tekst - WordPress.com

advertisement
7] structuralisme & post-modernisme
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Sigmund Freud (1856-1939)
de Verlichting typeerde de mens als redelijk en autonoom wezen dat handelt op basis van rationele afwegingen
net als Nietzsche wijst Freud op de diepere lagen van de ziel die aan ons denken en handelen bepalen
het merendeel van het menselijk gedrag heeft zijn oorsprong in een werkelijkheid die we niet kennen
onze psyche bestaat grotendeels uit onbewuste driften, verlangens en ideaalbeelden
ze maken ons dagelijkse bestaan uit, zonder dat we dit beseffen; we zijn ‘bij onszelf niet thuis’ 1
het onbewuste
wij kennen volgens Freud alleen de uiteinden van de mens:
zijn zenuwstelsel (lichaam) en zijn bewustzijn (geest); alles daar tussen in is het onbewuste
dat onbewuste kan niet begrepen worden door ons bewustzijn; is ontoegankelijk voor ons denken
het laat zich ook niet (of slechts metaforisch) beschrijven in termen van drijfveren, doeleinden, intenties, etc
het onbewuste bestaat primair uit driften, waarvan de belangrijkste: de sexuele drift (Lusttrieb / Eros)
driften zijn onpersoonlijke, anonieme krachten, die de persoonlijke autonomie (Ich) ondermijnen
het gehele leven is doortrokken van deze driften, de meeste menselijke activiteiten worden er door gedreven
driften staan in dienst van het leven, niet van het individu / persoon, en is niets-ontziend / grenzeloos
ontwikkeling van de persoonlijkheid
de mens is bij geboorte alleen een bundel ongeordende driften, niets-ontziend gericht op bevrediging
al wat de driften op hun weg ontmoeten (ook andere mensen) dient als middel tot bevrediging
door de fasen die het kind doormaakt (niet bewust meemaakt, want er is nog geen Ich) ontstaat een persoon
in 1e instantie worden de driften gekanaliseerd door de eros (liefde als verlangen, gericht op eigenbelang)
deze liefde (eros) is betrokken op de ander (in 1e instantie de moeder, later de mede-mens)
de ander wordt, naar mate de relatie / liefde groeit, steeds belangrijker t.o.v. het eigenbelang
liefde is dus een normaliserings-proces, waarin het kind leert niet steeds alleen op "zelf-bevrediging" uit te zijn
de Oedipus-relatie (de relatie moeder-kind) is het proto-type, de blauwdruk, voor alle latere vormen van liefde
aanvankelijk is de liefde totaal en exclusief: het kind vormt een eenheid met moeder en eist haar volledig op
deze symbiotische eenheid wordt vervolgens verbroken door tussenkomst van een ander: de vader
de vader staat voor de cultuur: de symbolische orde van de taal en de regels & wetten van de samenleving
door verbreking van de liefdesrelatie met de moeder treedt het kind binnen in de cultuur (symbolische orde)
hier gelden twee belangrijke regels: het incest-verbod en het exogamie-gebod
moraal: het kind moet de liefde bewaren voor later en elders (buiten het gezin); dit is een 1e trauma
onbegrensde liefde (verlangen) wordt door de vader (wet, cultuur, symbolische orde) begrenst (gestructureerd)
het verlangen richt zich vervolgens op symbolen die in de plaats komen van het verlorene (eenheid met moeder)
door intreding in de symbolische orde, o.m. door het leren van taal, ontstaat het Ich / ego
het ego vormt zich een imaginaire, ideale voorstelling van zichzelf, gebaseerd op idealen van ouders & cultuur
het kind kijkt naar zichzelf als door de ogen van ouders en anderen
het ego ontleent kracht aan een narcistische zelf-liefde om te groeien in persoonlijkheid,
maar leidt uiteindelijk tot gespletenheid: het blijkt namelijk onmogelijk om aan het ideaal te voldoen
51
het Über-ich speelt hierbij een belangrijke rol: verinnerlijking (interiorisatie) van culturele normen en waarden
het Über-ich is een controle-mechanisme dat het Es en het Ich aan geboden en verboden onderwerpt
het ego moet dus de realiteit, het Es en het Über-ich met elkaar in overeenstemming brengen
dit leidt onvermijdelijk tot spanningen, en daardoor vaak tot (psycho)-pathologieën / neurosen
één manier om de opgeroepen spanningen het hoofd te bieden is de verdringing (naar het onbewuste)
daarbij komt dat wat verboden is (via het Über-ich), op zich al verlangen oproept (namelijk in het Es)
in die zin is ver-langen een gecultiveerd uitstel (verlengen) van directe behoefte-bevrediging,
en wordt als streven een motor achter / van de cultuur (want het verlangen richt zich vervolgens op symbolen)
het ego is dus het "topje van de ijsberg", het grootste deel van onze psyche zit "onder water" (in het onbewuste)
en hoewel het grootste gedeelte van ons handelen bepaald wordt door het onbewuste,
is het niet voor het bewustzijn toegankelijk: "das Ich ist kein Herr in seinem eigenen Hause"
Das Ich und das Es (1923): de organisatie van de psyche in 3 functies
- het Es (oerdrift / levensdrift) is de irrationele motor van de menselijke psyche
de fundamentele levenskracht die elk aspect van ons willen / verlangen bepaalt
het Es is oerenergie: instinctmatig en dierlijk, onbewust en irrationeel (vgl. Schopenhauer / Nietzsche)
in alles wat we doen, elk moment van de dag, doen we dingen op basis van het verlangen
- Ich (het 'zelf' / bewustzijn / ego) is het coördinerende principe dat zelfbehoud centraal stelt
het ego is het bewust-zijn van externe prikkels en innerlijke driften, en moet deze coördineren
het ego reflecteert op het verlangen en maakt afwegingen over nut, effect en doel van het handelen
het ego maakt zelf-handhaving mogelijk en reguleert onze betrekking tot de buitenwereld
het ego maakt dat we de beantwoording van de drift tijdelijk kunnen uitstellen
spontaan opkomende behoeften / verlangens worden door het ego gereguleerd
- Über-ich (super-ego / geweten)
het super-ego heeft zich door het samenleven en de opvoeding van het ego afgesplitst
het super-ego komt tot stand door verinnerlijking (internalisering) van geboden en verboden
normen en waarden vormen een ideaalbeeld dat de cultuur stelt en waaraan wij willen voldoen
de ideaalbeelden die we als kind aangereikt krijgen worden verinnerlijkt en vormen een blinde vlek
het verinnerlijken van dit ideaalbeeld is voorwaarde voor toetreding tot het sociale domein
het super-ego vormt zo de tegenhanger van de driften die de mens vanuit het Es ervaart
zelf-beheersing en discipline zijn het beteugelen van driften en verlangens
Es, ego en super-ego vertegenwoordigen verschillende belangen
- het Es eist directe bevrediging van basale behoeften, maar overschrijdt als oerkracht de individuele belangen
- het super-ego onderwerpt de psyche aan sociale eisen en normen
- het ego zich bekommert om de handhaving van het individu, het evenwicht tussen Es en super-ego
het ego bevindt zich eigenlijk tussen twee vuren, en is voortdurend bezig te bemiddelen
psycho-pathologie & cultuur: de mens als tussen-wezen
de mens is in radicale zin een tussen-wezen: tussen Es (instinct) en Über-Ich (cultuur / religie / geweten),
tussen gezondheid en pathologie, en tussen psycho-pathologie en cultuur
het innerlijk is aldus een psycho-drama, een hachelijk psychisch evenwicht tussen cultuur en natuur
Freud geeft aan de Nietzscheaanse intuïtie dat de mens een ‘ziek dier’ is een nieuwe inhoud:
geen mens ontkomt aan de psycho-pathologie, en de pathologie is ook de weg tot het begrijpen van de mens
52
Totem en taboe (1913)
toont hoe dezelfde problematiek aan het werk is in de symptomen van de neurotische patiënt en in de religie
niemand ontsnapt aan de confrontatie met autoriteit ("de vader") die onbeperkte lustbevrediging verbiedt
juist hierdoor (beheersing, verdringing) verschaft deze ons toegang tot de wereld van de cultuur
elk mens moet een manier van omgaan vinden met deze gevoels-ambivalentie; tussen natuur en cultuur
om van kind naar volwassenheid te groeien moet men een nieuwe relatie met de vader zoeken
de haat jegens vader (wegens het verbod) moet omgezet worden in liefde (internalisering van de norm)
deze problematiek biedt een antropologische basis voor de religie
zo beschrijft Freud God als een uitvergroting van de vader uit onze kindertijd
Das Unbehagen in der Kultur (1930)
stelt dat het leven binnen de cultuur eigenlijk kunstmatig is, een onmogelijke opgave voor het Ich
om sociaal te functioneren dient de mens voortdurend zijn driften op te schorten en te sublimeren
een samenleving vergt voortdurende opoffering van de diepste drijfveren, ter wille van de gemeenschap
maar de mens is zowel natuur als cultuur en zal deze principiële onverenigbaarheid moeten uithouden
Freud's invloed op de psychiatrie / psychologie is onmiskenbaar, maar ook achterhaald (niet in Frankrijk / België)
hij verdedigt zijn theorie vanuit biologische inzichten die nu nog nauwelijks verdedigbaar zijn
de psycho-analyse is vandaag de dag nog slechts zeer beperkt relevant (gebrek aan empirische inhoud)
maar zijn invloed buiten de psychologie (m.n. op de continentale filosofie) is ook enorm
samen met Marx, Nietzsche, en de Saussure is hij een wegbereider van het structuralisme / post-modernisme 2
ook Jaques Lacan heeft hierin later een belangrijke rol gespeeld, en het structuralisme mede-vormgegeven
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
de Linguistic
Turn: analytische & continentale filosofie
begin 20e eeuw voltrekt zich (vooral in de Angelsaksische landen) de zgn. Linguistic Turn
het begrip werd geïntroduceerd door Gustav Bergmann, en geassocieerd met de analytische filosofie
het behelsde een verschuiving van een bewustzijns-filosofisch, naar een taal-filosofisch paradigma
de continentale filosofie werd toendertijd bepaald door: fenomenologie, marxisme en psychoanalyse,
en later (na WO2) kritische theorie (Frankfurter Schule), hermeneutiek en (post)structuralisme
na WO2 zien we een geleidelijk ontstaan van niet-analytische (continentale) taal-filosofie
filosofie wordt tevens cultuur-kritiek op het westerse denken 3 (Heidegger, Sartre en Adorno)
m.n. op de pretenties van het sciëntisme, positivisme, en het vooruitgangsgeloof (incl. de analytische filosofie)
maar ook in de Angelsaksische filosofie is er vanaf WO2 een meer antropologische visie op taal in opmars:
belangrijk daarin is de theorie van linguïstische relativiteit : de Sapir-Whorf-hypothese 4
verschillende talen hebben verschillende lexicons/vocabulairs, deze lexicons structureren de werkelijkheid anders
dit impliceert dat de filosofie (van Plato's Vormen en Aristoteles' categorieën tot moderne ideeën over het subject),
geen spiegel van "de werkelijkheid" is, ook niet van "het menselijk denken", maar van een specifieke taal-(familie):
namelijk het Indo-Europees... het Chinees of Hopi leidt daarom als vanzelf naar een andere metafysica
"de westerse filosofie heeft zich nog niet bevrijd van het illusoire gebruik van onze logica, die de basis
vormt van de Arische (Indo-Europese) talen. [...] zoals bijv. de notie van substantie, waarvan het bestaan
gesuggereerd wordt door de taal." (Benjamin Lee Whorf: "Science and Linguistics", 1940/1956)
Richard Rorty paste het begrip Linguistic Turn breder toe: ook de niet-analytische taal-filosofie viel eronder:
structuralisme, hermeneutiek, antropologie en cultuur-filosofie
deze niet-analytische Linguistic Turn betekende een afnemende populariteit van de fenomenologie, en
samen met de Cultural Turn (jaren '60 - '70) zorgde deze voor een groeiende populariteit van het structuralisme 5
dit leidde via de Franse Linguistic Turn tot het post-structuralisme / post-modernisme: Foucault, Derrida, Deleuze
53
het structuralisme is de tegenhanger van de fenomenologie (en tevens een reactie op het existentialisme)
het structuralisme neemt niet het bewustzijn, maar de taal als uitgangspunt / fundament 6
taal in de breedste zin: het teken als in relatie tot psychologie, sociologie en cultuur
we worden geboren in de tentakels van de taal, taal & schrift vormen de werkelijkheid waarin wij leven
onze werkelijkheid is een verwijzingssamenhang, een orde waarin dingen hun betekenis aan elkaar ontlenen
onze werkelijkheid wordt door de taal gestructureerd in tegenstellingen, ons denken is hierop gestoeld:
goed/kwaad, zijn/niet-zijn, essentie/verschijning, aanwezig/afwezig, geest/lichaam, man/vrouw, leven/dood,
culuur/natuur, spraak/schrift, licht/duisternis, actief/passief, orde/chaos, noodzakelijkheid/toeval,
zuiver/heterogeen, positief/negatief, boven/onder (Algirdas Greimas: binary oppositions)
deze tegenstellingen zijn hiërarchisch: zo werd (en wordt nog) steeds de nadruk gelegd op de eerste pool
"werkelijkheid" of "realiteit" is dus geen neutrale, door de natuur gegeven ordening, maar een constructie
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Jacques Lacan (1901-1981)
taal is constitutief voor onze werkelijkheid: wij worden gesproken door onze eigen taal
m.a.w: wij leven in de illusie die de taal construeert, deze illusie is wat wij werkelijkheid noemen
niet alleen het (Über)Ich, maar ook het onderbewuste (verlangens / begeerten) is gestructureerd als taal
3 ordes
1] imaginaire orde = in ons bewustzijn: het beeld van onszelf, van de wereld om ons heen, ons handelen
2] reële orde = factoren die aan het spel ontsnappen; de realiteit buiten de imaginaire en symbolische orde
wij worden met het reële (de werkelijkheid) geconfronteerd doordat wij voortdurend 'tegen dingen aan lopen'
het reële is daarmee vooral een verstoring van de imaginaire orde
3] symbolische orde = alle regels in het dagelijkse leven, van etiquette tot het recht en religieuze taboes
alles wat is uitgedrukt in taal staat onder het gezag van de symbolische orde, die de betekenis ervan bepaalt
deze symbolische orde manifesteert zich in ons onderbewuste; het bepaalt ons leven, buiten onze controle om
- het "ik" is geen "zijnde", maar een zelf-beeld, een ideaal; zo kan het deelnemen aan de symbolische orde
- het project van het "ik" in onze samenleving is er op gericht om te worden wie je (eigenlijk) bent
3 vormen waarin de ander zich voordoet
1] imaginaire ander = iemand die op mij lijkt, mijn spiegelbeeld (die mijn taal spreekt, mijn basis-overtuigingen deelt)
ik neem anderen waar als vreemdeling als ze niet lijken op mijn imaginaire zelf; zo ervaar ik ze als bedreiging
2] reële ander = de ander zoals hij in zijn feitelijke realiteit aan mij verschijnt; een verstoring van mijn beeld
de primaire ervaring die wij van de vreemdeling hebben is die van een bedreiging, geen persoon maar een ding
die reële ervaring wordt door het imaginaire en het symbolische verdrongen door cultureel gevormde beelden
3] symbolische ander = de ander voor wie ik een benadering vanuit de cultuur paraat heb: de buurman, de moslim
de cultuur schrijft voor hoe ik mij tegenover die ander moet of kan gedragen (gebaseerd op generalisatie)
de strijd in de symbolische orde is om de juiste gedragsregels of kwalificaties tegenover mensen vast te stellen,
die niet aansluiten bij ons imaginaire zelfbeeld
symbolische Grote Ander = datgene wat de symbolische ruimte (taal, cultuur) domineert
de symbolische orde (het onbewuste) is als een taal gestructureerd; taal constitueert de symbolische orde
in de symbolische orde gaat het om de regels die onze taal, ons bewustzijn en ons gedrag bepalen
het symbolische is niet alleen te vinden waar wij bewust onze woorden kiezen en weten wat we zeggen,
maar juist in de onbewuste omgang met taal: betekenislagen in taalgebruik, de lading die woorden hebben
het onbewuste is niet een psychologische kracht (driften, es), maar heeft de structuur van een taal
het onbewuste is de taal van de symbolische Ander (de cultuur / maatschappij)
54
het is uit angst om te falen tegenover die symbolische Ander dat ik mijn gedrag aan regels aanpas
zonder die Grote Ander zou er geen symbolische orde zijn; het is de Big Brother die over onze schouder meekijkt
in feite is God de personificatie van de symbolische orde zelf; de personificatie van de macht van die orde
bij alles wat we doen is er een blik op ons gericht die ons beoordeelt, die ervaren wij alsof hij van buitenaf komt
de grote Ander bestaat niet in reële zin, maar in mijn onbewuste, als Über-ich
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Claude Lévi-Strauss (1908-2009)
een samenleving krijgt pas ordening doordat er scheidslijnen getrokken worden:
wij & zij, goed & kwaad, hoog & laag, eer & schande, mens & dier, man & vrouw, kind & volwassen, etc.
maar tegelijk wordt de samenhang ervan slechts gegarandeerd doordat die lijnen worden overschreden:
(vooral in de meest fundamentele 'ruil' die een gemeenschap kent: het huwelijk)
juist daar waar grenzen worden overschreden krijgen die grenzen meer betekenis
betekenis krijgt de wereld pas dankzij een structuur, die bestaat uit onderling tegengestelde elementen
binnen dat gestructureerde netwerk is het individu niet veel meer dan een 'teken',
dat de hem toegeschreven plaats inneemt in de cultuur
een afspiegeling van die structuur bevindt zich in het wereldbeeld (het denken & voelen) van het individu
het is dus niet het individu dat de dingen hun betekenis geeft, maar
het individu krijgt zelf pas betekenis doordat het is opgenomen in een netwerk dat hem overstijgt
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
de jaren '60 en '70 werden gekenmerkt door verzet tegen de politiek-culturele verhoudingen:
dekolonisatie, Vietnam, feminisme, de seksuele revolutie, hippies, burger-rechten, studenten-opstanden
post-modernisme is een reactie op het emancipatie- en vooruitgangs-denken van modernisme & de Verlichting
of beter: het paternalistische aspect eraan, het idee dat het volk moet worden opgevoed, door culturele vorming
met het cultuur-begrip wordt ook het idee van identiteit aan kritische analyse onderworpen
Simone de Beauvoir (existentialisme) stelt: "je wordt niet geboren als vrouw, je wordt een vrouw"
Lana Nasser: "Ik was niet altijd een vrouw, een Arabier of een moslim. Ik werd ze pas in de loop van de tijd" 7
Foucault: "het belangrijkste is momenteel niet om te ontdekken wat wij zijn, maar om te weigeren wat wij zijn"
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Michel Foucault (1926-1984)
maakte deel uit van de (continentale) Linguistic Turn (Nietzsche, de Saussure, Heidegger)
niet het bewustzijn constitueert het kennen, maar de taal constitueert het kennen (en het moderne subject)
hij zag zichzelf niet als filosoof, eerder als historicus van denksystemen: ideeën-geschiedenis
het werk van Foucault kan verdeeld worden over 3 periodes, waarin verschillende kernbegrippen centraal staan:
waarheid & kennis (jaren 60), macht & disciplinering (jaren 70) en lust & het zelf (jaren 80)
savoir & discours
1969 - L'archéologie du savoir (archeologie van het weten / kennis; vervolg op Les mots et les choses)
archeologie zoekt onder de grond waar wij op staan, en zal dus onze vaste bodem moeten ondergraven
de grond die Foucault ondergraaft is die van onze cultuur
zijn archeologie van het weten legt verschillende lagen bloot die aan ons huidige weten vooraf gaan,
en reconstrueert hun interne samenhang of structuur, met als doel "ontmaskering"
55
dominante beeld van wetenschap: aan bestaande zekere kennis wordt steeds nieuwe kennis toegevoegd
Foucault's benadering van kennis en macht (uitsluiting en insluiting) vertelt een ander verhaal:
wetenschappelijke kennis, morele waarderingen, behandelingen, sociale praktijken en culturele ervaringen
zijn volledig met elkaar verweven in één kennissysteem (savoir) en manier van spreken (discours)
kennis en taal hebben een normaliserende functie: zij stellen wenselijk tegenover onwenselijk
m.a.w: het discours is als een regime
in zekere zin heeft elke samenleving fascistoïde trekjes: gleichschaltung door uitsluiting
dat wat uitgesloten wordt verraad wat het ideaal is, en het uitsluiten leidt tot normalisering / aanpassing
hoe totalitairder een samenleving, hoe meer dit het geval is (culturele revolutie in China, nazi-Duitsland, etc)
differentie
Hegel meende dat "het andere" (anti-these) op-geheven (op een hoger plan getild) werd in de synthese
maar de geschiedschrijving toont alleen de overgeleverde waarheid van de winnaars, de losers zijn uitgewist
geschiedschrijving is een reeks van succesverhalen, waarin de verhalen van de verliezers zijn vergeten
dit geldt tussen landen/volkeren/culturen, maar ook binnen samenlevingen:
Marx's concept van "vals bewustzijn": "de heersende ideologie is altijd de ideologie van de heersende klasse"
Foucault:
"Er bestaat geen vaststelling van de waarheid zonder een wezenlijke opstelling ten opzichte van het andere;
de waarheid is nooit het zelf; waarheid kan slechts bestaan in de vorm van de andere wereld, het andere leven"
m.a.w: waarheid is een ideologie, die voor sommigen een utopie is, maar anderen uitsluit
de Waarheid veronderstelt generaliseren (identiteits-denken), veronderstelt marginaliseren van het andere
Foucault's archeologie wil dit proces van uitsluiting en normalisering (Gleichschaltung) blootleggen
differentie-denken betekent het andere denken, niet generaliseren, objectiveren, systematiseren
maar nadruk leggen op wat verschilt, wat anders is of uitgezonderd wordt, het gemarginaliseerde
épistèmè
het begrip épistèmè staat voor het geheel van kennis en wetenschap in een bepaalde periode;
een conceptueel kader, een kennis-systeem een denk-raam, de 'orde der dingen'
epistèmè = het a priori van het denken (denk aan Kant's ken-vermogen / aanschouwings-vormen)
dus: dat wat het leven, denken, moraal en discours van een tijdperk bepaalt: zoiets als Zeitgeist 8
een epistèmè kan altijd pas achteraf worden herkend en beschreven
tijdens een epistemische breuk verandert de 'orde der dingen' omdat het denkraam verandert
om opvattingen uit een eerder tijdperk te begrijpen, moet hiermee rekening worden gehouden
3 tijdperken, met hun eigen epistèmè, met breuklijnen ertussen
- de Renaissance (1400-1650), de klassieke tijd (1650-1800), de moderniteit (1800-nu)
implicaties van Foucaults analyse: (structuralisme)
1] er is geen continue vooruitgang in kennis, alleen binnen een epistèmè (vgl. Kuhn's paradigma-wisselingen)
wat een epistèmè als Waarheid verklaart, kan in het volgende onwaar geworden zijn
2] decentrering van het subject
filosofen, wetenschappers en andere cultuur-bepalers kunnen niet los gezien worden van het discours
3] met de mens verdwijnt ook de vrijheid van de verlichting en het existentialisme
vrijheid bestaat alleen binnen het epistèmè van onze tijd, maar we kunnen ons niet aan het epistèmè onttrekken
ook de epistèmè van de moderniteit zal door een andere worden vervangen (post-modern is van Lyotard, 1979)
het vermoeden van Foucault is dat de nieuwe epistèmè al in het denken van Nietzsche is begonnen 9
m.a.w: de verdwijnende epistèmè van de moderniteit impliceert de teloorgang van:
- de Waarheid (de Grote Verhalen, metafysische systemen)
- het subject (de autonome mens met een vrije wil)
- de rede (objectieve rationaliteit)
- de vooruitgang (wetenschap & emancipatie)
de nieuwe epistèmè zal zijn gefocust op de taal; een convergentie tussen:
linguïstiek (De Saussure), etnologie (antropologie: Levi-Strauss) en psychoanalyse (Lacan)
56
macht & disciplinering
1975 - Surveiller et punir. Naissance de la prison (discipline, toezicht en straf)
is een genealogisch onderzoek naar de disciplinerende en normaliserende werking van macht
gaat over institutionele praktijken, en over lichamen die zich moeten schikken
de positie van het subject als autonoom rationeel denkend wezen staat hierin steeds ter discussie
hij noemt deze historische politiserende machtsanalyse: genealogie (Nietzsche: Zur Genealogie der Moral, 1887)
archeologie = studie van (de geschiedenis van) het weten en de wetenschappen
genealogie = studie van macht en politiek, en de daarmee verbonden onderwerping / constructie van het subject
de mens is verankerd in onzichtbare machts-structuren, instituties die hem disciplineren (vormen)
mensen worden in gezin, kerk, school, leger, gevangenis, ziekenhuis, etc. maatschappelijk gekneed
opdat ze 'normale' (d.w.z. aangepaste) mensen / burgers worden
waarheids-praktijken houden de mens in een keurslijf en onderwerpen hem aan het heersende épistèmè
het pan-opticum (latijn: al-ziend) staat in dit boek symbool voor de samenleving
het pan-opticum is een specifieke gevangenis bedacht door Jeremy Bentham (een verlichtings-filosoof)
bestaat uit een ronde ruimte met in het midden een toren voor de bewakers; de cellen zitten langs de buitenmuur
doel van het ontwerp is de mogelijkheid tot constante observatie (of de suggestie daarvan) van alle gevangenen
de gevangenen weten dat zij geobserveerd kunnen worden, maar kunnen niet zien of dit daadwerkelijk gebeurt
gedachte hierachter is dat zij hun gedrag zullen aanpassen, omdat alles wat zij doen gezien zou kunnen worden
in hun beleving zou een soort alomtegenwoordigheid van controle postvatten (geweten gebaseerd op controle)
Foucault noemt dit onderliggende sociale principe: pan-opticisme 10
het principe van het pan-opticum is o.m toegepast in de koepelgevangenissen van Breda, Arnhem en Haarlem
het Franse strafrecht spreekt over maisons de correction, het Amerikaanse strafrecht over correction centres
dit berust op een samengaan van savoir (kennis) en pouvoir (macht)
pedagogiek, psychologie, psychiatrie, criminologie, seksuologie en medische wetenschap zijn machts-strategieën
het beoogde resultaat is assujettissement (onderwerping; vgl. islam, van arabisch: salema = onderwerping)
het gaat hierbij niet om dé macht in marxistische zin, maar macht in nietzscheaanse / structuralistische zin
eind jaren '70 keert Foucault terug naar de ethiek (als ethos, zoals bij Aristoteles, Nietzsche, en Sloterdijk)
het gaat er om een levensstijl te vinden, een ethiek van de levenskunst
dat kunstwerk is nooit af en de vrijheid zal er nooit helemaal zijn; dat is de tragiek van het menselijk bestaan
hij combineert de archeologie & genealogie tot een historisch kritische analyse van de moraal,
waarmee mensen zichzelf en elkaar (be)sturen en zichzelf tot subject maken
Histoire de la sexualité = een onderzoek naar de ervaring van het subject van zichzelf
1976 - Histoire de la sexualité I: La volonté de savoir
1984 - Histoire de la sexualité II: L'usage des plaisirs
1984 - Histoire de la sexualité III: Le souci de soi
volgens Foucault zijn de mogelijkheidvoorwaarden (of a priori’s) van ons kennen en weten historisch bepaald
er zijn vele verschillende waarheden, waarden en verhalen die allen context-gebonden zijn
er zijn geen algemene, a-historische of logische fundamenten voor het kennen en handelen
waarheid, de rechtvaardige samenleving en het goede leven zijn tijdgebonden contingente ideeën
het hier & nu is geen onproblematisch gegeven, en niet noodzakelijk zo (het kan ook anders)
maar een voorlopige en toevallige uitkomst van een historisch proces dat winnaars en verliezers kent
macht gaat over controle en ordening: dwang (répression), overheersing (domination), en beheer (gouvernement)
niet geweld en harde repressie, maar disciplinering en normalisering zijn de moderne macht
het moderne maatschappelijke systeem is een alomvattend en verraderlijk machtssysteem
57
mensen zijn slachtoffer van anonieme en onderdrukkende denkbeelden en praktijken
dat vereist een kritische houding van verzet (weerspannigheid), en deze is politiek
"Ongetwijfeld is het belangrijkste momenteel niet om te ontdekken wat wij zijn, maar om te weigeren wat wij zijn"
elk systeem van weten of politiek, maar ook elk persoon is een constructie, een masker (= persona in het Latijn)
dit masker is de bepaling van het zelf (eigene) t.a.v. van de ander; oftewel onze identiteit
deze bepaling / identiteit / constructie zegt meer over het waarden-systeem dan over de "werkelijkheid"
die werkelijkheid moeten we archeologisch / genealogisch reconstrueren, door te "ontmaskeren"
vgl: Eric Hobsbawm & Terence Ranger: The invention of tradition 11
Foucaults geschiedschrijving, politieke analyse en cultuur-kritiek is anders-denken, kritisch en tegendraads
maar vooral: het andere denken; het verleden van de uitgesloten anderen, het machteloze, het heterogene
een manier van denken waarin onderzoek naar het andere, naar dat wat het verschil maakt centraal staat
én waarin men ook probeert veelheid en verschil te laten doorwerken in de eigen denkwijze en methode
dus geen relativisme als doel op zich, maar met als doel: pluralisme en perspectivisme
1
"Das Ich ist nicht Herr im eigenen Haus" (Freud: Vortrag über die Schwierigkeit der Psychoanalyse, 1917)
2
enkele namen: Louis Althusser, Gilles Deleuze, Félix Guattari, Michel Foucault
3
dit denken zou totalitair zijn, omdat het "het andere" incorpereert in het zelfde/eigene/begrip
het denken (de filosofie) laat het andere niet anders-zijn, maar eigent het toe, neemt er bezit van
zo worden subject en object eenduidige eenheden die kunnen worden begrepen en beheerst
waarheid als identiteit tussen begrip en ding, theorie en werkelijkheid, is kenmerkend voor westerse denken
de niet-identiteit (niet-identieke aspecten) worden genegeerd door het abstraherende denken
dit denken onderdrukt of negeert verschil diversiteit, ambivalentie, afwijkendheid
systematiek, identiteit en harmonie worden afgedwongen ten koste van alles wat niet in het systeem past
onder de formele ordeningen van wetenschap en kunst ligt een haat tegen het niet-identieke, tegen het individuele
dit denken is zwart-wit: er is geen plaats voor het andere, pluriformiteit, ambiguïteit, en onbeslisbaarheid
wetenschappelijke onderwerping van de wereld en zelf-beheersing van het subject is kenmerkend voor dit denken
door het geforceerd zoeken naar waarheid en absolute kennis heeft de filosofie het denken gebruikt als dwangbuis
Edward Sapir (leerling van Franz Boas, grondlegger van de antropologie) en Benjamin Lee Whorf representeren een opvatting in de antropologie
die stelt dat taal constitutief is voor ons denken en ons beeld van de werkelijkheid; door een latere generatie aangeduid als Sapir-Whorf-hypothese
William Dwight Whitney, Roger Brown, en Eric Lenneberg staan in dezelfde traditie
4
"De mens leeft niet alleen in de objectieve wereld, noch in de wereld van sociale activiteit zoals vaak aangenomen, maar is voor een groot deel
overgeleverd aan de specifieke taal die het expressie-middel is geworden in zijn samenleving. Het is een illusie te veronderstellen dat men zich aan de
realiteit aanpast zonder gebruik van taal, en dat taal slechts een incidenteel middel is om bepaalde problemen in communicatie of het denken mee op te
lossen. [...] Zelfs relatief eenvoudige waarnemingen zijn onderworpen aan de sociale patronen, genaamd woorden, dan we denken. We zien en horen en
ervaren zoals we doen omdat de taal-gewoonten van onze gemeenschap bepaalde interpretatie-keuzes vooronderstelt. [...] Het is zelfs zo dat "de
werkelijkheid" in grote mate gebouwd is op de taal-gewoonten van de groep. Geen twee talen zijn ooit genoeg gelijkend om dezelfde sociale werkelijkheid
te representeren. De werelden waarin verschillende samenlevingen leven zijn andere werelden, niet slechts dezelfde wereld met andere etiketten voor
dingen." (Edward Sapir: "the Status of Linguistics as a Science", 1929)
"Aldus worden we geconfronteerd met een nieuw relativiteits-principe, dat stelt dat alle waarnemers niet door hetzelfde fysieke bewijs tot hetzelfde beeld
van de werkelijkheid geleid worden, tenzij hun lunguïstische achtergrond vergelijkbaar is, of op elkaar afgestemd kan worden. [...] We analyseren de
natuur volgens lijnen die uitgezet zijn door onze moedertong. De categorieën en typen die wij herkennen in de wereld der fenomenen vinden we daar niet
omdat ze elke waarnemer in het gezicht staart; integendeel: de wereld doet zich voor als een kaleidoscopische stroom van indrukken die door ons denken
georganiseerd moet worden... en dit betekent hoofdzakelijk door de linguïstische systemen in ons denken. [...] Geen individu is vrij om de natuur met
absolute objectiviteit te beschrijven, maar is gebonden aan bepaalde manieren van interpreteren, ook al denk hijzelf dat hij volledig vrij is." (Benjamin Lee
Whorf: "Science and Linguistics", 1940/1956)
58
5
mensen verbeelden de werkelijkheid in de vorm van stereotypen en tegenstellingen binnen taal,
resulterend in denken en voelen, èn in de interactie tussen personen en groepen, in stelsels van polariteiten
structuralisten: Ferdinand de Saussure (linguïst), Jacques Lacan (psychoanalyticus), Claude Lévi-Strauss (antropoloog),
Roland Barthes (literatuurcriticus / linguïst), Algirdas Greimas (linguïst)
F. de Saussure
Course in General Linguistics (1913)
A. Radcliffe-Brown Structure and Function in Primitive Society (1952)
Jaques Lacan
The Seminars of Jacques Lacan, part 1 - 27 (1953-1980)
Claude Lévi-Strauss La Pensée sauvage & Le Totemisme aujourdhui (1962)
Hayden White
Metahistory: The Historical Imagination in Nineteenth-Century Europe (1973)
Clifford Geertz
The Interpretation of Cultures: Selected Essays (1973)
Michel Foucault
Discipline and Punish (1977)
Pierre Bourdieu
Outline of a Theory of Practice (1977)
6
7
Lana Nasser: In the lost and found (moderne dans); Grand Theatre, Groningen, 9 dec 2011
8
vgl. Thomas Kuhn's theorie over paradigma's in: The Structure of Scientific Revolutions (1962)
het begrip paradigma beperkt zich echter tot een wetenschappelijk vakgebied
het épistèmè van Foucault is breder, omvat meerdere vakgebieden en sociale waardesystemen
ook is de duur van een épistèmè langer dan dat van een paradigma: is meer gelijk aan tijdperk
"In onze tijd is dat wat wordt vastgesteld niet zozeer de dood van God als wel het einde van de mens. [...] Dan wordt duidelijk dat de dood van God en
de laatste mens bij elkaar horen. [...] Omdat hij God heeft gedood, moet hij zelf de verantwoordelijkheid voor zijn eindigheid op zich nemen, maar omdat
hij spreekt, denkt en bestaat in de dood van God, moet zijn moord zijn eigen dood tot gevolg hebben. [...] De mens gaat verdwijnen. Meer dan de dood
van God [...] kondigt het denken van Nietzsche het einde van zijn moordenaar aan. [...] In de hele 19e eeuw vielen het einde van de filosofie en het
ophanden zijn van een nieuwe cultuur samen met het denken van de eindigheid en de verschijning van de mens in het weten. In onze tijd bewijst het feit
dat de filosofie nog steeds aan het verdwijnen is en dat in haar, in de literatuur en in de formele reflectie, de vraag naar de taal wordt gesteld, dat de mens
verdwijnt."
9
net als Foucault ziet beat-schrijver William S. Burroughs taal als iets dat macht over ons uitoefent, i.p.v. iets dat wij gebruiken als gereedschap.
hij stelt dat "God" dezelfde functie (pan-opticisme) heeft: de suggestie van constante observatie; alomtegenwoordigheid van controle.
Burroughs pleit voor een subversieve omgang met taal; de cut-up techniek. hij versnijdt bestaande text (krant, radio, TV) op lukrake manier,
zodat associatielijnen worden doorgesneden. daarmee zouden onze (door Kant omschreven) waarnemings-mallen ontmantelt kunnen worden
(zelfs het ruimte/tijd-continuüm) ... William S. Burroughs: The Soft Machine (1961); ch. 7: The Mayan Caper
De hoofdpersoon, een undercover-agent die spionage activiteiten moet verrichten, reist onder invloed van een magische drug terug in de tijd naar de
Maya-indianen in Mexico: "Terwijl ik naar voren stapte en één van de werkers aansprak, voelde ik het verstikkende gewicht van insect-achtige controle
bezit nemen van mijn gedachten en gevoelens en ze in voorgeprepareerde mallen duwen, mijn geest in een klamme houdgreep nemend. De landarbeider
keek me aan met lege levenloze ogen, zonder nieuwsgierigheid of gastvrijheid, en gaf me een schoffel. Zoals gezegd is het controle systeem afhankelijk
van de maya-kalender die de symbolen bevat die alle gedachten en emoties representeren die mensen kunnen hebben onder dergelijk verstikkende
omstandigheden. De kalender en heilige boeken zijn de instrumenten waarmee zij het denken van de bevolking controleren. Ik ontdekte dat de mayapriesters zelf niet eens prcies wisten hoe het systeem werkt. Met de drug waarmee ik hier naartoe gereist ben nam ik bezit van het lichaam van één van
de priesters, en verschafte mijzelf toegang tot de kamer waar de kalender en de heilige boeken werd bewaard. Ik vernietigde de kalender, het controleapparaat, en verbrandde de heilige boeken. Zo medogenloos als het systeem het denken, voelen en waarnemen van de werkers had beheerst, keerde
het systeem zich nu tegen zichzelf en gaf opdracht om zichzelf te ontmantelen en de priesters te doden. De priesters bleken niets anders te zijn dan
woord en beeld, een oude film met acteurs die allang dood waren, die voortdurend opnieuw werd afgespeeld. De maya-kalender was onder haar eigen
gewicht bezweken."
10
11
zgn. eeuwenoude tradities, die de ziel van een volk uitmaken, blijken vaak recente uitvindingen, soms zelfs gestolen
bijv: de Schotse kilt (zelfs het woord) is van scandinavische origine, en werd pas een nationale traditie,
en onderdeel van de nationale identiteit, in 1822 (na een bezoek van George IV aan Schotland)
59
Download