Nota van randvoorwaarden Hoogstede- Klingelbeek Vergadering Burg. en Weth 29 mrt 2005 Gemeente Arnhem, 7 maart 2 Nota van randvoorwaarden Hoogstede-Klingelbeek Inhoudopgave 1. Inleiding p. 2 2. Randvoorwaarden p. 4 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13 3. Wonen Stedenbouw en Landschap Groen en ecologie Verkeer Duurzaam bouwen Waterhuishouding en riolering Energie Afvalinzameling Geluid Hinderen externe veiligheid Bodem Archeologie en Cultuurhistorie Planeconomische aspecten Proces 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 p.'4 p. 4 p. 4 p. 5 p. 6 p. 6 p. 6 p. 7 p. 7 p. 7 p. 8 p. 8 p. 8 p. 9 Inleiding Randvoorwaarden Overeenkomst met ontwikkelaar Stedenbouwkundig plan Beeldkwaliteitplan Inrichtingsplan Bestemmingsplan Bouwplan Bijlage 1: Plangebied p. 9 p. 9 p. 9 p. 9 p. 9 p. 9 p. 10 p. 10 Nota van randvoorwaarden Hoogstede-Klingelbeek 1. Inleiding In het gemeentelijke Structuurplan (Arnhem 2010), deelgebied Noordwest, is woningbouw op de Hoogstedelaan als een van de beoogde ontwikkelingen tot het jaar 2010 aangegeven. Hiertoe is in 2001 een bestemmingsplan in procedure gebracht. De Raadscommissie ROV heeft destijds geadviseerd dit plan niet vast te stellen, in verband met de vele bezwaren die de bewoners tegen het plan hadden. Woningbouw op deze locatie stond echter niet ter discussie. Op verzoek van de raadscommissie is vervolgens een notitie gemaakt waarin de randvoorwaarden en het te volgen proces met omwonenden is vastgelegd. Deze notitie is in de commissie van november 2001 vastgesteld. Echter n.a.v. de toezegging van wethouder van Bodegraven en de gemeenteraad aan de bewoners de ontwikkeling van Hoogstede integraal met de overige ontwikkelingen in de directe omgeving van Hoogstede te bezien heeft het MT besloten om de vastgestelde randvoorwaarden ter herijken. Daarbij is in het MT van 24 februari 2004 gekozen voor een scenario van het plan Hoogstedelaan dat uitgaat van een aanpassing van het projectgebied en programma. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn ondermeer het uitbreiden van het projectgebied met het Kromkamp-terrein en de ontsluiting van het projectgebied via de aan te leggen weg tussen de rotonde op de Utrechtseweg en de Klingelbeekseweg. In deze notitie zijn de nieuwe randvoorwaarden van de ontwikkeling Hoogstede-Klingelbeek (verder te noemen H-K) opgenomen. Deze zijn opgesteld aan de hand van de al eerder door de gemeenteraad vastgestelde randvoorwaarden voor het plangebied Hoogstede en aangepast/geactualiseerd vanwege de uitbreiding van het plangebied met het deel Kromkamp en de andere ontwikkelingen. Plangebied Het plangebied is vastgelegd op tekening van bijlage 1. In de omgeving van dit plangebied spelen een aantal relevante ontwikkelingen, te weten: Businesspark Arnhem Er bestaat een verkeerskundige relatie met de herontwikkeling van het Businesspark Arnhem tot kantoren- en woonpark. In de Nota van Uitgangspunten ontwikkeling BPA is een nieuwe verbindingsweg opgenomen tussen de de Utrechtseweg (vlak bij de rotonde bij de ingang van BPA) en de Klingelbeekseweg (helemaal aan de oostkant van het BPA-terrein). Uitgangspunt voor de ontwikkeling H-K is dat de hoofdontsluiting van het gebied plaats vindt via deze nieuwe verbindingsweg. Tevens wordt een knip aangebracht voor het autoverkeer op de Klingelbeekseweg, om zo het woongebied te ontlasten van het verkeer voor BPA en het doorgaande (sluip) verkeer. Huis en Haard De Drie Gasthuizen gaat het gebouw aan de Utrechtseweg verbouwen naar een zorghotel en wil zorg kunnen leveren aan de te realiseren woonzorgappartementen binnen het project H-K en de eventueel op het BPA terrein te realiseren woonzorgappartementen. De drie Gastenhuizen kan op verzoek ook zorg leveren aan de bewoners in de bestaande en nieuwe woningen. 2. Randvoorwaarden In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden beschreven die noodzakelijk zijn bij het maken van een Stedenbouwkundig plan en Inrichtingsplan. In de toekomst zullen wellicht nog nadere randvoorwaarden moeten worden afgegeven voor volgende fasen van het plan. Algemeen uitgangspunt vanuit Stadsbeheer is de nota "Randvoorwaarden en kwaliteitseisen Stadsbeheer 2004". 2.1 Wonen Ten aanzien van het woningbouwprogramma gelden de volgende volkshuisvestelijke uitgangspunten of streefwaarden: • conform de KAN- afspraken dient minimaal 35% in de sociale sfeer (sociale huur of sociale koop met als maximale VON- prijs € 172.000,- ) en maximaal 65% huur- en/of koopwoningen in de duurdere categorie te worden gerealiseerd; • in de duurdere categorie (huur of koop) wordt gestreefd naar een ontwikkeling van circa 10 vrije kavels van gemiddeld 500 m2 en circa 50 half vrijstaande woningen met een perceeloppervlakte van gemiddeld 300 m2; • specifieke aandacht voor doelgroep senioren: realisatie van circa 50 gestapelde woonzorg appartementen waarvan 35 - 40 in de sociale sfeer; • de woningen dienen levensloopbestendig te worden gebouwd, met andere woorden: de woningen moeten voor alle leeftijdsgroepen geschikt zijn; • circa 100 woningen zullen d.m.v. projectmatige bouw worden gerealiseerd. 2.2 Stedenbouw en landschap Voor de inrichting van de locatie is een aantal stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten geformuleerd, namelijk: • de stedenbouwkundige invulling dient te passen binnen de structuur en de sfeer van de wijk Klingelbeek. • uitgegaan wordt van ca. 110 woningen in het totale plangebied; • voor de (half)vrijstaande woningen wordt uitgegaan van 2 bouwlagen met een kap. Voor het appartementengebouw gaan wordt uit gegaan van in principe 3 bouwlagen. Bij een financiële noodzaak en/of een wenselijk ruimtelijk accent is een beperkte 4e bouwlaag denkbaar indien dit geen nadelige consequenties heeft voor de huidige bebouwing; • ten behoeve van de bezonning en privacy dient voldoende afstand tot de bestaande bebouwing op aangrenzende kavels aangehouden te worden. Voor de hoger gelegen woningen worden zoveel mogelijk doorzichten gecreëerd; • ter verhoging van afwisseling en kwaliteit in het woonmilieu dient op een creatieve manier te worden ingespeeld op het aanwezige hoogteverschil van de locatie; de druiventeelt dient zo mogelijk gehandhaafd te worden; de aanwezige voorzieningen (speelterrein met dieren, jeu de boules b aan, etc) zullen ergens terugkomen op de meest logische/functionele locatie de cultuurhistorische waarde van het plangebied is uitgangspunt voor de ontwikkeling. • • • 2.3 Groen en ecologie Voor de ontwikkeling van het gebied worden vanuit groen en ecologie de volgende randvoorwaarden gesteld: • Uitgangspunt is om het bestaande reliëf te benutten. Respect voor de onderligger; • Waardevolle ecologische elementen dienen behouden te blijven door bij het bouwrijp maken het aanwezige reliëf van het terrein zoveel mogelijk te sparen; • Uit een vleermuizeninventarisatie blijkt dat vooral het middengebied en het holle weggetje gebruikt wordt door vleermuizen als vliegroute tussen Meijnerswijk en de noordelijk gelegen verblijfplaatsen. Ook de huidige tuinen behoren tot de vliegroutes. De aanbevelingen uit dit onderzoek dienen zoveel mogelijk in het plan betrokken te worden. Aandachtspunten zijn het zoveel mogelijk behouden en versterken van de bestaande vliegroutes (en eventueel aanwezige populaties) van vleermuizen en het zoveel mogelijk voorkomen van nadelige verstoring tijdens de bouw - en herinrichtingactiviteiten. Aanbevolen wordt om een vleermuisdeskundige te raadplegen voor dat de bouwwerkzaamheden starten. Uit het flora en fauna onderzoek kunnen nieuwe randvoorwaarden voortkomen. De belangrijkste randvoorwaarden zijn: de weg "laantje van Kromkamp" als ecologische verbinding met bomenrijen inrichten. Bij een eventuele doorsnijding met verkeer een minimaal profiel toepassen. In verband met de vleermuizen dient verlichting langs de holle weg vermeden te worden. Wanneer verlichting onvermijdelijk is vanuit het oogpunt van veiligheid verdient het aanbeveling deze aan de lijzijde af te schermen met beplanting; voor vogels dient nestruimte gecreëerd worden, door gebouwen te voorzien van neststenen én nestpannen op de gebouwen en gebouwen ook voorzien van holtes voor de vleermuizen; • • • in het plangebied dient rekening te worden gehouden met de foerageermogelijkheden voor vleermuizen door aanplant van gevarieerd inheems groen; er moet centraal in het plangebied een groengebied en een trapveldje gerealiseerd worden van minimaal 3.000 m2, waarmee aanwezige ecologische functies (waaronder de aanwezige verbindingszone tussen Veluwe en Rijn) en bestaand groen zoveel mogelijk wordt gehandhaafd. Behalve dat de bestaande beplanting zoveel mogelijk gehandhaafd moet blijven, dienen ook enkele boom- en struweelgroepen aangeplant te worden in het toekomstige centrale groengebied. Dit is gunstig voor kleinere zoogdieren (o.a. egels), vlinders en vogels; Nieuwe aanplant in de openbare ruimte moet van een gevarieerde inheemse beplanting zijn die van nature op de grondslag thuis hoort; De kwaliteit van de routes voor langzaam verkeer worden verhoogd door deze te koppelen aan het centraal gelegen groen. De groene plek wordt hiermee vanuit de wijk ook goed bereikbaar. 2.4 Verkeer Voor de ontwikkeling van het gebied worden vanuit verkeer de volgende randvoorwaarden gesteld: • de ontsluiting van de locatie dient zodanig ingericht te worden dat geen overlast voor de bewoners van de Klingelbeekseweg en Hoogstedelaan ontstaat. Hiertoe dient de Hoogstedelaan als hoofdontsluiting voor het oostelijk deel van de locatie. Het westelijk deel van de locatie dient te worden ontsloten via een ontsluitingsweg vanaf de rotonde van de Utrechtseweg (bij de entree van het BPA- terrein) naar de Klingelbeekseweg • om de relatie met de bestaande omgeving te versterken zullen er langzaam verkeersverbindingen (voet- en fietspaden) worden gerealiseerd met de Hoogstedelaan en Klingelbeekseweg. Het betreft geen hoofdfietsroutes; • voor een (half) vrijstaande woning geldt een parkeernorm van 1,9 parkeerplaats per woning, waarvan 1 parkeerplaats op het eigen terrein (garage met oprit) en 0,9 parkeerplaats per (half)vrijstaande woning. Voor de woonzorg appartementen geldt een parkeernorm van minimaal 0,5 parkeerplaats per wooneenheid. • de openbare ruimte dient verkeers- en sociaal veilig ingericht. Er moet worden uitgegaan van goed verlichte fiets- en voetpaden die zichtbaar zijn vanuit de woningen (m.u.v. het informele fietspad- zie ecologie); • het weggetje van Kromkamp zal ingericht worden als een fiets- voetpad. • het plangebied, inclusief de nieuwe verbindingsweg tussen de Utrechtseweg en de Klingelbeekseweg, valt in een verblijfsgebied met een maximumsnelheid van 30 km per uur. 2.5 Duurzaam bouwen De gemeenten in Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) hebben het "Convenant Duurzaam Bouwen" (2000) opgesteld. Hierin beogen de partijen uniformiteit in aanpak en toepassing van het duurzaam bouwen. Met dit convenant leggen de partijen de tussen hen gemaakte afspraken vast met betrekking tot het minimum kwaliteitsniveau van het duurzaam bouwen in het KAN. Het "Pakket Duurzame Stedenbouw in het KAN" maakt hier onderdeel van uit en is tevens een uitwerking van het Regionale Structuurplan. Het pakket bestaat uit een opsomming van uitgangspunten die gehanteerd kunnen worden om woon- en werklocaties duurzaam te ontwikkelen en te beheren. De in het pakket genoemde uitgangspunten dienen zoveel mogelijk te worden gehanteerd bij de opstelling en de uitvoering van dit plan. Projectmatige nieuwbouwplannen in bestaand stedelijk gebied moeten voldoen aan de specificaties die het predikaat "Woonkeur" stelt aan woningen c.q. woongebouwen. Voor het plan is vooral van belang dat indien de omgevingssituatie dit mogelijk maakt ook de woonomgeving aan de eisen van het keurmerk dient te voldoen. 2.6 Waterhuishouding en riolering Voor de ontwikkeling van het gebied worden vanuit de waterhuishouding en riolering de volgende randvoorwaarden gesteld: • Het beleid van de gemeente Arnhem is er op gericht de infiltratie van hemelwater te stimuleren. Voor deze locatie betekent dit: dat het hemelwater binnen het plangebied in de bodem moet worden geïnfiltreerd en niet via de riolering mag worden afgevoerd; dat het afstromend regenwater van de rijweg en de parkeerplaatsen op een infiltratiesysteem moet worden aangesloten. Dit infiltratiesysteem dient te worden voorzien van een waterzuiverende installatie/begroeiing. De eigenaar van het perceel is verantwoordelijk voor de afvoer van regenwater, het beheer en het onderhoud van de infiltratievoorzieningen op zijn perceel; dat afstromend regenwater van de daken eveneens in de bodem moet worden geïnfiltreerd in plaats van te worden afgevoerd. Dit stelt tevens eisen aan de kwaliteit van het afstromende hemelwater in relatie tot toe te passen bouwmaterialen. Derhalve geen gebruik van uitloogbare bouwmaterialen; - dat verharde oppervlakten zoveel mogelijk beperkt moeten blijven. Op deze wijze blijft de infiltratie van het regenwater in de bodem mogelijk en blijft infiltratie met behulp van technische constructies beperkt. • De riolering dient zoveel mogelijk te worden ingepast in het bestaande systeem; • Nader onderzoek naar de waterhuishouding is gewenst, mede gezien de bijzondere ligging van het plangebied op een stuwwal en het aanwezige hoogteverschil. Wanneer er gedacht wordt aan het bouwen van ondergrondse bouwwerken, dan is nader onderzoek een vereiste. 2.7 Energie Op KAN niveau is het convenant Duurzaam Bouwen KAN afgesloten tussen provincie, gemeenten, woningbouwcorporaties, aannemers en andere partijen. Hierin is een pakket stedenbouw en nog een aantal pakketten opgenomen. In het pakket stedenbouw zijn maatregelen opgenomen over energie. De maatregelen uit het pakket stedenbouw zijn als volgt: • Benut de mogelijkheden van zonne-energie optimaal; • Compact en beschut bouwen (B); • Benut mogelijkheden van duurzame energiebronnen optimaal (B); • Pas doelmatige energiesystemen toe (A); B is een vaste maatregel en A is een aanbeveling In het Arnhems Milieubeleidsplan II (1997- 2001; inhoudelijk nog steeds van kracht) zijn de volgende doelstellingen omschreven voor nieuwbouw: • • • Reductie van de CO2-emissie tot 50% ten opzichte van vergelijkbare locaties die volgens de gangbare praktijk uit 1990 zijn gebouwd. Bij voltooiing van een wijk dient minimaal 10% van de energievraag door duurzame bronnen te worden geleverd. Met een goede oriëntatie van de woningen ten opzichte van de zon kan energie besp aard worden door het gebruik van passieve zonne-energie. Een goede bezonning van openbare ruimte en tuinen verhoogt de verblijfskwaliteit. 2.8 Afvalinzameling Vanuit afvalinzameling worden de volgende randvoorwaarden gesteld: • Het Arnhemse afvalbeleid is vastgelegd in het Afvalplan 2000-2005. De bebouwingswijze is bepalend voor de wijze waarop huishoudelijk (rest) afval wordt ingezameld: bij laagbouw dient gebruik gemaakt te worden van minicontainers. Bij gestapelde bouw dient gebruik gemaakt te worden van ondergrondse afvalinzameling. • In het plan moet rekening worden gehouden met het ruimtebeslag van minicontainers (op eigen terrein, rond de woning en in de openbare ruimte) en bereikbaarheid van de containerverzamelplekken en de verzamelcontainers voor afvalinzamelvoertuigen. Het inrijden van doodlopende straten zonder deugdelijke keermogelijkheden is voor het inzamelen van afval niet gewenst. 2.9 Geluid Wegverkeerslawaai Volgens het categoriseringsplan van Arnhem (september 2000) bevindt het plangebied zich in of wordt het plangebied omgevormd tot een verblijfsgebied. Dit betekent dat de maximum snelheid in de omgeving van het plangebied 30 km/ uur is. Vanuit de Wet geluidhinder zouden er, zoals de wet er nu ligt, geen belemmeringen zijn voor de ontwikkelingen ter plaatse. Er zit echter een wetswijziging aan te komen. Wanneer dit doorgaat, zal er ook in de verblijfsgebieden (30 km zone) getoetst moeten worden op de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde voor geluid. Het gaat in dit plangebied dan om hinder van de nieuwe weg op bestaande woningen en hinder van alle wegen (inclusief de nieuwe weg) op de te bouwen woningen. Railverkeerslawaai Gezien de afstand tot het spoor worden er voor dit aspect geen belemmeringen verwacht. 2.10 Hinder en externe veiligheid Het terrein van de KEMA is een uitgebreid onderzoekscomplex met diverse onderzoeks- en keuringsactiviteiten. Gelet op de afstand en effecten is het kortsluitlaboratorium het meest relevant. Voor deze unieke inrichting zijn geen voorkeursnormen voorhanden. Daarom is naar de milieuvergunningen gekeken. Omdat deze nogal complex zijn, is een revisie van de milieuvergunningen voorbereid. Dit leidt uiteindelijk tot één nieuwe allesomvattende milieuvergunning. Bij het afgeven van deze vergunning zal rekening gehouden worden met de dichtstbijzijnde woningen. De nieuw te bouwen woningen in dit plan zullen verder weg gesitueerd worden. De milieuvergunning van het KEMA zal dan ook geen invloed hebben op deze nieuwbouw. 2.11 Bodem Uitgangspunt is dat er geen risico's voor de volksgezondheid zijn. Geadviseerd wordt de noodzaak van de aard, omvang en intensiteit van onderzoek in overleg met de dienst Stadsbeheer (afdeling water en bodem) af te stemmen, zodat efficiënt kan worden gewerkt. De resultaten van het bodemonderzoek zijn nodig voor de aanvraag van de bouwvergunning en ten behoeve van de bestemmingsplanwijziging. Er moet rekening gehouden worden met de conclusies en aanbevelingen uit het "Verkennend bodemonderzoek", Grontmij Gelderland oktober 1995 en "Verkennend en aanvullend bodemonderzoek", afdeling Bodem Afvalstoffen en Water, dienst MOW, juni 1998. 2.12 Archeologie en Cultuurhistorie Vanuit archeologie en cultuurhistorie worden de volgende randvoorwaarden gesteld: • Naar aanleiding van het RAAP- onderzoek (december 1998) is in december 1998 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. De resultaten van het proefonderzoek geven geen aanleiding tot het opnemen van beschermende maatregelen ten aanzien van de vindplaatsen. Wel dient voorafgaand aan de nieuwbouw eerst nog een uitgebreider onderzoek plaats te vinden. Dit onderzoek zal zich middels het openleggen van grotere vlakken dan tot nu toe is gebeurd wederom moeten richten op de vraag of er nederzettingssporen aanwezig zijn op het betreffende terrein. • De aanbevelingen uit het "Cultuurhistorische analyse en waardestelling Hoogstedelaan", SB4, januari 2003 (p. 45), dienen meegenomen worden. Nog niet eerder in de tekst genoemde randvoorwaarden zijn: Bestrating holle weg: nadere onderzoek is gewenst naar de omvang en de authenticiteit van de oude klinkerbestrating van de holle weg (vroegere oprijlaan van Klingelbeek). Indien van voldoende omvang en van historische waarden, wordt aanbevolen dit materiaal ter plekke te hergebruiken. Voor de uitbreiding van het plangebied Kromkamp dient een aanvullend cultuurhistorisch onderzoek te worden uitgevoerd. 2.13 Planeconomische aspecten Vanuit planeconomie worden de volgende randvoorwaarden gesteld: • een minimaal budgettaire neutrale ontwikkeling voor de gemeente; • een minimaal uitgeefbaar oppervlak van circa 55% van het plangebied. 3 Proces 3.1 Inleiding Onderstaand worden per onderdeel de werkzaamheden kort beschreven en indien van toepassing wordt ook de communicatie met de verschillende partijen beschreven. 3.2 Randvoorwaarden In deze notitie zijn de nieuwe randvoorwaarden voor het gebied Hoogstede-Klingelbeek vastgelegd. Deze worden door het college van Burgemeester en Wethouders vastgesteld en aan de gemeenteraadscommissie ter kennisname aangeboden. In 2001 heeft de raadscommissie de omwonenden van het gebied toegezegd dat op basis van de vastgestelde Nota van Randvoorwaarden overleg met bewoners en ontwikkelaar zal plaatsvinden over het Stedenbouwkundig plan en Inrichtingsplan. Vanwege de uitbreiding van het plangebied en het aanpassen van het bouwprogramma is een nieuwe Nota van Randvoorwaarden opgesteld. Anders dan in 2001 heeft nu ook overleg met de bewoners plaats gevonden over de Nota van Randvoorwaarden. Ook nu zal weer intensief overleg met de bewoners en ontwikkelaar plaatsvinden over het Stedenbouwkundig plan, Beeldkwaliteitplan en het Inrichtingsplan. 3.3 Overeenkomsten met de ontwikkelaar De Nota van Randvoorwaarden zijn het uitgangspunt voor de vervolgstappen. Na de vaststelling van de Nota van Randvoorwaarden door de Gemeenteraad zal met de ontwikkelaar van het gebied een intentieovereenkomst voor de ontwikkeling worden gesloten. Na het vaststellen van het Stedenbouwkundig- Beeld- en Inrichtingsplan zal een realisatieovereenkomst met de ontwikkelaar worden gesloten. 3.4 Stedenbouwkundig plan Op basis van de vastgestelde randvoorwaarden en de uitgevoerde onderzoeken zal een Stedenbouwkundig plan worden gemaakt. Bij de totstandkoming van dit plan zullen de bewonersgroep en de marktpartijen (Vivare, Drie Gasthuizen, BPA) worden betrokken. De bewonersgroep en de marktpartijen zullen de gelegenheid krijgen om te reageren op en te adviseren over het plan (in maximaal 3 bijeenkomsten). Ook alle bewoners/belangstellenden worden geïnformeerd over het plan en krijgen de gelegenheid te reageren. De gemeente beslist uiteindelijk over het Stedenbouwkundig plan. Aansluitend kan een nieuw Bestemmingsplan worden opgesteld. 3.5 Beeldkwaliteitplan Door de gemeente wordt in overleg met de bewonersgroep en de marktpartijen een Beeldkwaliteitplan opgesteld. Het Beeldkwaliteitplan dient als basis voor de bouwplannen van de architect(en) en als basis voor de inrichting openbare ruimte. De bewonersgroep en de marktpartijen zullen de gelegenheid krijgen om te reageren op en te adviseren over het plan (in maximaal 2 bijeenkomsten). Ook alle bewoners/belangstellenden worden geïnformeerd over het plan en krijgen de gelegenheid te reageren. De gemeente beslist uiteindelijk over het Beeldkwaliteitplan. 3.6 Inrichtingsplan Op basis van de vastgestelde randvoorwaarden, de uitgevoerde onderzoeken, het Stedenbouwkundig plan en het Beeldkwaliteitplan zal het Inrichtingsplan worden gemaakt. De bewonersgroep en de marktpartijen zullen de gelegenheid krijgen om te reageren op en te adviseren over het plan (in maximaal 2 bijeenkomsten). Ook alle bewoners/belangstellenden worden geïnformeerd over het plan en krijgen de gelegenheid te reageren. De gemeente beslist uiteindelijk over het Inrichtingsplan. 3.7 Bestemmingsplan Aansluitend op de plannen kan een nieuw Bestemmingsplan worden opgesteld voor het gebied. Het streven is 1 Bestemmingsplan voor Arnhem-West op te stellen en in procedure te brengen. 3.8 Bouwplan In overleg met de gemeente stellen de ontwikkelaars 1 of meerdere architecten voor het gebied aan. Vervolgens geeft de ontwikkelaar de architect opdracht om op basis van het Stedenbouwkundig plan en het Beeldkwaliteitplan een bouwplan te ontwikkelen. In deze fase wordt de bewonersgroep door de ontwikkelaar bij het proces betrokken. Bijlage 1; Plangebied