Hoofdstuk 3

advertisement
Hoofdstuk 3
1.De eeuw van onzekerheden
Overbevolking in de 14e eeuw:
- voedselschaarste
- pestepidemieën
- oorlogen om de macht
Nederland vormt een concentratiegebied van alle problemen
Wankelende dynastieën
Rivaliteit ontstond tussen koningen, graven en hertogen
Holland en Vlaanderen twistten over Zeeland-bewesten-Schelde, vanwege de economisch
belangrijke Schelde-monding. Er ontstond een coalitie van Floris V (Holland) met Avesnes
(Henegouwen) tegen Dampierre (Vlaanderen). Engeland was tegen en Floris V werd
vermoord (1296). Het huis van Avesnes nam het graafschap Holland over, en Zeeland.
Dampierre was leenman van Frankrijk en werd gedwongen zijn alliantie met Engeland op te
geven. De Franse koning Filips de Schone wilde Vlaanderen aan zijn koninkrijk toevoegen.
Hij zette de Vlaamse adel en Dampierre tegen elkaar op. Dampierre deed een beroep op de
hem trouwe adel, en ontevreden ambachtslieden. Hij zegde zijn leenverdrag op (1297). De
Franse koning viel Vlaanderen aan en in 1300 stond heel Vlaanderen onder de jurisdictie van
een Franse gouverneur. Dampierre behield alleen het graafschap Namen.
Zo waren er veel meer lokale conflicten door aanspraken van verschillende kanten. Omdat dit
leidde tot oorlogen zocht de onderdrukte bevolking inspraak.
Sociale spanningen
In Nederland bestond een hoge urbanisatiegraad door industrialisatie van de streek. Grote
industriëlen domineerden de handel, maar de ambachtslieden eisten hun autonome
organisaties. Bovendien waren patricische besturen in zichzelf gekeerd en boden ze geen
rechtszekerheid voor buitenstaanders.
Conflicten tussen koning en graaf boden burgers de mogelijkheid hun klachten bij de graaf
aanhangig te maken in ruil voor hun steun bij het conflict met de koning.
De eerste revolutie
Guldensporenslag (1302)
Ambachtslieden in Gent verzetten zich tegen een ingesteld belastingmaatregel. De onrust
sprong over naar Brugge. De Franse gouverneur stuurde zijn tropen naar Brugge en gaf toe
aan de eisen in Gent. In Brugge werd een bloedbad aangericht onder de Franse troepen door
burgermilities o.l.v. de kleinzoon van graaf Willem van Gulik. De graaf van Namen (oorspr.
Dampierre) voegde zich bij Willem van Gulik. Dit bevrijdingsleger slachtte de Franse troepen
af op 11 juli 1302 bij Kortrijk. Vlaanderen bestond weer als onafhankelijk graafschap.
Ambachtslieden verwierven sociale en politieke rechten:
- zelfbestuur van ambachtsgilden
- medezeggenschap in het stadsbestuur
Ook in Luik werden deze rechten toegekend. In Brabant werden ze in 1306 alweer
afgenomen. Tijdens nieuwe twisten om de Schelde krijgen ook ambachtsgilden in Utrecht en
Dordrecht rechten.
Politieke structuur en politieke cultuur
De conflicten en hun oplossingen zorgden niet voor een consolidatie van de verhoudingen.
Constitutionele waarborgen
In Luik, Brabant en Utrecht werden overeenkomsten in toenemende mate op schrift gesteld.
- Luik  2 ‘meesters’ worden door het gewone volk benoemd. Deze verkiezing leidde
telkens tot een soort burgeroorlog.
- Brabant  Raad van Kortenberg: De bevolking mag zich verzetten bij onwettige
daden door de hertog. Deze raad functioneerde alleen in perioden van
gezagsverzwakking.
- Utrecht  Stichtse landbrief (1375): uitgebreid recht van overleg van de drie standen
over het Sticht, vanwege de verzwakking van de bisschoppelijke macht.
Partijstrijd
Hollandse vorsten waren afstandelijk: Graaf Willem III en IV.
Willen III had een dochter, Margaretha. Zij was getrouwd met Lodewijk van Beieren. Toen
haar vader in geldnood zat ‘leende’ zij de gebieden Holland Zeeland en Henegouwen van
hem, zodat hij geld kon innen van haar ‘pacht’. Ze moest echter terug naar Beieren omdat
haar man overleden was. Haar zoon Willem bleef als stadhouder. Toen zij in 1350 terugkwam
wilde Willem geen afstand doen. Hoekse (Margaretha) en Kabeljauwse (Willem) twisten
waren het resultaat. In 1350 werd hij als Willem V stadhouder. De partijstrijd bleef echter,
ook in andere families.
In Gelre ontstond vergelijkbare partijstrijd door de opvolgingsstrijd van twee minderjarige
broers.
Daarnaast was er strijd tussen twee adellijke families. Toen de beide broers in 1317 dood
waren laaide de strijd op tussen hun tantes. Buitenlandse interventie zette Willem van Gulik
uit Vlaanderen op de troon. Tussen 1372 en 1423 heeft dit huis het hertogdom Gelre
geconsolideerd. . Toen in 1423 de hertog overleed werd in vrede een opvolger gekozen.
Op weg naar stadstaten
Na de Guldensporenslag ontwikkelde zich overal een politiek structuur waarin de textielsector
het overwicht had. Vanaf 1360 werden alle problemen in Vlaamse steden gekanaliseerd
binnen de structuren zoals ze vastgelegd waren.
Boeren protesteerden tegen de oplegging van belastingen met geweld. Ze trokken naar de
steden in de Vlaamse boerenopstand van 1328. Gent, Brugge en Ieper, de Drie leden van
Vlaanderen maakten de dienst uit. De Drie leden werkten allen in eigenbelang
Vlaanderen had een hachelijke positie in de Honderjarige oorlog tussen Engeland en
Frankrijk, die uitbrak in 1337. Het was economisch afhankelijk van Engeland en politiek van
Frankrijk. In 1340 kreeg een Vlaming het voor elkaar de Engelse koning Edward III in Gent
tot koning van Frankrijk te laten kronen.
In 1348 werd Graaf Lodewijk van Male binnengehaald en langzamerhand geaccepteerd. Hij
betrok het platteland bij het bestuur van het graafschap, als Vierde lid.
Economische heroriëntatie
Aankoop van land en investering in veestapels. De grote vraag in de steden was de motor
achter investeringen op het platteland. Er bestond een nauw verband tussen vraag in de ene,
en aanbod in de andere streek. Er bestond bovendien een levendige lange-afstandshandel,
waardoor regio’s afhankelijk waren van elkaar. Zeevaart kwam op, waardoor Antwerpen,
Amsterdam en Bergen op Zoom bloeiden.
Bevolking, levensstandaard en economie
Overlevenden van de pestepidemie beschikten over meer kapitaal dan vorige generaties. Luxe
producten waren beschikbaar en werden ook aangeschaft. De bevolking nam af, de
huwelijksleeftijd nam af. De levensduur werd korter en het geboortecijfer daalde.
Hollands commercialisering
Er ontstond een trek naar de stad. Daar waren betere omstandigheden door de grote sterfte.
Bovendien was veel grond op het platteland uitgeput. Veel grond moest ook constant
beschermd worden tegen het water, door de waterschappen, waarin belanghebbende boeren
inspraak hadden.
Landbouwproducten uit Nederland werden geruild tegen graan, dat in Nederland niet goed
groeide. In de rest van Europa stagneerde de economie.
Nieuwe Hollandse producten waren:
- zuivel
- eieren
- haring
- lijnzaad
- koolzaad
- huiden
In Holland was het bier beter, en het laken goedkoper. In Holland bestond een bloeiende
scheepsbouw, scheepvaart en noodzaak nieuwe aanvoer van graan te zoeken. De basis van het
handelssysteem van de Gouden Eeuw lag er.
De complementariteit der gewesten
Hollands glorie werd in de hand gewerkt door economieën in de omgeving, maar ook door de
impuls die voor te blijven. In Holland waren de productievoorwaarden gunstiger, de kwaliteit
beter. Handelaren waren uit op winst, dus de goedkoopste waar met de beste kwaliteit 
handelskapitalisme.
Doorbraak van de burgercultuur
Kerken en hofhoudingen zijn toonaangevend.
- belforten
- gebouwen met een marktfunctie
Dit is een typische openbare burgerlijke architectuur.
Er is aandacht voor literatuur in het Nederlands, kronieken en geschiedschrijving, later ook
minnelyriek en spirituele werken. Toneel was een veelbeoefend genre. Den Haag was een
opkomend centrum van burgercultuur.
2. De eeuw van Bourgondië (1384-1477)
De Bourgondische vereniging
Europese vorsten waren uit op gebiedsuitbreiding
Vorstelijke strategieën
Graaf Albrecht van Beieren was daarnaast graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland (rond
1400).
- broer Jan was bisschop van Luik
- zus Isabella was koningin van Frankrijk
- zus Margaretha was hertogin van Bourgondië
De opvolging van Albrecht in 1404 levert een strijd op tussen Willem VI en Jan van Arkel.
In 1369 trouwde Filips de Stoute met Margaretha van Male (van Beieren dus). Zij bezat
Vlaanderen, Artesië, Nevers, Rethel en Franche-Comte. Filips de Stoute bevond zich in de
positie dat hij zich kon bemoeien met het Franse koningschap, en er van kon profiteren.
De kinderloze hertogin Johanna van Brabant schonk Limburg aan Filips de Stoute, en Brabant
liet zij na aan zijn tweede zoon Antoon. Zijn eerste zoon Jan zonder Vrees volgde Filips op na
zijn dood in 1404 (tot 1419).
Over Gelre, Utrecht, Oversticht, Friesland, Groningen en Ommelanden regeerde de hertog
van Arkel. Dit gebied was economisch achtergebleven.
De grote graven en hertogen probeerden familieleden of vrienden op de bisschopszetels te
krijgen om de prinsbisdommen in te kunnen lijven. In Nederland werden vreedzame
expansiestrategieën vaak gedwarsboomd door de bevolking.
Het Bourgondisch overwicht
Na de dood van Willem VI van Holland vond Jacoba van Beieren dat zij hertogin moest
worden. Maar de leenheer, koning van Duitsland vond dat haar oom Jan van Beieren dat
moest worden. De Duitse koning beleende Jan van Beieren met Holland Zeeland en
Henegouwen en liet hem trouwen met Elisabeth van Luxemburg.
Jacoba van Beieren, kleindochter van Filips de Stoute mocht niet trouwen met Jan IV van
Brabant, die een kleinzoon van Filips was. Dit om een personele unie van Holland, Zeeland,
Henegouwen en Limburg met Brabant te voorkomen. Dit had de Duitse koning bij de Paus
bedongen.
Intussen was Filips de Goede, zoon van Jan zonder Vrees hertog van Bourgondië geworden
(1419). Filips hoorde met Jan van Brabant en Jan van Beieren tot de Kabeljauwse partij.
Jacoba van Beieren hoorde tot de Hoeksen.
Toen Jan IV en Jan van Beieren beiden overleden waren (1427) maakte Filips de Goede
aanspraak op Henegouwen. Jacoba had te weinig steun om weerstand te bieden.
Zoen van Delft (juli 1428)  Filips de Goede werd Jacoba’s erfgenaam. Hij verbood de
partijstrijd.
1423: Gelre kwam toe aan het Bourgondisch huis
1429: Namen
1430: Brabant
In Brabant moest Filips toegeven aan de wensen van het volk.
1435: Picardië
1451: Luxemburg
1455: bastaardzoon van Filips wordt bisschop te Utrecht.
Vanaf 1435 lag de nadruk op consolidatie. Het zwaartepunt van het rijk lag niet meer in
Frankrijk maar meer noordelijk. Filips wisselde van bondgenoot. Hij liet Engeland links
liggen en ging een bondgenootschap aan met Frankrijk. Filips liet Calais blokkeren, wat
tegenstand wekte van Vlaamse ambachtslieden en Engelse handelaren.
Een nieuwe staat?
Filips wilde een centralistische staat:
- overkoepelende organen
- eenvormigheid in bestuursorganen
- poging lokale weerstand te breken
- stelselmatige uitbouw van de monarchale macht
Er ontstond opstand tegen deze uitbouw, er bestond ook zeker geen eenheid in de gewesten.
Er werden 3 rekenkamers opgericht, voor elk deel van het rijk een, om de financiën te regelen.
Ieder gewest droeg een andere som af aan belastingen.
Inkomsten kwamen uit:
- invoerbelastingen  kustgewesten
-
beden  per gewest vereiste belasting. De gehele bede werd van de Staten Generaal
geëist, die dan een verdeelsleutel voor de gewesten toepaste.
Bovengewestelijke integratie
Uit de hertogelijke hofraad ontwikkelde zich het Hooggerechtshof, de Grote raad. Het
passeren van lokale en geestelijke gerechtshoven hierdoor leidde tot geschillen.
Filips sloeg een nieuwe eenheidsmunt, de ‘vierlander’.
In 1437 riep de hertog de staten op te vergaderen over de muntkoers. De Staten-Generaal
waren geboren. Deze samenwerking maakte het voor de buitenlandse handel moeilijker te
profiteren van tweespalt. Vanaf 1464 waren de Staten-Generaal officieel.
Het ambtenaren apparaat groeide  vaak uit een ander gewest geïmporteerde ambtenaren
wegens hun trouw aan het algemeen nut. Dezen waren voornamelijk Franstalig, dus de
ambtstaal werd Frans. Dit was een bezwaar voor Nederlanders, dus tweetalige Vlamingen en
Brabanders waren bij uitstek geschikt als ambtenaar. Aan het hoofd van het
ambtenarenapparaat in Nederland stond de Bourgondische kanselier. Deskundigheid won het
van het erfelijkheidsprincipe. Steeds meer mensen hadden belang bij het bestaan van de staat.
Weerstand tegen integratie
Vooral steden in Vlaanderen, vanouds autonoom kwamen in opstand tegen het soeverein
gezag. De hertog strafte als waarschuwing met hoge geldboetes.
Toen Filips de beden wou vervangen door zout-belasting was de bevolking bang een
pressiemiddel te verliezen. De raad van Gent keurde het voorstel af. Het zou een ongelijke
belastingdruk betekenen en een verminderde zeggenschap over de hoogte van de belasting.
De hertog leefde in onmin met de stad, en toen ze in 1453 in opstand kwam onderwierp hij
haar als voorbeeld voor de rest.
Interne zwakheid van de staat
Onderzoek bracht corruptie en slechte controle aan het licht, men bood echter een extra bede
aan om dit onderzoek te stoppen. Veel te veel mensen hadden belang bij een dergelijk bestuur.
Ambten werden verpacht aan de meestbiedende, niet aan degene met de beste kwalificaties.
Dit werkte machtsmisbruik in de hand. Gewone burgers kwamen hiertegen in opstand. Er
bestond geen boven-lokaal identiteitsgevoel.
Oorlog en binnenlandse spanning
Hertog Karel de Stoute (1467-1477) probeerde een huwelijk te regelen voor zijn dochter,
waarbij hij haar een groot rijk wilde meegeven. Hij voerde oorlog om zijn rijk te vergroten.
Het rijk verbrokkelde door te weinig aandacht en werd onder grote belastingdruk gezet. Het
buitenland zag zijn kans schoon en nam stukken van het rijk in. In 1477 stierf Karel de Stoute
op het slagveld.
De Gouden tijden van Bourgondië
Door de expanderen markt verdubbelde de Nederlandse handel tussen 1400 en 1475.
De koopkracht was hoog, er was vrede aan de grenzen, de munt was stabiel, het
handelsvolume steeg. Brugge was een middelpunt. De Nederlandse invloed op jaarmarkten
was erg verspreid. De zeevaart expandeerde. Er ontstonden handelsoorlogen tussen Holland
en de Hanze, om bepaalde handelsprivileges. Verdeeldheid van de Hanze en de kracht van de
Hollandse zeevaart maakten Holland tot overwinnaar.
Vrede van Utrecht (1472): opheffing van protectionisme over Vlaanderen en de Hanze,
opening van de ‘moedernegotie’ met de Oostzeelanden. De verre handel in Nederland was
wel afhankelijk van Noord-Italië
Een demografisch zwaartepunt
De bevolkingsdruk werd gekoppeld aan het economisch zwaartepunt.
Een kerkelijk levenskader
Er waren veel feestdagen, en veel gelegenheid tot erediensten. Kunst werd wereldlijk, zoals
veel ander sociale gebieden. De geestelijkheid legde zich toe op wereldlijk gezag,
inkomstenvermeerdering en wetenschappen.
Simonie  de verkoop van een kerkelijk ambt aan onkundige personen, door geestelijken
zelf. Deze verloedering van het kerkelijk gezag had voor de bevolking twee gevolgen. Ten
eerste een intensieve Maria-devotie, en ten tweede een bloeiende handel in aflaten,
documenten die een persoon vrijwaarden van zonden.
Hiertegen verzette zich de hervormingsgezinde Moderne Devotie, waarvan Geert Grote (1340
– 1384) een exponent was.
Verbeelding van de macht
De hertog wilde zijn positie opluisteren met dure kunst. De elite volgde zijn voorbeeld,
gevolg was bloei van de nederlandse creativitiet tussen 1440 en 1470, op het gebied van
schilderkunst, beeldhouwkunst en muziek.
De thema’s van de kunst beeldden de heerschappijvisie van de hertog uit voor bezoekers van
zijn kasteel. Het hof vertoonde zich bij gelegenheden aan het volk om de komst van de hertog
op te luisteren. De bevolking speelde hierop in met eigen vertoningen. De elite schonk ook
kunst aan kerken en steden, om hiermee hun positie te bevestigen en te verstevigen. De
Bourgondische cultuur werd evenzeer burgercultuur.
3. De eeuw van Habsburg (1477 – 1588)
Maria, dochter van Karel de Stoute trouwde met Maximilliaan van Habsburg. Filips trouwt
met Johanna van Castilië, Margaretha met Juan van Castilië. Juan sterft al snel, Castilië gaat
naar Filips. Maximilliaan werd door opvolging keizer van het Roomse rijk. Filips de Schone
overleed vroegtijdig. Karel V werd in 1516 Rooms keizer.
Territorialiteit en centralisme
Na de dood van Karel de Stoute werden veel centralistische organen teruggeschroefd. De
steden kregen hun privileges terug  Groot Privilege
Het nieuwe bestuur bleef in strijd met Frankrijk, maar had goede betrekkingen met Engeland.
1548  stichting van de XVII provinciën van Nederland. Gelre was een bondgenoot van
Frankrijk, en dus tegen Karel V. In 1521 begon Karel van Gelre delen van Nederland in zijn
macht te krijgen. Karel V. probeerde dit tegen te houden, aangezien het zijn bezit was. In 152
lukte dit volledig.
Frans I van Frankrijk en Karel V sloten vrede in 1529, waarna de rust in Nederland
terugkeerde.
In 1536 hadden Gelre, Duitse protestanten en Frankrijk zich aaneengesloten. Ze vielen
Groningen binnen, en Groningen wendde zich voor hulp tot Karel V. Drente deed hetzelfde.
Maar toen de opvolging in Gelre in het geding kwam, moest Karel V andere belangen
behartigen.
In juli 1542 sloten de Denen de Sont-doorvaart af voor Hollandse handelaren. Ook voer de
Deense vloot naar Holland en Zeeland. Frankrijk viel Luxemburg en Artesië aan. Karel V
nam zijn verantwoordelijkheid in Gelre, maar stuitte op verzet van Willem van Gulik en de
Duitse protestanten.
De middelen van de staat
De Nederlandse vorstendommen behielden het recht op belastinginning en hadden zo een
pressiemiddel tegen de keizer.
De Staatsmacht
Karel V poogde Nederland en de rest van zijn rijk tot eenheidsstaat te maken, wat zich toonde
in de benaming ‘provincie’ naar Romeins voorbeeld (het betekende rijksdeel). In 1531 werd
in Brussel een regeringscentrum uitgebouwd. Tont 1531 bestond er een driedeling: het
hooggerechtshof, de financiële raad en de raad naast de vorst.
Daarna:
- politieke advisering  Raad van State
- bestuurlijke advisering  Geheime Raad
- financiële advisering  Raad voor Financiën
Vanaf 1531 werden alle vormen van gewoonterecht op schrift gesteld, met de bedoeling een
eenheidsrecht te vormen. De Grote Raad zou de uitspraken doen. Pas in 1570 werd dit werk
voltooid. Het recht ging steeds meer voorzien in regels voor sociaal gedrag. Er werden
bovendien meer vonnissen uitgesproken, wat een integratie van rijksdelen bevorderde.
Seculaire groei
Er bestond een demografische en een economische groei.
De Hollandse zeevaart groeide. Tijdens jaarmarkten heerste vrijhandel, waar de Engelsen van
profiteerden. De Duitse hanze was een belangrijke handelspartner. In Antwerpen ontstond in
1532 een nieuw soort beurs: de geldhandel:
- assignatie  medeverantwoordelijkheid voor de betaling van een schuld
- endossement  aantekening op de rug van het document van assignatie
- disconto  een voorschot op een schuldbrief, door een kassier in contanten betaald
Antwerpen groeide zeer snel, voornamelijk door migratie.
De cultuur van de Renaissance
Nederlandse kunst behoorde tot die van de beste kwaliteit van Europa.
- laat-Gotiek
componisten  Nederlandse muziek was toonaangevend in Europa
rederijkerskamers  gezelschappen die kunst bevorderen door aankopen en
financieren, om het volk te tonen hoe cultureel men was (elitair)
bourgondisch mecenaat  het stimuleren van creativiteit door aankopen door vorst en elite
De ontwikkeling van de volkscultuur werd meer en meer de thematiek van de Nederlandse
kunst
In 1550 werd de eerste Nederlandse spelling gedrukt. Dit getuigt van een tendens tot
homogenisering van de taal. Het verschijnen van de eerste drukkers en uitgevers werkte de
verspreiding van nieuwe opvattingen in de hand. Bijvoorbeeld het humanisme: Erasmus was
tegen de verwereldlijking van de kerk, maar maakte zich er niet los van.
De druk van het imperium
Door oorlogvoering moest steeds meer belasting betaald worden. De economie ging achteruit
door een duur handelskrediet. Daarnaast werd de hervorming onderdrukt: inquisitie. Toen
Filips II aan de macht kwam werd de ontevredenheid groter.
-
De Opstand
Er kwamen nieuwe godsdienstbelevingen op. In het noorden heerste een open mentaliteit die
niet strookte met de volharding van Filips II om het Katholieke geloof te handhaven.
Tijdsverschil
De communicatie tussen Spanje en Nederland was zo langzaam dat men kan spreken van een
cultuurkloof. De twijfelachtige houding van Filips II schiep voordeel voor de opstandige
noordelijke gewesten, en het verschil tussen koning en onderdanen werd groter.
Kern en periferie
1566: Beeldenstorm
Er ontstond een steeds grotere polarisatie door de onrust. Er waren 3 kampen:
- Waals  zij waren voor verzoening met Filips II
- Vlaanderen, Brabant, Holland, Zeeland, Friesland  tegen Filips II
- Gelre, Utrecht, Overijssel  geen van beide
Dit is een logische verdeling, omdat in het Waalse gedeelte veel katholieken woonden, en in
het oosten weinig mensen, dus daar was de belastingdruk veel lager. Deze mensen hadden
weinig te klagen onder Filips II.
Kerk en Staat
Meer verstedelijkt gebied stond meer open voor de nieuwe godsdienstbeleving. Zij vatte
vooral post onder de gegoede middenklasse en de loonarbeiders. In de middenklasse was de
keuze ideologisch, in de lagere klassen veelal praktisch. De Hervorming wees met een
beschuldigende vinger naar kerk en vorst waar het ging om verantwoordelijkheid voor alle
ellende. Arbeiders hadden het slecht, en zochten een schuldige. Omdat de staat de nieuwe
kerk bestreed was de Opstand een strijd tegen kerk én staat.
Willem van Oranje: Zijn geslacht diende de Bourgondiërs al 4 generaties lang. Zijn
voorvaderen waren stadhouders en dergelijke. Hijzelf was stadhouder van Holland en
Zeeland. Willem kwam in de Raad van State en voerde daar tussen 1564 en 1566 de Opstand
aan. De Raad van State eiste meer zeggenschap en een verzachting van de repressie van de
Hervormde godsdienst. Op een schriftelijk verzoek antwoordde Filips II niet, en de Raad van
State besloot dat ze niet meer loyaal kon blijven.
De geweldsescalatie
Filips zette de rentebetaling op de staatsschuld stop. Dit gaf een grote economische schok. De
Engelse stapelmarkt voor laken trok zich terug uit Antwerpen. In 1566 richtte het eedverbond
der edelen zich tot de landvoogdes, Margaretha van Parma, met het verzoek de plakkaten voor
kettervervolging en economische maatregelen te verzachten. Zij werden later Geuzen
genoemd. De gezanten van de landvoogdes werden geëxecuteerd toen ze het verzoek
indienden bij Filips II. Toch zegde hij minimale verzachting toe. De langzame communicatie
kon echter de beeldenstorm niet verhinderen. Te laat stuurde Filips een troepenmacht o.l.v. de
hertog van Alva. Dit werd gezien als een provocatie, omdat de beeldenstorm allang geluwd
was. In Nederland was door een tolerante mentaliteit de steun voor het calvinisme gegroeid.
Alva
Alva stelde in 1568 de Raad van Beroerten in, om Nederland te zuiveren van ketters. Toen
twee graven, met schending van hun recht, werden onthoofd verliet Willem van Oranje
Nederland, om vanuit het buitenland in te grijpen. Hij deed een inval in Brabant, maar deze
mislukte door gebrek aan steun, ondanks de vele gevluchte geuzen.
Alva bundelde de Criminele Ordonnantiën tot een eenheidsrecht, en hij creëerde een stelsel
van heffingen, wat evenwel voor een groot deel teveel weerstand opriep. In 1572 ontstond een
zware opstand, waarbij de geuzen opriepen tot weerstand tegen Spanje, maar tolerantie voor
de katholieke eredienst.
12 steden namen deel aan de vrije vergadering van Staten van Holland. Ze besloten Willem
van Oranje terug te roepen als stadhouder, en godsdienstvrijheid uit te roepen. Alva probeerde
de steden met geweld terug te nemen. Sommige zetten het water tegen hem in, andere werden
geplunderd. Alva had bestuurlijk en militair gefaald, en bovendien de macht van Filips II
geschaad.
Vredespogingen
De nieuwe landvoogd Requesens kon niet tegemoetkomen aan de eisen van de
opstandelingen:
- medebestuur door de Staten
- vertrek van vreemde ambtenaren en soldaten
- opschorting van geloofsvervolging
- amnestie
Pacificatie van Gent (1576) : Vredesregeling voor Brabant, Gelre, Vlaanderen, Holland,
Zeeland. Deze vergadering besloot dat het oude recht een legitimatie vormde de slechte
koning af te zetten en een betere te zoeken.
Radicalisering
De Calvinistische republiek van Gent  ingestelde calvinistische stadsbesturen binnen de
pacificatie van Gent.
De Calvinistische republiek bracht intellectuelen voort.
- Unie van Utrecht (1579)  Holland, Zeeland, Brabant, Vlaanderen, Gelre en Doornik
komen overeen afzonderlijk geen vrede te sluiten met Filips II.
- Unie van Atrecht (1579)  Artesië, Henegouwen, Namen, Luxemburg en Limburg
breken met de Opstand.
In 1580 werd Willem van Oranje vogelvrij verklaard. Hij beschuldigde Filips II van tirannie.
Brabant, Holland, Zeeland en Friesland accepteerden de hertog van Anjou als koning bij de
gratie van het volk in 1581.
Plakkaat van Verlating (1581): Verklaring van afzetting van Filips II, en de aanname van een
nieuwe vorst. Daarnaast stelde dit document de losmaking van het Spaanse rijk. Eigenlijk was
dit een vorm van revolutie, die het volk de soevereiniteit deed toekomen.
De taal van de wapens
Anjou was een katholiek en bovendien niet van zins samen te werken met de Staten-Generaal.
Hij vertrok zelf in 1583. De hertog van Parma, de nieuwe Spaanse landvoogd begon vanuit
het zuiden de herovering (Gent, Brussel, Antwerpen). Calvinisten vluchtten uit de
capitulerende steden.
In 1584 werd Willem van Oranje vermoord. De Staten van Holland zochten steun in
Engeland. De graaf van Leicester werd de nieuwe koning. Hij probeerde Hollandse steden te
veroveren, en hij moest daarom vertrekken. De Hollandse Staten gaven het zoeken naar een
geschikte koning op. Ze besloten zelf te regeren.
Download