Aandachtspunten voor het examen Engels: Leesvaardigheid: - Je hebt verschillende soorten teksten, korte teksten met één vraag (NL of Eng) en lange teksten met meerdere vragen (open/meerkeuze). Lees goed wat er gevraagd wordt!! - Korte teksten kun je scannen/skimmen om het juiste antwoord te vinden. Besteedt er niet teveel tijd aan, vaak zijn hier namelijk niet veel punten voor te verdienen. - Bij lange teksten bekijk je eerst de titel/plaatjes. Dan heb je vaak al een idee waar de tekst over gaat. Vervolgens ga je per vraag dat gedeelte lezen zoals vermeldt in de vraag. Soms helpt het om alvast een antwoord te bedenken... - Bij meerkeuzevragen kan het handig zijn antwoorden weg te strepen die beslist niet kunnen, dit vergroot je kans op het geven van het goede antwoord. - Bij “gaten”teksten zijn ook meerkeuzevragen. Deze zijn altijd lastig, kijk goed naar wat de antwoorden betekenen. Ga vervolgens naar de tekst en probeer te kijken welk het best past. Bij open vragen; als er staat “Citeer het gedeelte van de zin…” schrijf dan niet de hele zin over maar echt een gedeelte. Staat er “Citeer een woord/woorden”, noteer dan niet meer dan 5 woorden. Staat er “citeer de zin en noteer de eerste 2 en de laatste 2 woorden” doe dat dan ook. - Zoek niet teveel woorden op in je woordenboek, dit kost tijd. Soms is een moeilijk woord al vertaald in het antwoord dat gegeven wordt. Soms staan er woorden onderaan de tekst. Kijk dus goed voordat je je woordenboek openslaat - Tenslotte, vul altijd een antwoord in!! Wie weet heb je het toch goed…… - Als je gedurende je examen wat suf wordt, probeer dan een aantal meerkeuze antwoorden met je andere hand in te vullen. Dit wekt je brein weer tot leven. Schrijfvaardigheid - Gebruik het sjabloon voor de indeling van je brief. Kijk dit goed na!!! - Als er geen naam van de ontvanger genoemd wordt, schrijf je Dear Sir/Madam, - Lees ook de schrijfopdracht goed door! Vermeldt alle inhoudselementen correct, ongeacht het Engels levert dit namelijk 2 punten op. - Vind je het moeilijk een goed lopende brief te maken. Gebruik dan de 9/10 inhoudselementen om korte zinnen te maken op een kladpapier. Vervolgens ga je dit in het net verwerken op je uitwerkbijlage. - Bij de schrijfopdracht hoort meestal een tekst/advertentie, probeer ook woorden uit de tekst te gebruiken in je brief. Dit betekent dat je minder woorden op hoeft te zoeken in je woordenboek. Arceer eventueel woorden/gedeelten van zinnen die je kunt gebruiken. - Als je tijd over hebt ga je woorden waar je aan twijfelt opzoeken in je woordenboek. Kijk goed na of je het juist geschreven hebt. - Denk eraan dat je geen afkortingen gebruikt als don’t – do not isn’t – is not enz. - Schrijf I altijd met een hoofdletter, net als dagen van de week, maanden van het jaar, eigen naam en het begin van de zin. - Schrijf netjes en duidelijk zodat er voor de tweede corrector en mij geen misverstanden zijn. - Zet de woordvolgorde van een Engelse zin bovenaan je blaadje. Als je tijd over hebt kijk per zin of je deze woordvolgorde hebt toegepast. Onderwerp – gezegde (alle werkwoorden) – meewerkend voorwerp – lijdend voorwerp – plaats – tijd. Wie – werkwoorden – aan wie/voor wie – wat – waar – wanneer. Voor het oefenen van examens kun je kijken op www.examenblad.nl bij het vak Engels kun je per jaar de examens openen. Tevens staan er in je tekstboek Engels bij hoofdstuk 6 nog enkele veel voorkomende vragen/woorden in examens. Lees dit ook nog goed door! SUCCES MET DE VOORBEREIDING VAN HET EXAMEN!!!!