Zelfstudietaak 7_2 ZELFSTUDIETAAK sociologie H7-2 OPLOSSINGEN (STANDAARD ANTWOORDEN) Hoe kan je de Kerk als sociologisch instituut typeren in de 50-er en 60er jaren? Wat was de sociologisch impact? De katholieke kerk was een belangrijk en centraal instituut in de Vlaamse samenleving. Zij was overal aanwezig en stuurde/normeerde het menselijk handelen. Ruimtelijk werden kerken in het centrum van een dorp of stad gebouwd (zichtbaar van ver). Vergelijkbaar vandaag zijn ‘de’ Moskee die geregeld oproepen tot gebed binnen de Islam doet (5x per dag), in samenlevingen waar dit instituut nog sterk staat vandaag. De Kerk reguleerde de (kerk)feestkalender (de diverse feestdagen vandaag gaan terug naar die traditie). Vandaag zijn de voorbeelden nog Kerstmis, ‘de paaseieren via de klokken van Rome’, Sinterklaas etc.). ‘Halloween’ is in zo’n voorbeeld in onze samenleving een nieuwe (elders verworven) traditie. Elke week was er (toen) de (verplichte) misviering op zondag (versoepeld naar ook zaterdagavond). De eucharistieviering was een ontmoetingsmoment georganiseerd als ‘collectief ritueel’, waarbij de leden met elkaar ‘letterlijk’ hun geloofsbelijdenis ‘uitspraken’ met een officiële ‘verklede’ vertegenwoordiger zoals de parochiepriester (dus buiten het ‘profane’ of dagelijkse), de communie deelden en een solidariteit beleefden. Via de ‘preekstoel’ (de kansel) werden richtlijnen (normen en verwachtingen) geformuleerd over hoe het christelijk leven (als sociologische rol) diende ingevuld te worden. Processies en bedevaarten (zoals vroeger ‘te voet naar Scherpenheuvel’ of op bedevaart naar ‘Lourdes’) diende de godvruchtigheid aan te scherpen en gaven ‘hoop’. Binnen iemands leven voorzag de Kerk bij de diverse levenstransities een plechtig en feestelijk moment met de bijbehorende dresscode (overgangsritueel): de geboorte, jong volwassen worden (hernieuwing doopbeloften), huwen en sterven. Er ware toen geen alternatieven om ‘te feesten’. De Kerk organiseerde diverse antwoorden op maatschappelijke (materiële) behoeften, zoals gezondheidszorg, onderwijs (netjes gescheiden meisjes en jongens) etc. De Kerk organiseerde ook het verenigingsleven (maatschappelijk middenveld, zie H6): van de parochiezaal (voor de gezelligheid) in concurrentie met het vroegere Volkshuis bij Socialisten, over de Boerenbond (machtsimperium), een (eigen) vakbond, een mutualiteit, jeugdbewegingen, een turnkring, (vroeger) een katholieke partij om politiek mee te spelen… De Kerk als ‘koepel’ boven een samenleving is het beeld. De Kerk (als institutie) formuleerde ook expliciete normen waaraan in het dagelijkse leven diende beantwoord te worden, zoals bijvoorbeeld omtrent bio-ethiek (geen voorhuwelijkse seksualiteit (‘kuisheid’), geen anticonceptiva, geen abortus, geen euthanasie etc.). In termen van ‘gender’ zijn de hogere ambten binnen de kerkorganisatie enkel voorbehouden voor mannen (dus binnen HRM is de helft van de kandidaten vooraf 1 Zelfstudietaak 7_2 uitgesloten). Wat een illustratie is van sociale discriminatie, terwijl vrouwen juist meer ‘kerks’ en ‘kerkelijk’ waren, dan mannen. De kerksheid (gemeten als het wekelijks volgen van de eucharistieviering) en kerkelijkheid (gemeten als het volgen van de kerkelijke richtlijnen) scoorden hoog. Kortom de Kerk was een belangrijk instituut in de Vlaamse samenleving toen. Wat leren de meest recente cijfers over het kerkinstituut vandaag? Ja, een socioloog kijkt naar de empirie, zoals het hoort voor een onderzoeker en dus academicus. Er zijn verschillen door heen de tijd. De klassieke ‘events’ verminderen aan belang, waarbij de wekelijkse misviering het meest duidelijke sociologische feit is. Dit sociaal handelen is afgekalfd van meer dan 50% in de 60-er jaren naar geen 5% vandaag. Dit hangt samen met overlijden van vroeger katholieke – zeer kerkse - mensen, die niet opgevolgd worden door de jongere generaties. Dus hier speelt de sociodemografische variabele. Precies daarom zijn het aantal kerkse begrafenissen nog relatief hoog. De andere levensmomenten hebben duidelijk aan belang ingeboet naar kerkelijkheid, met recent een nipte stijging. En dat kunnen wij als socioloog (nog) niet verklaren. Er zijn verschillen naar sociale ruimte, zie het verschil stad versus platteland. Over kerkelijkheid zijn geen gegevens meer beschikbaar, vroegere data leerden dat de kerksheid sterk daalde, maar dat mensen relatief kerkelijk bleven denken (alhoewel daar ook de detraditionalisering (erosie) opgemerkt werd, bv. wat bioethische vraagstukken betrof. Hoe kan deze maatschappelijke ontwikkeling verklaard worden, vanuit (andere) maatschappelijke ontwikkelingen? Secularisering of het sociologisch concept waarbij een scheiding tussen ‘kerk’ en ‘staat’ een feitelijkheid is. De modernisering resulteerde in individualisering (meer ‘à la carte’ eigen keuzes maken) en detraditionalisering (vervagen tradities). Uitspraken zoals ‘Humanae Vitae’ (encycliek Rome) stelde de Vlamingen in een rolconflict, enerzijds mochten zij als katholiek geen anticonceptiva gebruiken (als formule voor ‘geboortebeperking’, getypeerd als zedenverval), anderzijds kozen veel koppels voor een kleiner aantal kinderen (binnen tweeloopbaan gezinnen). Dit gewetensconflict zorgde voor een vervreemding van de kerkse moraal. Het gegeven dat het Kerkinstituut vanuit Rome (een ‘mannenbastion’) niet mee evolueerde met de veranderende maatschappij … duwde de kerk naar de marge in de samenleving (anticonceptiva, verbod vrouwen om een kerkelijk ambt te bekleden, geen mogelijkheid om na een echtscheiding opnieuw kerkelijk te hertrouwen, het gegeven van wettelijk toegestane abortus of euthanasie etc. De moderne mens die ‘à la carte’ ging shoppen of zappen om het eigen zingevingskader in te vullen (Oosterse filosofie, humanisme….). De recente onthullingen van kindermisbruik (pedofilie) in diverse landen bij enkele (voormalige) personeelsleden van het instituut Kerk, hebben zeker extra mensen doen afhaken. Dit ‘hypocritisch’ handelen staat ‘haaks’ op de geformuleerde 2 Zelfstudietaak 7_2 boodschap van dit instituut met betrekking tot seksualiteit en werkt bijgevolg contraproductief op de (voormalige) leden. … En dit ondanks dat de voorheen als ‘katholiek’ getypeerde organisaties, vandaag vanuit het idee van de ‘socio-culturele christenheid’ sterk blijven bloeien. Zo heeft: bv. de Standaard zijn logo AVV/AVK geschrapt, heeft het voormalige Christelijk Middenstandverbond (NCMV) zich omgevormd naar een neutraal ‘Unizo’; is ‘Caritas Catholica’ (gezondheidszorg) nu Zorgnet Vlaanderen geworden... De verzuilde voormalige structuren hebben zich bedrijfskundig wel ingepast in de nieuwe tijd (los van het Kerkinstituut). Is een zingevingsinstituut zoals de Kerk dit was maatschappelijk niet meer functioneel? Jawel, elke samenleving heeft nood aan gemeenschappelijk cultureel draagvlak (voor Durkheim: een ‘conscience collective’). Dus mensen hebben nood aan een sturende en een gedeelde culturele referentiekaders. Voorheen was de Katholieke Kerk dit, vandaag (historisch) niet meer. Vandaag zijn er andere sociologische zingevingsactoren. De TOR groep (VUB) stelt het volgende (terecht): Ondanks de erosie van de klassieke instituties is er nog sprake van voorspelbaarheid, berekenbaarheid, routines en berekenbare patronen. Het sturen van handelen is in mindere mate is gesteund op: de vanzelfsprekende traditie; de gestrengheid van de leer (zoals vroeger in het katholicisme); ontzag voor gezag; de politieke zuil waartoe men (toen) met het hele gezin behoorde etc. Dus sociologisch geen eenvoudig en meteen voorspelbaar model meer. Maar het oude institutionele zingevingskader is vervangen door nieuwe sturende maatschappelijke mechanismen voor het ‘denken, voelen en handelen’: het onderwijs; de ‘vrije’ markt; de (oude en nieuwe) sociale media; de reclame en het bankwezen dat het kapitalisme van de ‘begeerte’ aanhangt. Vandaag zien wij binnen de multiculturele samenleving nog wel bevolkingsgroepen die steeds gestuurd worden vanuit een ‘religieuze institutie’ (zoals de kerk was. Nu de Islam, nog steeds het orthodoxe Jodendom etc.). 3 Zelfstudietaak 7_2 Bibliografie Dobbelaere K. (2002/2004), Secularization: an analysis at three levels, Brussel. Laermans R., B. Wilson, J. Billiet (1998), Secularization and Social Integration, Leuven University Press. 4