1 Decimaliseren Samenvatting Decimaliseren is nodig, omdat alle apparaten voor hun instelling een decimaal getal nodig hebben. Bijvoorbeeld: een infuuspomp kan wel op 0,8 ml/min ingesteld worden, maar niet op 4/5 of 8/10 of 16/20 ml/min. 0,8, 4/5, 8/10 en 16/20 hebben weliswaar dezelfde waarde, maar de knop op het apparaat is alleen op 0,8 te zetten. Instelschalen gaan altijd uit van een decimale indeling. 1.1 Vereenvoudigen – 2 1.2 Verhoudingen omzetten – 3 1.3 Afronden – 4 1.4 Oefeningen – 4 1 2 Hoofdstuk 1 • Decimaliseren 1 1 = 0,5 2 1 5 = 0,5 = 2 10 1 = 0,125 8 1 = 0, 05 20 5 1 = = 0, 05 20 100 1 = 0, 00125 800 1 = 0, 005 200 enzovoort 125 = 1000 enzovoort 3 1 = 0,375 uitwerking: 3 × = 3 × 0,125 = 0,375 of een staartdeling: 3 door 8 delen 8 8 8/3,000... \ 0,375 24 60 56 40 40 0 N.B. Met behulp van een staartdeling kan iedere breuk gedecimaliseerd worden. z 9 = 1,125 8 1 = 1 8 51 = 12, 75 4 3 = 12 4 Opmerking Een bron van verwarring is het feit dat in de Engels-Amerikaanse literatuur bij het aanduiden van een decimaal getal een punt (.) wordt gebruikt in plaats van een komma. Dus: 1.001 (Eng./Am.) = 1,001 (Europees). Tevens is bij grote getallen het gebruik van punt en komma tegengesteld: 2.000.000 (2 miljoen; Europees) = 2,000,000 (Eng./Am.) 1.1 Vereenvoudigen 15 / 75 of 15 1 = (teller en noemer gedeeld door15) = 0, 2 75 5 240 12 5 = = 1 = 1, 714285714285....enz. = 1,71( afgerond ) 140 7 7 30 60 6 3 ×2= = = = 0, 75of: 80 80 8 4 3 1.2 • Verhoudingen omzetten 30 30 3 ×2= = = 0, 75 ( weggestreept ) 80 40 4 30 30 × 2 × 2 kan ook gezien worden als 80 80 N.B. : De vorm Bij vereenvoudigen kunnen de teller (boven) en de noemer (onder) van breuken op dezelfde manier door alle getallen gedeeld of vermenigvuldigd worden (behalve door 0). De waarde van de betreffende breuk blijft hierdoor dezelfde. Breuken kunnen door vereenvoudigen − zoals het woord aanduidt − een eenvoudiger vorm hebben voor handelingen als decimaliseren. Verhoudingen omzetten 1.2 Dit is een rekenkundige handeling die veel voorkomt bij het berekenen van oplossingen en toedieningen. Hierbij zet men verhoudingen om die voorkomen in het begrip concentratie (sterkte van oplossingen). Een verhouding kan weergegeven worden als: a per b bijv.: 2 per 100 5 per 15 0,8 per 10 enz. maar ook als: – – – – – a/b bijv.: 2/100 5/15 0,8/10 enz. of: – – – – – a:b bijv.: 2:100 5:15 0,8:10 enz. of: – – – – – a b bijv.: 2 100 5 15 0,8 10 enz. De volgende voorbeelden laten zien hoe verhoudingen omgezet worden, waarbij er één onbekende te berekenen is, zoals toepasbaar in praktijksituaties. Beschouw eerst deze simpele verhouding: 3 1 = . 6 2 Wanneer de getallen kruislings vermenigvuldigd worden, blijft het isgelijkteken gelden: 3 × 2 = 6 × 1. 1 4 1 Hoofdstuk 1 • Decimaliseren Zo ook: 2= 6 ×1 6 ×1 3× 2 3× 2 of: 3 = of: 6 = of: 1 = 3 2 1 6 Nu met een onbekende: 5 ? = 100 40 Kruislings uitgewerkt: 5 × 40 = 100 × ? 5 40 100 200 ?3 100 ?32 Onbekende uitrekenen: ? 3 De onbekende is dus 2;de bovenstaande verhouding wordt dan: 5 2 3 . 100 40 Afronden 1.3 Een getal op één decimaal nauwkeurig is een getal met één cijfer achter de komma. Zo is 0,75 dus een getal op twee decimalen nauwkeurig. Hoe groter het aantal cijfers achter de komma, des te nauwkeuriger is het getal. z Voorbeeld 1,049 kan worden afgerond op 1 of 1,0 of 1,05 − al naargelang de nauwkeurigheid die gewenst wordt. Regel is dat naar boven wordt afgerond wanneer het laatste cijfer een 5 of hoger cijfer is (t/m 9). 1/3 = 0,3333333333… enz. = 0,33 (afgerond) 2/3 = 0,6666666666… enz. = 0,67 (afgerond) Oefeningen 1.4 z Decimaliseer (rond af op maximaal twee decimalen) 10 = 4 3 = 7 434 = 10 1 = 10 10 = 9 6 = 7 526 = 100 1 = 12 10 = 11 8 = 7 864 = 1000 1 = 14 5 1.4 • Oefeningen 1 ×3 5 = 1 ×3 10 = 5, 6 × 10 = 8 3 ×3 5 = 1 × 500 = 1000 0, 7 ×4 = 2,8 1 ×5 200 0,1 × 50 = 0, 2 4 × 0,3 = 5 = 250 = 0,1 1 = 0, 2 2 = 0, 4 1, 2 = 0,1 25 10 = 1, 6 = 0,8 18 = 0, 6 0,12 = 1 25 = 1000 4,8 = 1, 6 18 = 0, 09 0,12 = 0, 01 z Vereenvoudig en decimaliseer Vereenvoudig en decimaliseer vervolgens: 1 ×3 6 = 0,37 × 16 = 4 5 × 0, 27 = 9 1 ×3 = 600 0, 001 × 10 = 0,1 5 × 5, 4 = 9 2 × 0,5 = 100 6,85 × 93 = 93 5 × 0,9 = 9 2 × 0,5 = 0,5 40 3 × = 120 4 24 0, 2 × = 25 40 750 × 0,5 = 150 4 7 × = 2 280 0, 6 8 × = 9, 6 0,5 48 × 0,1 = 96 1 3 × = 0, 2 2 100 6 × = 0,12 5 40 = 2/3 200 = 20 / 2 1 = 2/3 0, 08 = 1/ 3 0,1 = 1/ 5 1 3×2 5 6 = 1 1/ 100 = 0,3 3/ 2 1 = 0,30 = 0, 25 = 0, 015 1×1 3 3 40 × 0, 6 25 × 4 5 5 2 × 15 3 5 = = 1 6 1 Hoofdstuk 1 • Decimaliseren z Plaats de komma op de juiste manier 0,1 0,1 0,1 0,4 × × × × 0,1 1 0,22 0,50 = = = = 1,0 × 0,04 × 0,3 × 0,3 × 1,0 0,14 21 0,04 = = = = 21 4,2 5,1 51 : : : : 0,3 14 17 170 = = = = 1200 98 0,81 1,0 : : : : 0,6 0,1 0,9 0,1 = = = = 10 10 0,3 1,0 0,125 0,02 0,03 25 = = = = 6,25 0,25 8 196 : : : : 25 10 0,4 140 = = = = z : : : : Maak de omgezette verhoudingen compleet 40 0,4 256 12 : : : : 16 8 16 9 = = = = : : : : 4 2 1 0,03 2500 : 0,1 : : 14 : 15 = = 5,6 = 210 = 28 17 7,5 0,4 / / / / 40 510 15 1,6 = = = = / / / / 10 60 98 212 0,01 / 25 8000 / 8100 / 300 / 6 = = = = 50 2 11 100 : : 30 : 77 : 5 2 540 5 / / 0,005 / / 15000 7 Machtsverheffen Samenvatting Machtsverheffen wordt gebruikt om maateenheden heel klein of heel groot te maken. Een duidelijk voorbeeld is te vinden in de computertechnologie: van kB naar MB, naar GB en TB als het gaat om de grootte van digitale bestanden. Bij andere maateenheden dan de B van bytes komt dit omzetten ook voor. Men bedient zich dan van het decimale voorvoegsel. Eerst wordt uitgelegd hoe machtsverheffen cijfermatig gaat. Voor medisch rekenen is machtsverheffen van het grondgetal 10 het meest relevant. 2.1 Decimale voorvoegsels – 9 2.2 Oefeningen – 11 2 8 Hoofdstuk 2 • Machtsverheffen 101 = 10 100 = 1 102 = 100 ( = 10 × 10) 103 = 1000 ( = 10 × 10 × 10) 2 104 = 10.000 ( enz.) 106 = 1.000.000 ( een miljoen ) 109 = 1.000.000.000 ( een miljard ) 10 −1 = 0,1 1 10 −2 = 0, 01 = 10 × 10 10 −3 = 0, 001 ( een duizendste ) 10 −6 = 0, 000001 10 −9 = 0, 000000001 ( een miljardste ) enzovoort. ← exponent ↵ 109 grondtal N.B. Elk getal tot de macht nul is één! Bijvoorbeeld 3° = 1 en 1234° = 1. Zie hiervoor de volgende uitleg. Bij vermenigvuldiging van grondtallen met exponenten worden de exponenten bij elkaar opgeteld: 102 × 103 = 105 (er staat in wezen: 100 × 1000 = 100.000) 10 × 1014 = 1015 10−2 × 1014 = 1012 10−2 × 10−14 = 10−16 Bij delen van grondtallen met exponenten worden de exponenten van elkaar afgetrokken: 104 :103 = 101 = 10 − ofwel 104 = 10 103 104 :104 = 100 = 1(!) 10 = 10−13 14 10 10 15 = 10 − ofwel = 1015 10 −14 10 :1014 = 10 −13 − ofwel 10 :10 −14