OUDERLINGEN EN DIAKENEN - WERKERS VAN GOD IN ZIJN

advertisement
Ouderlingen en diakenen - werkers van God in zijn gemeente
Preek over 1 Korintiërs 3:1-15, 4:1-5
voorafgaande aan de bevestiging van ambtsdragers
Lelystad, 29 mei 2011
R.J.Vreugdenhil
OUDERLINGEN EN DIAKENEN - WERKERS VAN GOD IN ZIJN GEMEENTE
Hoe kijk je naar hen?
Kijk gelovig
Ze zijn Gods medewerkers.
Mede-werkers: God werkt door.
Verder-werkers op het fundament Christus.
Ouderlingen en diakenen - hoe kijk je naar hen?
Vanmiddag is de bevestiging van ambtsdragers.
Straks zit hier de kerkenraad in een nieuwe samenstelling.
Ouderlingen en diakenen.
Mannen die je kent als Jan, Arie, Bert, Roelof, Ronald, Gert Jan, Klaas.
Maar tegelijk: ouderling, diaken.
Door deze mannen werkt God in zijn gemeente.
Als Bram op bezoek komt, geeft Christus je aandacht.
Als Rick je vraagt of je tijd hebt om iemand te helpen, vraagt Gód of je tijd hebt.
En als zij met elkaar een besluit nemen, is Christus bezig leiding te geven aan zijn
gemeente.
Mijn eerste vraag vanmiddag is: ziet u hen zo?
Die vraag stel ik niet zomaar.
Je hoort links en rechts van alles over ambtsdragers.
‘Ik heb niets met die man; van mij hoeft hij niet te komen’.
‘De kerkenraad doet maar wat’.
‘Dat kan deze kerkenraad wel vinden, maar ik doe daar niet aan mee’.
Hoe kijkt u tegen hen aan?
En voor de ouderlingen en diakenen zelf: hoe kijk je tegen jezelf aan?
Ouderlingen en diakenen zijn werkers van God in zijn gemeente.
Kijk gelovig
Vanmiddag wil ik u vanuit de bijbel een aantal dingen zeggen over deze mannen.
Maar van tevoren staat vast: dat heeft alleen zin als u en jij vanuit geloof naar hen wilt
kijken.
Neem bijvoorbeeld zo’n uitspraak als ‘ik heb niets met die man’.
Menselijk gezien kan dat waar zijn. Menselijk gezien lijkt het dan logisch dat hij wat
jou betreft niet hoeft te komen.
Maar dat is alleen menselijk gezien.
317494983
1
Terwijl je als christen weet dat je je menselijke gevoel vaak moet laten bijsturen door
wat je gelooft. Door wat de Heer zegt. Leer gelovig kijken en denken.
In Korinte hadden ze gedoe over de ambtsdragers. Mensen hadden hun favorieten.
‘Paulus, dat is de echte.’
‘Geef mij Apollos maar.’
Ze kijken hoog op tegen die predikers en ze vochten erom wie de beste was.
Paulus schrijft daar dingen over.
Maar eerst prikt hij diep in hun harten: wat is dit voor ongeestelijke, niet-christelijke
manier van denken. Als je zo tegen ambtsdragers aankijkt ben je onvolwassen,
‘kinderen in het geloof’ (vs.1). Dan ben je diep van binnen werelds bezig, ‘gebonden
aan de wereld’ (vs.3).
In deze wereld is het normaal om te zeggen ‘ik heb niets met hem’ en dan laat je dat
lekker zo. En op TV wordt eindeloos gemopperd over ministers die maar besluiten
nemen en regeringen die maar doen; en mensen nemen daar afstand van.
Maar als u of jij zo praat over je ouderling, je diaken, de kerkenraad - luister dan naar
wat de Geest door Paulus zegt: dan ben je geestelijk onvolwassen, dan praat je alsof je
niet gelooft.
Laat niet je eigen gevoel overheersen. Je eigen mening, je boosheid, je gekwetstheid.
Denk geestelijk. Kijk gelovig.
Als je gelovig naar deze mannen kijkt, dan zie je: ze zijn Gods medewerkers.
Dat is een bijzondere typering in vers 9: medewerkers van God.
Dat klinkt haast alsof God het niet alleen af kan. Alsof hij mensen nodig heeft die met
hem mee werken.
Dat is het niet. God heeft mensen niet nódig.
Maar hij wil ook niet werken zónder mensen.
De manier waarop de Heer werkt met zijn kerk, is altijd: door middel van mensen.
Kijk maar in 4:1: het beheer over de geheimen van God is in handen van mensen
gelegd. Dat klinkt als de echo op wat Jezus zei tegen Petrus, na de opstanding: hoed
mijn schapen, weid mijn lammeren.
De kerk is van de Heer, het evangelie is zíjn goede boodschap voor mensen - maar hij
legt het allemaal in handen van mensen.
Dus concreet voor u en jou: God is met u en jou aan het werk en hij doet dat voor een
groot deel via mensen.
Als dus bijvoorbeeld de diaken langskomt en hij vraagt of je iets kunt betekenen voor
anderen in je gemeentegroep, dan zit daar een medewerker van God in je woonkamer.
Of als de ouderlingen samen in de kerkenraad (en reken maar dat ze daar serieus over
nagedacht hebben)... als zij besluiten dat jij, vanwege de keuzes die je gemaakt hebt,
bijvoorbeeld niet langer mentor van een catechese-groep mag zijn, dan besluiten ze dat
als Gods medewerkers. Uit zorg voor Gods gemeente.
Met dat besef gaan ouderlingen en diakenen - als het goed is - steeds op bezoek.
317494983
2
In dat geloof hebben ze kerkenraadsvergadering: in hun handen, in hun beslissingen,
ligt het beheer van de gemeente die Christus met zijn eigen bloed gekocht heeft.
Met dat besef zoeken ze naar wijsheid, vragen ze advies aan anderen met kennis,
nemen ze beslissingen, geven ze leiding. Als medewerkers van God.
De kerkenraad is niet het bestuur van de club - en dat bestuur doet maar wat...
Kijk er naar gelovig naar: ouderlingen en diakenen zijn medewerkers van God.
Ze zijn mede-werkers. Ze zijn niet de enige werkers. De grote werker is God zelf. En
het is belangrijk om dat altijd weer te bedenken: God werkt door.
Medewerker zijn van God - dat geeft een enorme verantwoordelijkheid.
Dat is vaak voelbaar in vergaderingen: je vergadert over een kerk en kerkmensen die
van de Heer zijn.
Dat voelt soms als iets zwaars. Dan neem je niet zomaar een beslissing.
Maar als bemoediging voor ouderlingen en diakenen mag ik iets laten zien hier uit de
bijbel. Iets wat pas goed opvalt als je het Grieks leest.
In vers 6 staat: Ik heb geplant, Apollos heeft water gegeven, maar God heeft doen
groeien. Het beeld van de akker waar welke medewerker van God zijn eigen taak
heeft.
In het Grieks heb je verschillende werkwoordsvormen. De meeste gebruikte zegt
alleen maar ‘dat iets gedaan wordt’. Maar je hebt ook een vorm die zegt ‘dat iets een
hele tijd zo doorgaat’.
In vers 6 wordt ze alle twee gebruikt. Paulus heeft geplant, Apollos heeft water
gegeven (daar staan de gewone vormen); maar God heeft doen groeien: daar staat die
vorm van ‘zo ging het de hele tijd door’.
Paulus deed wat. Apollos deed wat.
Mede-werkers. Ieder op zijn plek. Iets.
Maar het was de Heer die de hele tijd doorwerkte.
Broeders, dat is belangrijk om tot je door te laten dringen.
De grote werker is God zelf.
Jij bent maar mede-werker. Op je kleine plekje.
En je overziet het geheel niet. Dat hoeft ook niet. Doe wat je te doen krijgt en laat de
rest aan de Heer over.
Dan moet ik denken aan wat ik in IJmuiden meemaakte. Daar hadden we een
opvallend grote kerk dicht bij het centrum, met een duidelijke pastorie ernaast. Daar
kwamen nog wel eens zomaar mensen aan de deur die geestelijke bijstand zochten.
Ik herinner me een man - het was een Engelsman, dus het ging in het Engels - die net
uit Amsterdam kwam, waar hij te horen had gekregen dat hij HIV-besmet was. Hij was
totaal van de kaart. Ik heb met hem gepraat. We hebben het over de Heer gehad, over
vertrouwen en vergeving; en ik heb met hem gebeden. Het had hem duidelijk een stuk
rust gegeven.
317494983
3
Hij is weggegaan. Ik heb hem nooit weer gezien.
Ergens heel onbevredigend, want ik vraag me nog steeds af: hoe zou het met hem zijn?
Maar tegelijk rustgevend: ik was maar mede-werker. Meer verantwoordelijkheid had
ik niet.
De grote werker is God zelf.
En hij werkt wel door. Ik mag het aan hem overlaten om door te werken.
Ik doe af en toe iets - hij werkt de hele tijd verder.
En als hij wilde dat deze man tot een diepere geloof in Christus kwam, dan heeft hij
wel gezorgd dat er later en ergens anders weer andere mede-werkers klaarstonden.
Doe wat je kunt en laat maar weer los.
Je bent maar mede-werker. God werkt door.
Zo mogen broeders afscheid nemen vandaag. Je wijk loslaten. Mensen met wie je
misschien intensief bezig geweest bent. Laat maar los.
Je was maar mede-werker, voor een tijdje; God werkt door.
Zo mogen anderen beginnen met hun werk.
Met besef van verantwoordelijkheid. Het is niet niks: medewerker van God!
Maar doe het ook ontspannen: je bent niet meer dan een tijdje mede-werker. God was
al aan het werk; zolang je mede-werker bent, blíjft hij aan het werk; en als je periode
voorbij is, gaat hij door met het werk aan zijn kerk.
Zo mag je mede-werker zijn.
En dan is het belangrijk dat je verder-werker bent. Verder-werkers op het fundament
Christus.
Paulus komt met een ander beeld: het bouwwerk.
Een kerk in aanbouw. Het staat nog in de steigers, want het is nooit klaar.
Er moet altijd verder aan gewerkt worden.
Dat kan met allerlei materialen. Paulus schrijft over materialen die het vuur doorstaan
en over hout, hooi en stro dat verbrandt. Die beeldspraak is niet duidelijk. Ik wil dat nu
laten rusten.
Wat wel duidelijk is, is het fundament.
Daar hoeft niet meer aan gewerkt te worden. Dat ligt er.
Het fundament, de basis is: Jezus Christus zelf.
Ál het werk van medewerkers van God moet altijd uitgaan van die basis: Jezus
Christus.
317494983
4
Niet ‘er vanuit gaan dat die basis er wel ligt - dat zal wel goed zitten’, maar echt
voortbouwen op die basis. Dus altijd terug naar dat fundament. Terug naar het simpele
geloof in Jezus Christus. Terug naar genade, bevrijding. Weten dat je gered bent. Je
Heer kennen en belijden. Christus liefhebben. Je leven aan hem geven.
Als medewerker van God ben je altijd verder-werker. Werken vanuit dat fundament,
Christus.
Dat betekent een paar dingen.
a. Ouderlingen en diakenen, vraag jezelf steeds af of Christus echt je basis is. En of je
je werk doet vanuit hem. Hoe stevig zoek je je start in hem, als je op bezoek gaat, als
je een mening hebt op de kerkenraad, als je in gesprek bent. Doe je je ambtswerk
vanuit de liefde van Christus?
(Afgelopen week hadden we kerkvisitatie, een soort huisbezoek in de kerkenraad. De
eerste vraag van de visitatoren was naar het geestelijk klimaat in de kerkenraad. Dat is
dezelfde vraag als hier: sta je als ouderlingen en diakenen bewust op dat fundament
Christus en deel je dat ook met elkaar? Gelukkig konden we samen zeggen: ja, het
geestelijk klimaat in de kerkenraad is goed; we delen met elkaar de basis in Christus.)
B. Ouderlingen en diakenen, vraag bij de gemeente door of mensen ook leven bij die
basis.
Gemeente, als uw ouderling of diaken met u in gesprek komt, kan het over van alles
gaan. Keuzes die je maakt, zorgen die je hebt, moeiten, boosheid, verdriet; het kan
over jezelf gaan, over de gemeente, over iemand anders in de gemeente. Maar het zal
altijd moeten vanuit de basis Jezus Christus. En daar zal een ouderling of diaken ook
vaak naar moeten vragen. Diep insteken. Schrik niet als een diaken vraagt ‘heb jij je
leven in de hand van de Heer gelegd?’ Of ‘bepaalt de Heer jouw tijdsbesteding’. Of als
een ouderling zegt ‘misschien moet ik eerst eens vragen ‘heb jij Jezus Christus lief?’.
Denk dan niet: ho, dat soort vragen wil ik niet.
Daar gaat het juist om. De medewerker van God kan alleen maar werken op dat ene
fundament: Christus. Dus móet hij vragen: ligt dat fundament er in jouw leven?
En als dat heel wankel is, zal hij eerst je daarnaar mee moeten nemen.
C. Dit betekent ook een vraag aan u, gemeente. Eigenlijk dezelfde vraag als waarmee
ik begon: kijkt u naar deze mannen vanuit die basis, vanuit Jezus Christus?
Ligt er bij u, bij jou dat fundament in je leven waarop zij verder kunnen werken?
Sta je dus samen met je ouderling of diaken in de basis van hetzelfde geloof in Jezus
Christus, in het liefhebben van de ene Heer die je samen dient? En kijk je zo naar die
medewerker van God, en naar de kerkenraad als geheel?
Dat kun je niet zeggen ‘ik heb niets met die man’. Als méns misschien niet. Maar heb
je iets met Jezus Christus? Geloof dan dat Christus deze man op dit moment gebruikt
om met jou verder te werken. Daarom heb je iets met hem. Of met die kerkenraad.
Gemeente, ontvang zo deze mannen als medewerkers van God in zijn gemeente.
En broeders, doe zo uw werk, op het ene fundament, Jezus Christus.
AMEN
317494983
5
Liturgie in Lelystad (middagdienst)
bij bevestiging ambtsdragers:
bel.afh.
zegengroet
Psalm 135:1,2,11
gebed
lezing 1 Kor.3:1-15 en 4:1-5
verkondiging
LvK 78:1,4
afscheid ouderlingen en diakenen (met gebed)
lezing formulier
vragen en zegen
Psalm 121:1,2 (let op; zie onder)
opdracht aan ambtsdragers en gemeente
gezamenlijk geloof belijden: Gez. 161:1,2,4
gebed
ondertekeningsformulier
mededelingen
collecte
Gez. 118
zegen
Psalm 121 na de bevestiging doen we als volgt:
Vers 1:
Kerkenraad: Ik sla mijn ogen op en zie de hoge bergen aan, waar komt mijn hulp vandaan?
Gemeente: Uw hulp is van uw HERE, die dit alles heeft geschapen. Uw herder zal niet slapen.
[N.B. drie keer uw i.p.v. mijn]
Vers 2 (ongewijzigd)
Gemeente: regel 1+2
Allen: regel 3+4
317494983
6
317494983
7
Download