), worden alle
kosten gedragen door de vennootschap, de wettelijke beperking (volgens de CO2-uitstoot) in acht
genomen. Van zodra de bedrijfswagen gebruikt wordt voor het woon/werkverkeer en dus ook
privatief, wordt het voordeel berekend op 5.000 km per jaar als de enkele afstand tussen woon- en
werkplaats 25 km of minder bedraagt en op 7.500 km indien deze afstand meer dan 25 km bedraagt.9
Vervolgens wordt deze basis vermenigvuldigd met een coëfficiënt afhankelijk van de fiscale pk van
het voertuig. Deze coëfficiënt wordt jaarlijks geïndexeerd.
Een wagen in de vennootschap bespaart heel wat geld voor de bedrijfsleider in zijn privé-uitgaven:
geen verzekeringspremies, geen onderhoud- en herstellingskosten, geen verkeersbelasting en geen
brandstofkosten.
Een wagen is ook heel wat goedkoper dan een verhoging van de brutobezoldiging van de
bedrijfsleider. Dit is te verklaren door het feit dat kosten die gemaakt worden voor de personenwagen
grotendeels fiscaal aftrekbaar zijn (weliswaar rekening houdend met de wettelijke beperkingen voor
personenwagens):
• interesten lening + brandstofkosten: 100% fiscaal aftrekbaar
• afschrijving (leasing) + onderhoudskosten + verzekeringspremies: 75% fiscaal aftrekbaar. Dit
percentage wordt verlaagd of verhoogd in functie van de CO2-uitstoot. Deze regeling is nu
veralgemeend voor alle personenwagens sinds 1 april 2008.
Inzake BTW
Het voordeel van alle aard zoals forfaitair berekend op het gebied van directe belastingen wordt geacht
de eventuele BTW te omvatten. Die BTW moet uit het forfait worden gehaald en door de
vennootschap aan de Staat worden afgedragen. De verschuldigde BTW wordt berekend volgens een
technisch ingewikkelde formule, die rekening houdt met een aftrek van 10 % voor autokosten waarop
geen BTW kan afgetrokken worden (verkeersbelasting, verzekering), en met de algemene BTWaftrekbeperking tot 50 %.
Bij het BTW-tarief van 21 % is de verschuldigde B.T.W. gelijk aan het verschil tussen
• het "voordeel inclusief BTW" (zoals forfaitair berekend op het gebied van directe
belastingen), en
• het "voordeel exclusief BTW" = het voordeel inclusief B.T.W. gedeeld door 1,0855.
9
Circ. AOIF 8/2004, Ci.RH.241/561.264
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
16
5.3 Gratis PC en Internet
De voordelen die de bedrijfsleider geniet dankzij het gratis gebruik van een PC en een
internetaansluiting betaald door de vennootschap levert hem een forfaitair bepaald voordeel in natura
op. Het forfaitaire voordeel voor de kosteloze beschikking van een PC wordt vastgesteld op € 180,00
per jaar en voor de internetaansluiting is het bedrag gelijk aan € 60,00 per jaar.
Voorbeeld:
Wanneer we ervan uitgaan dat de aankoop van een computer € 900,00 kost en een abonnement op het
internet € 600,00 kost aan de vennootschap, kan de bedrijfsleider hierdoor een uitgave besparen van €
1.500,00. Gesteld dat de vennootschap de PC over een periode van 3 jaar afschrijft, komt men tot
volgend schema:
Privé situatie
- uitgespaarde kost privé-uitgaven: € 900/3 + € 600
- bruto-voordeel in natura aan te geven op fiche 281.20
- sociale bijdragen (14,16 % op suppl. Belastbaar voordeel)
- forfaitaire kosten (5 % op brutovoordeel - sociale
bijdragen)
- belastbaar voordeel van alle aard
- personenbelasting (50 %)
- aanvullende gemeentebelasting (7 %)
Netto besparing voor de bedrijfsleider
-10,58
200,96
-100,48
-7,03
764,03
Situatie bij de vennootschap
- totale kost
- besparing vennootschapsbelasting
Netto-uitgave voor de vennootschap
900,00
-305,91
594,09
900,00
240,00
-28,46
100%
84,89%
100%
66,01%
Dit voorbeeld wordt ter illustratie weergegeven om een idee te geven van de belastingbesparing die
kan verwezenlijkt worden door voordelen in natura toe te kennen. Hier valt op te merken dat deze
oefening telkens kan herhaald worden voor de andere mogelijkheden om geld uit de vennootschap te
halen.
5.4 Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, tuiniers, chauffeurs,…
Het jaarlijks voordeel bedraagt € 5.950,00 per voltijds tewerkgestelde persoon. Dit bedrag dient
evenredig herleid te worden bij deeltijdse tewerkstelling. Indien het personeel ter beschikking wordt
gesteld voor beroepsdoeleinden, dan is er geen belastbaar voordeel. Het voordeel ontstaat dus enkel
indien het personeel effectief voor privé-doeleinden wordt aangenomen.
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
17
5.5 Renteloze lening10
De toekenning van een renteloze lening of een lening tegen verminderde rentevoet door een
vennootschap aan haar bedrijfsleider, maakt een belastbaar voordeel van alle aard uit in hoofde van de
genieter.
Het belastbaar voordeel is gelijk aan het verschil tussen:
-
de referentierentevoet die per type van lening verschilt, en
de rentevoet die aan de lener moet betalen.
5.6 Kosteloze verstrekking van verwarming en elektriciteit11
Het voordeel van alle aard dat voortvloeit uit de kosteloze verstrekking van verwarming en elektriciteit
aan bedrijfsleiders wordt forfaitair bepaald.
-
verwarming: € 1.180 per jaar
elektriciteit: € 590 per jaar
In tegenstelling tot het voordeel dat voortvloeit uit de kosteloze verstrekking van onroerende goederen,
moet op de voordelen voor energie ook BTW worden betaald. Wel neemt de fiscus aan dat de
forfaitair vastgelegde voordelen BTW inclusief zijn.
5.7 Privé-gebruik van telefoon en gsm
Wanneer de vennootschap de telefoon of gsm-rekening van de bedrijfsleider betaalt, wordt het
(gedeeltelijk) privé-gebruik belast bij de genieter op basis van de werkelijke waarde van het voordeel.
De fiscus voorziet niet in een forfaitaire regeling terzake.
De fiscale behandeling verschilt naargelang de kosten al dan niet doorgefactureerd worden aan de
genieter.
-
de kosten worden niet doorgefactureerd of aangerekend aan de genieter van het voordeel: het
voordeel van alle aard moet worden vermeld op de fiche 281.20
de kosten worden doorgefactureerd of aangerekend aan de genieter van het voordeel:
verwerking via factuur of R/C (geen vermelding op de fiche 281.20)
5.8 Hoe het beste halen uit voordelen in natura?
Bij de samenstelling van de loonenveloppe, waarbij sommige voordelen in natura worden opgenomen,
is het van groot belang de wettelijke bepalingen te volgen en indien ze niet voorhanden zijn, deze
voordelen te ramen op redelijke wijze. Op die manier worden eindeloze discussies met de fiscus
vermeden. Het is aangewezen vooral gebruik te maken van de voordelen die forfaitair geraamd zijn.
Tenslotte is het belangrijk het bedrag van de voordelen op de loonfiche 281.20 en samenvattende
opgave te vermelden. Zo wordt het risico vermeden tot aanslag van geheime commissielonen.
10
11
Artikel 18, § 3, 1° KB W.I.B. 92
Artikel 18, § 3, 4° KB W.I.B. 92
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
18
6.
ONKOSTENVERGOEDINGEN EN MAALTIJDCHEQUES
6.1 Forfaitaire onkostenvergoeding
Met een forfaitaire onkostenvergoeding wordt bedoeld dat de vennootschap een vast bedrag per maand
terugbetaalt aan de bedrijfsleider als kosten eigen aan de vennootschap en waarvoor er geen
verantwoordingsstukken 12 moeten voorgelegd worden. De vergoeding dekt bvb. volgende kosten:
parkingkosten, openbaar vervoer, traktaties aan klanten, kleine aankopen bureelmateriaal, een
vergoeding voor maaltijden tijdens dienstreizen, telefoon thuis, internet thuis, car wash, vergoeding
kantoorkosten in de privé-woning, representatievergoedingen,…
De grootte van deze onkostenvergoeding is echter niet voor iedereen dezelfde en moet minstens
redelijk zijn. Deze onkostenvergoeding is dus functiegebonden en er moet kunnen aangetoond worden
dat de bedrijfsleider deze kosten maakt voor de vennootschap. Dit bedrag kan voor bedrijfsleiders
oplopen tot € 300 à € 350 per maand, voor zover voldoende onderbouwd. Met de fiscus kan hierover
eventueel een ruling gesloten worden.
Voorwaarden door de Rulingcommissie vooropgesteld:
- de forfaitaire bedragen worden niet geïndexeerd;
- waar door de fiscus kan aangetoond worden dat het autokosten of representatiekosten betreft,
dient de aftrekbaarheid beperkt te worden;
- wordt aangetoond dat de kosten vergoedingen voor maaltijden betreffen, dan kunnen geen
maaltijdcheques worden uitgereikt.
De vennootschap moet kunnen aantonen dat het beroepsmatige kosten zijn (Art. 49 WIB 1992). Vanaf
dat moment is het een aftrekbare kost voor de vennootschap.
Forfaitaire onkostenvergoedingen zijn niet belastbaar bij de bedrijfsleider als kan bewezen worden dat
de vergoeding bestemd is tot het dekken van kosten die hem eigen zijn, en de vergoeding ook
daadwerkelijk aan dergelijke kosten besteed is.
De administratieve commentaar op het W.I.B. 1992 stelt tevens dat forfaitaire vergoedingen bepaald
dienen te zijn overeenkomstig bepaalde normen die het resultaat zijn van herhaalde waarnemingen en
steekproeven.
Deze onkostenvergoeding dient bovendien verantwoord te worden door individuele fiches en
samenvattende opgaven (“JA-ernstige normen”).
Tevens wordt erop gewezen dat onkostenvergoedingen buiten de BTW vallen.
6.2 Forfaitaire kilometervergoeding
Een bedrijfsleider kan een kilometervergoeding van zijn vennootschap uitbetaald krijgen wanneer deze
zijn eigen wagen gebruikt voor beroepsverplaatsingen. De ontvangen vergoedingen vormen een
terugbetaling van eigen kosten van de werkgever en zijn niet belastbaar.
Als de forfaitaire kostenvergoedingen volgens ernstige normen worden vastgesteld, aanvaardt de
administratie dat het om kosten eigen aan de werkgever gaat. Hiervoor moeten volgende voorwaarden
voldaan zijn:
- de forfaitaire vergoedingen, vastgesteld op basis van de werkelijk afgelegde kilometers,
mogen in principe niet meer bedragen dan deze van de gelijkaardige vergoedingen die de staat
voor dienstverplaatsingen aan zijn personeel toekent;
- het aantal kilometers dat wordt terugbetaald als kosten eigen aan de werkgever mag niet
abnormaal hoog zijn (in principe niet meer dan 24.000 kilometer per jaar).
12
Bonnetjes, facturen, tickets,…
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
19
Bepaalde rechtspraak heeft de grens van 24.000 km per jaar echter wel in vraag gesteld. Het hof van
beroep te Gent oordeelde dat het algemene karakter van het vermoeden van niet-belastbaarheid blijft
bestaan, ook wanneer de belastingplichtige wordt vergoed op basis van meer dan 24.000 km. De
administratie moet effectief bewijzen dat de kostenvergoeding die terugbetaling van de werkelijke
kosten schromelijk overschrijdt.
Indien een hogere kilometervergoeding wordt toegekend dan deze toegestaan aan het
overheidspersoneel, zal het verschil als een voordeel van alle aard worden belast. Hier laat de
administratie echter het gebruik van andere tarieven wel toe als deze gebaseerd zijn op ernstige
normen. Daarvoor is wel het bewijs nodig dat de hogere kilometervergoeding overeenstemt met de
reële kosten of gebaseerd is op een andere ernstige norm.
De wettelijke beperking van 75% aftrekbaarheid voor autokosten in de vennootschap is op forfaitaire
kilometervergoedingen ook van toepassing. De brandstofkosten blijven voor 100% aftrekbaar en
worden geraamd op 30% van de totale forfaitaire vergoeding.
6.3 Forfaitaire reisvergoeding binnenland
Een binnenlandse reisvergoeding is in feite een terugbetaling door de vennootschap van uitgaven die
de bedrijfsleider privé heeft moeten doen door het enkele feit “dat hij op de baan was” en die dus in
feite ten laste vallen van de vennootschap. Het gaat dus in het bijzonder om uitgaven die gepaard gaan
met het “buitenshuis” werken. De bedrijfsleider moet daardoor onderweg voorzien in kosten voor eten
en drank, overnachting, enz. Deze “kosten” kunnen dan terugbetaald worden door de vennootschap als
zijnde zgn. kosten eigen aan de werkgever.
In deze context betekent “op de baan zijn” minstens 5 uur. Een forfaitaire binnenlandse reisvergoeding
houdt in dat de vennootschap daarvoor een vast bedrag per dag terugbetaalt als kosten eigen aan de
werkgever, zonder dat de bedrijfsleider daarvoor facturen, ticketjes, enz. moet voorleggen.
Er bestaat geen regel die zegt hoeveel reisvergoeding de bedrijfsleider precies mag opnemen. Als
algemeen principe geldt immers dat een onkostenvergoeding – zoals een reisvergoeding – steeds een
vergoeding moet zijn van werkelijke kosten, en dat geldt in feite ook als die reisvergoeding forfaitair
wordt bepaald.
Het is echter wel van belang dat die vergoeding wordt bepaald volgens ernstige normen, en dat er
m.a.w. niet zomaar een bedrag op gekleefd wordt. In de praktijk geldt wel dat die “ernstige norm”
altijd geacht wordt gerespecteerd te zijn als men als forfaitaire reisvergoeding niet méér opneemt dan
wat de Staat zelf betaalt aan zijn ambtenaren die op binnenlandse zending gaan.
Het bedrag dat aanvaard wordt door de fiscus als een zgn. ernstige norm is dus het bedrag dat de Staat
zelf betaalt aan zijn ambtenaren voor binnenlandse dienstreizen.
De forfaitaire vergoeding kan bijvoorbeeld maandelijks op de privérekening van de bedrijfsleider
gestort worden samen met zijn bezoldiging, maar kan bijvoorbeeld ook op het tegoed van zijn
rekening-courant geboekt worden. De wijze van betaling speelt m.a.w. geen rol.
De forfaitaire vergoeding is aftrekbaar voor de vennootschap gezien het om een terugbetaling gaat van
kosten die eigen zijn aan de vennootschap.
Om de reisvergoeding te kunnen aftrekken als beroepskosten zal de vennootschap wel moeten kunnen
bewijzen dat het gaat om:
- de terugbetaling van kosten die eigen zijn aan de vennootschap;
- een vergoeding van effectief gemaakte kosten en niet om een verdoken bezoldiging.
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
20
In de praktijk zal het wat dat betreft vooral van belang zijn te kunnen aantonen dat de bedrijfsleider
effectief zoveel dagen “op de baan” is geweest. Dit kan aangetoond worden met agenda’s,
rittenbladen, kilometervergoedingen die eventueel nog aanvullend betaald worden, gedetailleerde
facturen en/of werkafspraken met de klanten, enz.
Als de fiscus echter toch problemen zou hebben met de aftrek van de reisvergoeding bij de
vennootschap, mag hij die uitbetaalde bedragen niet zomaar bij de bedrijfsleider privé belasten als een
verdoken loon. De bedragen zullen namelijk in eerste instantie moeten opgenomen worden als een
verworpen uitgave bij de vennootschap zelf.
Geen inhoudingen moeten gebeuren op het forfaitaire bedrag. De reisvergoeding is ook niet
onderworpen aan sociale bijdragen, gemeentebelasting, voorafbetalingen,… .Van belang is wel dat op
de loonfiche (de zgn. fiche 281.20) die de vennootschap moet indienen, vermeld wordt dat er “kosten
eigen aan de werkgever” terugbetaald werden. Er moet dan op de betreffende vraag “ja” geantwoord
worden. Het bedrag zelf van de forfaitaire reisvergoeding moet alleen ingevuld worden als het “niet
overeenkomstig ernstige normen” vastgesteld werd. Uiteraard verdient het antwoorden met “ja” de
voorkeur, om geen onnodige discussies met de fiscus uit te lokken.
Wordt er op de loonfiche geen melding gemaakt van het feit dat er “kosten eigen aan de werkgever”
betaald werden (geen antwoord gegeven op de vraag en ook geen bedrag ingevuld), dan riskeert de
vennootschap een zgn. aanslag geheime commissielonen ten belope van 309% van de uitgekeerde
vergoedingen. Dit is uiteraard te vermijden.
Een reisvergoeding is in se een terugbetaling van uitgaven die de bedrijfsleider gedaan heeft voor zijn
vennootschap en bijgevolg gaat het bij de bedrijfsleider niet belast worden in de personenbelasting.
Er kleeft wat dat betreft overigens een vermoeden van niet-belastbaarheid aan een reisvergoeding. Dit
houdt in dat, als de fiscus niet akkoord gaat en deze vergoeding bij de bedrijfsleider privé toch zou
willen belasten, hij zelf zal moeten bewijzen dat het in feite gaat om bvb. een verdoken loon. Het is
een hele geruststelling te weten dat dit voor de fiscus allesbehalve gemakkelijk is.
6.4 Forfaitaire reisvergoeding buitenland
Bedrijfsleiders die buitenlandse dienstreizen doen kunnen een forfaitaire reisvergoeding uitbetaald
krijgen. De forfaitaire dagelijkse reisvergoedingen dekken de uitgaven die tijdens een dienstreis in het
buitenland worden gemaakt voor drank, lokaal vervoer en andere kleine uitgaven.
Deze vergoeding is een kost eigen aan de werkgever, en bijgevolg aftrekbaar voor de vennootschap, en
niet belastbaar bij de ontvanger.
De fiscus aanvaardt als bedrag de toepassing van de barema’s die de Federale Overheidsdienst
Buitenlandse Zaken gebruikt voor de terugbetaling van dergelijke kosten aan haar “personeel
hoofdbestuur”. De fiscus stelt echter dat nog steeds het oude tarief van € 37,1813 mag gebruikt worden
indien dit voordeliger zou uitvallen.
Hotel- en andere reiskosten (uitgezonderd het vervoer ter plaatse) zijn niet begrepen in deze
vergoeding. Daarvoor zijn er bijgevolg bewijsstukken nodig en kunnen geen forfaits gelden.
In het geval bepaalde maaltijdkosten en kleine uitgaven reeds begrepen zijn in de overnachtingskosten
die de vennootschap zelf betaalt, moet het forfait verminderd worden:
- met 15% voor een ontbijt;
- met 35% voor een middagmaal;
- met 45% voor een avondmaal;
- met 5% voor kleine uitgaven.
Deze vermindering moet niet toegepast worden voor de dagen van vertrek en terugkeer.
13
Dit bedrag wordt niet geïndexeerd.
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
21
Voor het toegelaten bedrag van de vergoeding, dient er tevens een onderscheid gemaakt te worden
tussen dienstreizen van korte duur en langere buitenlandse dienstreizen. “Korte duur” betekent voor de
fiscus een afwezigheid van maximaal 30 kalenderdagen, en voor deze reizen geldt de toepassing van
de barema’s hierboven vermeld.
Voor langere buitenlandse dienstreizen moeten normaal de reële kosten bewezen worden aan de hand
van bewijsstukken. In een recente ruling14 werd door de rulingcommissie echter gesteld dat ook voor
langere buitenlandse dienstreizen (meer dan 30 dagen) belastingvrije forfaitaire vergoedingen kunnen
betaald worden. In de praktijk is immers gebleken dat het in vele gevallen moeilijk was om in
bepaalde landen voor elke uitgave bewijsstukken te verkrijgen, en onder dergelijke omstandigheden
wordt het aanvaard om met forfaitaire dagvergoedingen te werken.
Het toegelaten bedrag is eveneens terug te vinden in de barema’s die de Federale Overheidsdienst
Buitenlandse Zaken gebruikt voor de terugbetaling van dergelijke kosten. In tegenstelling tot de
kortere dienstreizen dienen hier wel de lagere vergoedingen gebruikt te worden die betaald worden aan
“agenten op post”. Die vergoedingen bedragen 60% van de “normale” dagvergoedingen.
De rulingcommissie stelt daarbij ook volgende voorwaarden:
- de betaling van de forfaitaire vergoedingen moet worden beperkt tot maximaal 24 maanden
voor dezelfde missie;
- de betaling van vergoedingen moet worden stopgezet op het ogenblik van een eventuele
definitieve vestiging in het buitenland.
6.5 Maaltijdcheques
De administratie aanvaardt reeds geruime tijd dat maaltijdcheques die een werkgever aan zijn
werknemers toekent, op fiscaal gebied gekwalificeerd worden als “sociale voordelen”, althans voor
zover de cheques voldoen aan de voorwaarden waaronder zij op sociaal gebied niet worden
aangemerkt als “loon”. Het gevolg daarvan is, enerzijds, dat de cheques in hoofde van de werknemers
zijn vrijgesteld van belasting en, anderzijds, dat de werkgever de kostprijs van de maaltijdcheques (het
verschil tussen de nominale waarde van de cheques en de tussenkomst die de werknemer betaalt) in
principe niet als beroepskost in aftrek kan brengen (Art. 53, 14° WIB).
Uit een Bericht aan de vennootschappen, gepubliceerd in het BS van 11 mei 2007, blijkt dat de
administratie de kwalificatie van vrijgestelde sociale voordelen (in de zin van Art. 38, §1, 1ste lid, 11°
WIB) vanaf 1 januari 2007 ook aanvaardt ten aanzien van de maaltijdcheques die aan zelfstandige
bedrijfsleiders worden toegekend door de onderneming waar zij hun activiteit uitoefenen, op
voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden cumulatief is voldaan:15
• De toekenning van maaltijdcheques aan zelfstandige bedrijfsleiders is afhankelijk van de
toekenning van maaltijdcheques aan de werknemers van de onderneming. Deze toekenning
aan de werknemers moet vervat zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst op sectoraal vlak
of op ondernemingsvlak. Kan dergelijke overeenkomst niet worden gesloten, dan mag de
toekenning geregeld worden door een individuele overeenkomst. Gaat het om een
onderneming die geen werknemers tewerkstelt, mag de toekenning van de maaltijdcheques
aan de zelfstandige bedrijfsleider worden toegestaan, indien alle andere voorwaarden in acht
worden genomen. In het geval waarin een zelfstandige bedrijfsleider een activiteit uitoefent in
verschillende vennootschappen en deze allemaal maaltijdcheques aan hem uitreiken, kan er
slechts één maaltijdcheque per werkdag met een maximum van 220 maaltijdcheques per jaar
als vrijgesteld sociaal voordeel worden aangemerkt.
14
Voorafgaande beslissing nr. 800.109 d.d. 20.05.2008
Opgemerkt moet worden dat deze voorwaarden, met uitzondering van de eerste, grosso mode en mutatis
mutandis gelijklopen met de voorwaarden waaronder de administratie aanvaardt dat maaltijdcheques in
hoofde van werknemers worden gekwalificeerd als sociale voordelen.
15
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
22
•
•
•
•
•
•
De toekenning van maaltijdcheques aan zelfstandige bedrijfsleiders moet geregeld zijn in een
schriftelijke individuele overeenkomst en het bedrag van de maaltijdcheque mag niet hoger
zijn dan dat toegekend bij collectieve arbeidsovereenkomst in dezelfde onderneming, die de
hoogste nominale waarde van de maaltijdcheque bepaalt.
Het aantal toegekende maaltijdcheques moet gelijk zijn aan het aantal dagen waarop de
zelfstandige bedrijfsleider effectief arbeidsprestaties levert. Het maximale aantal gepresteerde
dagen dat voor de toekenning van de maaltijdcheques in rekening wordt genomen, mag niet
hoger zijn dan het maximale aantal dagen dat door een voltijds tewerkgestelde werknemer
tijdens het kwartaal in de onderneming kan worden gepresteerd. De maaltijdcheques die het
maximale aantal effectief gepresteerde dagen overschrijden, worden als bezoldiging
aangemerkt.
De maaltijdcheque moet op naam van de bedrijfsleider worden afgeleverd. Deze voorwaarde
wordt geacht te zijn vervuld als de toekenning ervan en de daarop betrekking hebbende
gegevens 16 voorkomen op een geschreven document dat de volledige identiteit van de
zelfstandige bedrijfsleider alsook van de onderneming waarin hij zijn activiteiten uitoefent,
vermeldt. Voormeld document moet bij de boekhoudkundige stukken worden bewaard en
maakt er integrerend deel van uit. De maaltijdcheques toegekend zonder dat deze voorwaarde
is vervuld, worden als bezoldiging aangemerkt.
De maaltijdcheque vermeldt duidelijk dat zijn geldigheidsduur beperkt is tot drie maanden en
dat hij slechts mag worden gebruikt ter betaling van een eetmaal of voor de aankoop van
verbruiksklare voeding. De maaltijdcheques waarop deze vermelding niet is aangebracht,
worden als bezoldiging aangemerkt.
De tussenkomst van de onderneming in het bedrag van de maaltijdcheque mag ten hoogste
€ 5,91 per maaltijdcheque bedragen. De maaltijdcheques met een ondernemingskost van meer
dan € 5,91 worden als bezoldiging aangemerkt.
De tussenkomst van de zelfstandige bedrijfsleider is minstens gelijk aan € 1,09 per cheque.17
De maaltijdcheques met een tussenkomst van de zelfstandige bedrijfsleider die minder
bedraagt dan voormeld bedrag worden als bezoldiging aangemerkt.
Bedrijfsleiders kunnen bijgevolg sinds 1 januari 2007 ook genieten van maaltijdcheque als vrijgesteld
sociaal voordeel. De vele voorwaarden en fiscaal interessantere alternatieven beperken echter het nut
van de maatregel. Maaltijdcheques mogen dan wel fiscaal interessant zijn voor werknemers, toch zijn
ze dat heel wat minder voor zelfstandige bedrijfsleiders, en tevens minder relevant voor hen,
aangezien het hier meestal over kleine bedragen gaat. Naast de vele voorwaarden, zijn maaltijdcheques
fiscaal ook verworpen uitgaven voor de onderneming die ze toekent. Fiscaal interessantere
alternatieven kunnen o.m. gevonden worden in:
- de onderneming de werkelijke kosten ten laste te laten nemen;
- de toekenning van een forfaitaire dagvergoeding aan de zelfstandige bedrijfsleiders (zie
supra).
16
i.e. aantal maaltijdcheques, brutobedrag van de maaltijdcheques verminderd met het persoonlijk aandeel
van de zelfstandige bedrijfsleider.
17
i.e. het geraamd bedrag van de tweede maaltijd, bedoeld in Art. 36, tweede lid WIB en in Art. 18, §3, punt 8
KB/WIB.
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
23
7.
KAPITAALVERMINDERING EN INKOOP EIGEN AANDELEN
7.1 Kapitaalvermindering
Het interessante aspect aan een kapitaalvermindering, is dat men er niet op belast wordt, aangezien de
terugbetaling van werkelijk gestort kapitaal “volledig belastingvrij” is.
Stel dat er destijds een BVBA werd opgericht, hierbij goederen, panden,… in de vennootschap
ingebracht werden en bijgevolg een kapitaal van € 70.000 in de vennootschap werd ingebracht.
Wettelijk is het toegelaten dat kapitaal van € 70.000 te verlagen tot het minimumkapitaal van € 18.600
in een BVBA of € 61.500 in een NV. Voor de BVBA betekent dit dat € 51.400 uit de vennootschap
kan gehaald worden, zonder erop belast te worden. Men kan dus perfect terugnemen wat bij de
oprichting werd ingebracht, aangezien dit kapitaal niet voortkomt uit gemaakte winst. Voor een
kapitaalvermindering is wel een notariële akte vereist.
Het probleem dat zich hier dikwijls stelt, is dat de vennootschap niet het geld heeft om zomaar kapitaal
terug te betalen. Een oplossing hiervoor is dat de vennootschap hiervoor gaat lenen. Bovendien zijn de
intresten van de lening fiscaal aftrekbaar. Alternatief is voorlopig niets uit te betalen, maar het saldo
op de rekening-courant te zetten, zodat de bedrijfsleider een tegoed heeft van zijn vennootschap. Zodra
er liquide middelen zijn, kan de vennootschap de bedrijfsleider terugbetalen die ondertussen geniet
van de intresten op zijn uitstaande vordering.
Indien de vennootschap geen groot kapitaal heeft, en slechts voldoet aan de vereiste van het
minimumkapitaal, dan kan op het eerste zicht geen kapitaalvermindering doorgevoerd worden. Een
opportuniteit hierbij is echter de incorporatie van reserves in het kapitaal, wat in een notariële
kapitaalverhoging resulteert. In een tweede stap zou het kapitaal vervolgens kunnen verminderd
worden door een notariële kapitaalvermindering door te voeren waarin een terugbetaling van het
werkelijk gestort kapitaal (fiscaal kapitaal) aan de aandeelhouders wordt uitgevoerd. Hierbij is het wel
belangrijk dat de bepalingen van het vennootschapsrecht nauwgezet worden toegepast.
7.2 Verkrijging van eigen aandelen
Eerst en vooral wordt de raad meegegeven dat voor deze constructie eventueel vooraf een ruling wordt
aangevraagd en dat de betrokkene zich laat bijstaan door een professioneel revisor, accountant,
belastingconsulent of boekhouder/fiscalist voor de praktische uitwerking ervan.
In principe is er geen roerende voorheffing verschuldigd op de meerwaarden (de zogenaamde
“verkrijgingsboni”) die de aandeelhouders bekomen bij het verkopen van hun aandelen aan de
vennootschap. Dit heeft sommige belastingplichtigen ertoe aangezet herhaalde malen een inkoop van
eigen aandelen te organiseren, om op die manier een groot gedeelte van de belaste reserves uit de
vennootschap te halen. Dit is echter niet zonder risico daar de fiscale administratie in dergelijke
gevallen de bekomen meerwaarden als een verdoken dividenduitkering zal trachten te beschouwen, en
alsnog de roerende voorheffing invorderen in hoofde van de vennootschap.
De strenge vennootschapsrechtelijke beperkingen die worden opgelegd bij het verkrijgen van eigen
aandelen, zijn duidelijk geïnspireerd om het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap zoveel
mogelijk te beschermen. Het is ook van groot belang de voorwaarden die de vennootschapswetgeving
oplegt voor elke verkrijging van eigen aandelen nauwgezet op te volgen, gezien de constructie anders
van rechtswege als nietig kan worden beschouwd. De inkoop van eigen aandelen is mogelijk in een
NV, BVBA en Comm. VA. Gezien de complexiteit van de vennootschapswetgeving betreffende de
inkoop van eigen aandelen, wordt de procedure voor de inkoop van eigen aandelen in dit werk niet
uitvoerig besproken. Men wil er hier gewoon op wijzen dat het een constructie is waarmee op een
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
24
fiscaalvriendelijke manier financiële middelen uit de vennootschap kunnen gehaald worden ten
voordele van de aandeelhouders of vennoten.
Grosso modo kan de situatie fiscaal als volgt worden samengevat: Om vrijgesteld te zijn van belasting,
dienen de ingekochte aandelen bewaard te zijn in de vennootschap. De aandelen behoren tot het actief
van de vennootschap, en bijgevolg moet, onmiddellijk na de inkoop, een onbeschikbare reserve
worden aangelegd vanuit de beschikbare reserves. Deze onbeschikbare reserve moet gelijk zijn aan de
totale aankoopprijs van de ingekochte aandelen. Indien de aandelen na de inkoop zouden vernietigd
worden, zal een roerende voorheffing van 10% (liquidatietaks) verschuldigd zijn.
De nadruk moet er enigszins wel op gelegd worden dat de fiscus toch zal trachten om de inkoopbonus
te herkwalificeren in een dividend, ondanks het feit dat er Cassatierechtspraak bestaat dat een
herkwalificatie van een inkoopbonus in een dividenduitkering niet mogelijk is.18 Om die reden is het
zeer belangrijk dat, alvorens deze verrichting wordt doorgevoerd, de belastingplichtige zich kan
steunen op voldoende economische en financiële argumenten (zoals bvb. pensionering, uittrede uit de
vennootschap, mildering van overnameprijs ingeval van overname, verwijdering van overtollige
liquiditeiten,…).
Verweermiddelen van de belastingplichtige
Ondanks het feit dat er onder fiscale deskundigen een discussie woedt over de vraag of de
administratie een inkoopverrichting waarbij alle juridische voorschriften nauwgezet werden
uitgevoerd, zomaar kan herkwalificeren als een gewone dividenduitkering, leert de praktijk dat
bepaalde belastingadministraties bijna systematisch inkopen van eigen aandelen aanzien als een
dividend-uitkering en de roerende voorheffing inkohieren.
Sommige fiscale specialisten voeren echter aan dat de verkrijging van eigen aandelen nooit
geherkwalificeerd kan worden in een dividenduitkering aangezien beide verrichtingen bepaalde
fundamentele verschillen vertonen:
de persoon die zijn aandelen aan de vennootschap verkoopt, draagt immers de eigendom van
een gedeelte van zijn patrimonium over, waardoor hij na de transactie minder aandelen
overhoudt dan voorheen, hetgeen uiteraard niet het geval is bij een dividenduitkering
bovendien wordt bij een verkrijging de omvang van het fiscaal kapitaal verminderd, zodat het
bedrag dat aan de aandeelhouders als kapitaal kan worden terugbetaald, zonder dat hierop
belasting verschuldigd is, daalt.
Ook een aanbod tot verkrijging van de eigen aandelen waarop niet door alle aandeelhouders in
dezelfde verhouding wordt ingegaan, is door de fiscale administratie moeilijk te herkwalificeren in een
dividenduitkering. In dergelijk geval dient men er zich immers rekenschap van te geven dat de
verhoudingen tussen de verschillende aandeelhouders zullen wijzigen.
Een verkrijging van eigen aandelen waarbij alle aandeelhouders op een gelijke wijze participeren en
de aandelen vernietigd worden zonder dat er een formele kapitaalvermindering wordt doorgevoerd,
zou daarentegen gemakkelijker voor discussie vatbaar zijn.
Indien de verkregen aandelen bovendien op de balans van de vennootschap behouden blijven, wordt
door gezaghebbende auteurs eveneens aangenomen dat een herkwalificatie niet kan worden
doorgevoerd.
18
Gent, 26 januari 2005: Eerste arrest van Hof van Beroep dat zich duidelijk uitspreekt over de principiële
onmogelijkheid van herkwalificatie Bij een herkwalificatie moet de juridische realiteit worden gerespecteerd
zonder dat er kan geraakt worden aan de inhoud en de rechtsgevolgen van de akte inkoop van eigen
aandelen heeft andere rechtsgevolgen dan dividenduitkering.
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
25
De belastingadministratie dient bovendien steeds te bewijzen, aan de hand van concrete elementen
eigen aan de belastingplichtige, dat de inkoop van eigen aandelen uitsluitend is ingegeven om fiscale
motieven. De loutere bewering dat de inkoop van eigen aandelen tot gevolg heeft dat er minder
belastingen verschuldigd zijn, is daarbij onvoldoende.
Versoepeling inkoop van eigen aandelen
Tevens dient op gewezen te worden dat de procedure voor de inkoop van eigen aandelen werd
versoepeld. Deze procedure is aan een aantal strenge voorwaarden onderworpen. Een aantal van deze
voorwaarden werd evenwel door de Belgische wetgever versoepeld sinds 1 januari 2009.
De algemene vergadering moet het bestuursorgaan de toestemming verlenen om eigen
aandelen in te kopen. De geldigheidsduur van deze toelating wordt sinds 1 januari 2009
opgetrokken van een maximum van 18 maanden naar een maximumtermijn van 5 jaar;
De nominale waarde of de fractiewaarde van de ingekochte aandelen, met inbegrip van
eventuele eerder verkregen aandelen die de vennootschap in haar portefeuille houdt en
aandelen die door een persoon in eigen naam maar voor rekening van de vennootschap zijn
verkregen, mag sinds 1 januari 2009 niet meer bedragen dan 20% van het geplaatste kapitaal
in plaats van 10%;
Het voor de verkrijging van eigen aandelen uitgetrokken bedrag moet voor uitkering vatbaar
zijn. Sinds 1 januari 2009 moet men voor het vaststellen van het uitkeerbaar bedrag eveneens
rekening houden met de aandelen die de vennootschap reeds in portefeuille houdt en deze die
door een persoon in eigen naam maar voor rekening van de vennootschap zijn verkregen;
Voor de financiering van het verkrijgen door een derde van de eigen aandelen, is bovendien
een nieuwe regeling in werking getreden, de zogenaamde “financiële bijstand” of “Financial
assistance”. Voortaan is het voorschieten van middelen, het toestaan van leningen of het
stellen van zekerheden door een vennootschap met het oog op het verkrijgen van haar
aandelen toegelaten mits een aantal voorwaarden voldaan zijn.
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
26
8.
PENSIOENPLAN
Algemeen
De vennootschap kan in het voordeel van de bedrijfsleider een extrawettelijk pensioen opbouwen en
de lasten hiervan als beroepskost aanmerken. Zij kan dit echter niet onbeperkt. 19
De kost die de vennootschap in het kader van de opbouw van het extrawettelijk pensioen doet, is
fiscaal aftrekbaar voor zover:
-
de wettelijke en de extrawettelijke uitkeringen n.a.v. de pensionering,
uitgedrukt in een jaarrente, berekend op basis van de normale duur van de
beroepswerkzaamheid,
niet meer bedragen dan 80% van de laatste normale brutojaarbezoldiging.
De berekening van de 80%-grens gebeurt op basis van verscheidene parameters die hieronder
toegelicht worden.
Wettelijk pensioen
Het wettelijk pensioen mag voor doeleinden van de 80%-berekening geraamd worden op 25% van de
referentiebezoldiging, met dien verstande dat dit forfaitair bedrag beperkt wordt tot het maximum
wettelijk pensioen. Dit laatste wordt bij middel van administratieve circulaire bekend gemaakt, na
afloop van het betrokken jaar.
Extrawettelijk pensioen
Als extrawettelijke pensioenen dienen in het bijzonder de uitkeringen uit een zogenaamde VAPZovereenkomst (Vrij Aanvullend Pensioen Zelfstandigen) aangemerkt te worden alsook alle
extrawettelijke pensioenen opgebouwd door de vennootschap (verzekeringsvorm of interne
pensioenbelofte).
Laatste normale bruto jaarbezoldiging
Onder “laatste normale brutojaarbezoldiging” wordt begrepen, de brutojaarbezoldiging die gelet op de
vorige bezoldigingen als normaal kan worden beschouwd en die wordt toegekend tijdens het laatste
jaar vóór de oppensioenstelling waarin men een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad. 20
Dit betekent dat fikse, kunstmatige verhogingen van de periodieke bezoldiging naar het einde van de
loopbaan toe, niet in aanmerking mogen genomen worden bij de berekening van de 80%-grens.
Aangezien op heden nog niet geweten is wat de laatste normale brutojaarbezoldiging zal zijn, mag
voor de 80%-grens rekening gehouden worden met de huidige normale bruto jaarbezoldiging.
Bovendien dient wat betreft bedrijfsleiders de bezoldiging tijdens het boekjaar zelf toegekend te
worden, en dit ten minste maandelijks. 21 Tantièmes komen bijgevolg niet in aanmerking, alsook
exceptionele vergoedingen, met uitzondering van een eindejaarsbonus, voor zover die niet hoger is dan
wat gebruikelijk is bij werknemers (een 13de maand).
19
20
21
Artikel 59, § 4 WIB 92
Artikel 34 KB WIB 92
Artikel 195, § 1 WIB 92
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
27
Ook de voordelen van alle aard mogen in aanmerking genomen worden, mits zij een regelmatig en
maandelijks karakter hebben. 22 Ook een huurexcedent mag in deze redenering in rekening worden
gebracht, mits de huurprijs maandelijks wordt aangerekend.
Wat de door de vennootschap ten laste genomen sociale bijdragen in het kader van het
zelfstandigenstatuut betreft stelde de Minister van Financiën dat zij ook in aanmerking mogen
genomen worden hoewel zij geen maandelijks karakter maar een driemaandelijks karakter hebben.23
Het blijft evenwel aangewezen om de periodieke maandbezoldiging te verhogen en vervolgens de
sociale bijdragen in private naam te voldoen.
Groepsverzekering vs. pensioenbelofte
Naast bovenvermelde voorwaarden zal het extrawettelijk pensioenkapitaal bij uitkering slechts
aftrekbaar zijn als beroepskost voor zover ze uitgekeerd wordt aan een gewezen bedrijfsleider, ter
uitvoering van een contractuele verbintenis. 24 Hierbij heeft men de keuze tussen een
groepsverzekering of een interne pensioenbelofte.
Wanneer men voor een groepsverzekering opteert, geniet men van een winstdeelname vanwege de
verzekeraar. De fiscus veronderstelt dat die 20% bedraagt. Bij het aanleggen van een interne
pensioenbelofte moet men hiermee rekening houden.
Anderzijds wordt de uitkering uit een groepsverzekering vanaf de 65-jarige leeftijd en op voorwaarde
dat men effectief actief is gebleven tot aan die datum, slechts tegen 10% belast, terwijl de uitkering
van een kapitaal via een interne pensioenbelofte een taxatie van 16,50% ondergaat.
Pensioenprovisie
Bestaansrecht provisie
In antwoord op een parlementaire vraag 25 stelde de Minister van Economische Zaken dat een
contractueel pensioen met daarbij een interne provisie, toegelaten is voor zover het gaat om een
pensioen dat op niet-systematische wijze en occasioneel wordt toegekend.
Fiscale vrijstelbaarheid van de aangelegde provisie
Artikel 49 WIB92 stelt dat voorzieningen voor risico’s en kosten die door de ondernemingen worden
geboekt om het hoofd te bieden aan kosten die volgens aan de gang zijnde gebeurtenissen
waarschijnlijk zijn vrijgesteld mogen worden.
De voorwaarden voor fiscale vrijstelling zijn:
1. waarschijnlijk zijn
Het is vereist dat de kost waarvoor de voorziening aangelegd wordt, volgens de aan de gang zijnde
gebeurtenissen waarschijnlijk is. Dit is volgens de rechtspraak het geval in het boekjaar waarin een
pensioencontract afgesloten wordt. 26
22
PV nr. 602, Fournaux, 11.10.1996, Bull.Bel., nr. 773, blz. 1501
PV nr. 399, Pieters, 24.05.2004, Vr.&Antw., Kamer, 2004-2005, nr. 75, 25.04.2005, p. 12548
24
Artikel 195, § 1 & artikel 52, 5° WIB 92
25
PV Hatry, 19 maart 1996, Vr. en Antw. Senaat, nr. 1-24, 1191
26
Cassatie, 19 februari 1998; Cassatie 19 november 1998; Hof van Beroep Antwerpen, 8 mei 1995, A.F.T. 9511, 352-359 Hof van Beroep Antwerpen, 26 juni 1995, A.F.T. 95-11, 352-359; Hof van Beroep Gent, 16 juni
23
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
28
2. aftrekbaar zijn als beroepskost
De kost waarvoor de voorziening bestemd is, moet aftrekbaar zijn als beroepskost. De voorziening kan
dus worden vrijgesteld in de mate dat de 80%-grens gerespecteerd wordt.
3. op de uitslagen van het tijdperk drukken waarin de voorziening werd aangelegd
De voormelde rechtspraak stelt dat de pensioenvoorziening vanaf het sluiten van het pensioencontract
jaarlijks gespreid dient aangelegd te worden tot de pensioenleeftijd, daar elk jaar de toekomstige last
dichterbij komt. Er zou geen éénmalige verhoogde provisie mogelijk zijn voor de reeds gepresteerde
dienstjaren.
De bedrijfsleider heeft echter onbetwistbaar recht op het evenredig deel van het pensioenkapitaal in
functie van de reeds gepresteerde jaren binnen de onderneming, verhoogd met de toegelaten
backservice-termijn. Het is bijgevolg verdedigbaar dat ook voor dit gedeelte een vrijgestelde provisie
wordt geboekt in het jaar van afsluiten van de pensioenovereenkomst.
Actuariële aanleg
Het bedrag van de te vormen voorziening, tijdens het boekjaar waarin de vennootschap de
pensioenverplichting op zich neemt, is gelijk aan de geactualiseerde waarde op het einde van de
verplichting en niet de evenredige waarde ervan over de nog te lopen jaren tot de pensioenleeftijd is
bereikt. Op deze manier kan men ook rekening houden met het risico dat de bedrijfsleider voortijdig
zou overlijden.
Algemeen wordt in de berekening van de voorziening rekening gehouden met een actualisatievoet van
3,25%.
Fiscale behandeling bij de genieter
Extrawettelijk pensioenen die in de vorm van een kapitaal door een vennootschap worden uitgekeerd,
zijn belastbaar tegen een vast tarief van 16,50% (te verhogen met de gemeentelijke opcentiemen) op
voorwaarde dat de uitkering ten vroegste plaatsvindt op één van volgende tijdstippen:
-
de pensioenering op de normale leeftijd (65 jaar)
vanaf de leeftijd van 60 jaar
het overlijden van de verzekerde
Het verlaagd tarief van 16,50% is enkel van toepassing op kapitalen uitgekeerd naar aanleiding van de
definitieve stopzetting van het mandaat als zaakvoerder of bestuurder. Indien het mandaat in de
vennootschap niet wordt stopgezet, zal de uitkering van het pensioenkapitaal als een belastbare
bezoldiging worden beschouwd en belastbaar zijn tegen het progressief tarief van de
personenbelasting. Het feit dat het uigeoefende mandaat na de pensionering niet bezoldigd is, doet
hieraan geen afbreuk.
Het tarief van 16,50% wordt herleid tot 10,00% voor zover de extra-legale pensioenuitkering wordt
uitgekeerd vanaf de normale pensioenleeftijd en voor zover het kapitaal wordt uitgekeerd in het kader
van een groepsverzekering. Voor de uitkering van een kapitaal via een interne pensioenbelofte is het
tarief van 10,00% niet van toepassing.
1994, A.F.T. 95-1, 24-28
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
29
Sociaalrechtelijke behandeling bij de genieter
Op sociaal rechtelijk vlak dient een éénmalige solidariteitsbijdrage ingehouden te worden op het bruto
bedrag van het uitgekeerde kapitaal. Deze bijdrage varieert van 0,00% tot 2,00%, afhankelijk van de
hoogte van het kapitaal en naargelang de uitkering geschiedt bij overlijden of bij leven van de
betrokkene. Deze bijdrage is aftrekbaar voor het berekenen van de belasting op het uitgekeerde
pensioenkapitaal.
Tevens dient op de gehele uitkering 3,55% RIZIV-bijdrage ingehouden te worden, die eveneens
aftrekbaar is voor de berekening van de personenbelasting.
Formule
Formule = EWP ≤ (80% LB – WP) n/40
EWP = extra-wettelijk of ondernemingspensioen
LB = laatste normaal bruto jaarsalaris
WP = wettelijk pensioen
n = loopbaan in de vennootschap
Voorbeeld
- bestuurder X, zelfstandige
- loopbaan: 20 jaar dienst in de onderneming (+ backservice van 10 jaar)
- 65-jarige leeftijd
- laatste bruto-jaarsalaris: 50.000,00 EUR
- wettelijk pensioen: 11.775,00 EUR
Oplossing
•
•
(80% x 50.000,00) – 11.775,00) x 30/40 = 21.168,75 jaarlijkse rente
Omzetting in éénmalig kapitaal:
Gewoon: 21.168,75 x 11,3761 = 240.817,82
Overdraagbaar: 21.168,75 x 13,3711 = 283.049,47
Indexatie: 21.168,75 x 13,4282 = 284.258,21
Indexatie & overdraagbaar: 21.168,75 x 16,1004 = 340.825,34
•
Correctie winstdeelname eindbedrag: delen door 1,20
Effect personenbelasting
•
Op einddatum contract
-
toekenning kapitaal
solidariteitsbijdrage (-)
RIZIV-bedrage (-)
belastbaar kapitaal
belasting (-)
netto
•
Globale fiscale druk: 22,22%
340.825,34 EUR
- 6.816,51 EUR
- 12.099,30 EUR
321.909,53 EUR
- 56.833,12 EUR
265.076,41 EUR
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
30
Variatie
Gegevens blijven identiek maar wedde wordt de laatste 5 jaar verhoogd met 25.000,00 EUR.
Oplossing
•
•
(80% x 75.000,00) – 11.775,00) x 30/40 = 36.168,75 jaarlijkse rente
Omzetting in éénmalig kapitaal (indexatie & overdraagbaar) = 582.331,34
Effect personenbelasting
•
•
Op einddatum contract
- toekenning kapitaal
- solidariteitsbijdrage (-)
- RIZIV-bedrage (-)
- belastbaar kapitaal
- belasting (-)
- netto
582.331,34 EUR
- 11.646,63 EUR
- 20.672,76 EUR
550.011,95 EUR
- 97.104,61 EUR
452.907,34 EUR
Globale fiscale druk: 22,22%
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
31
9.
AANDELENOPTIES
Een andere interessante vorm van (uitgestelde) bezoldiging is het toekennen van aandelenopties. De
bedoeling is dat de vennootschap als tegenprestatie voor zijn diensten gratis aandelenopties aan de
bedrijfsleider geeft. In dit kader zijn vooral over te counter-opties (OTC-opties) aantrekkelijk. Dit zijn
opties op een beleggingsfonds, en bijgevolg geen opties op aandelen van de vennootschap zelf, maar
opties op externe aandelen. Het grote voordeel van OTC-opties is dat het beleggingsrisico gespreid
wordt over verschillende aandelen en dat familiale bedrijven en verenigingen zonder een
aandelenstructuur (zoals een VZW of overheidsinstellingen) zo ook hun medewerkers aandelenopties
kunnen geven.
Aandelenopties kunnen forfaitair gewaardeerd worden tegen een waarde die doorgaans een stuk lager
ligt dan de economische waarde van de opties. In het kader van de optiewet worden ze alleen belast op
het moment van de toekenning van de opties. De aandelenopties verdwijnen nadien in het
privévermogen van de houder. De meerwaarde die later wordt gerealiseerd door de opties te verkopen
of uit te oefenen, wordt door de fiscus niet gezien als beroepsinkomen.
Het mechanisme kan als volgt worden samengevat: de werkgever koopt OTC-opties aan bij de bank
en deelt ze gratis uit aan de bedrijfsleider. Die toekenning vormt wel een belastbaar voordeel in hoofde
van de bedrijfsleider op het moment van de toekenning. Het belastbaar voordeel van opties is in
principe 15% van de werkelijke waarde van de onderliggende aandelen op het ogenblik van de
toekenning. Wanneer de optie wordt toegekend voor een periode van meer dan vijf jaar, wordt de
waarde van het voordeel per jaar dat die vijf jaar overschrijdt, met 1% vermeerderd.27 Na verloop van
tijd verkoopt de optiehouder de optie terug aan de bankinstelling. De meerwaarde die de bedrijfsleider
hierbij realiseert, is niet belastbaar.
De bedrijfsleider dient echter wel één jaar te wachten alvorens de opties te verkopen. Zo vermijdt hij
verdenkingen vanwege de fiscus over verdoken cashbonussen. De prijs die de bank betaalt, is opnieuw
de economische waarde van de opties op dat moment. Het nadeel is dat de bedrijfsleider ten minste
één jaar moeten wachten op zijn geld en dat er uiteraard een zeker risico aanwezig is. Een
rekensommetje maakt echter snel duidelijk dat geduld toch wel een mooie deugd kan zijn.
OTC-opties zijn dan ook bijzonder geschikt voor topmanagers, een categorie van personen die hun
bonus meestal niet nodig hebben om er dagelijks van te leven. Vandaar het belang om alle voor- en
nadelen op voorhand op een rijtje te zetten, zodat de keuze over hoe de bonus wordt uitbetaald,
weloverwogen is.
Ander addertje onder het gras: De omvorming van een cashbonusplan naar uitgesteld loon, hetzij een
bijkomende storting in het aanvullend bedrijfspensioenplan of OTC-opties, moet op voorhand
afgesproken worden (i.e. vooraleer de bonus verdiend is). Worden er op voorhand geen afspraken
gemaakt daaromtrent, dan loopt men het risico dat de fiscale administratie en de RSZ alsnog
belastingen en sociale bijdragen gaat claimen alsof het om een cashbonus gaat. Voor de RSZ volstaat
het immers om sociale bijdragen te innen zodra men recht heeft op een bepaalde vergoeding, ook al
wordt er afstand van gedaan.
27
Voormelde percentages worden echter herleid tot 7,5 % van de waarde van de onderliggende aandelen en
tot 0,5 % per jaar (of gedeelte van een jaar) boven het 5e jaar, indien een aantal voorwaarden vervuld zijn.
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
32
Cijfervoorbeeld:
Hypothese :
-
10 aandelenopties
toekenning in de maand september 2006
uitoefenprijs = reële waarde van het aandeel = 2.500 €
uitoefenperiode: tussen 1 januari 2010 en 31 augustus 2011
Berekening van de belasting op de toekenning van de opties:
Belastbaar voordeel: 10 x 2.500 EUR x 15 % = 3.750 EUR
Raming van de belastingen (marginaal tarief van 53,5 %, namelijk belastingtarief van 50 %
vermeerderd met 7 % gemeentelijke opcentiemen): 3.750 EUR x 53,5% = 2.006,25 EUR
Voordeel bij de uitoefening (vanaf 1 januari 2010)
Hypothese 1: meerwaarde van 20 %
te betalen uitoefenprijs: 10 x 2.500 EUR = 25.000,00 EUR
waarde van de aandelen: 30.000,00 EUR
meerwaarde gerealiseerd op het ogenblik van de uitoefening: 5.000,00 EUR
belasting betaald op het ogenblik van de toekenning: 2.006,25 EUR
nettovoordeel: 2.993,75 EUR
Hypothese 2: meerwaarde van 50 %
-
te betalen uitoefenprijs: 10 x 2.500 EUR = 25.000,00 EUR
waarde van de aandelen: 37.500,00 EUR
meerwaarde gerealiseerd bij uitoefening: 12.500,00 EUR
betaalde belasting bij toekenning: 2.006,25 EUR
nettovoordeel: 10.493,75 EUR
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
33
10.
ANDERE METHODES VAN CASH EXTRACTIE
Men zou enerzijds nog tal van bladzijden kunnen schrijven over wat hierboven besproken werd, en
anderzijds zijn er nog andere creatieve methodes om financiële middelen op een fiscaalvriendelijke
manier uit de vennootschap te halen.
Gezien de complexiteit van bepaalde constructies, wordt om af te sluiten enkel nog een opsomming
gegeven van een aantal andere mogelijkheden om cash uit de vennootschap te halen, zonder daar
uitgebreid op in te gaan:
In de plaats van een deel van de privéwoning te verhuren aan de vennootschap, kan het
vruchtgebruik aan de vennootschap verkocht worden. Op het vruchtgebruik wordt er niet belast
en de vennootschap kan dit vruchtgebruik afschrijven. Een variante kan er in bestaan te werken
met een recht van opstal.
In bepaalde gevallen is de oprichting van een holding te overwegen. Bij een holding gaat de
aandeelhouder zijn eigen aandelen verkopen tegen marktwaarde aan een nieuw opgerichte
vennootschap. 28 Op deze verkoop wordt de meerwaarde in hoofde van de verkoper-natuurlijk
persoon belast als een divers inkomen. De nieuwe vennootschap zal dan bijvoorbeeld lenen voor
de aankoop van de aandelen en in de toekomst de bank terugbetalen. Meestal is de verkoper van
de aandelen dan ook rechtstreeks of onrechtstreeks de meerderheidsaandeelhouder van deze
holding.
Verkoop van de aandelen aan een holding van de kinderen: de meerwaarden die op de
aandelen zullen gerealiseerd worden zijn in principe belastingvrij. De verkoper mag in de holding
echter geen meerderheidsbelang of geen controle bezitten.29
Inbreng in een eigen holding: Voor de inbreng van aandelen aan een zelf opgerichte of aan
een bestaande holdingvennootschap, waarvan de inbrenger rechtstreeks of onrechtstreeks
meerderheidsaandeelhouder is of waarover de inbrenger controle bezit, zullen de gerealiseerde
meerwaarden belastingvrij zijn, mits vervulling van een aantal voorwaarden.
28
29
Waarderingsverslag van een bedrijfsrevisor is hiervoor vereist.
Ook hier is een waarderingsverslag van een bedrijfsrevisor vereist
Optimaal geld uit de vennootschap halen: Alternatieve vergoedingen
34
Download