Positiestelsel De cijfers zijn: 0, 1, 2 ,3, 4, 5, 6 ,7 ,8, 9. Getallen maak je door cijfers achter elkaar te zetten. De plaats van het cijfer in een getal geeft de waarde aan dat cijfer. In het getal 123, bijvoorbeeld, staat de 1 voor 100, de 2 voor 20 en de 3 voor 3. Je kunt dat ook schrijven als: 1 × 100 + 2 × 10 + 3 × 1. Voorbeelden 73906 = 7 × 10.000 + 3 × 1.000 + 9 × 100 + 0 × 10 + 6 × 1 5.306.701 = 5 × 1.000.000 + 3 × 100.000 + 0 × 10.000 + 6 × 1.000 + 7 × 100 + 0 × 10 + 1 × 1 Zie ook de uitleg Kommagetallen. Romeinse cijfers Soms wordt een getal geschreven met in Romeinse cijfers. Hierbij wordt de waarde aangegeven met behulp van letters. M = 1000, D = 500, L = 50, C = 100, X = 10, V = 5, I = 1. Je berekent de waarde van het getal door de waarde van de letters bij elkaar op te tellen. Zo is MMXI = 1000 + 1000 + 10 + 1 = 2011. Door een letter vóór een ‘grotere’ letter te zetten, kun je de waarde verkleinen. Zo is: IV = 5 − 1 = 4; IX = 10 − 1 = 9 en MCMXCIX = 1000 + 900 + 90 + 9 = 1999. De Romeinen kenden geen apart symbool voor de 0. Daarin onderscheidt dit systeem zich van ons positiestelsel. RekenBeter.nl MMXI