Hoofdstuk 1: Grasduinen op de sportvelden. Sportpsychologie: begripsomschrijving. 1. Begripsomschrijving en object van studie 2. Vakgebieden - Functieleer: bestudeert de wijzen waarop mensen kunnen functioneren, zoals het waarnemen, het leren, het denken, de motoriek,… - Sociale psychologie: het onderdeel van de psychologie dat het individele gedrag met betrekking tot groepen en groepen onderling bestudeert - Persoonlijkheidsleer: bestudeert de opbouw, de structuur en de werking van de menselijke persoon - Ontwikkelingspsychologie: de studie van de kwalitatieve en kwantitatieve veranderingen van het mentaal en lichamelijk functioneren in de loop van het leven - Psychofysiologie: in de psychofysiologie tracht men de fysiologische processen te ontdekken, die ten grondslag liggen aan het menselijk gedrag 3. Een helpende hand: hulpwetenschappen - Sportgeneeskunde - Sociologische aspecten: bestudering van de menslijke samenleving en de groeprelaties daarin - Communicatieleer: bestudeert de wijze waarop mensen informatie verstrekken en uitwisselen, communicatiemedia is hierbij belangrijk 4. Een zaak van leven en dood Hoofdstuk 2: De sportbeoefenaar: een geboren winnaar? Sport en persoonlijkheid 1. Wat verstaat men onder persoonlijkheid? - facet van het individu dat naar buiten toe aan het openbare leven gepresenteerd wordt - toch nog meer dan dat: beschrijven en verklaren van individuele verschillen tussen mensen 2. De theorie: over vrolijke Fransen en slanke dennen. - constitutionele typologie (Sheldon): groeperingen in termen van lichaamsmorfologie (p. 2526) - grosso modo is de sportbeoefenaar het meest gebaat met een meso-morf-ectomorf mengtype _______________________________________________________________________________ Overzicht Sportpsychologie 1 3. Optimisten en pessimisten - Selectiemodel - Convergentiemodel - Divergentiemodel - Oppositiemodel - Niet-relatie model 4. Sport en persoonlijkheid: quo vadis? - significante verschillen m.b.t. persoonlijkheidstrekken van verschillende personen die op diverse niveau’s aan sport doen vraag naar oorsprong van het verschil: - selectiehypothese: personen met bepaalde persoonlijkheidstrekken zijn speciaal voor het beoefenen van sport op dat niveau geschikt leerproces 5. Invloed van sportparticipatie op persoonlijkheid - sport is karaktervormend: doorzettingsvermogen, sportiviteit, … 6. Invloed van persoonlijkheid op sport - 3-tal typerende kenmerken die alle supersterren gemeen hebben: - intens gevoel van ontevredenheid met de eigen prestaties - vardigheid om in hun prestaties naar een piek toe te werken - talent om overwicht te krijgen op hun tegenstanders: killer instinct 7. Methodologische kanttekeningen - onderscheid tussn sportbeoefenaar en niet-sportbeoefenaar valt niet zomaar in een handomdraai te operationaliseren - vergeleken groepen zijn in de regel heterogeen van samenstelling, waardoor de verschillen elkaar kunnen opheffen 8. Perspectieven Hoofdstuk 3: Motivatie: met het bloed in de schoenen. Motivatie, stellen van doelen, motieven om aan sport te doen of om niet aan sport te doen. 1. Achter de schermen: sportsponsoring - sportsponsoring is eigenlijk niets meer dan een overeenkomst waarbij de ene partij – de sponsor - een op geld waardeerbare prestatie levert, waarbij de andere partij – de gesponsorde – communicatiemogelijkheden verschaft, voortvloeiende uit zijn sportactiviteiten 2. Fitness en conditie - niet zozeer de inspanning, dan wel het verhoopte eindresultaat van die inspanning staat in het middelpunt van de belangstelling: fitnesscultuur _______________________________________________________________________________ Overzicht Sportpsychologie 2 3. Het begrip motivatie: een moeilijke bevalling - motief: dynamische en richtinggevende component van een concrete daad - motivatie: heeft betrekking op de geactiveerde toestand van een persoon op het moment dat de actuele situatie de verwachting rechtvaardigt dat een bepaald gedrag functioneel is voor het bereiken van een gesteld doel slaat op manifeste gedragingen allesbehalve autonoom - motivatieprocédé verloopt op 3 uiteenlopende dimensies: - selectiviteitsdimensie - volhardingsdimensie - intensiteitsdimensie 4. Determinanten van motivatie - beschikbaarheid: mate waarin een bepaalde situatie zich leent tot bepaalde gedragingen - verwachtingen: anticipatie dat een bepaald engagement in een bepaalde sportactiviteit zal leiden tot een gesteld doel - incentieven: specifieke consequenties die verbonden zijn aan welomschreven sportprestaties - motieven - objectieve vs. subjectieve situatie 5. Beloningen Extrinsieke invloed op intrinsieke activiteiten: - controlerend aspect - informatief aspect duidelijke aanwijzingen voor eventuele nadelige invloeden van extrinsieke beloningen op iemands intrinsiek gedrag, maar een samenspel van factoren zal bepalen welk effect precies van de beloningen uitgaat: het feit of de beloning al dan niet op voorhand in het vooruitzicht gesteld werd, de aard van de beloning, het sociale of materiële karakter ervan,… 6. Prestatiemotivatie (p. 64) - - prestatiemotief: resultaat van 2 persoonlijkheidsdisposities die simultaan werkzaam zijn: - behoefte om te presteren (P) - behoefte om mislukkingen te vermijden (F) daarnaast ook nog bel: kans dat prestatiegemotiveerd gedrag zal leiden tot succes (Ps) 7. Het stellen van doelen: goal-setting - realisme blijft de boodschap - de gestelde doelen moeten specifiek en concreet zijn - korte termijn- en lange termijndoelstellingen moeten elkaar aanvullen 8. De aanwezigheid van publiek: sociale facilitatie - ! effect van publieke belangstelling op de prestatie is niet altijd onverdeeld gunstig _______________________________________________________________________________ Overzicht Sportpsychologie 3 9. Motieven om aan sport te doen: common-sense motivatieleer - vaststelling dat op het eerste gezicht tegenstrijdige motieven aan éénzelfde sportieve activiteit ten grondslag kunnen liggen - algemene conclusies over de beweegredenen van sportbeoefenaars: - uitgesproken specifiek karakter - basisbehoefte om zich competent te voelen - gezondheidsmotief 10. Motivatietheorieën: de piramide van Maslow + toepassing op sport - fysiologische behoeften: primaire of aangeboren behoeften, driften die van nature uit tot bepaalde gedragsvormen leiden - behoefte aan veiligheid - sociale behoeften - competitie - coöperatie - behoefte aan erkenning: behoefte aan waardering voor het ‘zelf’ - behoefte aan zelfactualisering 11. Motieven om niet aan sport te doen - negatieve stereotypie van sport - negatieve, frustrerende ervaringen - tegenstrijdige belangstellingen - gemakzucht verklaring drop-outs: - negatieve ervaringen - angst - verlies aan uitdaging en opgebrand gevoel 12. Het leven na de sport? Hoofdstuk 4: Angst in de sport: olie op de renbaan. Angst en stress versus prestatie 1. De vele gezichten van angst Twee variabelen van wezenlijk belang: - de taakeisen - de waardeschatting van de atleet over de eigen capaciteiten: faalangst _______________________________________________________________________________ Overzicht Sportpsychologie 4 Competitiemodel - de objectieve competitiesituatie: situationele eisen die de sportopdrachten met zich meebrengen - de subjectieve competitiesituatie: situatie zoals de sportbeoefenaar ze zelf percipieert - de respons: individuele reacti op de objectieve competitie-situatie - de consequenties: op halflange termijn bepaalt het resultaat de subjectieve perceptie, toekomstige, objectieve competitiesituatie en uiteindelijk ontwikkeling van een sportangstdispositie 2. Angst en stress versus prestatie - - reacties op stress: 3 karakteristieke stadia: - alarmreactie - weerstandsfase - uitputting of terugkeer naar evenwichtstoestand stress betekent in dit schema een niet specifiek antwoord van het organisme op elke eis die eraan gesteld wordt en dus een verstoring van de homeostatische toestand - zowel gunstige als minder gunstige uitlopers - omgekeerde U-model: relatie tussen activatie en performantie 3. Angst voor succes Mogelijk stress-syndromen - gevoel van socio-emotionele isolatie - schuldgevoelens - onbewuste angst om de eigen mogelijkheden onder ogen te zien - woede - verantwoordelijkheidszin 4. Het bijgeloof van de sportbeoefenaar - dwang en escalatie 5. De sensatiezoeker: een kwestie van spanningsbehoefte 4 categorieën sensatiezoekers: - behoefte aan spanning en avontuur - afkeer van eentonigheid - behoefte aan vreemde en gevarieerde innerlijke spanningen - desinhibitie of sociale ongeremdheid 6. Een aangrijpingspunt voor therapie _______________________________________________________________________________ Overzicht Sportpsychologie 5 Hoofdstuk 5: De coach: medicijnman of kwade geest? Coaching en leiderschap 1. Manager, trainer of coach? termen manager, trainer en coach: wezenlijk verschil (p. 113) Opdracht coach: - technische deskundigheid: kennis van de specifieke sporttak, alsook de kunde van de kennisoverdracht hieromtrent - begeleiding: het motiveren van alle participanten en het ontplooien van het aanwezige talent - organisatie en delegatie: aantal noodzakelijke activiteiten en nevenactiviteiten (medisch, sociaal, …) op gang brengen en onderhouden, al dan niet met de hulp van andere deskundigen - het werk van de meeste coaches is echter teruggebracht tot het zuiver technische niveau 2. Leiderschap - Great Man Theory (Carron, 1980) - Path Goal Theory (House, 1971): behoeften en de noden van de sportbeoefenaar centraal, coach is primair een motivator - Situationele leiderschapstheorie (Hersey en Blanchard, 1977): life cycle theorie, onderscheid taak/relatie gericht - Normatief model (Vroom, 1983) - drietal beslissingsstijlen - autocratisch: coach neemt in zijn eentje beslissingen - participerend: coach consulteert de teamleden - delegerend: coach laat anderen de beslissingen nemen - Blake-Mouton-Reddin: Managerial Grid (1977) - Contingentiemodel (Fiedler, 1967): belangrijkst - uitgangspunt: stelling dat leiders die meer oog hebben voor de prestaties dan voor de interpersoonlijke teamrelaties efficiënter zouden zijn - - drietal facotren die in essentie het gunstige karakter van de situatie bepalen: - leider-team relatie - taakstructuur - macht van de leider taakgerichte leiders zijn meer effectief in extreme situaties, aan beide uiteinden van het spectrum, terwijl interpersoonlijke leiders meer efficiënt functioneren in middelmatige gunstige omstandigen - Tot slot: multidimensioneel model _______________________________________________________________________________ Overzicht Sportpsychologie 6 3. Over idealen en werkelijkheden 5 verschillende hoofdtypen van trainers: - autoritair trainerstype - de democratische trainer - de intensieve trainer - de gemakkelijke trainer - de zakelijke trainer 4. Een moeilijke taak - moeilijkheid van het coachen hoofdzakelijk in het feit dat de trainer simultaan moet afrekenen met twee sterk uiteenlopende variabelen, nl. de sport zelf, en daar bovenop de samenwerking met mensen - manipulatie: doel heiligt de middelen - probleemspelers - conflicthantering Hoofdstuk 6: Eendracht maakt macht. Team en groepscohesie 1. Attributies: de vraag naar het waarom. - attributies: waargenomen of gepercipieerde oorzaken van iegen of andermans gedrag: mensen zoeken telkens een verklaring voor hun succes of hun mislukking - dubieus interferentieproces - self serving attributional bias 2. Groepscohesie: een illusie? - prestatie versus cohesie? - cohesieve teams zijn vaak succesvol, wat meteen ook de satisfactie van de groepsleden ten goede komt, en waardoor meteen ook de groepscohesie verhoogt wordt - - verband met stress-verwante indicatoren - de meest cohesieve teams zouden die teams zijn die een gemiddeld succes hebben. cohesie: positief of negatief? - werkt niet per definitie positief: ploeggeest blijft een mes dat langs twee kanten snijdt - tot op het niveau van de topsport zijn gevallen bekend van teams, verteerd door ruzies en meningsverschillen, die toch tot optimale prestaties in staat zijn _______________________________________________________________________________ Overzicht Sportpsychologie 7 3. Slot: over goede en slechte trainers - trainer hoeft niet nodzakelijk een universitair gevormd psycholoog te zijn: stevige intuïtie in zijn relaties met de spelers brengt hem al een heel eind op weg Hoofdstuk 7: De scheidsrechter: sinterklaas of zwarte piet? - complex aan regels en normen - intrinsiek constitutieve extrinsiek constitutieve regels 1. Sportspecifieke nuances - rol van de scheidsrechters wordt sportspecifiek bepaald: iedere discipline vraagt een ander soort scheidsrechter - ploegsporten - ambigue sporttakken 2. Scheidsrechter worden: eigenschappen en contra-indicaties - lichamelijke fitheid - intelligentie en besluitvaardigheid: moet sociaal intelligent zijn - empathie: moet goed psycholoog zijn - perceptie: blinde vlek: ervaren schiesrechters onderkennen dit gevaar in een dergelijke mate dat ze bewust proberen, door hun opstelling en weerbaarheid, de blinde hoek zo klein mogelijk te houden - scheidsrechter moet over een zekere mate van massapsychologie beschikken 3. De scheidsrechter als dirigent: leiderschap 4. Moeilijkheden en problemen - het thuisscheidsrechtersfenomeen - waarnemingsproblemen - aandachtsconcentratie: determinerend: - motivatie - vermoeidheid - van buitenaf komende herrie - bekendheid met de situatie - evaluatieproblemen - problemen inherent aan het spel OBJECTIVITEIT 5. De scheidsrechter: bankdirecteur of handlanger - scheidsrechters zijn zonder meer ambitieuze lui 6. Een slotopmerking voor aspirant-scheidsrechters _______________________________________________________________________________ Overzicht Sportpsychologie 8 Hoofdstuk 8: Agressie bij de sportbeoefenaar: de hiel van Achilles. 1. Wat heet agressie in de sport? A. elk gedrag dat bestaat in het toedienen van pijnlijke prikkels aan een ander individu, het effect van het gedrag staat centraal, opzet wordt niet in rekening gebracht B. gedrag dat gericht is op het schade toebrengen aan iemand anders, niet zozeer de uiteindelijke resultante van het gedrag dan wel de opzet iemand te kwetsen is determinerend 2. Indeling van de takken van sport met betrekking tot agressie - volgens de graad van toegelaten, intrasportief-dominerend gedrag - opdeling van Cauwels (1977) 3. Nature-nurture problematiek, erferlijkheid of milieu: de theorie van de kip of het ei - drift-instinct theorie: Eros (levensdrift) en Thanatos (doodsdrift) - frustratie-agressie model - de leertheorie - - leren door gissen en missen - leren door navolging (Social learning) evaluatie: ontwikkeling van nagenoeg elk menselijk gedragskenmerk is het resultaat van de interactie tussen genetische en omgevingsfactoren 4. Vormen van geweld - instrumentele agressie: kwetsen van de tegenstander is hier niet zozeer een doel op zichzelf, dan wel een noodzakelijk middel om het gewenste doel te realiseren - reactieve agressie: primair gericht op het kwetsen van een andere persoon 5. Een voorbeeld uit de praktijk 6. Besluit - schrijnende behoefte aan een algemene mentaliteisverandering - om de sport van brutaliteiten te vrijwaren zijn er op alle niveau’s mensen nodig die daadwerkelijk fair play willen Hoofdstuk 9: Agressie en sportpubliek: van Ben Hur tot Clockwork Orange 1. Het voetbalpubliek: de twaalfde man - de voetbalsupporter: persoon die met zijn aanmoedigingen en daden een actieve bijdrage wil leveren aan de door hem gewenste verrichtingen van zijn favoriete ploeg _______________________________________________________________________________ Overzicht Sportpsychologie 9 - de voetbalaanhanger: persoon die als passieve consument de verrichtingen van zijn favoriete ploeg als vaststaand aanschouwt en die zich niet geroepen voelt om een actieve bijdrage te leveren in het bereiken van een goed resultaat - de voetballiefhebber: komt enkel voor het voetbalspel als dusdanig, vertoont weinig of geen emotionele binding met de betrokkent teams - geparenteerd publiek: komt naar het voetbal kijken omdat het zich verbonden voelt met een bepaalde speler - recreatieve agressievelingen: bepaalde groep van toeschouwers die enkel naar de wedstrijd komt om herrie te schoppen - sides: vooral jeugdige, fanatieke supporters, die enthousiast hun club aanmoedigen, ze onderschieden zich duidelijk van de andere fans door hun kledij en gedrag: symbolen van de club, raken geregeld verwikkeld in vechtpartijen en massale vernielingen 2. De fascinatie van de wedstrijd - spanning van het kijken naar de wedstrijd, de aanwezigheid van medetoeschouwers, het deel hebben aan menigtegedrag door te kankeren emotionele activatie met agressie in het verlengde - individu raakt in een toestand van identiteitsomneveling 3. Robotfoto van de hooligan - 14 tot +/- 25 jaar, meestal jongeren uit kansarme buurten, bijna allemaal jongens - sides die nog school lopen munten niet bepaald uit inzake ijver en vlijt - overgrote meerderheid die de sides bevolken is werkloos - doorsnee voetbalvandaal groeit op in een klimaat van verregaande toegeeflijkheid en decadente onverschilligheid - behoren tot de meest loyale fans: geweldgedrag is sterk gerelateerd aan supporterschap - vandalen vertolken vaak weinig courante politieke standpunten: vaak extreem rechts 4. Oorzaken en ontstaan van supportersgeweld - voetbal en arbeiderscultuur - voetbalvandalisme als rituele agressie - voetbal als subcultureel verschijnsel: de gang-theorie - socialisatietheorie - vervelingsagressie 5. Een aantal katalysatoren - anonimiteit: door het gevoel deel uit te maken van een menigte verliest het individu een gedeelte van zijn persoonlijk bewustzijn - geweld op het veld: gebeurtenissen op de groene mat laten de emoties van de toeschouwer hoog oplaaien, profspelers: rolmodellen _______________________________________________________________________________ 10 Overzicht Sportpsychologie - alcohol: gevolgen van overdadig alcoholmisbruik zijn vaak niet te overzien, de meest primitieve aandriften krijgen de vrije loop - aanwezigheid politie: doet bij vele vandalen de bloedrruk stijgen - media: sensatiehonger wordt gestild met de meest gruwelijke plaatjes, rellen op het voetbalveld passen perfect in dat kader - de wedstrijd zelf en de omstandigheden waarin de toeschouwer de wedstrijd ziet: essentieel is de subjectieve ervaring van de fan alsook het verwachtingspatroon 6. Een typisch Brits fenomeen 7. Maatregelen - - preventie - identificatie: voetbalpaspoort - zitplaatsen, humor en folklore - strikte scheiding van supporters - structurele maatregelen repressie - verbieden van sportmanifestaties - rijkswacht en politie - alcoholverbod - snelrecht 8. Besluit - aanpak van voetbalvandalisme moet zowel de organisatie van het voetbal als de maatschappij betreffen Hoofstuk 10: Mentale begeleiding: het hoofd helpt de benen - begeleiden in plaats van behandelen: begeleiden heeft niet ndz met een probleem te maken, behandelen wel - mentale in plaats van psychologische begeleiding: mentale richt zich op de persoon van de sportbeoefenaar in zjin totaliteit, centraal staat de bedoeling om de sportbeoefenaar in zijn sport optimaal te laten functioneren. De mentale begeleiding moet er mede toe bijdragen dat de sport een positieve warade krijgt voor de sportbeoefenaar 1. Outward Bound School: klaar om uit te varen - vitaliteit: wilskracht en jeugdigheid - authenticiteit: zelfervaring en zelf-ontplooiing - co-existentie: samen zijn en samenwerken 2. Positief denken _______________________________________________________________________________ 11 Overzicht Sportpsychologie - vormt het tegenwicht voor sport als riskante onderneming, zet niet alleen de favorabele en/of relativerende aspecten van sport in de schijnwerpers, in essentie wordt de sportbeoefenaar bijgebracht om positief te staan tegenover zichzelf 3. Autogene training - één van de meest bekende methodes om de spanningstoestand in ons lichaam te reguleren - onder zelf-suggestie een gevoel van zwaarte en warmte laten ervaren over het gehele lichaam 4. Progressieve relaxatie - nauw verwant aan autogene training - strikt genomen: relaxatie = volledig laten gaan van en het absoluut niets doen met de spieren - bedoeling uiteindelijk om na de training tot een automatische toestand van algemene ontspanning te komen 5. Sofrologie - revolutionaire mentale techniek - discipline die zich bezig houct met wijzigingen in het bewustzijn van de mens, veranderingen die bewerkstelligd worden langs klinische, psychologische en/of chemische weg - raakvlakken met de hypnose 6. Biofeedback - integratie van psychologsiche en fysiologische mechanismen - persoon krijgt informatie over biologische funcites en leert vervolgens door ontspanning en concentratie een bepaald niveau van functioneren vast te houden 7. Visualisering - net als elke fysieke bedrevenheid is de mogelijkheid om krachtige mentale beelden op te roepen een techniek die men kan leren - belangrijk dat de sportbeoefenaar controle krijgt over de beelden die hij oproept - visualisatie heeft invloed op fysieke functies - visualisatie helpt het leerproces versnellen - visualisatie gebruikt een taal die het lichaam begrijpt - toegepast op de sportsituatie is de visualisatietechniek zowel probleemoplosser als geestelijke mentor: kan de concentratie aanscherpen en de angst en de fysieke inspanning verminderen 5-tal fasen van mentale beeldvorming als geestelijke ruggesteun: - oefening van uitvoering - net voor de actie - tijdens de actie - net na de actie - nabeschouwing van prestaties 8. Slotopmerking _______________________________________________________________________________ 12 Overzicht Sportpsychologie