De nederigheid van Jezus Christus

advertisement
De nederigheid van Jezus Christus.
Joh.13:1-15 Het was kort voor het pesachfeest. Jezus wist dat Zijn tijd gekomen was en dat
Hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader. Hij had de mensen die Hem in de wereld
toebehoorden lief, en Zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan. Jezus en Zijn leerlingen
hielden een maaltijd. De duivel had intussen Judas, de zoon van Simon Iskariot, ertoe
aangezet Jezus te verraden. Jezus, die wist dat de Vader Hem alle macht had gegeven,
dat Hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan, stond tijdens de
maaltijd op. Hij legde Zijn bovenkleed af, sloeg een linnen doek om en goot water in
een waskom. Hij begon de voeten van Zijn leerlingen te wassen en droogde ze af met
de doek die Hij had omgeslagen. Toen Hij bij Simon Petrus kwam, zei deze: U wilt toch
niet mijn voeten wassen, Heer? Jezus antwoordde: Wat Ik doe, begrijp je nu nog niet, maar
later zul je het wel begrijpen. O nee, zei Petrus, míjn voeten zult U niet wassen, nooit! Maar
toen Jezus zei: Als Ik ze niet mag wassen, kun je niet bij Mij horen, antwoordde hij: Heer,
dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd! Hierop zei Jezus: Wie
gebaad heeft hoeft alleen nog zijn voeten te wassen, hij is al helemaal rein. Jullie zijn dus
rein, maar niet allemaal. Hij wist namelijk wie Hem zou verraden, daarom zei Hij dat ze niet
allemaal rein waren. Toen Hij hun voeten gewassen had, deed Hij Zijn bovenkleed aan en
ging weer naar Zijn plaats. Begrijpen jullie wat Ik gedaan heb? vroeg Hij. Jullie zeggen altijd
Meester en Heer tegen Mij, en terecht, want dat ben Ik ook. Als Ik, jullie Heer en jullie
meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen. Ik heb een voorbeeld
gegeven; wat Ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen.
A: Introductie op de nederigheid van Christus.
Dit Bijbelgedeelte is voor de meeste Bijbellezers een zeer bekend gedeelte, want het is het
Bijbelverhaal waarin Jezus de voeten van Zijn leerlingen wast; toch is het maar de vraag of
wij de eeuwige achtergrond van deze gebeurtenis wel goed begrepen hebben. Dit wassen
van de voeten van Zijn leerlingen vond plaats tijdens de laatste Pesachmaaltijd die Jezus
met hen vierde, voordat Hij naar het kruis ging. Maar om dit verhaal goed in zijn context te
kunnen begrijpen moeten we Joh.13 in één verband lezen met het onderwijs van Jezus aan
Zijn leerlingen in Joh.14-17. Jezus eindigde Zijn openbare bediening in Joh.12, en daarna
had Hij een laatste privé-ontmoeting met Zijn volgelingen om hen voor te bereiden op Zijn
dood aan het kruis en de gebeurtenissen daarna. Het feit dat Hij een privé-ontmoeting met
Zijn leerlingen had, heeft te maken met Zijn diepgaande onderwijs over het leiderschap dat
na Zijn hemelvaart op hun schouders zou komen te liggen. Dit onderwijs vinden we ook in
Matt.24-25, en dit onderwijs over leiderschap is specifiek bedoeld voor de apostolische
bediening door de eeuwen heen, maar vooral voor de eindtijd.
Joh.13:7 Wat Ik doe, begrijp je nu nog niet, maar later zul je het wel begrijpen.
Wat Jezus in Joh.13 gedaan heeft, is niet direct voorspelbaar te begrijpen door het menselijk
verstand; Zijn profetische voorbeeld wordt niet begrepen door hen die dit gedeelte af en toe
lezen. Zelfs de leerlingen van Jezus begrepen op dat moment niet wat Hij werkelijk aan het
doen was, toen Hij hun voeten waste, maar ze zouden het later wel begrijpen. Dit latere
tijdstip begon al op het moment dat Jezus aan het kruis hing, maar na Zijn hemelvaart en de
uitstorting van de Heilige Geest werd hun begrip nog enorm uitgediept. Maar vooral bij de
tweede komst van Jezus zal de wereldwijde gemeente pas echt begrijpen wat de werkelijke
betekenis van de voetwassing is geweest. Dus wanneer wij de voetwassing door Jezus echt
willen leren begrijpen, moeten wij Zijn dood aan het kruis bestuderen, en ook Zijn hemelvaart
en de uitstorting van de Heilige Geest, maar vooral Zijn soevereine optreden in de eindtijd
die zal resulteren in Zijn tweede komst naar de aarde.
Joh.13 volgt op Joh.12, en er zijn Bijbelleraars die geloven dat deze twee hoofdstukken het
scharnierpunt in het evangelie van Johannes vormen vanwege de contrast tussen deze twee
hoofdstukken. Joh.12 begint met het verhaal waarin Jezus met Zijn leerlingen en andere
gasten aan tafel zit, maar tijdens de maaltijd komt Maria van Betanië de kamer binnen en
wast de voeten van Jezus met kostbare, zuivere nardusolie, waarna zij Zijn voeten afdroogt
met haar eigen haar (Joh.12:3). Maar in Joh.13 zitten de leerlingen van Jezus aan tafel,
1
terwijl Hijzelf bij hun voeten neerknielt om hun voeten te wassen, waarna Hij hun voeten met
een droogdoek afdroogt. Een grotere tegenstelling kan er haast niet zijn, maar het wassen
van hun voeten is een profetisch voorbeeld van zeer hoog gehalte, wat spreekt van een zeer
krachtige dynamiek in het wezen en karakter van God. De Zoon van God is een profeet,
zelfs meer dan een profeet, want Jezus brengt in Zijn profetische handelen in dit gedeelte de
vele woorden van profeten uit het Oude Testament tot uitdrukking (Hebr.1:1-2).
B: Het principe van aanschouwen en gelijkvormig worden.
Joh.13:1 Het was kort voor het pesachfeest. Jezus wist dat Zijn tijd gekomen was en dat Hij
uit de wereld terug zou keren naar de Vader. Hij had de mensen die Hem in de wereld
toebehoorden lief, en Zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan.
De volheid van de liefde van Christus wordt gezien in Zijn houding van zachtmoedigheid en
dienstbaarheid, want de liefde van God is het overkoepelende thema van het onderwijs van
Jezus in Joh.13-17. Wat Jezus tijdens de voetwassing demonstreerde, heeft inderdaad te
maken met de uiterste grens van Zijn liefde voor ons. Dit kan ons enigszins verbazen, omdat
wij een dergelijke gedachte wel bij het kruis verwachten, maar niet bij de voetwassing. Want
even later zou Jezus zeggen dat er geen grotere liefde bestaat dan je leven te geven voor je
vrienden (Joh.15:13), en daarbij verwees Jezus naar Zijn dood aan het kruis. Maar wat
Jezus bij de voetwassing deed, was een profetische daad waarmee Hij toen al het uiterste
van Zijn liefde voor hen demonstreerde. In de voetwassing liet Jezus hen de lengte en de
breedte, de hoogte en de diepte van Zijn liefde zien (Efez.3:18-19), en daarom zei Jezus ook
tegen Petrus in vers 7 dat hij op dat moment de voetwassing niet kon begrijpen, maar dat hij
dat later wel zou doen. De Bijbel zegt ons in vers 1 dat Jezus in de voetwassing de buitenste
grenzen van Zijn liefde aan Zijn leerlingen demonstreerde, de diepste diepte van de liefde
van God. Daarom vraagt dit Bijbelgedeelte om onze intense aandacht, diepgaande meditatie
en veelvuldige overdenking, zodat wij inzicht kunnen krijgen in de volheid van de liefde van
Christus voor ons, die tot het uiterste is gegaan.
Joh.13 handelt over de zachtmoedigheid van Christus en Zijn dienstbaarheid aan ons, want
de werkelijke betekenis van de persoonlijkheid van Jezus is Zijn leven vanuit de liefde van de
Vader voor ons (Joh.15:9, 17:23b+26). Daarom wordt de grootste expressie van Goddelijk
karakter gevonden in een leven van liefde, en dat is pas werkelijk een leven van heiligheid.
Leven vanuit liefde wordt zichtbaar in zachtmoedigheid en dienstbaarheid. En het geheim
van het onderwijs van Jezus aan ons is dat wij gelijkvormig worden aan datgene wat wij in
het hart van Jezus hebben ontdekt en aanschouwd (2Kor.3:18). De openbaring van de
zachtmoedigheid van Jezus ontwikkelt in ons een verlangen om aan Hem gelijk te worden,
en datgene wat wij in Joh.13 over Jezus ontdekken, creëert in ons een verlangen om net zo
zachtmoedig en dienstbaar te worden als Jezus. Liefde, nederigheid en zachtmoedigheid zijn
de hoogste expressies van Goddelijk karakter op de aarde, en deze begrippen zijn daarom
synoniemen voor het begrip heiligheid.
C: Jezus is het beeld van God de Vader.
Hebr.1:2 Maar nu de tijd ten einde loopt heeft Hij tot ons gesproken door Zijn Zoon, die Hij
heeft aangewezen als enig erfgenaam en door wie Hij de wereld heeft geschapen. In Hem
schittert Gods luister, Hij is Zijn evenbeeld.
God de Vader beleeft grote vreugde, wanneer Hij Zijn eigen nederigheid weerspiegeld ziet in
het werk van de Heilige Geest en in het leven van Zijn mensgeworden Zoon Jezus; dit is het
mysterie van Gods nederigheid. Jezus demonstreert in Joh.13 de nederigheid van Zijn eigen
Vader, want de samenwerking binnen de Goddelijk Drie-Eenheid is gecentreerd rond het
thema van onderlinge nederigheid tussen God de Vader, God de Zoon en de Heilige Geest.
Maar de grote vraag die wij over Jezus hebben is altijd weer hoe het toch mogelijk is dat
Iemand die zo machtig en zo sterk is, in staat is om zo nederig te zijn en zo diep af te dalen
naar de aarde. Het antwoord ligt in het feit dat God van nature een God van nederigheid is
op een manier die voor ons als mensen moeilijk te begrijpen is.
Ps.113:1-6 Halleluja! Loof, dienaars van de HEER, loof de naam van de HEER. De naam
2
van de HEER zij geprezen van nu tot in eeuwigheid. Van waar de zon opkomt tot waar zij
ondergaat, zij geloofd de naam van de HEER. Verheven boven alle volken is de HEER,
verheven boven de hemel Zijn luister. Wie is gelijk aan de HEER, onze God, die hoog daar
boven Zijn woning heeft, die Zijn oog richt naar beneden, wie in de hemel en op de aarde?
Het mysterie van Gods nederigheid is zo groot, dat zelfs de vertalers van de Bijbel er moeite
mee hebben om op dit punt het Hebreeuws in de Bijbel nauwkeurig te vertalen. Want de
vetgedrukte tekst in vers 6 wordt in de NBG’51-vertaling en de Statenvertaling vertaald met
de woorden “die zeer laag neerziet”, maar ook dat is geen correcte vertaling van wat het
Hebreeuws werkelijk zegt. Letterlijk staat hier dat God Zichzelf vernedert om in de hemelen
en op de aarde te kijken. Vers 4 zegt dat God in Zijn glorie verheven is boven de hemel, en
dat spreekt niet alleen maar van het luchtruim of van het universum; Gods glorie is zelfs ver
verheven boven de hemel der hemelen, en volgens Salomo kon zelfs de hoogste hemel de
glorie van God niet bevatten (2Kron.6:18). Vers 5 zegt dat God Zijn woning hoog boven alles
heeft, maar wanneer Hij Zijn oog richt op de engelen in de hemel en op alles wat op de
aarde is, God Zichzelf daarvoor moet vernederen om dat te kunnen doen. Het vraagt van
God een daad van nederigheid om met Zijn schepping in de hemel en op de aarde te kunnen
omgaan. Of God Zich nu bemoeit met de hoogstgeplaatste aartsengel of dat Hij Zich bemoeit
met het kleinste insect op aarde, in beide gevallen vraagt het om een daad van nederigheid
van Godswege om dit te kunnen doen. Zelfs alleen maar het kijken naar Zijn schepping
vraagt van Hem een daad van nederigheid, een daad van opmerkelijke nederigheid, omdat
Hij altijd boven alles en iedereen verheven is.
D: De openbaring van de Heilige Geest.
1Kor.2:10-11 God heeft ons dit geopenbaard door de Geest, want de Geest doorgrondt alles,
ook de diepten van God. Wie is in staat de mens te kennen, behalve de geest van de mens?
Zo is alleen de Geest van God in staat om God te kennen.
Omdat de Heilige Geest de enige Persoon is die in staat is om de diepten van God volledig
te doorgronden, is het de taak van de Heilige Geest om aan ons openbaring te geven over
de waardigheid, de schoonheid en het unieke karakter van de nederigheid van God. En dan
spreken we nog steeds over de glorie van God, want de grootste hoogte van Gods glorie
wordt geopenbaard in Zijn nederigheid. Het gewicht van Gods glorie is Zijn nederigheid, en
daarom onderwijst Jezus ons het volgende principe over Zichzelf.
Matt.11:29 Neem Mijn juk op je en leer van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van
hart.
Marc.10:43-45 Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen, en wie
van jullie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn, want ook de Mensenzoon is niet
gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn leven te geven als losgeld voor
velen.
Toen Jezus naar de aarde kwam om de mensheid te dienen, kwam Hij niet alleen maar om
te dienen tijdens de 3,5 jaar van Zijn aanwezigheid op de aarde tijdens Zijn eerste komst;
nee, Hij kwam met het doel om ons voor eeuwig te dienen. De Zoon van God kwam niet
alleen maar om ons op het kruis van Golgotha te dienen, maar om als de Mensenzoon ons
voor eeuwig te kunnen dienen. Dit brengt grote beroering in ons binnenste teweeg, want
hoewel we misschien zullen proberen dit theologisch te weerleggen, is onze onrust toch
vooral het gevolg van de aanwezigheid van grote nederigheid in het hart van God, maar
tegelijkertijd ook de afwezigheid van deze nederigheid in ons eigen menselijke hart. Dat is de
werkelijke reden waarom wij moeite hebben met de nederigheid van God. Daarom hebben
wij openbaring van de Heilige Geest nodig over de eeuwige nederigheid in het hart van God.
E: Nederigheid is heiligheid.
Jes.6:1-3 In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoogverheven
troon. De zoom van Zijn mantel vulde de hele tempel. Boven Hem stonden serafs. Elk van
hen had zes vleugels, twee om het gezicht en twee om het onderlichaam te bedekken, en
twee om mee te vliegen. Zij riepen elkaar toe: Heilig, heilig, heilig is de HEER van de
hemelse machten. Heel de aarde is vervuld van Zijn majesteit. Door het luide roepen
3
schudden de deurpinnen in de dorpels, en de tempel vulde zich met rook. Ik schreeuwde het
uit: Wee mij! Ik moet zwijgen, want ik ben een mens met onreine lippen, en ik leef te midden
van een volk dat onreine lippen heeft. En nu heb ik met eigen ogen de Koning, de HEER van
de hemelse machten, gezien.
In Joh.13 handelde Jezus vanuit een profetisch voorbeeld, een profetische gelijkenis, om Zijn
leerlingen een zeer belangrijke les te leren over de kennis van God, over de volle reikwijdte
van Zijn liefde. Het onderwijs over de nederigheid van Jezus was diepgeworteld in de kennis
over Zijn eeuwige identiteit; Zijn nederigheid was gebaseerd op Zijn relatie met de Vader.
Joh.13:3 Jezus, die wist dat de Vader Hem alle macht had gegeven, dat Hij van God was
gekomen en weer naar God terug zou gaan.
De drievoudige identiteit van Jezus was in de eerste plaats gebaseerd op het feit dat de
Vader Hem alle macht gegeven had (Matt.28:18, Joh.3:35), in de tweede plaats op het feit
dat Hij als Gods Zoon van God was gekomen, en in de derde plaats dat Hij weer naar de
Vader zou teruggaan. Dus de daad van Jezus’ nederigheid vloeide voort uit de zekerheid
van Zijn eeuwige identiteit in God de Vader, m.a.w. de nederigheid van Jezus vloeide voort
uit een positie van eeuwig vertrouwen. Jezus was volledig zeker over Zijn eigen identiteit, en
daarom was Hij in staat om dienstbaar te zijn in nederigheid. Maar onzekere mensen zijn niet
in staat om te dienen, want nederigheid en dienstbaarheid zijn geworteld in de zekerheid
over wie wij zijn. Wanneer wij zeker zijn van onze identiteit in God, kunnen wij de weg gaan
van nederigheid en dienstbaarheid, maar het leven van een onzeker iemand is geworteld in
trots, omdat hij zichzelf steeds moet bewijzen. Trots is geworteld in onzekerheid en daardoor
wordt iemand belemmerd om te leven in nederigheid en te handelen in dienstbaarheid. Wij
zijn als mensen veel meer vertrouwd geraakt met valse nederigheid (Kol.2:18) dan met echte
nederigheid, en daarom moeten wij leren kijken naar de nederigheid van Jezus en daarover
mediteren. Omdat Jezus volledig overtuigd was van Zijn identiteit en verzekerd was van de
liefde van de Vader voor Hem, stond Hij tijdens de maaltijd op, legde Zijn bovenkleed af,
sloeg een linnen doek om en waste de voeten van Zijn leerlingen om ze daarna af te drogen
met de doek die Hij omgeslagen had (vers 4-5). In vers 4 begint de profetische handeling
van Jezus, want wat Hij hier op het aardse vlak deed, was een profetische schaduw van wat
Hij al eerder had gedaan door Zijn hemelse glorie af te leggen en aardse menselijkheid aan
te doen.
Jes.49-53 bevatten samen met het begin van Jes.42 de grote profetieën over de nederigheid
van de God-Mens Jezus Christus, de Joodse Messias, als weerspiegeling van het karakter
van God in dienstbaarheid aan mensen. De profeet Jesaja had aan het begin van Jes.6 de
glorie van de tweede Persoon van de Drie-Eenheid zien zitten op Zijn troon, voorzover het
mogelijk is dat een mens op aarde de glorie van de eeuwige Zoon van God kan zien. Jesaja
zag niet de volle glorie van Jezus, maar het was meer dan genoeg om hem van zonde te
overtuigen. Maar hij zag wel de glorie van de tweede Persoon van de Drie-Eenheid, de grote
Koning van Israël in Zijn eeuwige glorie, voordat Jezus naar de aarde kwam om Mens te
worden. Joh.12:41 zegt duidelijk dat Jesaja de glorie en de majesteit van Jezus, de tweede
Persoon van de Drie-Eenheid, zag vóór de menswording van Jezus. Maar Jesaja had geen
enkel idee van wat de Heilige Geest hem wilde openbaren, namelijk dat de Koning in Zijn
glorie in Jes.6 dezelfde was als de lijdende Dienaar uit Jes.49-53. De Persoon over wie de
engelen in Jes.6:3 het drievoudige heilig verklaarden, is dezelfde over wie later gesproken
wordt als de Dienaar van alle mensen. M.a.w. de nederigheid en dienstbaarheid van Jezus
uit Jes.49-53 is precies hetzelfde als de glorie van Zijn heiligheid uit Jes.6. Jezus stond op
van de tafel, legde Zijn bovenkleed af en begon Zijn leerlingen te dienen.
Het volk Israël had geen enkel denkpatroon waarin het voor mogelijk werd gehouden dat de
beloofde Messias, de Koning van Israël, de gestalte zou aannemen van een slaaf; over dat
principe is het hele volk gestruikeld, omdat het aanstoot nam aan de onmogelijke gedachte
dat de Messias kwam in de gestalte van een slaaf. Het Joodse volk heeft niet kunnen
begrijpen dat het de glorie van God is om dienstbaar te zijn aan mensen, en daarom wordt in
Jes.8:13-15 beschreven hoe aan de ene kant God een heiligdom is voor sommigen van Zijn
volk, maar aan de andere kant een struikelblok en een valstrik voor velen van Zijn volk. De
werkelijke oorzaak voor het struikelen over de Messias wordt gevonden in Jes.53, waar de
4
Messias Zichzelf als plaatsvervanger aanbiedt voor de zonden van het volk. Om die reden
beschreef Paulus het kruis aan de ene kant als een instrument van redding, maar aan de
andere kant als een oorzaak van grote irritatie (1Kor.2:23-24).
De Joden waren namelijk opgevoed met de waarheid dat zij als volk van God voorbestemd
waren om een leidinggevende functie te hebben in het koninkrijk van God over alle volken op
de aarde (Deut.28:1-13). De Joden wachtten dus op een Messias die hen zou helpen om te
groeien in hun leidinggevende bediening, zodat alle volken op de aarde ook zouden kunnen
groeien in hun van God gegeven bediening. De Joden verwachtten een leidinggevende
Koning en Messias, maar de openbaring van een lijdende Messias had grote gevolgen voor
hun theologische denkpatroon over hun eigen leidinggevende bediening. Wanneer hun
Koning al een lijdende Dienaar moest zijn, wat zou dan wel niet hun bestemming zijn in hun
van God gegeven bediening? De openbaring van een lijdende Messias werd daarom een
enorm struikelblok voor de Joden, want zoals een Leider is, zo behoort ook het volk te zijn,
zoals de Koning is, zo behoort ook de natie te zijn (Joh.13:13-17). De profeet Jesaja laat ons
zien dat nederigheid een fundamentele karaktereigenschap is in het hart van God, en alle
naties op de aarde zullen beven en schudden bij het zien van de grootste Dienaar aller tijden
wanneer Hij komt om over de aarde te heersen.
F: Dienstbaarheid is een eigenschap van God.
Fil.2:5-9 Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. Hij die de gestalte van
God had, hield Zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de
gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft Hij
Zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood, de dood aan het kruis. Daarom heeft
God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat.
God openbaart Zijn karaktereigenschappen aan ons om ons bekend te maken met wie Hij
werkelijk is in het diepste van Zijn Goddelijke wezen. Jezus kwam als een Dienaar om ons te
dienen, maar tegelijkertijd kwam Hij om de glorie van Gods wezen en karakter te openbaren.
Wie Jezus gezien heeft, heeft ook de Vader gezien (Joh.14:9), dus omdat Jezus als Dienaar
gekomen is, heeft Hij daarmee het eeuwig dienende karakter van de Vader geopenbaard.
Jezus kwam niet naar de aarde om een Dienaar te worden, want Hij kwam naar de aarde
omdat Hij al een Dienaar was. En Hij beëindigde Zijn dienstbaarheid aan de mensheid niet,
toen Hij bij de hemelvaart weer naar de Vader ging, maar Hij vervolgde daar bij de troon van
God Zijn eeuwige dienstbaarheid als Hogepriester voor ons (Hebr.7:25). Er zal nooit een
einde komen aan de dienstbaarheid van Jezus, de Zoon van God, omdat Hij voor eeuwig de
Mensenzoon zal zijn die ons tot in alle eeuwigheid zal dienen. Jezus legde in vers 4 Zijn
bovenkleed af en sloeg een linnen doek om Zijn middel om vervolgens Zijn leerlingen te
dienen als een slaaf. In vers 12 deed Hij Zijn bovenkleed weer aan zonder dat er bij gezegd
wordt dat Hij de linnen doek om Zijn middel weer af had gelegd; dit spreekt een profetische
taal, want Jezus is naar de aarde gekomen om Mens te worden, maar Hij heeft bij Zijn
hemelvaart Zijn menselijkheid niet afgelegd maar meegenomen naar de hemel om voor
eeuwig Mens te zijn en ons te kunnen dienen. Jezus zal tot in alle eeuwigheid de houding
van een menselijke Dienaar hebben om ons, mensen, te kunnen dienen. God schiep ons,
mensen, voor Zichzelf, zodat Hij Zichzelf aan ons zou kunnen openbaren; deze openbaring
wordt de kennis van God genoemd (Spr.2:5).
Matt.11:29 Neem Mijn juk op je en leer van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van
hart.
In deze uitspraak bevestigt Jezus dat Hij in Zijn eeuwige natuur zachtmoedig en nederig van
hart is; dit is wie Hij werkelijk is als eeuwige Zoon van God. Daarom roept Fil.2:5 ons op om
hetzelfde denkpatroon als Jezus te hebben, dezelfde gezindheid die Hij heeft, want Jezus
handelde niet in strijd met de Goddelijke natuur door een slaaf te worden, maar juist volledig
in overeenstemming met de Goddelijke natuur. Juist omdat Jezus volledig aan God gelijk
was, benadrukte Hij dat Hij als God wilde handelen; juist daarom werd Hij een slaaf. Hij was
in de gestalte van God en beschouwde het niet als diefstal om aan God gelijk te zijn, en juist
daarom ontledigde Hij Zichzelf en nam de vorm van een menselijke slaaf aan. Daarmee gaf
Jezus volledig uitdrukking aan de nederigheid en de dienstbaarheid in het wezen van God. In
5
vers 3 zei Paulus dat wij niet uit vergeldingsdrang of eigenwaan moeten handelen, maar in
alle bescheidenheid de ander belangrijker achten dan onszelf. Maar in vers 5 koppelde hij dit
aan de gezindheid van Christus, waarmee Paulus dus beweerde dat ook Jezus Christus ons
belangrijker acht dan Zichzelf. Deze waarheid gaat ons bevattingsvermogen ver te boven en
daagt ons uit om ons hele leven te mediteren op de nederigheid en de dienstbaarheid van
Jezus, de Zoon van God, die voor eeuwig Mens is geworden om ons voor altijd te kunnen
dienen omdat Hij ons belangrijker acht dan Zichzelf, want zo is Zijn gezindheid. Aan Hem is
alle macht in de hemel en op de aarde gegeven (Matt.28:18), en juist vanuit die positie van
allesoverheersende macht kiest Hij ervoor om ons belangrijker te achten dan Zichzelf, omdat
Hij zulke grote liefde voor ons koestert. En deze liefde gaat dus inderdaad tot het alleruiterste
(Joh.13:1), zoals Hij in de voetwassing laat zien. Dit is niet alleen de gezindheid van God de
Drie-Eenheid naar ons toe, dit is de eeuwige gezindheid van de Drie-Eenheid in Zichzelf;
nederigheid en dienstbaarheid vormen het eeuwige fundament voor het functioneren van
God de Vader, God de Zoon en de Heilige Geest binnen de Drie-Eenheid. God is van nature
een Dienaar, en Hij hoeft niet Zijn andere karaktereigenschappen terzijde te schuiven om
een Dienaar te kunnen zijn; deze eigenschap is op een unieke manier verweven met al Zijn
andere eigenschappen.
G: De Goddelijke confrontatie met menselijke trots.
Luc.12:35-37 Sta klaar, doe je gordel om en houd de lampen brandend, en wees als de
knechten die hun heer opwachten wanneer hij terugkeert van een bruiloft, zodat ze direct
voor hem opendoen wanneer hij aanklopt. Gelukkig de knechten die de heer bij zijn komst
wakend aantreft. Ik verzeker jullie: hij zal zijn gordel omdoen, hen aan tafel nodigen en
hen bedienen.
Jezus profeteert hier, dat Hij bij Zijn tweede komst als een Dienaar zal zijn voor hen die klaar
staan en op Hem wachten bij Zijn komst; Jezus zal bij Zijn tweede komst dezelfde houding
hebben als tijdens de voetwassing in Joh.13 bij Zijn eerste komst. Jezus komt bij Zijn tweede
komst om als Koning der koningen en Heer der heren over de hele aarde te heersen, maar
toch profeteert Hij dat Hij Zijn volgelingen zal dienen door hen aan tafel te nodigen en hen te
bedienen. Het gewicht van Zijn Goddelijke glorie en majesteit zal de confrontatie aangaan
met de trots van de mensheid op de aarde.
Jes.2:12 Op die dag zal de HEER van de hemelse machten zich keren tegen ieder die
hoogmoedig is en trots, tegen ieder die zich verheven acht, ze worden vernederd!
De nederigheid van God is waarschijnlijk het meest verbazingwekkende en verbijsterende
onderwerp voor het menselijke hart. Het is een onderwerp dat wij als mensen verreweg het
allermoeilijkst over God kunnen begrijpen, zoals Petrus de grootst mogelijke moeite had om
zijn voeten door Jezus te laten wassen. Zo heeft ook Israël de grootst mogelijke moeite om
de Messias als een Dienaar te accepteren, die gekomen is om het volk van God in zijn
leidinggevende rol als dienaar van de volken op de aarde te brengen. Want de Heer
definieert leiderschap in Zijn koninkrijk altijd als dienstbaarheid; Hij heeft ons niet geroepen
om dienaars te zijn, zodat Hij ons daarna promotie kan geven tot een leidinggevende rol in
leiderschap. Integendeel, in het koninkrijk van God beginnen wij als een dienaar, en wanneer
wij betrouwbaar zijn, ontvangen wij promotie om een nog grotere dienaar te kunnen zijn op
een hoger niveau van dienstbaarheid. Maar in de wereld werkt het precies tegenovergesteld,
want bij een promotie in de wereld krijgen wij een hogere positie om leiding te geven, waarbij
wij minder dienstbaar zijn maar meer overheersend. In het koninkrijk van God echter
ontvangen wij promotie om nog meer dienstbaar te kunnen zijn; dat is het Goddelijke
denkpatroon in het koninkrijk van God. De openbaring over nederigheid wordt door ons niet
gemakkelijk in ontvangst genomen, omdat de consequenties voor ons leven op aarde enorm
zullen zijn, en zeer persoonlijk verwerkt moeten worden.
H: Christus, de Dienaar van leidinggevenden.
Openb.1:5 ...... Jezus Christus, de Heerser over de vorsten van de aarde.
Jes.49:7 ...... Hem die de dienaar is van vreemde heersers.
Het is adembenemend om te zien dat de Koning der koningen en de Heer der heren, de
6
Heerser over de vorsten van de aarde uit het boek Openbaring in de profetie van Jes.49
omschreven wordt als de Dienaar van heersers. Dit is een denkpatroon in het koninkrijk van
God dat alle dingen ondersteboven en binnenstebuiten keert, want Jezus is tegelijkertijd de
Heerser en de Dienaar van andere heersers. Nu beginnen we iets te begrijpen van het
protest van Petrus die absoluut niet wilde dat Jezus zijn voeten zou wassen, omdat Petrus
bijzonder goed wist wie Jezus was, namelijk de Messias, de Zoon van de levende God
(Matt.16:16). Want het wassen van voeten werd gedaan door de allerminste slaven in de
huishouding van die tijd; dit was de meest ondankbare taak die een slaaf toegewezen kon
krijgen. Maar toen Petrus weigerde om zijn voeten door Jezus te laten wassen, maakte de
Heer hem duidelijk dat hij geen deel aan Jezus zou hebben, wanneer Jezus hem niet mocht
dienen als een slaaf. Het is een voorwaarde voor onze aanwezigheid in het koninkrijk van
God dat de Heer ons kan dienen vanuit Zijn nederigheid en dienstbaarheid. De enige manier
waarop Jezus onze Koning kan zijn is dat wij Hem toestaan om onze Dienaar te zijn, maar
wanneer wij daar moeite mee hebben, komt dat omdat wij Zijn hart niet kennen en Zijn
koninkrijk niet begrijpen. De waarheid van Fil.2:5-11 zal nog steeds gelden wanneer Jezus
komt om Koning te zijn over de hele aarde; dan zal elke tong belijden dat Jezus Christus de
Heer is tot eer van God de Vader (vers 11), maar in Zijn heerschappij over ons zal Hij de
Dienaar van alle volken zijn om hen te zegenen met Zijn heerschappij. Hij zal dan niets doen
uit geldingsdrang of eigenwaan om Zichzelf te bewijzen; integendeel, Hij zal Zichzelf
bewijzen door ons en alle volken tot in eeuwigheid te dienen. Het is verbazingwekkend en
tegelijk ook verbijsterend om te beseffen dat de heerschappij van Jezus in het duizendjarige
vrederijk en op de nieuwe aarde erop gericht is om anderen belangrijker te achten dan
Zichzelf. De glorieuze Koning uit Jes.6:3 is dezelfde als de Dienaar van heersers uit
Jes.49:7, en daarom zal elke knie zich voor Hem buigen en zal elke tong belijden dat Jezus
de echte Heer is tot eer van God de Vader.
Jes.49:7 Dit zegt de HEER, de Bevrijder, de Heilige van Israël, tegen Hem die smadelijk
veracht wordt, die door vreemde volken wordt verafschuwd, die Dienaar is van vreemde
heersers: Koningen zullen dit zien en opstaan, vorsten buigen diep voorover, omwille van de
HEER, die betrouwbaar is, de Heilige van Israël, die Jou heeft uitgekozen.
Daarom maakte Jezus aan Petrus en de andere leerlingen duidelijk dat zij op dat moment
nog niet konden begrijpen wat Hij gedaan had, maar ze zouden het later begrijpen tijdens en
na de kruisiging, bij de hemelvaart, in de uitstorting van de Heilige Geest, in hun apostolische
bediening, en bij de tweede komst van Jezus. Want Jezus Christus is gisteren en vandaag
en morgen altijd dezelfde Persoon (Hebr.13:8); de Zoon van God is naar de aarde gekomen
om ons voor eeuwig te dienen met Zijn koninklijke heerschappij. Jezus zal heersen over de
aarde vanuit de kracht van Zijn zachtmoedigheid, met de macht van Zijn nederigheid, en de
oneindige kracht van Zijn barmhartigheid en ontferming. Op deze manier wordt koninklijke
autoriteit gegeven en zal deze zich over de nieuwe aarde verspreiden. In de wereld dienen
wij om te streven naar promotie, zodat we niet langer hoeven te dienen; in het koninkrijk van
God echter dienen wij op een manier die ons bekwaam maakt promotie te ontvangen, zodat
wij nog beter kunnen dienen. Dat is de cultuur in het koninkrijk van God, zoals die aan ons
bekendgemaakt is in de Bergrede van Matt.5-7, een cultuur die Jezus in alle naties van de
aarde zal verspreiden nadat Hij teruggekomen is en Zijn troon gevestigd heeft in Jeruzalem.
Maar wij worden nu al uitgenodigd om in dit leven aan de vooravond van de eindtijd gebruik
te maken van de gelegenheid om een navolger van Jezus te worden, want het is onze
grootste glorie, vrijheid en vreugde om gelijkvormig te worden aan het karakter van Jezus.
Rom.8:29 Wie Hij al van tevoren heeft uitgekozen, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd
om het evenbeeld te worden van Zijn Zoon, die de eerstgeborene moest zijn van talloze
broeders en zusters.
Efez.5:1-2 Volg dus het voorbeeld van God, als kinderen die Hij liefheeft, en ga de weg van
de liefde, zoals Christus, die ons heeft liefgehad en Zich voor ons gegeven heeft als offer,
als een geurige gave voor God.
J: Uitnodiging tot grootsheid in het koninkrijk van God.
Matt.20:25-28 Jullie weten dat heersers hun volken onderdrukken en dat leiders hun macht
7
misbruiken. Zo zal het bij jullie niet mogen gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn,
zal de anderen moeten dienen, en wie van jullie de eerste wil zijn, zal jullie dienaar moeten
zijn , zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en
Zijn leven te geven als losgeld voor velen.
Matt.23:11-12 De belangrijkste onder jullie zal jullie dienaar zijn. Wie zichzelf verhoogt zal
worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd.
God nodigt iedereen uit om groots te zijn in Zijn koninkrijk, want dit is een fundamenteel
principe in de Bergrede, de grondwet van het koninkrijk van God (Matt.5:19). Wij kunnen ons
niet bekeren van het verlangen naar grootsheid, omdat de grootse God ons gemaakt heeft
met dit verlangen in onze geest. Wij moeten ons echter wel bekeren van het zoeken naar
grootsheid op een verkeerde manier, of het verwaarlozen van de manier waarop Jezus ons
aanspoorde om grootsheid te zoeken. Zonder een denkpatroon van grootsheid in ons leven
met God wordt de levensstijl van de Bergrede veel moeilijker te begrijpen, omdat het doel
van de Bergrede is dat wij volmaakt worden als onze hemelse Vader (Matt.5:48). God nodigt
ons uit tot Zijn grootsheid en volmaaktheid zonder te letten op wat wij in dit leven bereiken,
d.w.z. de mate van ons succes of invloed op andere mensen. Gods grootsheid in ons leven
is gebaseerd op ontwikkeling van Gods liefde in onze innerlijke mens door zachtmoedigheid,
nederigheid, trouw, gerechtigheid, vrede en blijdschap door de Heilige Geest (Gal.5:22,
Rom.14:17). In het zoeken naar grootsheid in Gods koninkrijk moeten wij echter altijd voor
ogen houden dat de beloning pas volledig zichtbaar zal worden in het duizendjarige vrederijk
en op de nieuwe aarde. Tot aan die tijd is het voor ons van het grootste belang om alleen
maar beloning te zoeken bij de Vader die in het verborgene ziet (Matt.6:4+6+18).
Efez.4:1-2 Ik, die gevangen zit omwille van de Heer, vraag u dan ook dringend de weg te
gaan die past bij de roeping die u hebt ontvangen; wees steeds bescheiden, zachtmoedig
en geduldig, en verdraag elkaar uit liefde.
Kol.3:12 Omdat God u heeft uitgekozen, omdat u Zijn heiligen bent en Hij u liefheeft, moet u
zich kleden in innig medeleven, in goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld.
1Petr.5:5 Overigens, in de omgang met elkaar moet ieder van u altijd de minste willen zijn,
want God keert zich tegen hoogmoedigen, maar aan nederigen schenkt Hij Zijn genade.
Onderwerp u dus nederig aan Gods hoge gezag, dan zal Hij u op de bestemde tijd een
eervolle plaats geven.
V.v.d.B. 
8
Download