Aanwijzingen voor het schrijven van een betoog 1. De keuze van het onderwerp Allereerst moet je de meest geschikte titel kiezen. “Meest geschikt” betekent hier: waar je het meest over weet, waar je het best over kunt argumenteren.. Ga als volgt te werk: • Schrap de titel(s) die je het minst aanspreken en waar je het minst van weet. • Als je meer dan één titel overhoudt, noteer dan op een kladblaadje alles wat je spontaan te binnen schiet. Doe dit per onderwerp. Je kunt lijstjes maken, of een zgn. mindmap, waar je elementen structureert in hun onderling verband. Vergelijk de resultaten. Kies het meest veelbelovende onderwerp, waar het meest over hebt genoteerd. 2. Uitwerken en ordenen van gegevens Je hebt nu al een begin: orden je gegevens (verder) en werk ze uit. De stelling die je verdedigt of aanvalt is daarbij de leidende gedachte. Schrijf daarom in één zin jouw stelling over het onderwerp. De definitieve formulering kun je later schrijven, als die stelling haar plaats krijgt in de inleiding van je betoog. De kern vormt het zwaartepunt van je betoog. Zorg ervoor, dat je al je gegevens, ideeën en voorbeelden zó ordent, dat een logisch, goed gebouwd geheel ontstaat. De leidende gedachte is steeds de stelling. In de kern van een betoog geef je voor-en tegenargumenten in een heldere, overtuigende volgorde. De argumenten vóór staan bij elkaar, net als de argumenten tegen. Tegenargumenten kunnen worden ontzenuwd. Dat staat dan ook weer bij elkaar. Zoals de meeste zakelijke teksten zal je betoog uiteindelijk bestaan uit die delen, inleiding, kern en slot. Zij hebben ieder hun eigen doel. De inleiding geeft het onderwerp van je tekst aan. In een betoog vind je gewoonlijk de stelling, met het standpunt van de schrijver, in de inleiding. De lezer weet nu, waar de tekst over zal gaan en hij kent het standpunt van de schrijver over het onderwerp. In de inleiding probeer je de aandacht van de lezer te vangen. Zo kun je beginnen met een anekdote of een voorbeeld. Je moet je als schrijver hier rekenschap geven van je publiek. De schrijver moet zijn standpunt wél aannemelijk maken. Dit gebeurt in het middendeel. Hier komen de argumenten voor (en tegen) de stelling. Mogelijke tegenargumenten moeten natuurlijk onschadelijk worden gemaakt. Het middendeel is gewoonlijk een opsomming van argumenten. Gebruik signaalwoorden die dit laten zien: Ten eerste, vervolgens, een ander argument, verder enz. Geef ook een overgang van argumenten vóór naar argumenten tegen duidelijk aan: maar, hier tegenover staat, anderzijds, enz. In het middendeel ligt het inhoudelijke zwaartepunt van je betoog. Je houdt alleen rekening met je publiek bij de selectie van je materiaal: wat weet mijn publiek wel en wat nog niet? In het slot gaat de aandacht van de schrijver weer naar zijn lezers. Als conclusie wordt het standpunt herhaald, zodat de lezer het goed onthoudt. Veel gebruikte signaalwoorden: dus, zo blijkt, alles afwegend, concluderend enz. -1- 3. Het schrijven zelf Bij het schrijven moet je letten op spelling, zinsbouw, woordkeus en stijl. De spelling dient natuurlijk foutloos te zijn, met name die van de werkwoorden. Als je niet zeker bent van de spelling van een woord, zoek dan een synoniem of verander de zin. Zo kun je vaak tussen de problemen door laveren. Je zinsbouw is van even groot belang. Schrijf volledige zinnen, met een onderwerp en persoonsvorm. Gebruik geen telegramstijl, vermijd uitroepen. Wissel je zinslengte af. Die afwisseling bevordert de leesbaarheid van je tekst. Maak je zinnen niet te kort: een staccatostijl is vermoeiend: Een groot probleem dus. Moeten we snel aanpakken. Maar hoe? Meningen verschillen! En wie heeft gelijk? Met zgn. Jip-en-Janneke-zinnen onderschat je leesvaardigheid van je publiek. Kernenergie is een probleem. Er zijn voorstanders. En er zijn tegenstanders. Die staan tegenover elkaar. Wie heeft nu gelijk? Dat is een lastige vraag. Maar maak je zinnen omgekeerd ook niet te lang. Dan komen er spaghetti-zinnen, waar geen einde aan lijkt te komen. Energie-opwekking door middel van kernsplitsing is een ingewikkelde kwestie, die al decennialang voorstanders, die je gewoonlijk vindt in kringen van wetenschappers en tegenstanders, dat zijn meestal links-activistische groepringen en soms evengoed politici, tegenover elkaar laat staan. Gebruik komma´s in samengestelde zinnen. Daarmee vergroot je weer de leesbaarheid. Je publiek en het medium, waarvoor je schrijft, bepalen voor een groot deel je woordkeuze. Die moet “passend” zijn: niet te populair of te gewichtig/ouderwets: Kernenergie is volgens velen niet zo cool. Er is echter ook een grote schare van voorstanders. Zinsbouw, woordkeus en stijl bepalen voor een belangrijk deel de stijl van de tekst: de verpakking van de inhoud. Over die stijl nog het volgende1. 3.1 Schrijf concreet Maak het abstracte concreet. Probeer met je woorden beelden op te roepen bij je lezer. Geef bijvoorbeeld veelzeggende details, prikkel de zintuigen van je lezers en geef voorbeelden. 1 Zie Peter Burger, Jaap de Jong: Handboek Stijl, Adviezen voor aantrekkelijk schrijven. Groningen 1997 -2- Lezers moeten ´het voor zich zien´, of het nu gaat om de gevaren van kernenergie of de ellende van asielzoekers. Goed schrijven betekent, dat je het specifieke kiest boven het algemene, het duidelijke boven het vage en het concrete boven het abstracte. Nog korter geformuleerd: show, don´t tell. Als je schrijft over een grammaticales op school, zet de lezer dan weer even zelf in de schoolbanken. Maandagochtend 2 maart 2009, het tweede lesuur: Okee jongens, let even op. We gaan het vandaag hebben over het naamwoordelijk gezegde. Je weet allemaal, dat .... Je kunt de volgende technieken gebruiken om concreet te schrijven: • Laat de feiten voor zichzelf spreken • Wees specifiek • Vertoon met veelzeggende details • Geef voorbeelden en opsommingen • Gebruik werkwoorden in plaats van naamwoorden: Niet: Het voederen van watervogels kan bijdragen aan het ontstaan van botulisme. Maar: Mensen die watervogels voederen, kunnen eraan bijdragen dat botulisme ontstaat. 3.2 Schrijf beeldend Goede schrijvers laten hun lezers dus beelden zien, allereerst door concreet te schrijven. Een andere techniek is het gebruik van beeldspraak, met name vergelijkingen. We gebruiken allemaal beeldspraak en vaak valt deze niet op, zoals bij flessenhals of stoelpoot. Onverwachte beelden krijgen wel weer de aandacht van de lezer: Krantenlezers gedragen zich als klanten in een supermarkt. Ogen dwalen langs de schappen, maar slechts enkele artikelen belanden in het boodschappenwagentje. Beeldspraak kan verlevendigen en verduidelijken, maar pas op clichés of verkeerd gekozen beelden kunnen weren als een boemerang: Ik moet hier toch een ander geluid in de ring werpen. Beelden werken het best, als ze origineel zijn en kort. Verder mogen zij geen ongewenste bijbetekenissen oproepen: De minister van Landbouw, visserij en Natuurbeheer heeft het mestoverschot in zijn portefeuille. 3.3 Schrijf menselijk Wie schrijft, wil contact leggen met de lezer. Schrijf als mens, dus toon je ideeën en gevoelens. Je mag “ik” gebruiken, maar doe dit met mate. Je kunt je mening gewoonlijk heel goed formuleren zonder dit persoonlijk voornaamwoord: Ik vind dat geestelijk gehandicapten niet zonder meer kinderen mogen krijgen –> Geestelijk gehandicapten mogen niet zonder meer kinderen krijgen. Je mag natuurlijk vrijelijk putten uit eigen ervaringen. Vertel, dat het jouw ervaringen zijn: Zo herinner ik me nog goed, hoe... Wees zuinig met de lijdende vorm. Je formuleert “menselijker” in de bedrijvende vorm: Die denkbeelden, die door de regering worden geuit, worden door bijna iedereen verworpen –> Bijna iedereen verwerpt de denkbeelden die de regering uit. -3- Je richt je bij het schrijven op een denkbeeldige lezer, iemand met een gemiddelde intelligentie en een normale algemene ontwikkeling. Je kunt je direct tot die lezer richten met “u”, maar pas hiervoor op. Al gauw zit je je lezers te dicht op de huid. 3.4 Schrijf duidelijk Voor de voet weg moet dit probleemveld worden neergetunneld in een motie, om langs deze weg in lijn met de afspraken met het kabinet al zwaluwstaartend de pijnpunten snelstens en bestens af te concluderen. Wat staat hier? Geen lezer zou iets zinnigs kunnen zeggen over de inhoud van dit citaat van oud-premier Ruud Lubbers. Dat was hoogstwaarschijnlijk ook Lubbers’ opzet. Het citaat is een voorbeeld van hoe het niet moet. Je moet begrijpelijk formuleren: heldere woorden in begrijpelijke zinnen. Vermijd lange of dure woorden, vaktaal en afkortingen. Maak het je lezers niet moeilijker dan nodig is. Richt je weer op de geïnteresseerde lezer met een gemiddelde intelligentie en goede algemene ontwikkeling. Zoek synoniemen of omschrijvingen voor lange en moeilijke woorden. Als het eenvoudiger kán, máák het dan ook eenvoudiger. Vermijd vaagheden. Kies de woorden met de grootste inhoud. Bij een zin als: De examencommissie zal bij fraude handelen naar bevind van zaken laat veel onduidelijk. Bij een zin als: Bij spieken krijgt een kandidaat een 1 weet je waar je aan toe bent. Ook verwijzingen moeten duidelijk zijn. Als je woorden als dit, het, daardoor gebruikt, moet de lezer weten, waarop zij betrekking hebben, binnen de tekst en daar buiten. De inhoud van een tekst wordt ook vaag door het gebruik van woorden als enigszins, nogal, vrij, waarschijnlijk, eventueel, in principe, gewoonlijk. Met deze woorden nuanceert een schrijver en maakt hij zijn formuleringen vaag. Gebruik ze niet. Dat geldt ook voor versterkende woorden als erg, bijzonder en zeer. Ze verdunnen je inhoud. Geef liever harde cijfers. Ook de lengte van je zinnen kan de tekst onduidelijk maken. Lange zinnen bevatten te veel informatie en ze kennen een ingewikkelde structuur. Knip zo’n lange zin in stukken, maar schiet niet door; dan schrijf je ineens in een Ot-en-Sien-stijl. Dan mis je vaak het verband tussen de zinnetjes en veel korte zinnen zijn al snel eentonig. Bovendien dreigt het gevaar dat de lezer zich niet serieus genomen voelt. Wissel langere en korte zinnen af. Een langere zin mag gerust ongeveer 25 woorden tellen. Gebruik de korte zinnen voor stellingen, nieuwe argumenten en conclusies. Uitwerkingen, opsommingen en beschrijvingen mogen in langere zinnen. Nog een paar bijzondere zinsconstructies: • Vermijd tangconstructies, waar woorden die grammaticaal bij elkaar horen te ver uiteen staan: De Israëlische en Palestijnse politici hebben na maanden durende onderhandelingen, waarin de status van Jeruzalem het grootste struikelblok vormde, geen overeenstemming kunnen bereiken. –> De Israëlische en Palestijnse politici hebben geen overeenstemming kunnen bereiken na maanden durende onderhandelingen, waarin de status van Jeruzalem het grootste struikelblok vormde. • Gebruik niet veel voorzetsels achter elkaar: de aanvaarding van de plannen voor zelfbestuur in de bezette gebieden door vertegenwoordigers van beide partijen... • Herschrijf dubbele ontkenningen: Ik kan me niet aan de indruk onttrekken –> Ik krijg de indruk. -4- 3.5 Schrijf bondig Schrijven is schrappen. In de ideale tekst staat geen woord te veel. Daarom moet je al in je voorbereiding streven naar bondigheid: 1. Kies een invalshoek (net al bij de mondelinge presentatie, weet je nog) en ken je lezers. De invalshoek is de centrale vraag, waarop de tekst het antwoord geeft. In een betoog is dat de stelling 2. Maak een slank tekstontwerp. Besteed dus de nodige zorg aan de ordening van je materiaal en kijk hier heel kritisch naar: wat is bruikbaar van mijn invallen? Wat moet ik met pijn in het hart- toch maar weggooien? Maak een helder compositiepatroon en houd je er ook aan! Sla bij het schrijven geen zijpaden in. (Zie ook par. 2 hierboven.) 3. Schrap bij het herschrijven alles, wat afleidt van de hoofdlijn: • Kom binnen de zin snel terzake, dus geen loze aanloopjes , zoals Het is zo dat... • Geen formuleringen zoals het is interessant te zien... of het is onnodig te zeggen... Lezers hebben zulke regie-aanwijzingen niet nodig. Vermijd emotionele opmerkingen als helemaal erg is het, dat... of nog erger is... Hoe erg het wel niet is, moet blijken uit de inhoud van je tekst, je voorbeelden e.d. • Let op tautologieën en pleonasmen: een cirkel is altijd rond en in ...haar negatieve instelling en mentaliteit... staat een zelfstandig naamwoord te veel. • Voorzetseluitdrukkingen verbruiken onnodig veel woorden: met betrekking tot de geruchten–> over de geruchten. 3.6 Schrijf consistent Je schrijft een betoog voor een denkbeeldig dagblad. Dat medium vereist een bepaalde toon. Elke taal kent een aantal registers, van formeel en neutraal tot informeel en platvloers. Je moet je betoog schrijven in het passende register: neutraal, in gewone omgangstaal. De gebruikte woorden passen in iedere situatie. Hieronder vind je een aantal synoniemen uit het neutrale register en uit de twee naastliggende registers, het formele en het informele: formeel neutraal informeel aangezien politiebeambte de geest geven amusant zorgelijk omdat politieagent sterven leuk erg smeris de pijp uitgaan geinig hartstikke Wees op je hoede voor stijlbreuken: Bij het aanschouwen van de zorgwekkende situatie (formeel) is iedereen hartstikke (informeel) geschrokken. Uit de bovenstaande rijtjes blijkt al, dat woorden nooit volledig verwisselbaar zijn. Echte synoniemen bestaan niet. Kleine verschillen vormen gewoonlijk geen probleem. Wissel daarom woorden af, zonder in een ander register te belanden. Herhaling van hetzelfde woord verveelt je lezers. Schiet ook niet door naar een krampachtig zoeken van steeds weer een ander woord of een nieuwe omschrijving. Dezelfde variatie zoek je in je zinsbouw. -5-