8.11 … Als een gelaat van zand bij de grens van de zee- Foucault (1926-1984) De mens – Een recente uitvinding? Foucault beweert dat de mens alleen maar een recente uitvinding is, een gestalte van nog geen twee eeuwen oud, een klein rimpeltje in het veld van onze wetenschap, en dat hij zal verdwijnen zodra deze een nieuwe vorm zal hebben gevonden. Foucault zei “ik heb niets anders gedaan dan een geschiedenis van de macht schrijven.” Hier lijkt het op een historicus die thuishoort in de sociale filosofie. De invloed van Freuds theorie van het onbewuste op Foucaults opvatting van wetenschap(menswetenschap, geschiedenis) is radicaal. Ondermijning van het subject Het onbewuste speelt volgens Foucault niet alleen op individueel niveau een rol, maar bepaalt het ook sociale praktijken die de structuur van onze maatschappij uitmaken. In plaats van een autonoom subject dat vrijelijk over zijn eigen ideeën en gedrag beslist, is de wetenschapper veeleer een ‘subject’ in de letterlijke zin van subjectum: onderworpen aan, afhankelijk van een stelsel dat hij niet beheerst. Foucault ontdekt bij zijn onderzoek van de sociale praktijk van de wetenschap: dat wat de praktijk van de menswetenschappen ten diepste bepaalt is een structuur van onderling samenhangende begrippen, ideeën en regels die even ongemerkt kan verdwijnen als dat hij ooit is gekomen. Wie of wat de wetenschapper is, is niet meer dan een product van academische vorming dat van tijd tot tijd beschikt over andere kwaliteiten. Hetzelfde geldt voor het object van de wetenschap en voor de manieren waarop dit object onderzocht moet worden. Het subject als autonoom individu, al begin en oorsprong van handelen en denken en de drager van de autonome rede, is volgens Foucault anders; Als subjectum is de wetenschapper onderworpen aan een praktijk, een spel dat hij niet in zin macht heeft. Niet ik ben hier aan het woord, dit zijn niet mijn gedachten, maar in mij, in deze gedachten is een anoniem systeem van regels, kennis, ervaringen, dat zich via mij in deze gedachten uitkristalliseert. Het subject als product De mens waarop Foucault doelt hoor kennelijk thuis binnen een bepaalde praktijk. Die praktijk wordt bepaald door een cluster(episteme) van regels en geaccepteerde begrippen (het onbewuste) die historisch gegroeid zijn en dus ook weer kunnen verdwijnen. Het is de mens die verschijnt binnen het episteme van de menswetenschappen, de mens die zichzelf voorstelt als een met rede begaafd autonoom subject. Volgens Foucault berusten de menswetenschappen op een mensopvatting die niet houdbaar is. De bewering dat de mens een recente uitvinding is waarvan wellicht het einde nabij is, slaat dus niet op de mens als een soort ding an sich maar op het verschijnsel mens, het menstype dat sinds de negentiende eeuw object is geworden van de psychologie, sociologie en andere menswetenschappen. Foucault: “De mens is een ervaringsdier dat zich eindeloos verwikkelt in een proces dat, terwijl het een objectenveld afbakent, tegelijk de mens als subject verplaatst, vervormt en verandert tot een telkens nieuw gestalte.” In het voetspoor van Nietzsche Als de archeologie van de menswetenschappen de bodem onder deze wetenschappen afgraaft, stuit ze niet op een vaste grond maar op een set van regels, een episteme, dat volgens Foucault historisch van aard is en dus ooit kan veranderen. Met als gevolg dat ook de mens als object van deze wetenschappen van het toneel verdwijnt. Maar een bevrijding van dergelijke verworven/opgelegde ideeën en gedragswijzen zal het subject niet terugleiden naar een soort zuivere persoonskern, een ongerepte, eerste natuur die door dergelijke praktijken zou zijn onderdrukt of waarvan deze praktijken hem zouden hebben vervreemd. Wie of wat ik ben is altijd een functie van een bepaalde sociale praktijk. Er is geen diepere waarheid dan deze. Maar onder al deze vormen ligt niet een waar ‘ik’, een zuiver, ongerept ‘zelf’ verscholen. ‘Ik’ ben hooguit de variabele die door nieuwe praktijken een andere invulling kan krijgen, of in verstarde praktijken zijn vrijheid kan verliezen. Vrijheid en macht Wie of wat ik kan worden is overigens niet een zaak van het individu. ‘Het zijn de schema’s die het individu in de cultuur tegenkomt en die door cultuur, de samenleving en de sociale groep waarvan het deel uitmaakt, worden voorgehouden, gesuggereerd en opgelegd.’ Sociale, culturele, wetenschappelijke en andere praktijken zijn dus bepalend voor wie wij zijn. De sociale praktijk gaat vooraf aan de individuele identiteit en dat de antropologie hecht verweven is met de sociale filosofie. Foucault levert een geschiedenis van de macht die een bijdrage aan de filosofische antropologie levert.