HOUVAST.NL Politiek Programma PerspectieF Versie: 2003-1 Vastgesteld door PerspectieF Congres 20-10-2001 Laatst gewijzigd door PerspectieF Congres 19-10-2002 Colofon Redactie: Frank Visser, Matthijs de Vries en Kees Verweij Dit programma is mede tot stand gekomen door bijdragen van: Marcel Benard, Daniel Brandsema, Johannes de Jong, Annette van Kalkeren, Alfred van der Klis, Frank Mulder, David Speksnijder, Kees Verweij, Frank Visser, Matthijs de Vries. De volgende mensen willen wij bedanken voor hun bijdragen aan de discussie: Wim Althuis (LNV, V&W, VROM), Sigrid Been (VWS, OC&W), Marcel Benard (OCW > Pers en omroep), Daniel Brandsema (BuZa), Hans Eilander (EZ), Matthias Fabriek (OC&W > educatie, pers en omroep), Diana de Gooijer (Justitie), Annette van Kalkeren (BuZa), Rachel Knevel (OC&W > educatie), Petra van Rijssen (LNV, V&W, VROM), Martine Vonk (LNV, V&W, VROM) en Jan Wolsheimer (LNV). Wim, Petra en Martine hebben de PerspectieF scripta Hart voor groen geschreven waarvan veel teksten en uitgangspunten terugkomen in dit programma. Aanpassingen aan dit programma Leden kunnen, individueel of als werkgroep, doormiddel van moties en resoluties voorstellen voor aanpassingen van dit programma maken. Als je een nieuw hoofdstuk of paragraaf wilt toevoegen aan het programma of uitgebreid wil wijzigen dan kan dit via een resolutie. Wil je één standpunt wijzigen of toevoegen dan kan dit door middel van een politieke motie. Moties en resoluties kunnen tot vier weken voor een PerspectieF Congres worden ingediend. Ingediende voorstellen kun je proberen te wijzigen door middel van een amendement. Amendementen kunnen tot op de dag van het congres ingediend worden. De regels betreffende het indienen en behandelen van moties, resoluties en amendementen tijdens het PerspectieF Congres kun je vinden in het congresreglement. Meer informatie? Wil je meer informatie over PerspectieF, ChristenUnie-jongeren? Surf dan naar www.perspectief.nu. Je vindt hier een agenda met onze activiteiten, actuele persberichten, een discussieplatform, een foto-archief en nog veel meer. Voor specifieke informatie over dit programma kun je contact opnemen de jongerenwerker van PerspectieF: 033-4226951, [email protected] Welzalig de mens die wijsheid vindt, de mens die verstandigheid verkrijgt; want wat zij opbrengt, is beter dan de opbrengst van zilver, wat zij doet gewinnen, is beter dan goud. Zij is kostbaarder dan koralen, al wat gij kunt begeren, kan haar niet evenaren. Lengte van dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer. Haar wegen zijn liefelijke wegen, al haar paden zijn vrede. Een boom des levens is zij voor wie haar aangrijpen, wie haar vasthouden, zijn gelukkig te prijzen; de Here heeft door wijsheid de aarde gegrond, door verstand de hemelen vastgesteld, door zijn kennis zijn de waterdiepten gekliefd en druppelen de wolken dauw. Mijn zoon, laat ze niet wijken uit uw ogen, bewaar overleg en bedachtzaamheid, dan zullen wij het leven voor uw ziel zijn, een sieraad voor uw hals. Dan zult gij uw weg veilig gaan, zonder dat uw voet zich stoot. (Spreuken 3: 13-23) Houvast.NL, Politiek Programma PerspectieF Versie: 2003-1 Vastgesteld door PerspectieF Congres 20-10-2001 Laatst gewijzigd door PerspectieF Congres 19-10-2002 HOUVAST.NL Politiek Programma Voorwoord Diepgravend en richtinggevend Houvast.NL is het politiek programma van PerspectieF. De keuzes die PerspectieF wil maken staan in dit programma. Het programma is bedoeld als richtlijn, houvast, voor het politieke handelen van PerspectieF. Het programma wordt vastgesteld door de leden op het PerspectieF Congres en is daarmee richtinggevend voor het bestuur. Het bestuur is op basis van dit programma tijdens de jaarlijkse Algemene Vergadering aanspreekbaar op haar politieke koers. In het programma hebben we geprobeerd zo duidelijk mogelijk te zijn, maar helaas is het af en toe, juist voor die duidelijkheid, nodig om ´vaktermen´ te gebruiken. Achterin het programma vind je daarom een begrippenlijst. Zoals je ziet is dit programma behoorlijk omvangrijk en diepgravend. Naast dit programma verschijnt er dan ook binnenkort een samenvatting en een politiek pamflet in toegankelijke jongerentaal. Nog dieper... Het programma is een afspiegeling van onze politieke overtuiging en bevat een overzicht van standpunten. Er is helaas te weinig ruimte om deze standpunten uitgebreid toe te lichten. De standpunten worden daarom verder uitgewerkt in bijvoorbeeld notities en manifesten die worden uitgegeven onder verantwoordelijkheid van het bestuur. Dit programma beperkt zich overigens niet tot een opsomming van standpunten. Bij elk thema staan er ook algemene uitgangspunten die het bestuur gebruikt in het geval er over een onderwerp een standpunt moet worden bepaald dat nog niet is geformuleerd in het programma. Boodschap voor ChristenUnie Het bestuur gebruikt het programma niet alleen voor situaties die de vereniging zelf betreffen. PerspectieF heeft spreek- en stemrecht op het uniecongres van de ChristenUnie. Dit congres beslist onder andere over het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie. Het PerspectieF programma zal dan ook als basis dienen voor de inbreng die het bestuur verzorgt namens de vereniging op het uniecongres. Leeswijzer Het programma is opgedeeld naar ministerie, zo kun je snel alle standpunten terugvinden. Elk hoofdstuk bestaat uit een aantal paragrafen (resoluties) die elk ingaan op één thema. Allereerst wordt er een schets gegeven van het beleidsterrein en onze algemene visie. Vervolgens volgt er een opsomming van concrete actiepunten. Sommige thema´s vallen onder de verantwoordelijkheid van meerdere ministeries. In zo´n geval is een thema ondergebracht bij één hoofdstuk. Het debat gaat door... Het programma is natuurlijk nooit volledig. In dit programma geeft PerspectieF vooral haar visie op actuele vraagstukken. Met alleen een visie kom je er niet. Wij willen het ook uitdragen en er met elkaar en met anderen over in debat gaan. De standpunten worden aangenomen bij meerderheid, maar dit wil niet zeggen dat iedereen het met elk standpunt eens is. Wij hopen daarom dat er ook na vaststelling van het programma debat zal blijven over de inhoud. Het bestuur wil dit debat ook stimuleren. We hebben al vastgesteld dat we leven in een dynamische samenleving. Het is daarom niet meer van deze tijd om slechts één keer in de vier jaar een programma vast te stellen. Het programma is door het lange proces van schrijven vaak al verouderd bij verschijnen. Om aan te sluiten bij de snelle veranderingen in maatschappij en politiek is dit daarom een dynamisch en interactief programma. Dynamisch programma Om het programma dynamisch te houden kan het twee keer per jaar op het PerspectieF Congres worden aangepast. Het is dus een programma dat groeit, zowel in de breedte als in de diepte. Het programma is ook interactief. Het grootste deel van het continue veranderingsproces van het programma, het klassieke schrijfwerk, vindt plaats via het PerspectieF DiscussiePlatform op www.perspectief.nu. Op deze manier kan elk lid die dat wil op elk gewenst moment meedenken over de politieke stellingname van PerspectieF. We erkennen hiermee dat standpunten ook wel eens kunnen veranderen of door de tijd kunnen worden achterhaald. We willen hier echter zorgvuldig mee omgaan. We hebben een duidelijke basis van waaruit we werken. We verschieten niet zomaar van kleur. De onderliggende waarden blijven hetzelfde en hierop zijn wij altijd aanspreekbaar. Meedoen? Dit programma is geschreven door leden van de PerspectieF Denktank. De denktank schrijft regelmatig actuele opinieartikelen en notities en jaagt het debat in de vereniging aan door middel van bijvoorbeeld Ebate, het christelijk politiek e-zine van PerspectieF. Regelmatig zijn er denktank avonden waarin een thema wordt uitgediept of een debat wordt gehouden met een spreker over een actuele kwestie. Wil jij ook meedoen in de Denktank? Geef je dan op via [email protected]. We houden je dan op de hoogte. 4 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma Inhoudsopgave VOORWOORD ........................................................................................................................................................................... 4 Diepgravend en richtinggevend ..................................................................................................................................... 4 Nog dieper... .................................................................................................................................................................. 4 Boodschap voor ChristenUnie ....................................................................................................................................... 4 Leeswijzer ...................................................................................................................................................................... 4 Het debat gaat door... .................................................................................................................................................... 4 Dynamisch programma .................................................................................................................................................. 4 Meedoen? ...................................................................................................................................................................... 4 1 INLEIDING ..................................................................................................................................................................... 8 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 2 BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES.......................................................................................... 11 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 3 Inleiding ........................................................................................................................................................... 31 Personeelsbeleid en opleidingen ..................................................................................................................... 31 Materieelbeleid ................................................................................................................................................ 32 Landmacht, luchtmacht en marine .................................................................................................................. 32 Marechaussee ................................................................................................................................................. 32 ECONOMISCHE ZAKEN ............................................................................................................................................ 33 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 6 Inleiding ........................................................................................................................................................... 20 Internationale samenwerking ........................................................................................................................... 20 Mensenrechten ................................................................................................................................................ 22 Conflictpreventie, conflictbeheersing en humanitaire hulp .............................................................................. 23 Veiligheidsbeleid .............................................................................................................................................. 24 Ontwapening ................................................................................................................................................... 25 Verenigde Naties ............................................................................................................................................. 27 Europese samenwerking ................................................................................................................................. 27 Landenpolitiek ................................................................................................................................................. 29 DEFENSIE ................................................................................................................................................................... 31 4.1 4.2 4.3 4.4 4.7 5 Inleiding ........................................................................................................................................................... 11 Grondwet ......................................................................................................................................................... 12 Openbaar Bestuur ........................................................................................................................................... 12 Overheid en burger.......................................................................................................................................... 13 Gezamenlijke inzet voor onze gemeenschappelijke leefomgeving ................................................................. 14 E-government .................................................................................................................................................. 15 Veiligheid, politie, criminaliteit en geweld ........................................................................................................ 16 Publieke sector ................................................................................................................................................ 17 Nederlandse Antillen en Aruba ........................................................................................................................ 18 Een samenleving met meer culturen ............................................................................................................... 18 BUITENLANDSE ZAKEN ........................................................................................................................................... 20 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 4 Houvast.nl.......................................................................................................................................................... 8 De Bijbel als norm ............................................................................................................................................. 8 Dynamische samenleving heeft houvast nodig ................................................................................................. 8 Een samenleving vol leven ................................................................................................................................ 9 De taken en verantwoordelijkheden van de overheid ........................................................................................ 9 Politiek in een complexe samenleving ............................................................................................................. 10 Inleiding ........................................................................................................................................................... 33 Duurzame economische ontwikkeling ............................................................................................................. 34 Economische structuur .................................................................................................................................... 35 Informatiesamenleving .................................................................................................................................... 36 Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen ................................................................................................... 36 Duurzaam energiebeleid ................................................................................................................................. 38 FINANCIËN ................................................................................................................................................................. 39 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 5 HOUVAST.NL Politiek Programma 6.1 6.2 6.3 7 JUSTITIE ..................................................................................................................................................................... 42 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 8 Inleiding ........................................................................................................................................................... 72 Gezonde mobiliteit ........................................................................................................................................... 72 Openbaar vervoer............................................................................................................................................ 73 (Spoor)weginfrastructuur ................................................................................................................................. 74 Transport en logistiek ...................................................................................................................................... 75 Luchtvaart ........................................................................................................................................................ 75 Verkeersveiligheid ........................................................................................................................................... 76 Telecommunicatie ........................................................................................................................................... 77 Water ............................................................................................................................................................... 77 VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT ........................................................................................................... 79 12.1 12.2 12.3 6 Inleiding ........................................................................................................................................................... 66 Werk, zorg en vrije tijd ..................................................................................................................................... 67 Vrijwilligerswerk ............................................................................................................................................... 67 Werkgelegenheid en arbeidsmarkt .................................................................................................................. 68 Sociale zekerheid ............................................................................................................................................ 69 Inkomensbeleid ............................................................................................................................................... 70 Arbeidsverhoudingen ....................................................................................................................................... 71 Arbeidsomstandigheden .................................................................................................................................. 71 VERKEER EN WATERSTAAT ................................................................................................................................... 72 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6 11.7 11.8 11.9 12 Inleiding ........................................................................................................................................................... 55 Onderwijsvrijheid, waarden en normen ........................................................................................................... 55 Onderwijs en ouders ........................................................................................................................................ 56 Investeren in leraren en voorzieningen ........................................................................................................... 56 Schoolbudgetten: ouderbijdragen en sponsoring ............................................................................................ 57 Basisonderwijs, voortgezet onderwijs, achterstandenbeleid ........................................................................... 58 Beroepsonderwijs en educatie ........................................................................................................................ 59 Hoger Onderwijs .............................................................................................................................................. 60 Onderwijs en handicap .................................................................................................................................... 61 Onderwijs en informatie- en communicatie technologie .................................................................................. 62 Wetenschapsbeleid ......................................................................................................................................... 62 Kunst en cultuur ............................................................................................................................................... 63 Pers en omroep ............................................................................................................................................... 64 SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID ........................................................................................................... 66 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5 10.6 10.7 10.8 11 Inleiding ........................................................................................................................................................... 47 Landbouw ........................................................................................................................................................ 47 Genetische revolutie en voedselveiligheid ...................................................................................................... 50 Dierenwelzijn ................................................................................................................................................... 51 Een vitale natuur .............................................................................................................................................. 51 Bossen............................................................................................................................................................. 52 Visserij ............................................................................................................................................................. 53 ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN .................................................................................................... 55 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7 9.8 9.9 9.10 9.11 9.12 9.13 10 Inleiding ........................................................................................................................................................... 42 Opsporing ........................................................................................................................................................ 42 Personen- en familierecht ................................................................................................................................ 42 Straffen en slachtoffers .................................................................................................................................... 43 Vreemdelingenbeleid ....................................................................................................................................... 44 LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ ........................................................................................................ 47 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7 9 Inleiding ........................................................................................................................................................... 39 Belastingen ...................................................................................................................................................... 39 Begrotingsbeleid .............................................................................................................................................. 40 Inleiding ........................................................................................................................................................... 79 Behoeftegestuurde zorg .................................................................................................................................. 79 Hoogwaardige zorg ......................................................................................................................................... 80 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 12.4 12.5 12.6 12.7 12.8 12.9 12.10 12.11 12.12 13 Sociaal zorgstelsel ........................................................................................................................................... 80 Zorg voor leven en medische ethiek................................................................................................................ 81 Biotechnologie, proefdieren en gezondheidszorg ........................................................................................... 82 Verslaving ........................................................................................................................................................ 83 Maatschappelijke opvang ................................................................................................................................ 85 Ouderen........................................................................................................................................................... 86 Jeugd ............................................................................................................................................................... 87 Gehandicapten ................................................................................................................................................ 87 Sport en recreatie ............................................................................................................................................ 88 VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER ................................................................ 90 13.1 13.2 13.3 13.4 Inleiding ........................................................................................................................................................... 90 Wonen ............................................................................................................................................................. 90 Ruimte ............................................................................................................................................................. 92 Milieu ............................................................................................................................................................... 93 BIJLAGE 1: AANGENOMEN AMENDEMENTEN................................................................................................................... 96 BIJLAGE 2: AFKORTINGEN .................................................................................................................................................. 97 BIJLAGE 3: BEGRIPPENLIJST .............................................................................................................................................. 98 BIJLAGE 4: AUTEURS ........................................................................................................................................................... 99 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 7 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 1 Inleiding 1.1 Houvast.nl Het politiek programma van PerspectieF wil houvast bieden aan de samenleving, een beeld schetsen van een politiek die gericht is op een toekomst waarin de hele schepping, mens en dier, tot zijn recht komt zoals God het heeft bedoeld. Wij zoeken onze houvast daarvoor bij God, onze schepper. - - 1.2 Wij geloven dat de Nederlandse samenleving houvast nodig heeft. De Bijbel geeft ons richtlijnen voor een goede inrichting van onze samenleving. Nederland heeft daarmee ook de wereld wat te bieden. Wij willen standvastig zijn. Niet meegaan op de golven van alle dag, maar wel elke dag opnieuw ons geloof concreet maken. Soms moet je in de politiek gewoon volhouden. Wij willen de goede dingen die God ons heeft gegeven in de schepping bewaren, zonder te vervallen in een doelloos conservatisme. Nieuwe uitdagingen willen we aangaan. Niet om “modern” progressief te zijn, maar omdat de relatie tussen mens en schepping zich dagelijks ontwikkelt. Wij willen samen de handen uit de mouwen steken voor een goede inrichting van de samenleving en de handen van die mensen vasthouden die wel wat hulp kunnen gebruiken. Wij willen de naaste liefhebben als ons zelf. Wij roepen de overheid op duidelijk te zijn naar de samenleving en te stoppen met gedogen tegen beter weten in. Aandacht moet er zijn voor het hoog houden van normen en waarden. De overheid moet zich niet slechts beperken tot regulering. Ze moet beleid maken met visie en overtuiging en zo richtinggevend optreden. De Bijbel als norm Wij nemen niet zo maar standpunten in. PerspectieF wil vanuit de Bijbel kijken naar de vraagstukken van vandaag. De Bijbel, waarvan het laatste gedeelte bijna 2000 jaar geleden geschreven is, is nog steeds verbazingwekkend actueel. De basis van ons denken is weergegeven in de grondslag van de vereniging (die gelijk is aan de Uniefundering van de ChristenUnie): "De vereniging erkent Gods heerschappij over het staatkundig leven, dat de overheid door God is gegeven en in zijn dienst staat en dat christenen de verantwoordelijkheid hebben actief te zijn in de samenleving. Zij fundeert haar politieke overtuiging op de Bijbel, het geïnspireerde en gezaghebbende Woord van God, die door de drie Formulieren van Eenheid wordt nagesproken en die ook voor het staatkundig leven wijsheid bevat." (art. 3 van de statuten) De Bijbel is dus ons uitgangspunt en onze norm. God geeft het leven doel en zin. Hij heeft ons gemaakt om voor en met Hem te leven. De val in zonde vormt daarin een barrière. Niet alleen in onze persoonlijke relatie met onze Vader, maar ook de samenleving en de natuur lijden daaronder. Christus’ verlossingswerk heeft ons een nieuw perspectief gegeven, een panorama op de eeuwigheid waarin een volmaakte harmonie zal zijn. Maar door onze relatie met Hem krijgen wij ook nu al de wil en de kracht om iets van Gods liefde en de ruimte die Hij geeft te laten doorschijnen in ons leven en uit te stralen in de politiek en in de samenleving. Als wij de Bijbel serieus nemen zien we dat mensen twee opdrachten van God meekrijgen, namelijk de opdracht om God lief te hebben boven alles en onze naaste als onszelf en de opdracht om de aarde te beheren en te bebouwen op een verantwoorde wijze. Mensen zijn rentmeesters en beelddragers van God. Niet alleen politici zijn dat, maar iedereen christen of niet-christen - is rentmeester en beelddrager. Rentmeesterschap wil zeggen dat God de van Hem afhankelijke mens oproept om op een duurzame manier de aarde te beheren en in cultuur te brengen en niet alleen op eigen (economisch) gewin uit te zijn. Beelddragerschap houdt in dat de mens God moet vertegenwoordigen hier op de aarde, dat wil zeggen Zijn liefde en rechtvaardigheid laten zien. Dat houdt in dat mensen niet enkel overwegen of zij er zelf beter van worden, maar dat zij ook het beste zoeken voor de mensen om hen heen en aan iedereen recht willen doen. Dit is de concretere uitwerking van de Bijbel als norm. Deze norm geeft de richtlijnen die we nodig hebben om de samenleving gezond en vitaal te houden. Gerechtigheid en naastenliefde vormen belangrijke uitgangspunten voor overheid en burger. De Bijbel zegt duidelijk dat God de Schepper is van de hemel en de aarde. God heeft de mens geschapen naar Zijn beeld, om Hem lief te hebben, te eren en te dienen. Op die manier wordt ook duidelijk gemaakt waarom de christelijke politiek zo’n sterke nadruk legt op het leven dat in relatie staat met God, de medemens en de schepping. 1.3 Dynamische samenleving heeft houvast nodig We leven in een dynamische samenleving. En toch is veel eigenlijk al eeuwen hetzelfde. Moderne vraagstukken hebben parallellen met vraagstukken die al eeuwen spelen. De armoedeproblematiek is, ondanks de zeer goed draaiende economie, 8 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 nog steeds actueel. Met de regelmaat van de klok komen bepaalde politieke thema’s weer op de agenda in een nieuw jasje. Wat is er nu wezenlijk anders? Wat lijkt te veranderen is de context, de schaal en de complexiteit. Alles moet sneller, dynamischer, anders. Maar waarom eigenlijk? Natuurlijk zijn er wel degelijk belangrijke dingen veranderd. Een voorbeeld hiervan is de mondialisering. Ook de voortschrijdende ontwikkeling van de technologie leidt tot ‘nieuwe’ vraagstukken. Dergelijke politieke ontwikkelingen maken het maatschappelijke debat interessant. De complexiteit van veel vraagstukken vraagt om een stevige basis. PerspectieF wil vanuit een diepgeworteld geloof in en een rotsvast vertrouwen op de Schepper van hemel en aarde een bijdrage leveren aan fundamentele maatschappelijke debatten. Het is dus geen pragmatisme dat ons drijft en ook willen wij ons niet beperken tot symptoombestrijding. Wij willen werken met een duidelijk doel voor ogen. Een politiek programma wil ook een blauwdruk zijn van een betere maatschappij waarbij vanuit een heldere doelstelling gewerkt wordt aan de oplossing van heersende problemen. PerspectieF denkt dat de mens niet het paradijs op aarde kan vestigen, maar wij zijn wel geroepen om in deze wereld een zo positief mogelijke bijdrage te leveren voor de opbouw van de maatschappij. 1.4 Een samenleving vol leven Dit politiek programma van PerspectieF wil een werkelijk leefbare samenleving nastreven. Dat is onze toekomstvisie, het doel waarnaar we streven. Een werkelijk leefbare samenleving zal niet eerder bereikt worden dan dat de samenleving wordt ingericht naar de normen van Gods Woord; de Bijbel. In de Bijbel wordt dit gebod voorop gesteld: God liefhebben boven alles en de naaste als jezelf. Dit betekent heel concreet dat het leven zoals God dat bedoeld heeft de kern zal zijn voor het praktische politieke handwerk. Leven is pas echt leven als het in relatie staat tot God en medemens. Omdat de schepping getuigt van Gods vreugde en liefde en de mens door God in Zijn schepping geplaatst is en leeft, staat de mens ook in relatie tot de schepping. De mens is geen autonoom maar een afhankelijk wezen: afhankelijk van God, van andere mensen en van de schepping. Het leven van de mens komt pas volledig tot zijn recht wanneer aan deze relaties de eer en aandacht geschonken wordt die ze verdienen. Dat betekent dat wij verantwoordelijkheden op ons moeten nemen al naar gelang de mogelijkheden die God ons heeft gegeven. 1.5 De taken en verantwoordelijkheden van de overheid Leven is dus niet een louter individuele zaak. Juist omdat leven relationeel is kan dit niet alleen maar vanuit het individu bezien worden. Voor het collectief van mensen, de samenleving, zijn er eigen verantwoordelijkheden die niet door het individu gedragen worden. Het individu alleen is ook niet in staat om een leefbare samenleving te creëren. Daarbij komt dat wij niet te maken hebben met een samenleving die vanzelf, vanuit menselijk kunnen, leefbaar gemaakt kan worden. Zowel het kwaad buiten de mens om als het kwaad in de mens en de menselijke beperkingen maken dit onmogelijk. Dit gegeven omschrijven we als de gebrokenheid van onze werkelijkheid: de zonde in de wereld. Deze zonde verstoort de relaties tussen mens en God en daardoor ook de relatie van mensen onderling en de relatie tussen mens en schepping. Hierdoor komt nog eens helder de afhankelijkheid van de mens naar voren; de mens die bescherming nodig heeft tegen anderen en zichzelf. Niet alleen de mens, maar alle relaties lopen gevaar door de zonde. Dit betekent dat de mens, de schepping en de samenleving bescherming nodig hebben tegen elkaar. Omdat een leefbare samenleving niet door het individu bereikt kan worden en alle relaties beschermd moeten worden is er een normerende overheid nodig. Een overheid die het leven, zoals door God bedoeld, centraal stelt en in alle opzichten beschermt. Een overheid die opkomt voor de zwakkere in de samenleving. De overheid staat in dienst van God, wat betekent dat de overheid de taak heeft om voor de burgers de voorwaarden te scheppen om goede beelddragers en rentmeesters te kunnen zijn (Romeinen 13: 1-7). En aan de andere kant betekent het dat de overheid onrecht en losbandigheid, die het gevolg van de zonde zijn, moet tegengaan. De overheid heeft daarom ook de bevoegdheid het recht te handhaven in het besef dat gerechtigheid het volk verhoogt (Spreuken 14:34). De overheid heeft dus belangrijke verantwoordelijkheden. Zij moet die verantwoordelijkheid dan ook (durven) nemen en keuzes maken. Normeren is wat anders als reguleren! Politiek is meer dan een goed economisch en financieel beleid. Het gaat ook om het maatschappelijk rendement, de kwaliteit van de samenleving. Onverminderd geldt echter dat ieder mens, elk bedrijf, gezin, kerk, school of organisatie haar eigen verantwoordelijkheden heeft. Zolang het vormgeven aan die verantwoordelijkheid van al deze maatschappelijke verbanden niet in strijd komt met de “publieke” gerechtigheid heeft de overheid daarin geen taak. Uiteindelijk worden de verschillende overheden gedragen door verantwoordelijke mensen. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 9 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 De christelijke politiek zal de afhankelijke mens centraal stellen en in alle opzichten stimuleren dat mensen hun verantwoordelijkheid voor elkaar, voor zichzelf en voor hun leefomgeving op zich -kunnen- nemen. Vanwege de afhankelijkheid van de mens is er de Bijbelse norm nodig die deze afhankelijke mens beschermt en die tegelijk probeert om de samenleving zodanig in te richten dat mensen elkaar zullen ondersteunen omdat ieder mens de ander nodig heeft. 1.6 Politiek in een complexe samenleving Heel vaak raken ontwikkelingen in de samenleving ons persoonlijk. Er is bijzonder veel vrijheid. Vaak is dit mooi, maar deze keuzevrijheid leidt ook tot nieuwe vraagstukken. Het aantal keuzemogelijkheden op veel terreinen van het leven is enorm en lijkt wel grenzeloos te zijn. Niet alles moet kunnen. De samenleving heeft behoefte aan duidelijke regels. Ook de politiek krijgt te maken met steeds complexere vraagstukken. Niet alleen op materieel en moreel gebied neemt de keuzevrijheid toe en vervagen de grenzen. De mondialisering gaat de Nederlandse samenleving niet voorbij en geografische grenslijnen verbleken. Dat roept vragen op: hoe ziet die samenleving er over tien jaar uit onder invloed van bijvoorbeeld het internet? Welke gevolgen heeft de verdergaande eenwording van Europa voor Nederland? En als we over onze eigen landsgrenzen kijken naar onze medewereldburgers: welke gevolgen hebben keuzes die wij hier maken voor mensen in andere landen? Of is – alle mondialisering ten spijt – de Derde Wereld een ver-van-ons-bed-show? De praktijk van alle dag stelt ons voor veel vragen. Doorlopend moeten afwegingen en keuzes gemaakt worden. Politiek gaat niet alleen over vandaag maar vooral ook over morgen en de tijd na morgen. Waar willen we heen met de samenleving en waarheen niet? Wat doet er voor ons werkelijk toe en wat zijn de belangrijke vraagstukken? Nu er grenzen wegvallen op alle terreinen van het leven, is het van belang vanuit een duidelijke visie op de toekomst te denken en te handelen. De politiek heeft houvast nodig! 23 10 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 2 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2.1 Inleiding 3000 jaar geleden schreef de dichter van Psalm 72 over de ideale koning: een koning die rechtvaardig is, zuiver rechtspreekt, de armen hun recht geeft en de verdrukker veroordeelt. Onder zo’n regering komt de mens tot bloei en heerst er vrede. Deze tekening van de goede overheid geldt voor alle tijden. Ook anno 2001 ligt in die tekening het kernpunt van het overheidsoptreden verscholen. Hoe belangrijk dat is, kun je zien door je in te denken hoe het is te leven in een land waarin de overheid niet rechtvaardig is, niet zuiver rechtspreekt, de armen hun rechten ontneemt en de verdrukker vrijuit laat gaan. Een situatie die we wereldwijd helaas maar al te veel aantreffen. Dichtbij de burger, duidelijke normen Introductie constitutioneel hof Grondwet beschermt het menselijk leven Handicap in artikel 1 Grondwet Behoud constitutionele monarchie Niet gedogen, maar handhaven Geen bindende regeerakkoorden Geen "sorry" democratie Sterkere rol provincies, leefbare wijken Regels voor internet Kamervergaderingen en vergunningen op internet Verbod op zwaar vuurwerk Meer politieagenten en stadswachten Stageplaatsen na inburgering Ook vandaag heeft de samenleving behoefte aan een rechtvaardige overheid. Politici, bewindspersonen en ambtenaren moeten in hun optreden geloofwaardig zijn. Hun integriteit mag niet ter discussie staan. Overheidsambtenaren, en zeker ministers, moeten bereid zijn verantwoording af te leggen over hun handelen. Waar publieke macht is, daar is publieke verantwoording nodig. We hebben een overheid nodig die zorgt voor een toegankelijke, onafhankelijke en zuivere rechtspraak; die niet alleen deelbelangen, of partijbelangen, maar het belang van de gehele samenleving op het oog heeft. Een overheid die de armen hun recht geeft en oog heeft voor sociale vraagstukken. Een overheid die de verdrukker veroordeelt en dus wetten en regels handhaaft en misdaad en criminaliteit adequaat bestrijdt. Een overheid tenslotte, die zich bewust is van de begrenzingen van de eigen taak en bevoegdheden. Die de burgerlijke vrijheden respecteert, en ruimte laat aan de maatschappelijke verbanden om op hun manier tot ontplooiing te komen. Respect voor de godsdienstvrijheid en de vrijheid van geweten – de oudste mensenrechten – zijn hiervan de kern. De ervaring leert dat een goede overheid niet vanzelfsprekend is. Bedreigingen komen van vele kanten. Het gebrek aan bereidheid van overheidsfunctionarissen om verantwoording af te leggen over hun handelen is een kwalijke zaak. Ministers blijven te vaak zitten, ondanks ernstige fouten van de overheid. Gedetailleerde politieke regeerakkoorden tussen de coalitiepartners blijken soms zelfs grondwettelijke bepalingen opzij te kunnen zetten en frustreren het parlementaire debat en daarmee een adequate publieke verantwoording. Beslissingen in het parlement zijn geen sluitstuk van brede partijdiscussies meer en Kamerleden profileren zich steeds minder als volksvertegenwoordigers. De uitwaaiering van overheidsbevoegdheden over zelfstandige bestuursorganen maakt het onhelder wie waar verantwoordelijk voor is. De verdeling van de verschillende bevoegdheden over nationale en internationale (Europese) overheden leidt regelmatig tot grote verwarring en dat niet alleen bij de burger. Van publieke verantwoording van Europees georganiseerde publieke macht is feitelijk nauwelijks sprake. In de tweede plaats gaat het om de bedreiging die ontstaat doordat de overheid haar taken niet waarmaakt. Te vaak laat de overheid het erbij zitten als het gaat om de handhaving van regels, het voorkomen van rampen, de veiligheid op straat, de bestrijding van de grote en de kleine criminaliteit, of het bijdragen aan een klimaat in de samenleving waarin oog is voor meer dan alleen het materiele belang. Onbehagen over het functioneren van de overheid is het gevolg. De burger ervaart geen nabijheid, maar afstand tot een als ontoegankelijk gevoelde overheid. De burger laat het afweten door het lidmaatschap van de grote politieke partijen op te zeggen en door niet te verschijnen bij verkiezingen. Het maatschappelijk draagvlak voor de politieke besluitvorming staat op het spel. In de derde plaats gaat het om de bedreiging die uitgaat van een overheid die de grondrechten en burgerlijke vrijheden, in het bijzonder de godsdienstvrijheid, niet respecteert. Die in naam van het heersende ‘vrijzinnig-liberalisme’ andere levensbeschouwingen inperkt wat betreft de vrijheid de eigen levensovertuiging te uiten in woord en geschrift, dan wel in de vorm van het instandhouden van organisaties, zoals onderwijsinstellingen. 2.1 Het ambtenarenrecht wordt aangepast. Ambtenaren die zich schuldig maken aan corruptie, fraude of diefstal worden altijd ontslagen. Ambtenaren die wangedrag van superieuren of collega´s rapporteren (´Klokkenluiders´) worden beschermd. 59 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 11 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2.2 2.2 Introductie van een Constitutioneel Hof is aan te bevelen. 11 12 13 2.3 Indien de Raad van State in zijn advies concludeert dat een wetsvoorstel grondwetsuitleg bevat, kan, indien ten minste 30 leden van de Tweede Kamer dit vorderen, dit slechts met gekwalificeerde meerderheid (2/3) worden aangenomen. 14 15 2.4 In de Grondwet wordt vastgelegd dat verdragen slechts goedgekeurd kunnen worden nadat de inhoud van die verdragen is vertaald in Nederlandse wetgeving. 16 17 2.5 In de Grondwet wordt tot uitdrukking gebracht dat de overheid door God is aangesteld in zijn dienst, en dat zij Hem daarom publiek moet eren en het beleid moet afstemmen op Bijbelse waarden. 18 19 2.6 In de Grondwet wordt vastgelegd dat het menselijk leven volledige rechtsbescherming heeft vanaf de bevruchting tot aan de dood. 20 21 22 2.7 Discriminatie van mensen met een handicap behoort met kracht bestreden te worden, onder meer via adequate strafrechtelijke en civiele wetgeving. Deze bestrijding krijgt tevens inhoud door uitbreiding van de non-discriminatiebepaling van artikel 1 Grondwet. 23 24 25 26 2.8 Gewetensbezwaren op het werk behoren op grond van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging erkend te worden. Iemand die bezwaren heeft tegen abortus en euthanasie mag geen benadeling ondervinden bij de toelating tot opleidingen en uitvoering van werk, evenmin als ambtenaren van de burgerlijke stand die gewetensbezwaren hebben over het sluiten van een homohuwelijk. 27 28 2.9 Nederland is een constitutionele monarchie. De staatsrechtelijke functie van het koningschap heeft haar waarde bewezen en blijft intact. 2.3 Openbaar Bestuur 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 Grondwet De Nederlandse grondwet vermeldt de klassieke rechten waarop iedere burger aanspraak kan maken. Goed bestuur betekent respect voor en waken over de burgerlijke vrijheden; de mensenrechten zoals die tot uiting komen in de gelijkheid voor de wet, godsdienstvrijheid, onderwijsvrijheid en de vrijheid van meningsuiting. De bescherming van deze grondwettelijke bepalingen moet beter gewaarborgd worden tegen sluipende aantasting door toevallige meerderheden in het parlement. Voorkomen moet worden dat de inhoud van de grondwet wordt versmald door het aannemen van nieuwe wetten die grondwetsartikelen te ruim interpreteren. Daartoe moet een constitutioneel hof worden ingesteld, dat de taak heeft wetten te toetsen op hun verenigbaarheid met de grondwet. Nederland heeft niet zozeer behoefte aan staatsrechtelijke vernieuwing als wel aan bestuurlijke zuiverheid. Er is een cultuurverandering binnen het overheidsapparaat nodig, niet alleen ambtelijk, maar vooral ook bestuurlijk. Het overheidsoptreden is soms te laks, zelfs als het gaat om de veiligheid van de burger. Maar ook verschijnselen als straatvuil, verloederde buurten in de grote steden, of misdrijven die onopgelost blijven, maken duidelijk dat de overheid te vaak niet kan waarmaken waarvoor ze staat: de handhaving van de wet en de zorg voor de openbare orde. Het gezag van de overheid moet worden hersteld. De samenleving is gebaat bij een overheid die staat voor haar taak en daarmee ook respect afdwingt. Daadkracht, besluitvaardigheid en visie zijn daartoe nodig, maar vooral een overheid die werkt vanuit vaste ankerpunten. Een overheid die niet slechts de ontwikkelingen in de samenleving en de alsmaar veranderende publieke opinie volgt, maar die zelf op grond van vaste normen duidelijke keuzes maakt. Dat vraagt om integriteit en betrouwbaarheid bij iedereen die binnen het overheidsapparaat werkzaam is. Het besef dat de overheid ten diepste een instelling van God is, illustreert de hoge taak die zij heeft. De overheid moet zich daar niet alleen van bewust zijn, maar daar ook naar handelen. Een hernieuwd besef van verantwoordelijkheid stelt de overheid in staat haar leidinggevende taak opnieuw ter hand te nemen. De overheid moet af van een technocratische en bureaucratische wijze van optreden. De beste vorm van staatkundige vernieuwing is dat de overheid uit overtuiging en met bezieling zich opstelt ten dienste van de samenleving. Niet door de grillen van de samenleving zonder meer te volgen, maar door met een duidelijke visie een koers uit te zetten. De overheid zal vervolgens ook de moed moeten hebben om de regels die ze stelt op consequente wijze te handhaven. Veel mensen vinden de politiek niet meer interessant. Politiek moet daarom echter niet opgeleukt worden. Meer moties en schriftelijke vragen en optredens voor de televisiecamera leiden niet tot een kwalitatief betere politiek. De overheid zal zich allereerst zelf moeten bewijzen door bijvoorbeeld te stoppen met het gedogen. De overheid moet haar positie weer in nemen in de maatschappij. 12 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Een hernieuwde bezinning op de aard en taak van de overheid heeft gevolgen voor het ambtenarenapparaat. Kwaliteit zal centraal moeten komen te staan. Het nemen van verantwoordelijkheden betekent voorts dat de overheid een doorslaggevende invloed behoudt als het gaat om het waarborgen van publieke taken en nutsfuncties. Ook als er voor gekozen is de feitelijke uitvoering in handen van particuliere bedrijven te leggen, kan en mag de overheid niet weglopen van haar zorgplicht ten aanzien van onderwijs, zorg, openbaar vervoer, energievoorziening en communicatie. 2.10 De overheid moet duidelijke en uitvoerbare regels stellen en ook toezien op de naleving daarvan. De wetgever geeft in wet- en regelgeving de rechter voldoende houvast. 10 11 12 13 14 15 2.11 In wetgeving en beleid wordt gewaakt tegen aantasting en geleidelijke uitholling van de klassieke grondrechten. Met name de vrijheid van godsdienst en eredienst en de vrijheid zich daarnaar te gedragen, en de vrijheid van onderwijs behoeven ruimhartige bescherming. Bij de evaluatie van de Algemene Wet Gelijke Behandeling zal hieraan in het bijzonder aandacht moeten worden geschonken. Van groot belang voor deze vrijheid is niet alleen het recht om individueel overeenkomstig de eigen overtuiging te denken en te leven, maar dit ook toe te passen in eigen organisaties voor bijvoorbeeld gezondheidszorg en onderwijs. 16 17 18 2.12 Gedogen moet beperkt blijven tot uitzonderlijke situaties en altijd een tijdelijk karakter hebben. De geloofwaardigheid van de overheid wordt geschaad als handhaving van de strafbaarstelling niet gepaard gaat met daadwerkelijke opsporing en vervolging van overtredingen. 19 2.13 Een kwaliteitskamer ziet toe op de kwaliteit van het ambtenarenapparaat. 20 21 22 2.14 Ten einde de dualistische verhouding tussen regering en parlement te onderstrepen worden bindende regeerakkoorden afgewezen. Een regeerakkoord wordt alleen ondertekend door de ministers, en dus niet door de fractievoorzitters. Er moeten alleen nog maar regeerakkoorden op hoofdlijnen worden gesloten. 23 24 25 2.15 Het debat moet plaatsvinden waar het hoort: in de Tweede Kamer; het van tevoren dichttimmeren van voorstellen door de coalitie is uit den boze en de partijen moeten laten zien waar ze voor staan. Incidentenpolitiek moet zoveel mogelijk worden voorkomen. 26 27 2.16 De politiek mag niet weglopen voor haar verantwoordelijkheden. Een minister moet bij duidelijk falen zijn of haar verantwoordelijkheid nemen en opstappen: geen sorry democratie 28 29 30 31 2.17 De bevoegdheid van de overheid is beperkt tot de openbare burgerlijke samenleving. De kerk heeft een eigen roeping in dienst van God. Kerk en staat zijn van elkaar onderscheiden, maar zijn wel ieder in de uitoefening van hun eigen taak aanspreekbaar op de normen van de bijbel. Het verdient aanbeveling dat de overheid bij belangrijke maatschappelijke vraagstukken met levensbeschouwelijke aspecten de kerken om advies vraagt. 32 33 2.18 De overheid zorgt ervoor dat de kerk haar taak in de verkondiging van het evangelie in volle vrijheid kan verrichten. Dat geldt ook voor de geestelijke verzorging binnen de krijgsmacht en in gevangenissen. 34 2.19 Er komt wetgeving om iedere financiering van politieke partijen door het bedrijfsleven uit te sluiten. 2.4 Overheid en burger 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 De overheid moet dichtbij de burger staan. Dan hebben we het over toegankelijkheid, herkenbaarheid, zichtbaarheid en een gezamenlijk gevoel van verantwoordelijkheid voor het algemeen belang. Niet alleen de overheid, maar ook burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen hebben de taak zich in te zetten voor het welzijn van de samenleving. Politiek beleid moet zo worden vormgegeven dat het verantwoordelijkheidsbesef van de individuele burger en van groepen burgers wordt gestimuleerd. Dit vraagt om een juist evenwicht tussen collectieve voorzieningen, individuele zelfredzaamheid en publieke betrokkenheid. De overheid is bij uitstek de instelling die hiervoor de voorwaarden kan en moet scheppen. De overheid kan dit bereiken door de burger en zijn leefomgeving meer centraal te stellen in het beleid. Burgers zijn zelf medeverantwoordelijk voor de veiligheid in de buurt, voor de inrichting en vormgeving van het onderwijs, voor de hulpverlening aan familie, vrienden en bekenden, voor de koers van het gemeentelijk of provinciaal beleid. Het is goed als die medeverantwoordelijkheid wordt gestimuleerd. Maar dan moet politieke besluitvorming niet over de hoofden van de mensen heen gaan, maar zijn ingebed in de maatschappelijke situatie van alledag. Overleg met wijkraden en buurtbewoners dient het karakter te hebben van werkelijke inspraak. Het is goed als burgers in een vroeg stadium bij de beleidsvorming worden betrokken. Interactieve beleidsvorming is een belangrijk middel om verantwoordelijkheidsbesef bij burgers te kweken en begrip en draagvlak te creëren voor politieke afwegingen. Bovendien hebben burgers vaak veel kennis over bepaalde problemen die de overheid goed kan gebruiken. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 13 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 Daarnaast is een open verhouding gewenst tussen volksvertegenwoordigers, bestuurders en ambtenaren aan de ene kant en burgers en maatschappelijke organisaties aan de andere kant. Een dienende overheid is een toegankelijke, bereikbare overheid. Dat doel wordt met alleen maar de invoering van de door de staatscommissie Elzinga bepleite dualistische verhoudingen binnen het gemeentebestuur niet binnen bereik gebracht. Met alleen structuurveranderingen schieten we niet veel op. Het kernpunt is dat er een mentaliteitsverandering bij de overheid noodzakelijk is. 2.20 Gemeenten stimuleren de totstandkoming van zogenaamde dienstenknooppunten waar verschillende soorten wijken buurtgerichte dienstverlening kunnen samenkomen. 9 10 2.21 Het stelsel van evenredige vertegenwoordiging geeft de stem van minderheden in een democratie de ruimte. Voorstellen tot vernieuwing van het kiesstelsel worden aan dit criterium getoetst. 11 12 13 14 2.22 Bij decentralisatie van rijkstaken wordt de rechtsgelijkheid voor de burgers nadrukkelijk meegewogen. Decentralisatie van rijkstaken naar provincie of gemeente behoort, mede ter versterking van het decentrale bestuur, gepaard te gaan met beschikbaarstelling van voldoende financiële middelen, dan wel uitbreiding van het gemeentelijk of provinciaal belastinggebied. 15 16 17 18 19 2.23 Vanwege het belang van helderheid en doorzichtigheid van de bestuurlijke organisatie verdient een bestuurslaag tussen provincie en gemeente (‘vierde bestuurslaag’) geen aanbeveling. Gezien de aard en omvang van de regionale problematiek in stedelijke gebieden zal er na afloop van de Kaderwet (2003) een nieuwe wettelijke regeling moeten komen om samenwerking als regionaal bestuur te versterken. Het huidige takenpakket kan daarbij als uitgangspunt worden genomen. 20 21 22 23 24 2.24 Het grote steden beleid (GSB) dient na beëindiging van de 2e convenantperiode een vervolg te krijgen. De huidige in het GSB participerende steden moeten daarin meegenomen worden. Op basis van inhoudelijke criteria (aanwezige achterstanden en kansen) zal bekeken moeten worden of meer steden in staat gesteld kunnen worden deel uit te maken van het GSB. Differentiatie per pijler (fysiek, economisch, sociaal) behoort tot de mogelijkheden. Belangrijk is dat burgers zoveel mogelijk worden betrokken bij het GSB. 25 26 27 2.25 Versterking van de coördinerende rol van de provincie is nodig, met name voor een integrale aanpak van het economisch ontwikkelingsbeleid, omgevingsbeleid (milieu, ruimtelijke ordening) en infrastructureel beleid (verkeer en vervoer). 28 29 30 2.26 Gemeentelijke herindeling is alleen gewenst als is aangetoond dat dit voor een goede uitvoering van taken nodig is. Hierbij worden de betrokkenheid, de opvattingen en de belangen van de burgers als zwaarwegende factoren meegenomen. 31 32 2.27 Benoeming van burgemeesters en Commissarissen van de Koningin door de Kroon verdient altijd de voorkeur boven enigerlei vorm van (verkapte) verkiezing. 33 34 2.28 Er komt geen correctief referendum. Hiermee worden immers besluiten van een democratisch gekozen overheid teruggedraaid. 35 36 2.29 De overheid verplicht zich tot het zorgvuldig en eenvoudig gebruik van het Nederlands in haar communicatie met de burgers en als bestuurstaal. 37 38 39 2.29a PerspectieF is voorstander van adviescommissies waar burgers op enerzijds permanente basis kunnen adviseren over een beleidsveld en anderzijds op projectbasis (ad hoc onderwerpen) kunnen meedenken en adviserend werken voor de volksvertegenwoordiging. 40 2.29b Er moet een raadscommissie voor verzoekschriften komen binnen gemeenten. 41 42 2.29c Brieven van burgers en organisaties aan overheidsinstellingen dienen adequaat beantwoord te worden (denk hierbij aan de richtlijnen van de Nationale Ombudsman). 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 2.5 Gezamenlijke inzet voor onze gemeenschappelijke leefomgeving Overheid en burgers hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de leefomgeving die we met elkaar delen, de straat, de trein, de uitgaansgelegenheden, de media. Het is belangrijk dat op die zogenaamde publieke ruimte duidelijke regels bestaan. De kwaliteit van de openbare ruimte laat nogal te wensen over. Zinloos geweld, agressie in het verkeer en uitingen van wansmaak in de reclame- en mediawereld zijn daar voorbeelden van. Dit moet anders. Het is niet meer dan een kwestie van fatsoen dat burgers zich inzetten voor de kwaliteit van de openbare ruimte en voor de veiligheid op straat. De overheid heeft hierin een stimulerende taak. Via nieuwe wet- en regelgeving dient zij erop toe te zien dat de media de grenzen van goede smaak in acht nemen en dat commerciële exploitatie van religie, seksualiteit en geweld op het publieke terrein wordt tegengegaan. De overheid zou het als een erezaak moeten beschouwen 14 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 het misbruik van Gods naam in het publieke leven tegen te gaan. Ten aanzien van het internetverkeer zal ze zich sterk moeten maken voor de ontwikkeling van een nieuw nationaal en internationaal recht. De overheid kan bedrijven, maatschappelijke organisaties en onderwijsinstellingen stimuleren een schone toegang tot het internet aan te bieden. In veel gevallen zullen maatschappelijke organisaties en bedrijven ook zelf baat hebben bij een goed en vertrouwenwekkend imago. De overheid kan aan die eigen verantwoordelijkheid appelleren. 2.30 Racisme en discriminatie op grond van huidskleur verdienen krachtige bestrijding. Bij geweldpleging of herhaalde ordeverstoringen door of onder verantwoordelijkheid van extremistische organisaties komen maatregelen, zoals beperking van de demonstratievrijheid, stopzetten van overheidssubsidies of het niet ter beschikking stellen van zendtijd voor radio en tv, in aanmerking. 31 32 33 2.31 Buurten waar buurtbewoners, in samenwerking met de overheid, actief werken aan verbetering van de leefbaarheid en veiligheid, ontvangen het keurmerk ‘veilige buurt’ en ontvangen extra middelen die kunnen worden gebruikt ter vergroting van de leefbaarheid. 34 35 2.32 De mogelijkheden van de burger om zich te verweren tegen inbreuken op de privacy (ongewenste post/telefoon, reality-tv) worden verruimd 36 37 2.33 Er moeten grenzen worden gesteld aan de vrijheid op internet. De overheid moet zich sterk maken voor de ontwikkeling van een nieuw nationaal en internationaal recht ten aanzien van het internetverkeer. 38 39 40 2.34 Er wordt een landelijke commissie ingesteld die initiatieven neemt om de bezinning op de publieke moraal te stimuleren. Doelstelling is de formulering van een breed gedragen publieke gedragscode. De commissie krijgt de opdracht om tien voorstellen te ontwikkelen die bijdragen aan een betere samenleving. 2.6 E-government 41 42 43 44 45 46 47 48 Het is van groot belang dat de overheid voor een woonomgeving zorgt waarin de burger zich veilig en ‘thuis’ voelt. Betrokkenheid met de buurt veronderstelt respect voor de eigen karaktertrekken van het betreffende gebied. Dit betekent dat de overheid recht moet doen aan de culturele en natuurlijke verscheidenheid van buurten, wijken, dorpen of streken. Projecten die aansluiten bij de historische, culturele en natuurlijke karaktertrekken van een omgeving zullen een grotere verbondenheid en betrokkenheid met de woonomgeving opleveren dan uniforme, grootschalige projecten die elke eigenheid negeren. Wet- en regelgeving hebben pas werkelijk zin wanneer de inhoud aansluit bij een door de burgers beleefde moraal. Hier ligt een expliciete opdracht voor de kerken, de gezinnen, de maatschappelijke instellingen en het onderwijs. De kerken zullen zich meer bewust moeten worden van hun publieke functie in het bevorderen van normen en waarden. Gezinnen moeten op hun beurt beseffen dat de inzet voor de samenleving begint bij de opvoeding thuis. Omroepen behoren zich te richten op goede informatievoorziening, ontspanning en het uitdragen van een bepaalde levensovertuiging. Het onderwijs dient niet alleen gericht te zijn op de overdracht van kennis- en vaardigheden, maar ook op het overbrengen van waarden en normen. Het is essentieel om als samenleving een permanent debat te voeren, waarin aandacht wordt gevraagd voor de bronnen van de moraal, over publieke normen en waarden. Vanuit de verschillende (politieke) overtuigingen zullen politici, burgers, kerken en maatschappelijke organisaties voortdurend moeten nagaan welke elementen kunnen dienen voor een gezamenlijk gedeelde publieke moraal. Bijbelse waarden, zoals die onder meer zijn geformuleerd in de Bergrede, vertaald in het politieke debat, kunnen worden erkend en herkend door andere politieke richtingen. Het internet biedt mogelijkheden de overheid dichter bij de burger te brengen en de burger meer te betrekken bij het beleid. Deze nieuwe mogelijkheden dagen de overheid uit om meer transparant te gaan werken. Door netwerktechnologie kunnen kennis en informatie die vaak over verschillende afdelingen verspreid zijn worden ontsloten waardoor meer flexibele organisatiestructuren mogelijk worden. 2.35 Digitale aangifte is handig voor burgers èn Belastingdienst. De overheid biedt zulke diensten actiever aan. 49 50 51 52 53 2.36 Alle Nederlandse wetten en intergouvernementele verdragen dienen voor iedereen gratis op internet beschikbaar te worden gesteld. Overige overheidsinformatie, nu op papier beschikbaar, wordt ook zoveel mogelijk digitaal toegankelijk. Dat betekent informatie verspreiden, maar ook ontvangen, verwerken en erop reageren. Relevante vergunningen (milieu, bouwactiviteiten, etc.) worden online gepubliceerd en kunnen op postcodeniveau worden opgezocht. Op veiligheidssites kunnen burgers overtredingen signaleren en vragen stellen over handhaving. 54 2.36a Alle openbare gemeentelijke informatie moet op het internet te raadplegen zijn. 55 56 2.37 De mogelijkheden om burgers en hun organisaties via internet te betrekken bij plannen, zoals stedenbouwkundige projecten en wijkgerichte initiatieven, worden benut. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 15 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2.38 Openbare vergaderingen van de Tweede en Eerste Kamer worden online toegankelijk. 2 3 2.38a Agenda en stukken van raadsvergaderingen dienen goed ter inzage te liggen en ook op het internet, in niet te wijzigen vorm, worden gepubliceerd. 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 2.7 Veiligheid, politie, criminaliteit en geweld 41 42 43 2.40 Regels zijn niet genoeg. Handhaving door de overheid hoort normaal te zijn. Preventie vraagt om veiligheidseffectrapportages voor grote bouwwerken, jaarlijkse oefeningen en veiligheidscontroles op drukke openbare plekken. Organisatie en werkwijze van de brandweer worden daarop afgestemd. 44 45 46 47 2.41 Inzake de opslag en verkoop van vuurwerk wordt landelijk consequent toezicht gehouden op de naleving van het nieuwe vuurwerkbesluit. De Nederlandse overheid spant zich ook internationaal in om tot betrouwbare classificatie te komen. Gebruik en opslag van vuurwerk met klasse 1.1 en 1.2 wordt verboden. De overheid voert een heffing op vuurwerk in. Deze heffing wordt gebruikt om de schoonmaak van de straten na de jaarwisseling te betalen. 48 49 50 51 2.42 De risico’s van transporten en opslag van gevaarlijke stoffen zoals chloor, ammoniak en LPG worden versneld in kaart gebracht. Transporteurs worden verplicht informatie te verschaffen over de aard van de vervoerde stoffen aan alle langs de route gelegen betrokken autoriteiten. De chloortransporten over spoor worden afgebouwd. Voor de ammoniaktransporten door de Westerschelde wordt op korte termijn naar alternatieven gezocht. 52 53 54 55 56 57 Politie 2.43 Samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de verschillende politiekorpsen, ook internationaal, moeten worden geoptimaliseerd. Europol kan hierbij een rol spelen (registratie internationale criminaliteit, vermissingen), maar dient geen uitvoerende bevoegdheden te krijgen. Internationale samenwerking op het gebied van politie en justitie dient zich tevens meer te richten op de bestrijding van internetcriminaliteit en de georganiseerde criminaliteit vanuit OostEuropa. Eén van de kerntaken van de overheid is het bieden van veiligheid aan de burger. Als er één ding is, op grond waarvan de overheid het vertrouwen van de burger kan verspelen, dan is het ook die veiligheid. Het is ontnuchterend als je tot de ontdekking komt dat de politie de inbraak in je huis vermoedelijk nooit zal oplossen. Het is ronduit schokkend wanneer levens- en zedendelicten, zoals moord of verkrachting, ongestraft blijven. Toch is dat voor een deel de situatie. De sterke arm van de politie schiet tekort om geweldsdelicten, diefstallen en andere misdrijven te voorkomen en de daders te vinden. Het aantal opgeloste misdrijven is te laag. Verontrustend is ook de toename van geweld onder jongeren en de steeds ernstiger aard van de misdrijven die op jeugdige leeftijd begaan worden. Criminele organisaties opereren internationaal en worden steeds professioneler. Het feit dat geweld en georganiseerde criminaliteit zich concentreert bij bepaalde minderheidsgroepen en in een aantal oude binnensteden is ronduit zorgwekkend. Politie en justitie moeten toegerust worden voor hun omvangrijke taak. Hoewel niet alles van politie en justitie kan worden verwacht – het antwoord op verontrustende ontwikkelingen in de samenleving ligt voor een belangrijk deel bij de burger zelf – ligt het antwoord op zijn minst voor een deel wel degelijk in meer mankracht en meer capaciteit, vooral resulterend in een grotere pakkans van wetsovertreders. We zijn de grens van de tolerantie voorbij voor zowel de grote als voor de kleine criminaliteit. De overheid moet bijdragen aan een leefsituatie waarin de burger de gelegenheid krijgt zijn verantwoordelijkheidsbesef in daden om te zetten. Als politie en justitie wijk- en gebiedsgericht te werk gaan en als wijkteams of buurtagenten worden ingezet, kan de betrokkenheid van de burger bij de openbare veiligheid enorm worden vergroot. Wijkagenten zijn bij uitstek de schakel tussen de burger, die de knelpunten in de wijk kent, en de politie organisatie. Particuliere initiatieven zullen meer dan voorheen door politie en justitie serieus genomen moeten worden. Buurtpreventie, het aanbrengen van inbraakremmende voorzieningen, het organiseren van sociaal toezicht en andere particuliere initiatieven kunnen, mits ingebed in een veiligheidsbeleid waarvoor de overheid de eindverantwoordelijkheid draagt, een belangrijke bijdrage leveren aan het bevorderen van de veiligheid in de eigen wijk. Meer dan ooit zal de overheid een duidelijk handhavingsbeleid inzake veiligheidsrisico’s moeten voeren. De rampen van de recente jaren (zoals in Enschede, Culemborg en Volendam) hebben geleerd dat verscherping van het toezicht noodzakelijk is. De overheid dient zich bovendien zowel nationaal als internationaal in te spannen voor betrouwbare normstelling ten aanzien van brandveiligheid en classificering van vuurwerk. Datzelfde geldt voor productie, transport en opslag van andere risicovolle stoffen. Het is ontoelaatbaar risico’s te nemen die catastrofale gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid. Veiligheid 2.39 Na elke gemeenteraadsverkiezing moeten de door de gemeenteraad vastgestelde rampenplannen opnieuw onder de loep worden genomen en zo nodig gewijzigd. Op deze manier raken nieuwe gemeenteraadsleden vertrouwd met het rampenplan en blijven de rampenplannen actueel. 16 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 2.44 Het is onaanvaardbaar wanneer politie en justitie door onvoldoende capaciteit de hun opgedragen taken (veiligheid, openbare orde, misdaadbestrijding, snelle gerechtelijke vervolging, adequate uitvoering rechterlijke vonnissen) niet op een goede wijze kunnen uitvoeren. Niet alleen in de stedelijke regio's, maar ook op het platteland dient te allen tijde voldoende politiesterkte gewaarborgd te zijn. Er moet voldoende surveillance kunnen plaatsvinden en de aanrijtijden moeten acceptabel blijven (norm van 15 minuten, net als bij ambulances). Er moeten daarom 8000 agenten bijkomen. 7 8 9 10 11 12 2.45 In het kader van gebiedsgebonden politiezorg wordt ernaar gestreefd de politie zoveel mogelijk wijks- of dorpsgericht te laten werken. De politie komt daardoor dichter bij de burger te staan, terwijl ook een betere samenwerking met andere organisaties bereikt kan worden. Wensen en klachten op dat niveau kunnen beter geïnventariseerd worden. De politie is het aanspreekpunt voor de burger, maar moet ook middelen hebben om iets voor die burger te doen. Om dat voor elkaar te krijgen, kan meer gebruik gemaakt worden van vrijwillige politie voor eenvoudig en ondersteunend politiewerk. 13 2.46 Sepots of heenzendingen die voortvloeien uit capaciteitsoverwegingen behoren niet voor te komen. 14 15 2.47 Ieder korps zal moeten kunnen aantonen voldoende aandacht te besteden aan de specialismen jeugd- en zedenzaken, milieu- en veldpolitie, computercriminaliteit en bestrijding van handel in bedreigde diersoorten. 16 17 2.48 Taken die niet tot de kern van het politiewerk behoren, zoals het opnemen van aangiften ten behoeve van verzekeringsmaatschappijen, kunnen aan andere instanties worden overgedragen. 18 19 2.49 In alle politie regio´s moet aangifte van kleine vergrijpen mogelijk worden via telefoon en internet (verlaging drempel, veel kantoren ’s avonds gesloten, efficienter). 20 21 22 23 Criminaliteit en geweld 2.50 Ter beteugeling van de kleine criminaliteit kunnen stadswachten en toezichthouders in wijken, winkelcentra, recreatiegebieden, openbaar vervoer en als buurtpreventie een nuttige aanvulling vormen op de politiesterkte, mits duidelijkheid bestaat over de verhouding tot de politie met betrekking tot verantwoordelijkheden en bevoegdheden. 24 25 2.51 Gedragsregels in het openbaar vervoer worden ondersteund door meer toezicht via camera’s op stations en in treinen. 26 2.52 Het landelijk platform tegen geweld op straat blijft vooralsnog bestaan. 27 28 29 30 2.53 De eigenlijke politiezorg mag niet worden 'geprivatiseerd' door de opkomst van particuliere beveiligingsbureaus en bewakingsdiensten. Via een evenementenheffing kunnen de kosten van massale politie-inzet bij sport- en andere manifestaties in rekening worden gebracht bij de organisatoren. Deze zijn eerstverantwoordelijk voor de gang van zaken op eigen terrein en dienen maatregelen te treffen om ongeregeldheden te voorkomen. 31 32 2.54 De opsporing en bestrijding van de georganiseerde criminaliteit geschiedt bij voorkeur door multidisciplinaire teams, waarin behalve de politie bijvoorbeeld ook de FIOD, de douane of specifieke deskundigen deelnemen. 2.8 Publieke sector 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 De publieke sector heeft een bijzonder belangrijke taak in het beschermen, helpen en ondersteunen van de afhankelijke mens. Dit komt onder andere naar voren op de terreinen zorg, veiligheid en onderwijs. Daar waar het individu of de kleine groep die taak niet kan vervullen doet de publieke sector dit, als een collectieve verantwoordelijkheid. De publieke sector moet geen oneigenlijke taken toegeschoven krijgen. Dat betekent dat die taken die in de onderlinge verbanden van mensen gedaan kunnen worden niet doorgeschoven worden naar de publieke sector. Taken die wel in de publieke sector thuishoren mogen niet om economische redenen worden doorgeschoven naar de private sector. De zwakke partijen met weinig financiële draagkracht kunnen in een systeem van vraag en aanbod in veel mindere mate meedoen. Dit betekent dat het werk van de publieke sector, dat voor iedereen in gelijke mate is, niet onderworpen mag worden aan de marktwerking van de private sector. Goede publieke voorzieningen kunnen niet op een koopje. Zorg, onderwijs en andere collectieve voorzieningen: het is vooral persoonlijke dienstverlening. Een zieke verzorgen en onderwijs geven kost tijd en kan niet almaar sneller zonder kwaliteitsverlies. Efficiënter werken kan ook in de collectieve sector. Maar de productiviteitsstijging van de marktsector valt moeilijk te evenaren. Bij gelijke lonen wordt de collectieve sector dan naar verhouding duurder. Hoogwaardige publieke dienstverlening vraagt dus een prijs. 2.55 Het werk van mensen in de publieke sector staat in dienst van de gemeenschap. Wie bij de moderne overheid werkt, moet daar trots op kunnen zijn. De overheid is een aantrekkelijke werkgever, die goede werkomstandigheden en concurrerende arbeidsvoorwaarden biedt. Hierdoor kan de overheid getalenteerde en kundige mensen in dienst nemen en houden, en beschikt zij zelf over ruime deskundigheid. Uitgaven aan externe adviseurs en interimmanagers worden drastisch beperkt. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 17 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 2.56 Het salaris van werkers in de publieke sector (zorg, onderwijs en politie) wordt verbeterd. Werkers bij de overheid krijgen meer keuzevrijheid in arbeidsvoorwaarden, er komt een flexibeler en individueler bepaald beloningsbeleid, en er komen betere opleidingsmogelijkheden. Ook kunnen oudere werknemers langer blijven werken. 2.9 Nederlandse Antillen en Aruba Nu de Antillen en Aruba deel blijven uitmaken van het Koninkrijk zal meer aandacht moeten worden besteed aan naleving van de regels van de Nederlandse rechtsstaat. Binnen de bestaande staatkundige structuur van het Koninkrijk wordt nadrukkelijk aan de Nederlandse Antillen en Aruba gevraagd op welke wijze zij gebruik maken van hun autonome bevoegdheden. Daarbij wordt vooral gelet op respect voor fundamentele rechten, handhaving van de rechtsstaat, een goed begrotingsbeleid en een integer bestuur. Een status aparte van de afzonderlijke eilanden wordt afgewezen. Bijzondere aandacht verdient de eigen economische en politieke positie van de Antillen en Aruba in de regio en de gevolgen voor deze landen van de integratie van Nederland in de EU. In een open economisch klimaat moeten er mogelijkheden zijn voor de vestiging van meer Nederlandse bedrijven op de eilanden, waarbij het personeel zoveel mogelijk wordt gerekruteerd uit de plaatselijke bevolking. Op die manier kan ook de werkeloosheid worden bestreden. De drugsverslaving onder jongeren moet systematisch worden aangepakt. 2.57 Nederland dient financiële en bestuurlijke steun te geven met het oog op de versterking van de bestuurskracht van de Antillen, de sanering van de ambtelijke structuur en de verbetering van het financiële beheer. 20 21 2.58 De hulprelatie met de Antillen en Aruba is gericht op het verschaffen van perspectief aan met name het middenkader, mede met het oog op het voorkomen van een ‘brain-drain’ richting Nederland. 22 23 2.59 Aan de financiële positie van de kleine eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba moet meer aandacht worden geschonken, volgens een soortgelijke financiële constructie als tot stand is gebracht in het grote steden beleid. 24 2.60 Samenwerking tussen de Antillen en andere landen in het Caraïbisch gebied moet gestimuleerd worden. 25 26 2.61 De overheid moet zich inspannen voor een goede integratie van naar Nederland geïmmigreerde Antillianen en Arubanen. 27 28 2.62 In overleg met de Nederlandse Antillen en Aruba wordt de inzet van de kustwacht tegen de (drugs)criminaliteit op de eilanden versterkt. 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 2.10 Een samenleving met meer culturen Voor minderheden is in Nederland altijd ruimte geweest. Dit historisch gegeven wordt in onze tijd nog eens geaccentueerd door de verscheidenheid aan niet-Nederlandse minderheidsculturen. Als medeburgers dienen zij zich op het gebied van onderwijs, arbeid, huisvesting volwaardig te kunnen ontplooien. De vrijheidsrechten die in Nederland worden genoten, mogen niet in mindering komen op de integratie in de Nederlandse samenleving en cultuur. Kennis van die Nederlandse cultuur en respect voor de hier geldende normen en waarden is een vereiste. Kennis van de Nederlandse taal en geschiedenis speelt bij de integratie een belangrijke rol. Nederland is wel feitelijk een multiculturele samenleving geworden, maar deze multiculturaliteit is daarmee nog geen norm geworden. De Nederlandse samenleving ontving een christelijk stempel. Dat komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de christelijke feestdagen en de bescherming van de zondagsrust. Het is van belang dit gemeenschappelijk erfgoed zorgvuldig te onderhouden. Kennis van de invloed van de bijbel, als voorwaarde voor het verstaan van onze cultuur, moet daarom een plaats hebben in het onderwijs en in inburgeringtrajecten. Het is ook van belang allochtonen een volwaardige plaats in het arbeidsproces te geven. Het is de taak van de overheid te investeren in ‘de nieuwe medelander’, niet zozeer vanwege het gebrek aan arbeidskrachten, maar vooral omdat een volwaardige arbeidsparticipatie voorwaarde is voor een goede sociale samenhang. Mensen vinden het prettig om zich met mensen met dezelfde cultuur te identificeren. Die mogelijkheid moet nieuwkomers geboden worden. We moeten niet bang zijn dat ze door naar elkaar toe te trekken niet goed integreren. Het kan juist een stimulans zijn voor de inburgering, doordat ze zich met hun eigen cultuur geaccepteerd voelen. De overheid kan via vooraanstaande personen binnen die verschillende kringen nieuwkomers bereiken en integratie bevorderen. Het integratieprobleem is allereerst een sociaal en economisch probleem. Als we over nieuwkomers spreken moeten we als christenen ons niet richten op het verschil in geloofsovertuiging, maar vanuit naastenliefde omzien naar elkaar. De bestrijding van discriminatie en racisme is een belangrijke taak van de overheid. Door voorlichting en onderwijs kan er worden gewerkt aan een beter begrip van bevolkingsgroepen voor elkaar. 18 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 2.63 De arbeidsdeelname door allochtonen wordt gestimuleerd. Aan allochtone werkzoekenden wordt verdere educatie en arbeidsbemiddeling aangeboden. Voor minderheden wordt door lokale overheden een op spreiding gericht volkshuisvestingsbeleid gevoerd. 4 5 2.64 Onderwijs in allochtone levende talen (OALT) is geen verantwoordelijkheid van de overheid en wordt derhalve overgelaten aan de eigen verantwoordelijkheid van minderheden. 6 7 2.65 Subsidiëring van gebedsplaatsen wordt op grond van de onderscheiden verantwoordelijkheden van kerk en staat afgewezen. 8 2.66 Passief en actief kiesrecht is voorbehouden aan hen die de Nederlandse nationaliteit bezitten. 9 10 2.67 Het creëren van werkervarings- c.q. stageplaatsen (voor nieuwkomers die het inburgeringprogramma hebben gevolgd) in het bedrijfsleven, bij de overheid en in de non-profit-sector, wordt aangemoedigd. 11 12 2.68 De christelijke feestdagen vormen een belangrijk element van de Nederlandse cultuur en worden daarom gehandhaafd. 13 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 19 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 3 Buitenlandse Zaken 3.1 Inleiding Terroristen kunnen in één ogenblik de hele wereld doen schudden op zijn grondvesten. Bedrijven zijn steeds meer internationaal georiënteerd. Internet en email maken het makkelijker om met mensen over de landsgrenzen heen te communiceren. De TV brengt de hele wereld in je huiskamer. Veel vraagstukken, zoals milieuproblemen, zijn grensoverschrijdend. De introductie van de Euro heeft grote invloed op onze samenleving. Als er een financiële crisis uitbreekt in Azië, merken wij het in onze portemonnee. Het moge duidelijk zijn dat het steeds belangrijker voor Nederland wordt, wat er over de landsgrenzen gebeurt. Juist nu het buitenland zo dichtbij komt, is een visie op de internationale politiek van levensbelang en moeten we duidelijk zijn in onze stellingname richting andere landen. Internationale gerechtigheid 1,3% BNP ontwikkelingssamenwerking Schuldverlichting ontwikkelingslanden Eerlijke handel met Derde Wereld Uitbreiding NAVO in Oost-Europa Terugdringing rol kernwapen Gedragscode wapenexport lichte wapens. Projecten voor kindsoldaten Kritisch tegenover ruimteschild Derde Wereld in Veiligheidsraad Grotere rol Europees Parlement Maximaal 20 EU Commissarissen Geen kopgroepen van lidstaten Europees Parlement volledig in Brussel Betrekkingen met Marokko en Turkije Nederlandse ambassade in Jeruzalem Het is de verantwoordelijkheid van de overheid zich niet te beperken tot zaken van nationaal belang, maar een bijdrage te leveren aan rechtvaardige internationale verhoudingen en te streven naar vrede en veiligheid in de wereld. Het zoeken naar internationale gerechtigheid moet onze drijfveer zijn in ons contact met het buitenland. Dat betekent dat we bereid moeten zijn consequenties te aanvaarden die ingaan tegen onze eigen economische belangen. Internationale gerechtigheid moet leiden tot een rechtvaardiger verdeling van kennis, middelen en uiteindelijk welvaart. Het verminderen van onderlinge verschillen verlicht de spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen, landen en werelddelen. Idealistisch? Ja, maar idealisme is op lange termijn veel realistischer dan 'realistische' machtspolitiek. Nederland zal zich als een van de rijkste landen ter wereld in moeten zetten voor rechtvaardige sociale verhoudingen in de wereld. Dat vraagt om een actieve buitenlandse politiek. We moeten hierbij wel oppassen voor een soort wereldverbeteraarsidealisme. Een stuk kritische zelfreflectie mag niet ontbreken. Ook in de internationale politiek behoort Gods wet uitgangspunt te zijn. De bijbel spreekt van barmhartigheid en liefde voor de naaste en van vrede en gerechtigheid ten opzichte van andere landen. Het buitenlands beleid behoort door die noties gestempeld te zijn. Dat is de basis voor de aanpak van grensoverschrijdende vraagstukken als de wereldwijde milieuproblematiek, de internationale criminaliteit, de groeiende vluchtelingenstroom, de veiligheid en de problemen van armoede en onderontwikkeling. Nederland dient zich samen met andere landen in te spannen voor een rechtvaardige wereldorde op basis van internationaal recht, respect voor mensenrechten, eerlijke handel, een geloofwaardige opstelling in milieu- en verdelingsvraagstukken en steun aan de minder ontwikkelde landen. De verschillende onderdelen van de buitenlandse politiek dienen niet los van elkaar te worden gezien, ze vormen één geheel. Humanitaire politiek en het opkomen voor mensenrechten zijn net zo belangrijk als Europese samenwerking. Een uitsluitend op het nationaal belang gerichte economische politiek maakt onze ontwikkelingssamenwerking ongeloofwaardig en overbodig. 3.1 De benoeming van Nederlandse vertegenwoordigers bij internationale organisaties vindt plaats na instemming van de Tweede Kamer. De kamer krijgt het recht deze vertegenwoordigers jaarlijks te horen. 3.2 Internationale samenwerking Het inkomen van de rijkste 20% van de wereldbevolking is meer dan 60 keer zo groot als dat van de armste 20%. Zo’n 1,2 miljard mensen hebben een inkomen van minder dan 1 dollar per dag. Per jaar sterven 12,2 miljoen kinderen van onder de vijf jaar. De rijkste 20 % van de wereldbevolking verbruikt ruim 85 % van de grondstoffen; de armste 80 % van de wereldbevolking verbruikt samen minder dan 15 % van alle grondstoffen. Arme landen dragen het minst bij aan het broeikaseffect, maar lijden de meeste schade als gevolg van klimaatsveranderingen: denk bijvoorbeeld aan de schrijnende tv-beelden over droogte, hongersnood en overstromingen. 20 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 Bovenstaande cijfers laten ons stilstaan bij de rijkdom die we in het rijke westen genieten en de consequenties daarvan. Jaren van ontwikkelingssamenwerking hebben nog maar bitter weinig geholpen. De kloof tussen de rijke landen en de arme landen wordt steeds groter. Nederland moet vanuit het oogpunt van naastenliefde ontwikkelingssamenwerking een hoge prioriteit geven. De wereldwijde armoede is echter een complex vraagstuk dat niet in één jaar is opgelost. Dit vraagt om bescheidenheid ten aanzien wat wij kunnen bereiken. 3.2 Het budget voor ontwikkelingssamenwerking wordt verhoogd tot 1,3% van het BNP. 51 52 3.3 Opvang van asielzoekers uit ontwikkelingslanden mag niet betaald worden uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking. 53 3.4 Een tiende van de inkomstenmeevallers moet worden besteed aan ontwikkelingssamenwerking. 54 55 56 3.5 Omdat ontwikkelingshulp één van de pijlers is van de internationale gerechtigdheidspolitiek, is het van belang dat er een afzonderlijke minister van ontwikkelingssamenwerking blijft bestaan. De arme landen hebben als het ware het recht om een eigen stem te hebben in de ministerraad. 57 58 3.6 Het deel van de ontwikkelingsgelden dat door de medefinancieringsorganisaties wordt uitgevoerd, wordt opgehoogd met 5% naar 15% van het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Internationale gerechtigheid is meer dan een hulpverleningsrelatie, meer dan een potje met geld voor ontwikkelingssamenwerking. Het gaat ook om het vormgeven aan vrije toegang tot de westerse markten en het kwijtschelden van schulden. Hulp geven heeft geen zin als op andere terreinen de echte ontwikkeling van landen wordt tegengehouden. Voor de opbouw van een stabiele en duurzame economie is eerlijke handel essentieel. ´Ontwikkelings´landen dienen als gelijkwaardige partners te worden behandeld bij internationale samenwerking. Bij besluitvorming op Europees niveau dient altijd rekening te worden gehouden met de gevolgen van beleid voor deze landen. Het westen moet zich met terugwerkende kracht inzetten voor het herstellen van de schade die ze in de afgelopen eeuwen heeft veroorzaakt. Als rijk westers land en ex-koloniale mogendheid heeft Nederland hierin een belangrijke verantwoordelijkheid. Ontwikkelingslanden moeten ondersteund worden bij het ontwikkelen van een een effectieve natuurbescherming. Derde Wereldlanden mogen niet langer worden opgezadeld met onze afgedankte vervuilende technologie en ons onverwerkbare afval. Dit vergt forse financiële investeringen. Onverlet het belang van coördinatie en samenwerking op Europees niveau blijft ontwikkelingssamenwerking primair een zaak van de nationale staten. De Europese Unie draagt daartegenover zorg voor een goede afstemming, consistentie en coherentie met het Europees economisch beleid en het landbouwbeleid. Het huidige Nederlandse beleid om op het gebied van de bilaterale hulp een beperkt aantal landen structureel te steunen verdient ondersteuning. Bij de selectie van deze landen worden criteria toegepast als: voldoende deugdelijk bestuur, actieve corruptiebestrijding en respect voor geestelijke vrijheidsrechten, in het bijzonder de vrijheid van godsdienst en eredienst. Gelet op de eigen kritische en aanvullende rol van het maatschappelijk middenveld wordt tegelijkertijd ruimte gecreëerd voor steun aan particuliere organisaties in landen die niet op de landenlijst voorkomen. Via deze particuliere organisaties kunnen in landen buiten “de lijst” ontwikkelingen worden gesteund die er toe leiden dat deze landen alsnog gaan voldoen aan de criteria, die - terecht - gesteld worden om voor bilaterale steun in aanmerking te komen. Voor de besteding van het budget voor ontwikkelingssamenwerking moet vaker een beroep worden gedaan op de zogenaamde particuliere medefinancieringsorganisaties. Vaak hebben deze non-gouvernementele organisaties meer ingangen in ontwikkelingslanden dan de geijkte regeringsinstanties. Daarnaast verdienen succesvolle ´burger tot burgerinitiatieven´ meer financiële steun. Lokale bedrijvigheid die bijdraagt aan de creatie van duurzame werkgelegenheid onder goede condities moet worden gestimuleerd. Ontwikkelingswerk moet er uiteindelijk op gericht zijn dat mensen zich zelf kunnen redden. Het creëren van afhankelijkheidsrelaties voor de lange termijn is ongewenst. Overdracht van kennis en ervaringen is voor beide partijen heel belangrijk. Ontwikkelingswerkers kunnen ook leren van de plaatselijke bevolking. Waar mogelijk moeten lokale deskundigen worden ingezet in plaats van buitenlanders. Voorkomen moet worden dat het beeld ontstaat van een neokolonisatie op ideële grondslag. Voor hetzelfde geld kunnen vaak veel meer lokale deskundigen worden ingezet. Externe medewerkers moeten zoveel mogelijk ondersteunend en op tijdelijke basis worden ingezet. Voorkomen moet worden dat goed geschoolde mensen wegtrekken naar betere oorden (de zogenaamde brain drain). Door tijdelijk mee te betalen aan een beter salaris voor lokale medewerker(s) die met de deskundige samenwerken kan er soms een grotere zekerheid gecreëerd worden dat er een lokale opvolging komt. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 21 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3.7 Medicijnen tegen tuberculose, malarie en AIDS moeten door ontwikkelingslanden goedkoop kunnen worden geproduceerd of geimporteerd. Hiervoor dient het internationale patentrecht ruimte te bieden. 3 4 3.8 Het criterium godsdienstvrijheid wordt toegevoegd aan de set criteria die aangelegd worden om te bepalen of in een land sprake is van goed bestuur. 5 6 3.9 Nederland zet zich in ontwikkelingsrelaties in het bijzonder in voor de internationale bestrijding van kinderarbeid en tegen de inzet van kinderen in oorlogen. 7 8 9 10 11 3.10 De overheid bevordert de opbrengsten van particuliere fondswerfacties voor ontwikkelingssamenwerkingsprojecten door versoepeling van het schenkingsrecht en de giftenaftrek voor zowel bedrijven als particulieren en door met regelmaat voor elke gulden die bij particulieren geworven wordt voor ontwikkelingssamenwerkingsprojecten (mits die voldoen aan de reguliere criteria voor hulp) er zelf nog eens een gulden bij te leggen uit het bestaande budget voor ontwikkelingssamenwerking. 12 13 3.11 Het exportkredietverzekeringsbeleid moet bijdragen aan duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding in ontvangende landen. 14 15 16 3.12 Nederland moet zich in internationaal verband en specifiek binnen Europa inzetten voor een goede toegang van producten uit de Derde Wereld tot de wereldmarkt. Milieu- en derde wereldproblematiek moet worden geïncorporeerd in de Wereld Handels Organisatie (WTO). 17 18 3.13 Nederland moet druk uitoefenen op het IMF, de Wereldbank en commerciële banken om werk te maken van schuldverlichting. Nederland moet pleiten voor en werken aan kwijtschelding van de schulden van de armste landen. 19 20 3.14 Er moet bezwaar gemaakt worden tegen de - door de IMF en de Wereldbank - gedwongen privatiseringen van nutsdiensten als gas, water en elektra in schuldenlanden. 21 22 3.15 Er moet binnen Europa een "Klachtenpanel" worden opgericht waar ontwikkelingslanden kunnen klagen als Europees beleid leidt tot negatieve gevolgen voor deze landen (incoherentie). 23 24 3.16 De resultaten van ontwikkelingswerk moeten beter en vaker worden onderzocht. De prestaties van ontwikkelingswerkers moeten kritisch worden vergeleken met die van lokale experts. 3.3 Mensenrechten 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 De Nederlandse natie werd staatkundig en cultureel gevormd in de strijd om het belangrijkste geestelijke vrijheidsrecht, de vrijheid van geweten en godsdienst. Alleen al om deze reden is ons land verplicht, alleen of met anderen, op te komen voor het respect voor geestelijke, staatkundige en burgerlijke vrijheidsrechten. Als christenen geloven we dat ieder mens waardevol is en recht heeft op een menswaardig bestaan met vrijheid van geweten en godsdienst. Alle mensen moeten kunnen voorzien in de noodzakelijke levensbehoeften en een gezond en veilig leven kunnen leiden. Bovendien hebben huidige en toekomstige generaties recht op duurzame ontwikkeling. Eigenlijk zijn de mensenrechtenverklaringen uit het verleden maar beperkte menselijke concretiseringen van deze visie. Toch is het heel bijzonder dat ondanks alle culturele verschillen bijna alle landen de universele verklaring van de rechten van de mens hebben ondertekend. Dit was een heel grote stap vooruit. Uitvoering is helaas een andere zaak. De strijd om de mensenrechten moet voortdurend gestreden worden. Dagelijks worden in vele landen de mensenrechten met voeten getreden. Vervolgingen wegens geloof, overtuiging of ras zijn in vele landen aan de orde van de dag. Nederland moet zijn stem hiertegen verheffen. Soms verandert dat niet direct een systeem, maar het bemoedigt wel de slachtoffers en de activisten. Dit is nodig, ook als dit misschien ingaat tegen ons economisch eigenbelang. Een geloofwaardig mensenrechtenbeleid is non-selectief, proportioneel en effectief. Het opkomen voor de fundamentele vrijheidsrechten van burgers, waar ook ter wereld, is een belangrijke doelstelling van het Nederlandse buitenlandse beleid. De vrijheid van eredienst en kerkelijke organisatie wordt gesteund in die landen waar de overheid die vrijheid beknot door het stellen van registratieplichten aan kerken. In internationaal-economische overeenkomsten van de Europese Unie wordt respect voor mensenrechten opgenomen als een toetsteen bij het beoordelen of handelspolitieke en financiële bevoordelingen van landen aanvaardbaar zijn. Een kritische dialoog voeren met een handelspartner kan zinvol zijn, mits Nederland zich bereid toont eventuele voor zichzelf negatieve consequenties te aanvaarden. Alleen dan is een mensenrechtenbeleid geloofwaardig. Alleen dan kan Nederland zich profileren als een centrum van het internationaal recht. Nederland toont door het huisvesten van het Internationaal Gerechtshof, het Joegoslavië Oorlogstribunaal en mogelijk in de toekomst ook het Internationaal Strafhof veel belang te hechten aan het toepassen van het internationaal recht. Het 22 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Internationale Permanente Strafhof (ICC) behandeld zaken van schuldigen van misdaden tegen de menselijkheid, genocide, oorlogsmisdaden berecht en bestraft kunnen worden. 3.17 Landen die de mensenrechten niet respecteren, mogen op basis van internationale verdragen aangesproken worden op schending van de mensenrechten jegens hun onderdanen. Het is niet aanvaardbaar wanneer staten dit willen tegengaan met een beroep op het beginsel van soevereiniteit. 17 18 19 20 3.18 Nederland moet zich hard maken voor eerbiediging van de mensenrechten door andere landen achter zich te krijgen binnen Europa en andere multilaterale organisaties. Een gezamenlijke aanpak heeft de grootste kans van slagen. Stille diplomatie is een goed middel en Nederland moet niet schromen in bilaterale relaties iets van zich te laten horen. 21 22 23 3.19 Alle landen houden een eigen verantwoordelijkheid om mensenrechtenschendingen zelf aan de kaak te stellen. Nederland moet gebruik maken van zijn statenklachtrecht. Ons land moet zich hierbij wel geloofwaardig opstellen en dat brengt een zekere bescheidenheid met zich mee. We kunnen niet de hele wereld verbeteren. 24 25 3.20 Non-gouvernementele organisaties zijn erg belangrijk, maar mogen geen excuus zijn voor de overheid om bepaalde zaken niet meer zelf aan de kaak te hoeven stellen. 26 27 3.21 Er moet een soort bedrijfsetiket komen voor 'correct gedrag', om zo investeerders aan te moedigen oog te hebben voor de mensenrechtensituatie van een land. 28 29 3.22 Nederland zorgt voor een goede huisvesting van het Internationale Permanente Strafhof (ICC) te Den Haag. De reputatie van Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld wordt bevorderd. 3.4 Conflictpreventie, conflictbeheersing en humanitaire hulp 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 De Nederlandse regering komt op voor de bescherming van personen die in landen met onderdrukkende regiems de moed hebben openlijk de schending van mensenrechten aan de orde te stellen. In internationale fora als de Verenigde Naties en in het beleid van de EU wordt nadrukkelijk aandacht gevraagd voor het gevaar van totalitaire en nationalistische opvattingen en strevingen, zoals het invoeren van de sharia (islamitische wetgeving) en het negeren of onderdrukken van de culturele rechten van nationale minderheden. De rechten van de mens zijn universeel. Een land dat onder kritiek staat, mag zich niet verschuilen achter het beginsel van de soevereiniteit van de staat. Nederland bevordert de invoering van klachtenprocedures voor burgers bij schending van rechten, indien nodig bij instellingen van internationale rechtspraak. Ook wordt het lidmaatschap van Nederland van internationale instellingen als de VN, de Raad van Europa en de EU actief gebruikt om staten aan te klagen, waar sprake is van ernstige en aanhoudende schending van vrijheidsrechten. Het aantal conflicten is de laatste jaren schrikbarend toegenomen. De wereld staat vaak machteloos. Ondanks dat we in een verscheurde wereld leven moeten wij die een christelijke politiek voorstaan ons inzetten voor vrede en veiligheid. Het is tevens onze opdracht te bidden voor de vrede. Vrede is een breed begrip. Het is meer dan de afwezigheid van oorlog. Uiteindelijk komt er pas echte vrede als het ook vrede is in de harten van mensen. De politiek moet zich hiervan bewust zijn en de mate van vrede niet meten in het aantal doden. PerspectieF streeft het bevorderen van internationale gerechtigheid na. In een wereld waarin staten steeds meer vervlochten raken blijft het respect voor de nationale soevereiniteit een vereiste. Tegelijkertijd mag wel degelijk van staten gevraagd worden verantwoording af te leggen over internationale omgangsvormen, bejegening van nationale, godsdienstige en culturele minderheden en het milieu. Indien een staat zich schuldig maakt aan systematische, aanhoudende en grove schending van fundamentele rechten, leidend tot een bedreiging van de (internationale) vrede en veiligheid, dan rust op de internationale statengemeenschap de morele plicht in te grijpen, in de vorm van openlijke politieke veroordeling, economische sancties of andere sancties en vormen van militaire interventie. Bij (dreigende) genocide moet er worden ingegrepen. Landen, verenigd in de Verenigde Naties, hebben hierin een verantwoordelijkheid voor elkaar. We moeten nadrukkelijk streven naar vreedzame oplossingen van conflicten. Wanneer diplomatie echter niet meer helpt en economische en politieke sancties zonder resultaat blijven, kan gebruik van geweld soms de enige uitweg zijn. Dit is echter geen ´oplossing´ die op zich zelf duurzame vrede geeft. In geval van militaire interventie, zowel bij peace-keeping als bij peace-enforcing operaties, dient wel aan een aantal duidelijke criteria te zijn voldaan. Allereerst moet er een helder juridisch mandaat liggen vanuit de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Vervolgens moet het nationale parlement zijn uitdrukkelijke goedkeuring geven aan de uitzending van troepen. Deze goedkeuring kan pas plaatsvinden wanneer er een goede risicoanalyse heeft plaatsgevonden en wanneer men ervan overtuigd is dat er goede redenen zijn om in te grijpen. Ingrijpen dient bovendien bij voorkeur plaats te vinden binnen NAVO-verband. Er dient sprake te zijn van een heldere bevelsvoering en operationele organisatie. De NAVO blijft het belangrijkste veiligheidsverband voor Europa en Noord-Amerika. Nederland zoekt voor belangrijke, internationale operaties PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 23 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 de medewerking van NAVO-partners. Nederland zet zich in voor het verlenen van steun bij de waarneming van buitenlandse verkiezingen. 3.23 Ter voorkoming van conflicten moet uitbuiting van de Derde Wereld worden tegengegaan en eerlijke handel worden nagestreefd. Nederland moet zich daarom internationaal hard maken voor het afbreken van tariefmuren. De import van diamanten en andere bodemschatten met een dubieuze herkomst wordt verboden. 28 29 30 3.24 Nederland zet zich in voor het instellen van bureaus die vroegtijdig waarschuwen voor internationale spanningen en conflicten. Die bureaus werken onafhankelijk en worden verbonden aan internationale instellingen als de Europese Unie, de OVSE en de Veiligheidsraad. 31 32 3.25 De Veiligheidsraad van de VN krijgt ondersteuning van een staf die zich richt op de vroegtijdige signalering van conflicten en conflictpreventie. Een permanent VN-leger is ongewenst. 33 3.26 Vredesoperaties worden indien mogelijk door regionale organisaties uitgevoerd. 34 35 36 3.27 Nederlandse deelname aan vredesoperaties voor langere tijd wordt gemaximeerd op drie vredesoperaties met bijdragen van bataljonsgrootte. Troepen worden niet uitgezonden indien de beschikking over kwalitatief goed materieel ontbreekt. 37 38 39 3.28 Voorwaarde voor Nederlandse deelname aan crisisbeheersingsoperaties in een hoger geweldsspectrum is, dat zij plaats vindt onder leiding van de NAVO en dat een duidelijk VN-mandaat aanwezig is. Deelname is beperkt in de tijd en de taakomschrijving is duidelijk afgebakend. 40 3.29 Nederland geeft actieve politieke steun aan de UNHCR, de vluchtelingen organisatie van de Verenigde Naties. 41 3.30 De onafhankelijke media in conflictgebieden dienen ondersteund te worden. 3.5 Veiligheidsbeleid 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 Als internationale conflicten, of conflicten binnen landen, zich aandienen, is het van belang zo snel mogelijk maatregelen te nemen. Helaas blijkt maar al te vaak dat er pas om ingrijpen wordt geroepen als het geweld in alle hevigheid is uitgebroken en publieke aandacht gevangen is. Militaire interventie lijkt dan de enige mogelijkheid te zijn. In een vroeg stadium is het soms nog mogelijk escalatie te voorkomen zonder militaire interventie. Bijzondere aandacht vraagt het feit dat veel conflicten tegenwoordig minder politiek-ideologisch en meer etnisch-godsdienstig geladen zijn. Ook na het "beëindigen" van een conflict dient er een lange periode van nazorg te zijn en moet er worden gewerkt aan herstel van relaties. Humanitaire hulp is van belang om het opnieuw uitbreken van conflicten tegen te gaan. Terugkeer en herhuisvesting van vluchtelingen en het herstel van de rechtsorde in voormalige conflictgebieden dient een hoge prioriteit te hebben. Het is een goede zaak als Nederland zich actief toont op het gebied van VN-missies, maar ook op militair gebied is geloofwaardigheid essentieel. Oorlog kost een land iets. Koste wat 't kost eigen slachtoffers willen vermijden is hypocriet en kost veel mensenlevens. Er moet alles aan worden gedaan hiervoor een draagvlak te creëren in de Nederlandse samenleving. Het zou daarom goed zijn om kaders op te stellen hoe er wordt ingegrepen bij verschillende situaties en op welke manier landen daarbij samenwerken. Bij uitzending van Nederlandse eenheden moet Nederland nauw betrokken worden bij de internationale besluitvorming. Taken en bevoegdheden moeten vooraf duidelijk zijn vastgelegd. Voor uitzending van eenheden moet de missie een kans van slagen hebben en moeten de militairen, ook bij humanitaire missies, voldoende toe- en uitgerust zijn. Een te hoog aspiratieniveau van Nederland op het gebied van crisisbeheersing, vredesoperaties en humanitaire hulpverlening is, omdat de mogelijkheden beperkt zijn, ongewenst. Het is goed dat de NAVO inspeelt op de gewijzigde veiligheidssituatie in Europa na de Koude Oorlog en zich inhoudelijk blijft bezinnen op haar eigen taak. De Amerikaanse betrokkenheid bij de vrede en veiligheid op het Europese continent is en blijft van cruciaal belang. Wel zullen de landen van Europa binnen de NAVO een grotere bereidheid moeten tonen om een substantiële eigen bijdrage aan de veiligheid van Europa en aan crisisbeheersing te leveren. Daarnaast moet conflictpreventie meer centraal worden gesteld in het Europese veiligheidsbeleid. Met het sluiten van het Verdrag van Amsterdam (1999) is een nieuwe impuls gegeven aan het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU. Er wordt eveneens gewerkt aan een Gemeenschappelijk Europees Veiligheids- en Defensiebeleid. Het Europees militair beleid moet ten dienste staan van het buitenlands beleid. Door het toedelen van defensie en diplomatieke taken aan één functionaris, de hoge vertegenwoordiger voor het GBVB, dreigt militarisering van het buitenlands beleid van de EU. Dit is ongewenst. Bovendien is deze functionaris niet lid van de Europese Commissie maar van de Raad van Ministers, waardoor democratische controle ontbreekt. 24 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Bij aanpassing van de NAVO aan de uitbreiding met landen als Roemenië mag de slagvaardigheid van de organisatie niet verloren gaan. Met name de in artikel 5 van het NAVO-verdrag neergelegde bijstandsverplichting moet blijven gelden. Binnen de Noord Atlantische Samenwerkingsraad en de OVSE kan intensief contact worden onderhouden met Rusland. Via de Partnerschap voor Vredesafspraken kunnen de landen van Midden- en Oost-Europa ondertussen gesteund worden bij de transformatie en modernisering van hun strijdkrachten. 3.31 Uitbreiding van de NAVO met de (Zuid-)Oost-Europese staten (bijvoorbeeld Roemenië, Slowakije, Bulgarije, Macedonië) is gewenst, omdat lidmaatschap een stabiliserende factor is in de regio. 10 11 12 3.32 De EU stelt in het kader van het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB) op korte termijn een Strategisch Concept vast in welke gevallen Europa zelf actie onderneemt, eventueel los van NAVO-verband. Een permanente Europees interventiemacht is ongewenst. 13 14 3.33 Wapens en mensen moeten zowel voor de NAVO als de EU inzetbaar zijn. Hierdoor wordt een noodzaak tot verhoging van defensiebudgetten voorkomen. 15 16 3.34 De Nederlandse regering moet binnen Europa pleiten voor een scheiding van defensie en buitenlandse zaken, zoals gebruikelijk is op nationaal niveau. 17 18 3.35 De hoge vertegenwoordiger voor het GBVB moet lid worden van de Europese Commissie en geen apart lid van de Raad van ministers blijven. Als lid van de commissie is hij verantwoording schuldig aan de nationale parlementen. 19 20 3.36 De Nederlandse samenleving moet voldoende zijn voorbereid op chemische en biologische oorlogsvoering. Materieel ter bescherming van de burger moet voldoende beschikbaar en voorradig zijn. 21 22 3.37 De Nederlandse regering moet haar voorzitterschap van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (2003) gebruiken om de banden met Rusland te verstevigen en te werken aan vrede op de Balkan. 3.6 Ontwapening 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 Wapens zijn bij uitstek het teken van de gebrokenheid van onze werkelijkheid. Wapens zijn immers uiteindelijk bedoeld om te bedreigen en te doden. Een wereld zonder wapens is dan ook één van de beelden van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Tegelijk erkent de bijbel de noodzaak van een overheid die ‘het zwaard’ hanteert teneinde gerechtigheid na te streven, het kwaad in te dammen en de zwakke zodoende te beschermen. Een sociaal-christelijk beleid heeft dan ook aandacht voor beide aspecten. Ontwapening is een goed streven mits bovenstaande niet uit het oog wordt verloren. De wapens die hoe dan ook moeten verdwijnen zijn de zgn. A, B en C wapens. Kernwapens, biologische wapens en chemische oorlogsmiddelen zijn geen wapens voor oorlog, maar voor vernietigingsstrijd en terreur. Deze wapens treffen zowel soldaten als burgers en ecosystemen en kunnen dus ook niet ingezet worden voor vredeshandhaving, terreurbestrijding en bestrijding van de misdaadsyndicaten. Nederland heeft het Non-Proliferatie Verdrag (1970, tegen de verspreiding van kernwapens), waarin wordt gesproken over nucleaire ontwapening, ondertekend. Ons land houdt echter als lid van de NAVO ook vast aan de nucleaire afschrikkingsdoctrine, vastgelegd in het NAVO-Strategisch Concept (SC). Dit is inconsequent. Bedreiging of gebruik van kernwapens is in strijd met de beginselen en regels van humanitair recht. Dit soort massa vernietigingswapens moet worden uitgebannen. Het gebruik van andere wapens met nucleair materiaal zoals kerngranaten of munitie gevuld met verarmd uranium moet onder hetzelfde embargo gaan vallen als de A, B en C wapens. Deze ‘kleinere nucleaire wapens’ veroorzaken dezelfde ellende als de ‘traditionele’ A, B, C wapens. Ze doden soldaten, maar vormen tegelijk een aanslag op burgers, voedselvoorziening en ecosystemen. Om deze reden kunnen ze niet getolereerd worden als conventionele wapens. Het bezit van wapens in verkeerde handen vergroot de kans op een gewapend conflict. In potentiële conflictsituaties moet, om zo verdere escalatie te voorkomen, het uiterste worden gedaan om te voorkomen dat burgers worden bewapend. De vrede is gediend met een vermindering van bewapening al zal de mensheid zonder God zelf nooit tot volledige vrede kunnen komen. Het CFE-verdrag (Conventional Armed Forces in Europe Treaty), dat ontwikkeld is in het kader van de OVSE, biedt een mogelijkheid tot stapsgewijze vermindering van de hoeveelheid wapens in Europa. Wapenproductie is steeds minder een nationale aangelegenheid. Het belang van de handhaving van de internationale rechtsorde en van vrede en veiligheid moet prioriteit hebben boven het belang van de eigen nationale defensie-industrie. Een verscherpte controle op de defensie industrie en de wapenhandel is een absolute noodzaak. Omdat de meeste wapens in westerse landen worden gefabriceerd zullen afspraken tussen EU, VS en Japan op dit terrein veel resultaat kunnen PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 25 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 opleveren. Deze landen spreken in dit kader ook af hun overtollige en verouderde wapens en wapensystemen niet te verkopen, maar deze, waar mogelijk, te recyclen tot civiel materiaal en anders te vernietigen. Illegale verkoop en transport van wapens moeten worden bestreden. 3.38 De wapenwedloop moet worden tegengegaan, vooral als het gaat om chemische en biologische wapens en kernwapens. De Nederlandse regering zal zich daarom actief inzetten voor het bevorderen van de ondertekening van het Biologisch Wapenverdrag door NAVO-bondgenoten (inclusief de Verenigde Staten). 30 31 3.39 In het kader van het Non-proliferatieverdrag dient de rol van het kernwapen te worden teruggedrongen. De regering zal in zich NAVO-verband actief inzetten voor terugdringen van taktisch-nucleaire wapens in Rusland. 32 33 34 3.40 De Nederlandse regering moet streven naar herziening van het Strategisch Concept van de NAVO. In die zin dat hierbinnen geen ruimte meer kan zijn voor kernwapens en radioactief materiaal (verarmd uranium) en dat gebruik van landmijnen wordt tegengegaan. De Nederlandse kernwapentaak (luchtmacht) wordt stop gezet. 35 3.41 Het CFE-verdrag moet worden benut om te komen tot vermindering van het aantal conventionele wapens in Europa. 36 37 38 39 3.42 Nederland moet bevorderen dat er in EU-verband nadere kwaliteits- en kwantiteitscriteria worden uitgewerkt voor het beoordelen van veiligheidssituaties in regio´s waarnaar wapens geëxporteerd worden. Er mogen geen exportvergunningen voor wapens meer worden verleend voor landen waar schendingen van mensenrechten plaatsvinden. 40 3.43 Exportkredieten voor wapenleveranties mogen niet verstrekt worden. 41 42 3.44 De Nederlandse regering ondersteunt de campagne van het International Action Network on Small Arms om te komen tot een gedragscode voor wapenexport voor alle typen lichte wapens, kleine wapens en handwapens. 43 44 3.45 Non-gouvernementele organisaties (NGO´s) krijgen financiële steun voor programma’s tot duurzame demobilisatie en heropname van voormalige (kind)soldaten in de burgersamenleving. 45 46 47 48 3.46 Nederland moet voorstellen doen of ondersteunen voor een herziening van, of aanvulling op het "Outer Space Treaty" van 1967 zodat behalve massavernietigingswapens ook andere wapens en raketten niet gebruikt of getest mogen worden in de ruimte. Ook het gebruik van nucleaire energie in de ruimte moet worden verboden, of in ieder geval middels een verdrag worden beperkt tot het minimum. 49 50 51 3.47 In het kader van een mogelijke hernieuwde wapenwedloop, dient een kritisch standpunt te worden ingenomen ten opzichte van deelname aan het Amerikaanse ruimteschild. Bij de definitieve standpuntbepaling moeten de politieke gevolgen voor de verhouding met Rusland en andere landen zwaar wegen. 52 53 3.48 De Nederlandse regering zal zich actief inzetten voor de bestrijding van regionale wapenwedlopen. Met name spanningen tussen Pakistan en India respectievelijk China en Taiwan verdienen in dit verband aandacht. Kleine en lichte wapens vormen een grote bedreiging voor de veiligheid van mensen. Het gebruik van deze wapens veroorzaakt het grootste aantal burgerslachtoffers. De beschikbaarheid daarvan maakt het gemakkelijker om jonge kinderen in te zetten als soldaten. Demobilisatieprogramma´s moeten, in oorlogsgebieden en gebieden waar de VN een vredesmacht heeft, leiden tot een zo groot mogelijke afname van het bezit van deze wapens. Daarnaast moeten de voormalige (kind)soldaten worden voorzien van materiele bijstand en beroepsalternatieven. Gebruik van landmijnen moet kritisch worden bekeken. De vraag is wat voor nut landmijnen ‘in goede handen’ hebben. Zeker is dat vooral landmijnen een enorm probleem zijn in voormalige oorlogsgebieden. Met name de boeren worden hierdoor bedreigd. Jaarlijks vallen er nog vele slachtoffers door landmijnen in vredesgebied. Het markeren van mijnenvelden en het verwijderen van landmijnen heeft daarom een hoge prioriteit. Het is onvoldoende om het Amerikaanse NMD (National Missile Defense), het ruimteschild tegen intercontinentale raketten, af te wijzen met een verwijzing naar het ABM-verdrag uit 1972 (Anti Ballistic Missile). Dit verdrag is immers opgesteld met het oog op de wapenwedloop tussen oost en west en die situatie is verleden tijd. Beter is de VS verder te bevragen naar de motieven achter dit plan. De situatie in landen als China, India, Iran en Pakistan is niet zo stabiel dat er geen sprake meer is van een nucleaire dreiging. Maar de politieke gevolgen van het NMD voor de verhouding met Rusland en andere landen moet zwaar wegen in de besluitvorming van Nederland in Europees verband. Een verstoring van het machtsevenwicht zou kunnen leiden tot een nieuwe wapenwedloop, maar dan in de ruimte. De terroristische aanslagen in Amerika hebben aangetoond dat er een reëel gevaar is, maar ook dat een NMD niet overal tegen kan beschermen. Nederland moet zich daarom kritisch blijven opstellen met betrekking tot de militaire plannen van de VS met betrekking tot het NMD. 54 26 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 3.7 3.49 De Nederlandse regering moet toewerken naar een hervorming van de Veiligheidsraad. Hierbij moeten meer VNlidstaten toegelaten worden tot het lidmaatschap van de Veiligheidsraad dan de huidige vijf permanente leden en tien niet-permanente leden en het vetorecht van de vijf permanente leden moet worden afgeschaft. 15 16 3.50 De Veiligheidsraad moet een goede afspiegeling zijn van de verschillende landen in de wereld. Er moeten permanente zetels komen voor Derde Wereldlanden. 3.8 Europese samenwerking 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 Verenigde Naties Het vredesideaal van de Verenigde Naties onderschrijven wij. De VN doet bovendien veel nuttig werk voor vluchtelingen. De VN moet echter niet de pretentie hebben dat ze een wereldregering kan zijn, die (voor de leden bindende) uitspraken mag doen. Een reorganisatie van de VN is broodnodig. Daarbij moet rekening gehouden worden met het uitgangspunt dat soevereine landen gelijkwaardig zijn. Er moet een einde gemaakt worden aan de overheersende positie van de permanente leden van de Veiligheidsraad door andere landen toe te laten tot de Veiligheidsraad en er moet bij elke conflictsituatie een ad-hoc raad ingesteld worden van landen uit de buurt van het conflictgebied, zodat een beter op de regionale omstandigheden toegespitst beleid kan worden gemaakt, wat er weer voor zorgt dat de effectiviteit van het VN-werk toeneemt. De Europese Unie (EU) is niet meer weg te denken en is ook voor Nederland van grote betekenis. Steeds meer bevoegdheden worden overgeheveld naar Brussel, zodat feitelijk sprake is van een nieuwe overheidslaag. De EU is echter primair een samenwerkingsverband van gelijkwaardige staten en mag niet leiden tot een politieke unie. Nederland moet een herkenbare, staatkundige eenheid blijven in de Europese Unie. De samenwerking stelt allereerst de lidstaten in staat hun verantwoordelijkheden voor de inrichting van de eigen samenleving beter mogelijk te maken (bescherming van natuur en milieu, het begrotingsbeleid, minimumnormen voor de sociale zekerheid, landbouw). Daarnaast biedt deze samenwerking mogelijkheden om met één stem te spreken in het (economische en politieke) internationale verkeer. De geschiedenis laat zien dat de economische samenwerking op de zogenaamde interne markt er toe leidt dat bijna geruisloos steeds meer beleidsterreinen onderwerp worden van Europese besluitvorming. Daarmee ontstaat het gevaar van onnodige machtsconcentratie en onderwaardering van de verscheidenheid in Europa in cultureel, historisch en levensbeschouwelijk opzicht. In de Europese verdragen zou dit beter moeten worden onderkend. Vooral op terreinen als onderwijs en cultuur heeft ieder lidstaat haar eigen geschiedenis en haar eigen karaktertrekken, die erkend en gehonoreerd moeten worden. Dit vraagt om een duidelijke bevoegdheidsverdeling voor wat op Europees en wat op nationaal niveau thuishoort. Burgers hebben immers het recht te weten waar de besluitvorming plaats vindt en hoe ze daar invloed op kunnen uitoefenen. Het zwaartepunt van de besluitvorming blijft liggen bij de nationale staten. Het uitgangspunt dat publieke machtsvorming slechts goed kan gaan wanneer er publieke verantwoording is, geldt ook voor Europa. Versterking van de democratische controle van het Europees beleid is dan ook dringend gewenst, in het bijzonder door de nationale parlementen meer bij de Europese besluitvorming te betrekken. Ministers in de Europese Raden moeten vanuit de nationale parlementen nauwkeuriger worden gecontroleerd. Het belang van een goede samenwerking laat onverlet dat in de loop der tijd veel bevoegdheden aan Brussel zijn overgedragen die daar niet thuis horen. Alleen al uit oogpunt van bestuurbaarheid dient gesaneerd te worden in Europese bevoegdheden. Europa dient zich tot de kerntaken te beperken. Juist op deze beleidsterreinen (zoals bijvoorbeeld milieubeleid) zou veel meer bereikt kunnen worden. Het subsidiariteitsbeginsel moet bij de bevoegdhedenverdeling duidelijk mee spelen: bestuur zo dicht mogelijk bij de burger en nationaal wat nationaal kan. De waarde van de ordende en vredesbrengende functie van de Europese samenwerking is groot. Historisch gezien is dat de belangrijkste bestaansgrond van de Europese samenwerking. Waar landen samenwerken en met elkaar in overleg treden, is geen ruimte voor openlijke conflicten. Om deze reden is het gewenst dat een aantal landen in Midden- en Oost-Europa snel tot de Europese Unie toetreden. Toetreding is aan voorwaarden gebonden. Zo zullen nieuwe deelnemers zich moeten kenmerken door een goed democratisch bestel, een goede mensenrechtensituatie, een markteconomie, een geharmoniseerde sociaal-economische wetgeving, en een adequate bestrijding van de georganiseerde en grensoverschrijdende criminaliteit (Kopenhagen-criteria). De nieuwe lidstaten moeten voldoen aan alle gestelde voorwaarden en hun wetgeving moet voldoen aan de Europese normen. Alleen op milieugebied kan worden nagedacht over overgangstermijnen. Nieuwe lidstaten moeten binnen de Unie gelijk aan de zittende lidstaten worden behandeld. Voor de eerste toetredingen (volgens verwachting in 2004) moeten de Europese instituties klaar gemaakt zijn. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 27 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 De Europese Unie en de lidstaten moeten zich met het oog op de uitbreiding van de EU voorbereiden op een herordening van bevoegdheden. Leidende beginselen daarbij zijn: a. De erkenning van de historische en culturele verscheidenheid binnen Europa, de gemeenschappelijke overtuigingen ter zake van de rechtsstaat, parlementaire democratie, respect voor mensenrechten en het bevorderen van de sociale markteconomie. b. De bijbelse wijsheid dat een ongefundeerde samenballing van macht een bedreiging kan vormen voor de vrijheid van burgers en een verhindering kan zijn van een harmonische ontplooiing van de samenleving. c. Een helder onderscheid tussen de bevoegdheden van de verschillende bestuurslagen van en in Europa, waarbij het zwaartepunt moet liggen bij die overheidsorganen die het meest democratisch zijn gelegitimeerd. d. Aanvaarding van de grondtrekken van de huidige institutionele structuur van de EU, waarin de rol van de Europese Commissie primair de bewaker van de verplichtingen ingevolge de Europese verdragen blijft en de verantwoordelijkheden van de lidstaten zichtbaar blijven in de Europese Raad en de raden van ministers. e. Transparantie van bestuur, openbaarheid van overheidsdocumenten en een actieve uitleg door de overheid van de omvang en betekenis van de Europese regelgeving voor ons land. f. De erkenning dat het voeren van een Europees buitenlands beleid in een EU van 24 of meer lidstaten slechts in beperkte mate mogelijk is en een gemeenschappelijk defensiebeleid slechts in bescheiden mate uitvoerbaar is, zodat samenwerking op deze terreinen met de VS en Canada in het Atlantisch bondgenootschap de eerste prioriteit dient te blijven. g. Een open oog voor de kwetsbaarheid van het financieel-economisch beleid in de monetaire unie, waarin de waardevastheid van de munt (de euro) voorop dient te staan, maar waarin terecht belangrijke financiële en budgettaire bevoegdheden in nationale handen zijn gelaten. 3.51 De Nederlandse regering dient de zelfstandigheid van Nederland in haar Europese beleid voorop te stellen. 32 33 34 35 3.52 Bij de uitoefening van taken moet het Europese bestuur nauwlettend toezien op de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Artikel 235 van het Verdrag, op grond waarvan de bevoegdheden van het EUbestuur aanzienlijk kunnen worden uitgebreid, moet worden herzien, zodat het niet kan worden misbruikt voor sluipende uitbreiding van bevoegdheden. 36 37 38 3.53 De EU dient zich alleen met die taken bezig te houden waarbij Europese samenwerking gewenst en noodzakelijk is. Lidstaten - en niet de Europese Commissie - beoordelen in hoeverre Europees beleid op een deelterrein noodzakelijk is. 39 40 41 42 3.54 De rol van de Europese Commissie in het Europese besluitvormingsproces wordt teruggedrongen. Daarnaast moeten de bevoegdheden van het Europees Parlement worden uitgebreid op het gebied van de medewetgeving. Het parlement dient medebeslissing te krijgen op alle onderwerpen waarover de Raad met gekwalificeerde meerderheid beslist. 43 44 3.55 Het Europees Handvest van Grondrechten mag niet de status krijgen van een Europese grondwet. Het is voldoende dat lidstaten en de EU het Europees verdrag voor de rechten van de mens ondertekenen. 45 46 3.56 Teneinde de inzichtelijkheid van de besluitvorming te vergroten, worden de beraadslagingen in de ministerraden over wetgeving openbaar gemaakt. 47 48 49 50 51 3.57 De Europese Commissie is een uitvoerend, ambtelijk orgaan. Hoewel een Commissaris uit iedere lidstaat de herkenbaarheid van de Commissie bij de burgers vergroot, komt dit de werkbaarheid niet ten goede. Het aantal commissarissen blijft daarom na de uitbreiding van de EU maximaal op het huidige niveau van twintig. De grotere lidstaten moeten daarvoor hun tweede Commissaris inleveren. Kleinere landen gaan in de toekomst per regio gezamenlijk één of meer Commissarissen leveren. 52 53 54 3.58 De Raad moet zich bewust zijn van haar verantwoordelijkheid om bij disfunctioneren individuele commissarissen voor ontslag voor te dragen bij het Hof. Deze bevoegdheid komt niet toe aan de Commissievoorzitter omdat daarmee zijn positie zou verschuiven in de richting van een ´president´ van Europa. Naarmate het aantal leden van de Unie groeit, zal unanieme besluitvorming steeds moeilijker worden. Het besluitvormingsproces moet daarom worden aangepast, zonder dat dit mag leiden tot het automatisch overstemmen van kleine landen. Aangezien de Raad een intergouvernementeel orgaan is, is het nodig dat de lidstaten een gelijkwaardige positie innemen. Omdat echter ook bevolkingsaantallen een rol spelen, valt in dit verband te denken over een variant op de "dubbele meerderheid". Een besluit wordt dan aangenomen indien én een meerderheid van tweederde van de stemmen (niet gewogen dus) én een absolute meerderheid in bevolkingsaantal is bereikt. 28 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 3.59 Het adviesrecht van het Europees Parlement heeft bij de voordracht voor ontslag van een Commissaris een zwaarwegend karakter. Het aftreden van de Commissie wordt niet gekoppeld aan het ontbinden van het Europees Parlement omdat de Commissie niet door het parlement gekozen is. 4 3.60 In de Europese Unie dient het principe van de gelijkberechtiging van talen gehandhaafd te blijven. 5 6 7 8 9 10 11 12 3.61 De vorming van kopgroepen van lidstaten die op bepaalde terreinen sneller integreren in EU-verband dan andere lidstaten zonder goedkeuring van alle lidstaten moet worden afgewezen omdat dit het Europees bestuur nodeloos ingewikkeld maakt en deze ideeën slechts gericht zijn op verdere politieke integratie. In dit model bepalen voorlopers de lijn in het zogenaamde Europa van de verschillende snelheden, en dit is ongewenst.. Verdergaande samenwerking (differentiatie) door een aantal lidstaten blijft daarom aan de voorwaarden van artikel 11 van het Verdrag van Amsterdam gebonden. Dat betekent dat elke lidstaat zijn veto behoudt, dat de samenwerking pas van start kan gaan als een meerderheid van staten participeert en dat het uitdrukkelijk gaat om beleidsterreinen die in het EU-Verdrag voorkomen. 13 14 15 3.62 De rol van de nationale parlementen binnen het Europese besluitvormingsproces moet worden opgewaardeerd, onder meer door nauwere samenwerking met het Europees Parlement en tijdige bespreking van Europese wetgevings- en beleidsteksten. 16 3.63 Aan de uitbreiding van de EU richting Oost-Europa moet in de komende jaren prioriteit worden gegeven. 17 18 3.64 Alleen die landen die behoren tot het Europese cultuurgebied en de fundamentele beginselen van rechtstaat en democratie respecteren, kunnen lid worden van de Europese Unie. 19 20 3.65 Bij de eventuele toetreding van nieuwe landen tot de EMU zullen de afgesproken criteria voor toetreding strikt toegepast moeten worden. 21 22 23 3.66 Om continue verhuizing en onnodige kosten te voorkomen moet het Europees Parlement volledig in Brussel worden gevestigd. De maandelijkse plenaire vergaderingen in Straatsburg en het secretariaat-generaal van het parlement in Luxemburg worden verplaatst naar Brussel. 24 25 26 27 28 3.67 Een verhoging van de financiële bijdragen aan de EU binnen de context van de huidige 15 lidstaten mag niet worden overwogen. De EU moet eerst zelf in financieel opzicht orde op zaken stellen. Met name de fraude bij landbouwsubsidies en het ESF en het rondpompen van geld bij de structuur- en cohesiefondsen moet worden aangepakt. Met het oog op de komende uitbreiding dient het Europese landbouwbeleid te worden geherstructureerd zodat de Europese landbouwsubsidies kunnen worden afgebouwd. 3.9 Landenpolitiek 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 Nederland kan niet de hele wereld verbeteren. We moeten ons in eerste instantie richten op de landen waar we een relatie of band mee hebben. In het buitenlands beleid richt Nederland zich in de eerste plaats op het bevorderen van internationale gerechtigheid. De bevordering van de mensenrechten, waaronder in het bijzonder de vrijheid van godsdienst en eredienst, neemt hierbij een belangrijke plaats in. Nederland heeft bijzondere verplichtingen tegenover landen met wie zij historische banden heeft zoals Suriname en Indonesië. Nederland heeft ook historische verplichtingen tegenover de Molukkers en de Papoea’s. Die verplichtingen moeten recht worden gedaan. Israël heeft een bijzondere positie in het Midden-Oosten. De staat Israël is het nationale tehuis voor de Joden en verdient vanwege historische en morele argumenten politieke steun, met inachtneming van internationale rechtsbeginselen. Op bijbelse gronden weet een christen zich met het Joodse volk verbonden (zie bijv. Romeinen 9 t/m 11). Uitgangspunten voor een duurzame vredesregeling in het Midden-Oosten zijn: veilige en erkende grenzen voor Israël en erkenning van de nationale aspiraties van de Palestijnen. Pas als de Arabische landen volledige diplomatieke betrekkingen met Israël aangaan, kan een duurzame vredesregeling totstandkomen. De Europese Unie moet zich politiek terughoudend opstellen. Nederland geeft, al dan niet in EU-verband, steun aan het vredesproces, waarvoor beide partijen allereerst zelf verantwoordelijk zijn. Suriname 3.68 Aan Suriname kan steun worden verleend, mits de Surinaamse regering niet alleen zorg draagt voor een goed financieel en economisch beheer, maar ook garant staat voor het functioneren van de parlementaire democratie en de eerbieding van de mensenrechten. Het land moet in multilateraal verband onder de aandacht gebracht worden om een ongelijke paternalistische verhouding te voorkomen. 52 53 54 Indonesië 3.69 De Molukse gemeenschap is in het verleden veel onrecht gedaan. De Nederlandse regering dient daarom aandacht te blijven besteden aan de Molukse kwestie. 55 Marokko en Turkije PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 29 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 3.70 Nederland gaat bijzondere betrekkingen aan met landen waaruit veel inwoners naar Nederland geïmmigreerd zijn, zoals Marokko en Turkije. In het bijzonder het tot stand brengen van economische perspectieven en het faciliteren van terugkeerprojecten zijn daarbij speerpunten. 4 5 6 7 Verenigde Staten 3.71 Nederland dient blijvend te investeren in de transatlantische betrekkingen met de Verenigde Staten, onder andere door binnen de Europese Unie nauwlettend toe te zien op uitvoering van de in 1995 totstandgekomen ´Transatlantische Agenda´. 8 9 10 Israël en het Midden-Oosten 3.72 Nederland dient zowel bilateraal als in Europees verband, er bij Syrië en Libanon op aan te dringen dat zij volledige diplomatieke betrekkingen met Israël aangaan. 11 3.73 De Nederlandse ambassade dient in Jeruzalem te worden gevestigd, de hoofdstad van de staat Israël. 12 13 14 15 3.74 Als het vredesproces in het Midden-Oosten leidt tot een Palestijnse staat, mag dit niet ten koste gaan van de veiligheid van Israëls grenzen. Een mogelijke Palestijnse staat mag daarvoor, bijvoorbeeld door de opbouw van een offensieve legermacht, geen bedreiging vormen. Er moeten garanties zijn voor respect voor de mensenrechten en democratische waarden. 16 17 18 3.75 Terrorisme is een groot gevaar voor het totstandkomen van een duurzame vredesregeling en moet door internationale afspraken, intensieve grenscontroles en door maatregelen ter bestrijding van armoede worden tegengegaan. 19 20 21 3.76 Hechte economische samenwerking in het Midden-Oosten op gebieden als watervoorziening, infrastructuur, toerisme en veiligheid moet financieel ondersteund worden. Er dient nauwlettend op te worden toegezien dat steun niet in handen valt van extremistische groeperingen. 22 23 3.77 Gezien de vanouds warme betrekkingen tussen Nederland en Israël op cultureel, juridisch en economisch gebied, dient de handelsrelatie met Israël verder geïntensiveerd te worden. 24 25 3.78 Binnen het Nederlands beleid is er bijzondere aandacht voor de gevolgen van het conflict voor de bevolking van zowel Israël als de Palestijnse gebieden. Hulpverleningsinitiatieven op humanitair gebied zijn geboden. 26 30 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 4 Defensie 4.1 Inleiding Het leger beschermt de territoriale gebieden van het Koninkrijk der Nederlanden. Het leger mag na goedkeuring van het parlement geweld te gebruiken, maar geweld is wel het uiterste middel. De eerste prioriteit is niet vanzelfsprekend het dienen van militaire doeleinden. De taak van het leger is aan verandering onderhevig. Het leger wordt steeds meer ingezet bij vredesmissies buiten ons land, om de internationale rechtsorde te handhaven of te herstellen. Dit heeft consequenties voor de organisatiestructuur. Het leger wordt steeds meer een flexibele organisatie gericht op het helpen voorkomen en bestrijden van regionale conflicten die gemakkelijk kunnen escaleren tot een conflict van grote omvang. Dit is een goede ontwikkeling, maar het mag niet ten koste gaat van algemene verdedigingstaken. Vrede voorop, geweld uiterste middel Nationaal beheer van defensiebudget Geen verdere bezuinigingen Leger moet in staat zijn om deel te kunnen nemen aan vredesmissies Meer vaste contracten voor militairen Aandacht voor nazorg Correct gedrag vraagt om gedragscodes Onderzoek naar toekomstige samenstelling leger Duidelijke afbakening verantwoordelijkheden Defensie en Justitie ten aanzien van Marechaussee Marechaussee beveiligt Schiphol Op het gebied van defensie wordt steeds meer samengewerkt op Europees niveau. Dit is een goede zaak maar de nadruk moet hierbij liggen op samenwerking, niet op integratie. 4.1 Defensiebudgetten worden en blijven in Europa nationaal beheerd. 27 4.2 Om de kwaliteit van de defensie in de toekomst te waarborgen wordt er niet verder bezuinigd op het defensiebudget. 28 29 4.3 Het Nederlands defensieapparaat wordt op een zodanig niveau gebracht en gehouden dat ons land een bijdrage kan leveren aan vredeshandhaving en vredesoplegging. 4.2 Personeelsbeleid en opleidingen 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 Voorvallen uit het verleden (Bosnië, Angola) doen ons leren dat er vaak te weinig nazorg is voor het defensiepersoneel. Vanuit christelijk perspectief van zorg voor de naaste gezien, moet nazorg meer aandacht in de defensie organisatie krijgen. Ook voor de staatsveiligheid is het belangrijk dat de beschermers van het nationaal erfgoed geestelijk de strijd aan kunnen of hervatten. Soldaten zijn ook vertegenwoordigers van de Nederlandse cultuur. Daarom is het op z’n plaats dat er veel aandacht wordt gegeven aan moreel gedrag. De opleiding van soldaten dient zich ook bezig te houden met de consequenties van oorlogvoering. Om zo soldaten geestelijk beter weerbaar te maken. Door de globalisering is de IT van zeer groot belang geworden. Dit geldt zeker voor de krijgsmacht. Tijdens de opleiding moeten de soldaten goed geleerd worden hiermee om te gaan. Ook de kracht en het gevaar van de IT moet in de opleiding aandacht krijgen. Het aantal manschappen van de krijgsmacht is de afgelopen jaren flink gedaald. Dit komt door bezuinigingen, maar ook doordat het leger op de huidige arbeidsmarkt onvoldoende nieuwe krachten kan vinden. Van sommige bataljons bestaan grote delen alleen op papier. Dit baart ons grote zorgen. Voor de toekomst van het beroepsleger is voldoende personeel essentieel, zeker gezin de Nederlandse bijdrage aan vredesmissies (aflossingscapaciteit). Reservisten zullen in de toekomst een belangrijke plaats innemen in de krijgsmacht. Doordat zij meer verantwoordelijkheid krijgen, is het belangrijk dat zij ook een gedegen opleiding krijgen. Reservisten kunnen op vrijwillige basis ook bij vredesmissies worden ingezet. 4.4 Het militaire beroep en de positie van het burgerpersoneel moet aantrekkelijker worden gemaakt. Mogelijkheden dienen te worden onderzocht of het aantal militairen met een tijdelijk contract kan worden verlaagd en het aantal militairen met een vast contract evenredig kan worden verhoogd. De werving van beroepsmilitairen kan ook worden verhoogd door betere faciliteiten in studie- en loopbaanmogelijkheden te bieden en de contracttermijn te verlengen. 4.5 De overheid dient blijvend zorg te dragen voor de geestelijke verzorging binnen de krijgsmacht. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 31 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4.6 Door middel van goed omschreven gedragscodes moet het morele peil van de Nederlandse militairen worden opgewaardeerd en overmatig drankgebruik, vloeken, verspreiding van pornografische lectuur en het gebruik van drugs worden tegengegaan. 4 5 4.7 Er moet goede voorlichting gegeven worden aan Nederlandse deelnemers van vredesmissies over correct gedrag tegenover de burgerbevolking. 6 4.8 Er mag niet verder worden bezuinigd op de parate manschappen i.v.m. de aflossingscapaciteit. 4.3 Materieelbeleid 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 De transportcapaciteit van de Nederlandse krijgsmacht moet worden uitgebreid, om de paraatheid en de broodnodige mobiliteit daarvan ten gunste te zijn. Door bezuinigingen is er veel materiaal over. Dit materiaal moet op een economische en milieuverantwoordelijke manier van de hand worden gedaan. Eventuele gelden die dit oplevert kunnen geïnvesteerd worden in de krijgsmacht, om een start te maken met een relevante compensatie van het materiaalverlies. Nederland dient zich in te zetten voor de bestrijding van de bewapeningswedloop en voor een betere controle op de wapenindustrie en de (internationale) wapenhandel. Omdat het kopen en verkopen van wapens niet zal stoppen is het, vanwege en omwille van de multinationale samenwerkingsverbanden, verstandig investeringen in militair materieel gezamenlijk te doen. Een mogelijkheid om dit te stimuleren is het werkelijk toetreden tot het materieelagentschap Occar. (Organisme Conjoint de Coöperator en matiere d’Armement). 4.9 Nederland treedt toe tot het materieelagentschap Occar. 4.4 Landmacht, luchtmacht en marine Wij maken ons grote zorgen over het constant bezuinigen op de landmacht. Door de inkrimping van met name de landmacht, is de afhankelijkheid van de eenheden onderling sterk vergroot. Nederland zal als klein land keuzes moeten maken ten aanzien van de samenstelling van het leger. De traditionele verdeling van de krijgsmachtonderdelen moet worden losgelaten. Alle legeronderdelen worden geschikt gemaakt voor inzet bij vredesoperaties. Het kan wenselijk zijn dat het Nederlandse leger zich specialiseert en zich focust op bepaalde (delen van) krijgsmachtonderdelen. Wij willen hier op dit moment nog geen keuze maken, maar roepen de overheid hiernaar een onderzoek in te stellen. Vanzelfsprekend is Europese afstemming hierbij een belangrijke voorwaarde. Gedacht zou verder kunnen worden aan een verdere samenwerking met België, zoals nu al gebeurt met de luchtmacht in de “Deployable air task force”. Op deze manier wordt een doelmatiger inzet van middelen mogelijk. Voorkomen moet echter worden dat Nederland te afhankelijk is van andere landen. 4.10 Er komt een onderzoek naar de toekomstige samenstelling van het leger. 4.7 Marechaussee De koninklijke marechaussee is een politieorganisatie met een militaire status. Zij valt onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Defensie, waarin zij een zelfstandig krijgsmachtonderdeel is. Maar het gezag over de uitvoerende taken van de marechaussee op het gebied van vreemdelingenbeleid en het militaire politiebeleid is in handen van de minister van justitie. De marechaussee houdt zich bezig met de civiele en de militaire politietaken. Internationaal treedt de marechaussee op als civiele politiemonitor (Civpol) of als “Force military police” in een multinationale MP-eenheid. 4.11 Er moet een duidelijker verantwoordelijkheidsafbakening komen tussen Defensie en Justitie. 45 46 4.12 De marechaussee moet meer mankracht krijgen om tegemoet te kunnen komen aan de gewenste doelstelling om wezenlijk te kunnen functioneren als militaire politie. 47 48 4.13 De privatisering van de bewaking van de luchthaven Schiphol wordt teruggedraaid en komt volledig in handen van de Marechaussee. 49 32 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 5 Economische Zaken 5.1 Inleiding Nederland behoort tot de rijkste landen ter wereld en heeft de afgelopen jaren een onafgebroken economische groei gekend. Dit is reden voor dankbaarheid jegens de Schepper voor de beloning van onze arbeid. Het is een zegen voor een land wanneer alle mensen, die daartoe in staat zijn, een inkomen kunnen verdienen om in het levensonderhoud van hun huishouden te voorzien. Juist daarom is langdurige werkloosheid, zeker als die zich concentreert onder specifieke groepen, iets waar we ons nooit bij neer kunnen leggen. Lang niet alle Nederlanders profiteren van de welvaartsgroei en de kloof tussen het rijke westen en de minst ontwikkelde landen neemt nog altijd toe. Materiële voorspoed schept verplichtingen. Het nationale economische beleid dient rekening te houden met de armoede wereldwijd. Economie staat in dienst van het leven. Maar wat is het leven? Leven is een netwerk van relaties. De relatie tussen God en mens, de relatie van mensen onderling en de relatie tussen mensen en het milieu. Het doel van een goedlopende economie is ondersteuning van het leven, daarom is een gezonde economie een goede zaak. Duurzame economie: people, planet en profit Invoering Duurzaam Nationaal Inkomen Vermijding excessieve topsalarissen Minder administratie voor MKB Winkelsluiting op zondag Verbod op spyware Domeinnamen voor particulieren Gedragscode verantwoord ondernemen Fiscale maatregelen 'bewust consumeren' 25% duurzame energie in 2020 Overheid gebruikt Groene Stroom Verhoging energieheffing Ecotax Europese energiegrootverbruikers Etikettering van ´vuile´ stroom Sluiting kerncentrales De mens is niet een economisch wezen dat autonoom alleen maar zijn eigen behoeften op een rationele manier probeert te vervullen. De mens is een afhankelijk wezen in een netwerk van relaties, en deze afhankelijkheid moet in het economisch beleid erkend worden. Economisch beleid probeert het netwerk van relaties te versterken en zo de onderlinge verantwoordelijkheid van individuele mensen te stimuleren. Concreet betekent dit dat instituties waarin deze onderlinge verantwoordelijkheid tot uiting komt zoals het gezin, het verenigingsleven en het kerkelijk leven niet door economisch beleid aangetast mogen worden. Veel waarden zijn niet in geld uit te drukken. Tijd voor menselijke aandacht en zorg voor kinderen, ouderen en zieken is van onschatbare waarde. Er is een normatieve heroriëntatie van het economisch beleid nodig waarbij het doel is de overgebleven werkeloosheid weg te nemen, recht te doen aan de zorg in het huishouden en aan de zorg voor armen en een verantwoord beheer van de schepping. We moeten streven naar een duurzame economie. De ideologie van de vrije markt heeft de laatste jaren de vanouds gemengde Nederlandse markteconomie sterk van aanzien doen veranderen. Het is op zich goed als de overheid zich verder terugtrekt uit de nationale industrieën, zoals de scheepsbouw, de automobielindustrie en de vliegtuigbouw. Minder enthousiast kunnen we zijn over de liberalisering en privatisering van een aantal publieke nutsfuncties, zoals het openbaar vervoer, de telecommunicatie en de energiesector. De optimistische verwachting dat de efficiency door concurrentie zodanig zal stijgen, dat de prijzen voor de burger sterk zullen dalen, wordt vooralsnog niet waargemaakt. Het is van groot belang dat nutsfuncties voor iedere burger tegen betaalbare prijzen toegankelijk zijn. Daarom is terughoudendheid tegenover verdere liberalisering van nutsbedrijven op zijn plaats. In een vrije markteconomie kunnen de wetten van vraag en aanbod niet worden verabsoluteerd. Het is de verantwoordelijkheid van de overheid om economische processen te toetsen aan de norm van de gerechtigheid. De overheid heeft daarom een regulerende en toezichthoudende taak in het economisch verkeer. Zij ontmoedigt of verbiedt de verkoop van schadelijke of immorele producten of diensten, stelt eisen aan de veiligheids- en milieuaspecten, stelt regels ten aanzien van de positie van werknemers en winkelsluitingstijden en houdt toezicht op de financiële betrouwbaarheid en eventueel misbruik van economische machtsposities. Sommige activiteiten, zoals exploitatie van kansspelen en bordelen, mogen nooit tot normale, geaccepteerde economische bedrijfstakken worden gerekend. Het vrije ondernemerschap heeft een belangrijke waarde. Het is goed als mensen in ondernemingsverband de aan hen toevertrouwde talenten dienstbaar maken voor de maatschappij door een efficiënte inzet van grondstoffen en kapitaal. Het marktgedrag van bedrijven dient daarbij ethisch genormeerd te zijn. Daarnaast is het voor een evenwichtige economische en maatschappelijke structuur van belang dat kleinschalige bedrijvigheid, zoals in de detailhandel, niet het veld moet ruimen PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 33 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 voor de grote concerns. Bedrijven dienen rekenschap af te leggen van hun sociale en ecologische verantwoordelijkheden. Maatschappelijk verantwoord ondernemen zal uiteindelijk leiden tot winst en échte duurzame groei. De economische groei en het toegenomen energieverbruik van de afgelopen decennia is gepaard gegaan met milieuvervuiling en natuurverwoesting. Dat kan zo niet doorgaan. Grondige en snelle aanpassingen van producten en processen zoals energiebesparing, schone technologie, efficiënt (her)gebruik van grondstoffen, het terugdringen van het gebruik en de uitstoot van milieuschadelijke stoffen, zijn nodig, zodat milieuschade wordt voorkomen. Er moet uitzicht komen op de vervanging van fossiele energie door een schone en duurzame energievoorziening. Om reeds toegebrachte schade te herstellen zijn tevens investeringen in de natuur nodig. Via voorlichting en belastingprikkels dient milieuvriendelijk consumentengedrag te worden bevorderd. Er zijn steeds minder mensen die kunnen werken terwijl de vraag naar goederen en diensten niet afneemt. Een groeiende groep senioren met een goed pensioen met een steeds hogere levensverwachting vraagt goederen en diensten van een steeds kleinere groep werkenden die deze goederen en diensten kunnen leveren, terwijl de vraag van de jongere leeftijdsgroepen natuurlijk blijft bestaan. We hebben hier met een demografisch tekort te maken, dat in ieder geval de volgende 25 jaar blijft spelen. Omdat hier sprake is van vraag door een groep mensen met pensioen zal deze vraag veel minder last hebben van conjuncturele schommelingen. Een neergang in de economie betekent niet dat zij hun vraag moeten bijstellen omdat hun inkomen daar veel minder afhankelijk van is. Op dit moment is er zowel in de private als publieke sector door deze ontwikkeling een groot tekort aan mensen. Steeds minder mensen moeten steeds meer werk doen. Dit proces vertaalt zich in een hogere uitstroom naar de WAO waardoor er nog meer werk op minder mensen hun schouders komt te liggen, enzovoort. Het uitgangspunt voor economisch beleid moet dus niet in de eerste plaats zijn ‘meer werk’ creëren, maar er voor zorgen dat het noodzakelijke werk kan gebeuren in een gezond tempo. Dit betekent een veel duurzamer ondersteuning van de economie. We moeten af van het jaren 80 syndroom waarbij de werkloosheid telkens op de loer lag. In plaats van het verder opblazen van de economie moet de publieke sector worden versterkt. Als de publieke sector slecht functioneert is dit (zeker op de langere termijn) funest voor de Nederlandse economie. Als onze opleidingen niet goed functioneren, als de veiligheid niet goed genoeg is, als zieken niet goed geholpen kunnen worden dan heeft dit zondermeer negatieve effecten op de economie. De werkkracht zal daarom allereerst voor de noodzakelijke goederen en diensten ingezet moeten worden. Hier ligt dus ook een grote kans voor de economie van het genoeg. 5.2 Duurzame economische ontwikkeling Economische groei en technologische ontwikkeling zijn geen doelen maar middelen, voor het naleven van onze sociale en ecologische verantwoordelijkheden. We moeten strijden tegen de aantasting van sociale en ecologische waarden in een steeds meer vertechniseerde en vercommercialiseerde samenleving. Beleid moet gebaseerd worden op waarden en inhoudelijke afwegingen in plaats van op dollar- en eurotekentjes. Het Bruto Nationaal Product is een beperkte indicator voor de welvaart van een land. Want wat betekent rijkdom als je nog steeds 3 uur in de file moet staan, of als je op moet passen voor de zon vanwege het gat in de ozonlaag? De graadmeter voor de economische groei zal daarom ook negatieve externe effecten op milieu en maatschappij moeten verdisconteren. Het paarse kabinet gaat uit van een ‘ontkoppeling’ van economische groei en toenemende milieubelasting. Hierbij lijkt steeds meer ‘de wens de vader der gedachte’ te zijn. Dit ‘wishful thinking’ wordt echter steeds sterker weersproken door de onverminderde toename van het autoverkeer en vakantievluchten, het al maar overdadiger consumptiegedrag, alsmede de navenant toenemende afvalproductie. Het is de hoogste tijd voor een trendbreuk en overschakeling naar ‘selectieve’ groei die door overheidsbeleid in een bepaalde richting wordt gestuurd, waarbij het risico van onomkeerbare processen wordt geminimaliseerd. Dit vereist een economische en beleidsmatige heroriëntatie, waarbij ecologie en duurzame ontwikkeling maatgevend zijn. Een duurzame economie kan allen worden bereikt als milieuschadelijke sectoren krimpen, het belastingstelsel verder wordt vergroend, consumptie van milieuschadelijke producten wordt verminderd, uitputting van grondstoffen drastisch wordt afgeremd, milieukosten in prijzen worden verrekend en betaalbare alternatieven worden aangeboden. We moeten in plaats van een wegwerpeconomie de nadruk leggen op recycling. Dit biedt nieuwe economische kansen. De essentie van het welslagen van het Nederlandse poldermodel is dat het overleg tussen de sociale partners in de afgelopen jaren steeds tot gematigde loonontwikkeling heeft geleid. Het poldermodel staat echter onder druk door de snelle veranderingen op de arbeidsmarkt, zoals internationalisering, flexibilisering en individualisering. De representativiteit van de sociale partners staat daarbij ter discussie doordat werknemers steeds meer individuele afspraken maken met de werkgever. Bescherming van werknemers door collectieve regelingen dient echter een volwaardige positie te behouden. De arbeidsvoorwaarden van topmanagers onttrekken zich aan de overlegstructuren, zodat loonontwikkelingen behoorlijk uit de pas beginnen te lopen. Een te grote scheefheid in inkomen is maatschappelijk ongewenst en de roep om loonmatiging is ongeloofwaardig als het goede voorbeeld niet wordt gegeven door topmanagers. 34 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 5.1 Bij de economische beleidsontwikkeling worden naast economische aspecten ook sociale en ecologische aspecten van welvaart meegewogen. In dat kader worden ook modelberekeningen van het Duurzaam Nationaal Inkomen uitgevoerd. 4 5 6 7 5.2 Matiging van de loonontwikkeling geldt in gelijke mate voor hoge en lage inkomens. Excessieve topsalarissen worden vermeden. De ondernemingsraad hoort een zwaarwegend adviesrecht te krijgen over de optiepakketten. De belasting op die pakketten wordt verzwaard. Als dat niet genoeg helpt zal ook de gerealiseerde winst meer dan nu het geval is progressief worden belast. 8 9 5.3 De regering toetst CAO’s aan de algemene doelstellingen van het regeringsbeleid alvorens deze algemeen verbindend te verklaren. 5.3 Economische structuur 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 Er moet gestreefd worden naar een evenwichtige opbouw van de economische structuur. Het grootste deel van de Nederlandse beroepsbevolking is tegenwoordig werkzaam in de dienstensector, maar deze kan niet bestaan zonder toeleveringsrelaties met de industrie. Ook de snelle opkomst van de ICT-sector zal het belang van fysieke productie niet doen verdwijnen. Het verdwijnen van industrie naar het buitenland is, om redenen van werkgelegenheid en economische structuur, ongewenst. Het midden- en kleinbedrijf (MKB) vormt een belangrijk bestanddeel van onze economie. De toegang tot overheidsfaciliteiten dient voor deze ondernemingen eenvoudig te zijn. Administratieve lasten kunnen voor deze ondernemingen frustrerend werken en dienen daarom beperkt te blijven. Met het distributieconcept, 'Nederland Distributieland', lopen we vaak tegen de grenzen aan van ruimte en milieu. Uitbreiding van infrastructuur wordt door ruimtegebrek steeds lastiger en distributieactiviteiten leggen een zware druk op het milieu. Een klein land als Nederland zou zich niet moeten profileren als oprit en sjouwer van Europa, maar veeleer als centrum voor innovatieve duurzame en hoogwaardig technologische producten. Geen ‘Nederland Distributieland’ maar ‘Nederland Kennisland’, ’Brainports’ in plaats van ‘mainports’. In plaats van miljardeninvesteringen in grote infrastructurele projecten zoals de Betuwelijn en een Tweede Maasvlakte, kan er beter worden geïnvesteerd in milieuvriendelijke projecten en minder ruimtevragende sectoren zoals hoogwaardige technologie (IT), alternatieve energievoorziening, duurzame woningbouw en ecologische landbouw. Het beleid ten aanzien van startende ondernemingen dient voorwaardenscheppend te zijn, eventueel aangevuld door kredieten en subsidies. Hierbij valt niet alleen te denken aan ICT-starters, maar ook aan ondernemingen die zich specifiek richten op mensen met een medische of sociale problematiek. Eén collectieve nationale rustdag is nodig voor de samenleving om op adem te komen. In de Europese Unie en in Nederland is de zondag traditioneel de rustdag. Wij willen de zondag beschermen als de dag waarop kerkelijke samenkomsten kunnen plaatsvinden. Werken op zondag dient tot de strikt noodzakelijke arbeid te worden beperkt. 5.4 Omwille van een evenwichtige economische structuur moet het vestigingsklimaat ook voor industrieën aantrekkelijk blijven. Het industriebeleid moet er op gericht zijn productbewerking en distributie dichter bij elkaar te brengen, teneinde onnodige transportstromen terug te dringen. Daarom dient nieuwe industrie gericht te zijn op verhoging van toegevoegde waarden, door aan te sluiten bij logistieke voorzieningen van de mainports. 43 44 5.5 Bij uitgifte van bedrijventerreinen aan nieuwe ondernemingsvestigingen wordt de bijdrage aan de werkgelegenheid (op de middellange en lange termijn) als criteria meegewogen. 45 46 47 48 49 50 5.6 Het uitgeven van nieuwe grote bedrijventerreinen dient slechts zeer selectief plaats te vinden. De ruimte op deze terreinen kan veel efficiënter worden benut. Nadruk moet liggen op herstructurering. Het ontstaan van grote bedrijvenlocaties langs snelwegen die voor het openbaar vervoer slecht bereikbaar zijn en het open landschap aantasten wordt tegengegaan. Om de leefbaarheid van kleine kernen te versterken is beperkte aanleg van bedrijventerreinen bij deze kernen bespreekbaar, mits er sprake is van een goede provinciale coördinatie om het volbouwen van het platteland te voorkomen. Niet elk dorp moet een eigen bedrijventerrein nastreven. 51 52 5.7 De overheid dringt de administratieve lastendruk voor het midden- en kleinbedrijf krachtig terug en geeft zich bij nieuwe regelgeving in bijzondere mate rekenschap van administratieve lastendruk op het midden- en kleinbedrijf. 53 54 55 5.8 Het technologiestimuleringsbeleid moet vraaggericht zijn en specifieke doelen dienen, die een aantoonbare maatschappelijke meerwaarde hebben. Vernieuwend ondernemerschap betreft ook initiatieven om langdurig werklozen aan het werk te helpen. 56 5.9 De winkelsluiting op zondag moet in ere worden hersteld. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 35 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 5.10 Middenstanders mogen geen concurrentienadeel ondervinden ten opzichte van grote winkelketens door verruimde openingstijden. De overheid dient er op toe te zien dat zelfstandige winkeliers voldoende toegang houden tot de grote door één partij geëxploiteerde winkelcentra. 4 5 5.11 Hergebruik van bedrijfsterreinen door met name het MKB wordt bevorderd door een forse investeringsimpuls in de herstructurering daarvan. Bezien wordt of de drie investeringsregelingen op dit terrein kunnen worden samengevoegd. 6 5.12 Kartels houden lage prijzen tegen en worden aangepakt. 5.4 Informatiesamenleving 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 Nederland is in korte tijd afhankelijk geworden van informatietechnologie. De nieuwe technieken hebben veel zegeningen gebracht, maar ook veel nieuwe problemen. De regering dient zich in haar beleid te richten op Nederland kennisland en daarom de aanleg van nieuwe digitale infrastructuur te stimuleren en startende innovatieve ondernemingen te ondersteunen. Er moet daarnaast voortvarend gewerkt worden aan internationale wetgeving tegen cybercriminaliteit en ter bescherming van de privacy van computer gebruikers. 5.13 Burgers hebben het recht om te weten welke persoonsgegevens en gegevens over persoonlijk internetgebruik worden vastgelegd. De privacy moet goed worden beschermd. Nederland dient zich internationaal in te zetten voor een algemeen verbod op spyware. 18 19 5.14 Crimineel gebruik van internet zoals voor kinderporno wordt hard aangepakt. Providers worden daarbij ingeschakeld. Er wordt hierbij zoveel mogelijk de Europese samenwerking gezocht. 20 21 22 23 5.15 De toewijzing van domeinnamen gebeurt op dit moment oneerlijk. Veel particulieren kunnen geen domeinnamen krijgen terwijl anderen door hun beroep dit wel kunnen. Het verstrekken van domeinnamen moet daarom volledig worden vrijgegeven waarbij er wordt gewerkt met duidelijke regels (belangen) en er indien nodig tarieven worden verhoogt om zo een drempel op te werpen. 24 25 5.16 Het Twinning project om nieuwe ICT ondernemingen te helpen bij het opstarten door het bieden van faciliteiten (bedrijfsverzamelgebouwen) wordt voortgezet. 26 27 5.17 Bij de nieuwbouw van woningen wordt rekening gehouden met toekomstige glasvezelaansluitingen om latere kostbare graafactiviteiten te voorkomen. Bij bestaande graafactiviteiten wordt dit ook meegenomen. 28 29 30 31 5.18 Het grote maatschappelijke belang van informatietechnologie vraagt waarborgen voor continuïteit en veiligheid. De kwetsbaarheid wordt beperkt door knooppunten te spreiden. Virussen en de gebrekkige beveiliging van veel online diensten vormen een steeds groter gevaar. Er komt daarom meer regelgeving en toezicht en een centrale coördinatie van meldingen, alarmering en herstelwerkzaamheden. 32 33 5.19 De Nederlandse regering blijft zich zeer kritisch opstellen ten opzichte van Echolon, het internet spionagenetwerk van de Verenigde Staten. 34 35 5.20 De overheid start projecten om digibeten kennis te laten maken met het gebruik van de computer. De achterstand van mensen die geen computer kunnen betalen weg moet worden weggenomen. 5.5 Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 Door de internationalisering van de economie is de invloed van nationale overheden op het economisch verkeer verzwakt. Bedrijven hebben wereldwijd vestigingen en verplaatsen hun activiteiten vrijelijk naar de landen met het gunstigste vestigingsklimaat. Maatregelen om het economisch verkeer te binden aan sociale en ecologische normen moeten daarom steeds meer in internationaal verband worden genomen. Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is een antwoord op deze ontwikkeling: bedrijven nemen uit eigen beweging ethische standaards en maatschappelijke verantwoordelijkheden op zich. De grote invloed van bedrijven moet gepaard gaan met verantwoordelijkheid en verantwoording, niet slechts voor de primaire bedrijfsactiviteiten, maar voor de hele produkt- en uitbestedingsketen. Bedrijven moeten aandacht besteden aan de gezondheid en de veiligheid van mens en milieu. Ondernemers hebben immers ook de bijbelse opdracht in harmonie te leven met God, onze naaste en de hele schepping. Deze shalom roept op tot een integrale benadering in het ondernemen. De werknemer en het milieu zijn meer dan produktiemiddelen. MVO gaat verder dan alleen het opvolgen van voorschriften. Het is meer dan een marketing instrument. Het vraagt een actieve houding. Het gaat om de zorg voor de maatschappelijke effecten van het functioneren van een onderneming. Het is belangrijk om de taken en verantwoordelijkheden van overheid en ondernemingen strikt te scheiden. De overheid heeft een actieve rol als wet- en regelgever en als uiteindelijke verantwoordelijke voor het toezicht op de uitvoering. Daartoe 36 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 moet zij regels opstellen voor het afleggen van verantwoording. Dit komt tegemoet aan het recht van burgers (ook in hun rol als consument) om te weten wat de ethische, sociale en milieu-effecten van de activiteiten van een onderneming of haar producten en diensten zijn. Zo kunnen zij geïnformeerde en verantwoorde keuzes maken. Duidelijke keurmerken kunnen hierbij ook een goede dienst bewijzen. 5.21 Een actief internationaal beleid ten aanzien van MVO moet worden bevorderd, met name binnen de VN, de EU, het IMF en de Wereldbank en programma's op dat terrein moeten worden ondersteund. 37 38 5.22 Nederland verwerft steun voor afschaffing in Europees verband, vóór 2005, van de importbeperkingen voor industrieproducten (m.n. textiel en kleding) uit ontwikkelingslanden. 39 40 41 42 5.23 Nederland moet zich inzetten voor de komst van internationaal bindende regelgeving voor internationaal opererende bedrijven ten aanzien van MVO (arbeidsrechten, mensenrechten en milieunormen). De vrijwillige OESO-code voor Multinationale Ondernemingen is een belangrijke nieuwe standaard voor ondernemingen, maar kan internationaal bindende regelgeving niet vervangen. 43 44 5.24 Zolang bindende internationale regelgeving ontbreekt moet er een Nederlandse gedragscode voor verantwoord ondernemen worden opgesteld. Dergelijke codes dienen in EU-verband te worden gestimuleerd. 45 46 5.25 Overtreding van milieudelicten, fundamentele arbeidsrechten en andere mensenrechten door Nederlandse bedrijven in het buitenland dient strafbaar gesteld te worden. 47 48 49 50 51 5.26 De overheid bevordert dat bedrijven zich verantwoorden voor de sociale en ecologische gevolgen van hun activiteiten. Bedrijven moeten worden verplicht tot openbare periodieke sociale en milieu-rapportage over hun activiteiten in het buitenland. Deze rapportage dient in de praktijk te worden geverifieerd door een onafhankelijke instantie op basis van controleerbare indicatoren. Pensoenfondsen worden verplicht te melden welke sociale-, milieu- of ethische overwegingen een rol spelen in het beleggingsbeleid. 52 53 5.27 Er dient gestreefd te worden naar een internationale standaardisatie van deze indicatoren en van consumenten keurmerken. 54 55 5.28 Bij het inkoop- en aanbestedingsbeleid van de overheid moet voorrang worden gegeven aan sociaal en ecologisch verantwoorde producten en diensten (duurzaam inkopen en innovatief aanbesteden). De overheid kan in de eigen bedrijfsvoering een goed voorbeeld geven en kan tegelijkertijd bedrijven stimuleren en faciliteren om maatschappelijk te ondernemen. Als 'voorbeeldconsument', marktpartij (aandeelhouderschap) en verstrekker van subsidies kan de overheid verantwoord ondernemen bevorderen. Verder moet zij een actief beleid voeren om bedrijven en maatschappelijke organisaties te ondersteunen bij het in praktijk brengen van verantwoord ondernemen. Ook in gevallen waar de overheid niet optreedt als wetgever of controleur, mag van haar verwacht worden dat zij duidelijkheid verschaft over de verantwoordelijkheid van bedrijven zelf en hoe deze verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld via rapportage, onafhankelijk toezicht en klachtenrecht, kan worden waargemaakt. MVO moet een centraal thema in de economische relaties en de ontwikkelingssamenwerking van Nederland worden. Een Nederlandse onderneming dient zich minimaal te houden aan de wetten van het land, of waar deze wetten of hun uitvoering tekort schieten, de internationaal aanvaarde verdragen op het gebied van arbeidsrechten, mensenrechten en milieu. Zo dienen bedrijven ook in het buitenland geen gebruik te maken van kinder- en dwangarbeid, ‘leefbare lonen’ te betalen (ook door toeleveranciers), het leefmilieu niet vervuilen, vakbondsrechten te respecteren en werknemers gelijk te behandelen. Ook mogen activiteiten van ondernemingen niet leiden tot (toename van) mensenrechten schendingen, in het bijzonder in situaties van gewapend conflict. De Nederlandse overheid is partij bij tal van internationale verdragen. Zij is daarom verplicht niets na te laten om zich er van te verzekeren dat deze waarden en normen ook door internationaal opererende bedrijven worden nageleefd. Landen uit de Derde Wereld worden vaak geholpen door handel met het Westen. Daarom moeten importbeperkende maatregelen voor industriële producten zo snel mogelijk in Europees verband worden afgeschaft. De overheid heeft als taak op te komen voor het publieke belang en normerend op te treden. Dit moet zij niet gemakzuchtig privatiseren. Zij heeft niet alleen een faciliterende functie, maar ook een voortrekkersrol. Bedrijven moeten worden geprikkeld tot maatschappelijk verantwoord gedrag. Dit is echter wat anders dan een alles regelende en controlerende overheid. Verantwoord ondernemen is allereerst de verantwoordelijkheid van bedrijven zelf. Het behoort tot de 'core business' van iedere onderneming. Naast naleving van normen mag daarom van ondernemingen verwacht worden dat zij openstaan voor een dialoog met belanghebbenden over nieuwe ontwikkelingen en inzichten die tot aanvulling of aanpassing van normen kunnen leiden. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 37 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 5.29 Consumenten en (inkoop)organisaties worden aangemoedigd tot 'bewust consumeren', onder meer door voorlichting en fiscale maatregelen. 3 5.30 De overheid stelt een jaarlijks uit te reiken prijs in voor MVO. 4 5 6 5.31 Overheidssteun – bijvoorbeeld in de vorm van exportkredieten, export-kredietverzekeringen en investeringssteun – moet worden beperkt tot bedrijven die de gedragscode MVO als minimum standaard voor hun eigen code nemen, deze uitvoeren en adequate sociale en milieurapportages produceren. 7 8 5.32 Het nationale kenniscentrum MVO krijgt een duidelijke ombudsfunctie, zodat burgers en organisaties maatschappelijke gedragingen van ondernemingen kunnen toetsen. 5.6 Duurzaam energiebeleid 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 Energieopwekking vormt een belangrijk strategisch vraagstuk voor de toekomst. De veranderingen op de energiemarkt na de liberalisering en de noodzaak om de mondiale uitstoot van broeikasgassen terug te brengen, vragen om beslissingen voor de lange termijn. Het leven van mensen is afhankelijk van de blijvende beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen. Er worden daarom niet meer hulpbronnen gebruikt dan er in dezelfde tijd worden aangemaakt. Dit betekent dat er in de toekomst in principe nauwelijks gebruik wordt gemaakt van olie en aardgas als bron van energie, maar hoofdzakelijk van hernieuwbare energiebronnen. Snelle voortgang is nodig in de aanleg en bouw van duurzame energiecapaciteit. De nadruk dient te liggen op uitbreiding van zonne- en windenergie en op instandhouding en uitbreiding van warmtekrachtkoppelingcentrales. Aanpassingen in het ruimtelijk beleid en bouwbeleid zijn nodig om de invoering hiervan te ondersteunen. Ook de kansrijke waterstoftechnologie dient nader te worden onderzocht. Ook aan de verbruikerskant kan veel worden verbeterd. Het Nederlandse energieverbruik stijgt nog altijd, ondanks efficiëntieverhogende maatregelen en de overgang naar een kenniseconomie. Daarom zijn ook in de ICT energiebesparende maatregelen nodig. Energiebesparing dient primair bereikt te worden door het vaststellen van efficiëntie prestatienormen. Verdere verhoging van de regulerende energiebelasting is aanvaardbaar. 5.33 Nu ook de privatisering van energiebedrijven aan de orde is, moeten de energienetwerken (kabels en pijplijnen) in overheidshanden blijven, zodat onafhankelijke exploitatie en voldoende investeringen in – ook laagrenderende vervanging en vernieuwing gegarandeerd zijn. 31 32 33 5.34 De doelstelling van 10% duurzame energie in 2020 moet worden verhoogd tegen de achtergrond van de Europese doelstelling van 20% in 2020. Een streefnorm van 25 % duurzame energie in 2020 zou minimaal haalbaar moeten zijn. 34 5.35 Om het goede voorbeeld te geven gebruikt de overheid alleen maar Groene Stroom. 35 36 5.36 Het onderzoek naar duurzame energietechnologieën (zon, wind, water en biomassa) moet krachtig worden bevorderd. Het onderzoek naar waterstoftechnologie wordt uitgebreid. 37 38 5.37 Het beleid ten aanzien van warmtekrachtkoppeling dient te worden versterkt zodat sluiting of stillegging van capaciteit wordt vermeden. 39 40 41 5.38 De energieheffing wordt in het kader van het energiebesparingsbeleid stapsgewijs verhoogd. Hierbij wordt rekening gehouden met de nadelige inkomenseffecten en economische gevolgen. Energie-intensieve bedrijven worden in beginsel niet van de heffing uitgesloten. 42 43 5.39 Met de ICT-sector worden meerjarenafspraken gemaakt om de energie-efficiëntie te verhogen, onder andere in datahotels. 44 5.40 De ecotax voor energiegrootverbruikers moet in Europees verband zo snel mogelijk worden ingevoerd. 45 46 5.41 Om import van ‘vuile’ stroom te ontmoedigen, moet de herkomst van elektriciteit door etikettering transparant worden gemaakt. 47 48 5.42 Kernenergie wordt afgewezen zolang er geen duurzame en betrouwbare oplossing is gevonden voor de veiligheidsen afvalproblematiek. Bestaande kerncentrales worden gesloten. 49 50 5.43 Nederland zet zich in Europees verband in voor het gebruik van duurzame energiebronnen, om zo ook elders kernenergie onnodig te maken. 51 38 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 6 Financiën 6.1 Inleiding Kun je wel spreken van een overschot zolang er nog een staatsschuld is? Overheidsgelden moeten zorgvuldig worden besteed. Overvloed betekent niet dat er ook niet bezuinigd kan worden. Wij willen kritisch kijken naar het uitgavenpatroon en met name naar de zogenaamde overhead. Bij meevallers moet in principe de nadruk liggen op de verlaging van de staatsschuld. Een financiële norm zoals bijvoorbeeld de Zalmnorm mag echter niet alles bepalend zijn. Nieuwe investeringen in met name onderwijs en zorg zijn nodig, maar alleen geld is hier niet de oplossing. 6.2 Belastingen “Door rechtvaardigheid houdt een koning een land in stand; wie veel belasting heft, put het uit” (Spreuken 29 vers 4). De rechtvaardigheid die in de tekst wordt bedoeld dient in het belastingstelsel te worden vertaald komen. Belastingheffing stelt de overheid in staat haar taken te vervullen. Maar de feitelijke draagkracht per huishouden zal bij de heffing van belastingen in aanmerking moeten worden genomen. Het is rechtvaardig dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Het belastingstelsel moet recht blijven doen aan het draagkrachtbeginsel. Besparen voor later Belasting op basis inkomen huishouden Hypotheekrenteaftrek tot 500.000 gulden Giften charitatieve doelen uit inkomen uit vermogen aftrekbaar. Fiscale faciliteit voor ouders die zelf voor opvang kinderen zorgen. Milieukosten in de prijzen van producten Invoering van Tobin-tax Vergroening belastingstelsel Geen lastenverlichting Geen eurotax Behoedzame trendmatige groeiraming Aflossing staatsschuld 2025 uitgangspunt Bij begrotingsoverschot van meer dan 1,25% nog steeds 50% naar staatsschuld Belastingplichtigen die enkel inkomsten uit vermogen hebben behoren niet tegen een veel lager tarief te worden afgerekend dan belastingplichtigen die inkomsten hebben uit arbeid. Er moet ook rekening worden gehouden met de gezinssituatie en de gezinsomvang. De aanwezigheid van kinderen is een draagkrachtverminderende factor, die als gevolg van de verschuiving van directe naar indirecte belastingen zwaarder gaat wegen. In het belastingstelsel moeten fiscale prikkels niet eenzijdig zijn gericht op het stimuleren van betaalde arbeid. Naast betaalde arbeid bestaan er immers ook andere maatschappelijke verantwoordelijkheden die economisch niet zozeer een prijs hebben, zoals de zorg voor kinderen. Het nieuwe belastingstelsel ontmoedigt het schenken aan charitatieve doelen uit vermogen. Giften uit vermogen moeten weer aftrekbaar worden voor belasting. Door stijgende huizenprijzen en de groei van het aantal en de hoogte van hypotheken, wordt de belastinggrondslag versmald. Binnen afzienbare tijd zal een brede discussie moeten worden gestart over de fiscale behandeling van het eerste huis. Nederland laat met de introductie van de vermogensrendementsheffing een nieuw geluid horen in Europa. Hoewel nog niet is te overzien of Nederland hierin trendsetter is, zal ongetwijfeld de druk tot verdergaande belastingharmonisatie toenemen. Het belastingstelsel wordt verder vergroend volgens het principe dat de vervuiler betaalt. Regulerende heffingen dienen te worden beoordeeld naar hun sturend effect. In principe betekent dit dat de grondslag voor deze heffingen (bijvoorbeeld milieuvervuilende activiteiten) wordt teruggedrongen. Globalisering zorgt voor steeds meer financiële transacties over de hele wereld. Per dag gaat er 1850 miljard dollar om op de financiële markten. Minder dan 5% daarvan is verbonden met de handel in echte goederen: bij de rest gaat het om andere financiële transacties, die veelal een puur speculatief karakter hebben. Dit ´flits´kapitaal kan hele economieën ontwrichten, zoals we gezien hebben bij de Azië crisis. Bovendien is het een bron voor conflicten. De macht van de Mammon, de afgod van het geld, kan letterlijk dodelijk zijn. Er moeten daarom maatregelen worden genomen die er toe leiden dat de macht van het geld minder bepalend wordt. 6.1 Er wordt terughoudend omgegaan met vergaande belastingharmonisatie in Europa, omdat het instrumentarium van de overheid om eigen beleidsdoelen te realiseren daarmee wordt beperkt. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 39 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 6.2 Grondslag voor de heffing van loon- en inkomstenbelasting is het inkomen per huishouden. Het splitsingsstelsel wordt voorgestaan als technische uitwerking van dit beginsel. Beperking van overdraagbaarheid van de basisaftrek is evenals een verdere individualisering ongewenst. 4 5 6 6.3 De hypotheekrenteaftrek wordt afgetopt tot een niveau dat correspondeert met de prijs van de gemiddelde koopwoning. In de huidige marktomstandigheden betekent dat een maximaal aftrekbare lening van 500.000 gulden. Gelijktijdig wordt het huurwaardeforfait maximaal verlaagd. Bestaande rechten blijven gehandhaafd. 7 6.4 Giften aan charitatieve doelen uit inkomen uit vermogen (box 2 en 3) worden aftrekbaar. 8 9 6.5 De huidige fiscale faciliteit voor kinderopvang die alleen ten goede kan komen aan werknemers, behoort te worden verbreed met ouders die zelf voor de opvang van hun kinderen zorgen. 10 11 6.6 Milieukosten moeten zoveel mogelijk tot uitdrukking komen in de prijzen van producten. Dit dient bij voorkeur via een publieke heffing te gebeuren. 12 13 14 6.7 Indien als gevolg van heffingen en andere wijzigingen in het belastingsysteem (grote gezinnen in) de lagere inkomensgroepen onevenredig worden getroffen, vindt een passende (fiscale) compensatie plaats, met name in de lagere inkomensgroepen. 15 16 6.8 De lastendruk op arbeid voor lagere inkomens dient te worden verminderd. Gestreefd wordt naar een belastingvrij inkomen tot 125% van het minimumloon. 17 18 19 20 6.9 Om de dynamiek van flitskapitaal te dempen, dienen speculatieve kapitaaltransacties te worden belast met een transactiebelasting (de zogenaamde Tobin-tax, genoemd naar de Nobelprijs-winnaar James Tobin). Deze kan worden geïnd door het Internationaal Monetair Fonds. De opbrengst hiervan moet gebruikt worden voor de armoedebestrijding. 21 22 6.10 De globalisering en 'electronificering' (internet) van de financiële markten is reden om het toezicht op het internationale betalingsverkeer en het bankwezen te verbeteren. 23 6.11 Voor de successiewetgeving blijft de mate van verwantschap het uitgangspunt. 24 25 6.12 Er moet een verdere verschuiving van belasting op arbeid naar belasting op grondstoffen- en energieverbruik komen (“vergroening” van het belastingstelsel). Groen beleggen wordt fiscaal gestimuleerd. 26 6.13 Lastenverlichting is de komende vier jaar niet verder gewenst. 27 28 6.14 Belastingheffing is een zaak van de nationale staat. De mogelijke invoering van de zogenaamde eurotax wordt afgewezen. Europa krijgt geld via de BTW (1%), invoerrechten en de vaste afdrachten per land. 6.3 Begrotingsbeleid 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 Via de overheidsfinanciën worden collectieve voorzieningen, een rechtvaardige inkomensverdeling en een evenwichtige macro-economische ontwikkeling nagestreefd. Bij het opstellen van een begrotingskader dient er een evenwicht tussen deze drie doelen te zijn. Economische vooruitzichten De verwachtingen voor de economische groei in de komende vier jaar zijn minder gunstig dan de gemiddelde groei van 4% BBP in de afgelopen vier jaar. Dit wordt mede veroorzaakt door onzekere ontwikkelingen op de wereldmarkt en die van de dollarkoers. In eigen land vormen de hoge loonstijging en de achterblijvende productiviteitsgroei een structurele oorzaak voor de hoge inflatie van 4,5%. De hoge inflatie is gedeeltelijk toe te schrijven aan incidentele oorzaken, zoals de BTWverhoging, de verhoging van de regulerende energiebelasting, de hoge olieprijzen en de gestegen kosten van agrarische producten als gevolg van de crises in de landbouwsector. Wanneer de invloed van deze factoren afneemt, zal de inflatie dalen, maar met 2,5% niet zijn verdwenen. Het beleid is er op gericht de inflatie zoveel mogelijk te beperken. Behoedzame, trendmatige groeiraming Het begrotingsbeleid van de afgelopen jaren was gebaseerd op een behoedzaam scenario van economische groei, dat 0,5 á 0,75% onder de verwachte BBP-groei van 2,75% lag. Het is een verdienste dat hierdoor de overheidsfinanciën op orde zijn gebracht. Doordat de economische groei steeds hoger uitviel dan was geraamd (gemiddeld bijna 4%), konden ieder jaar lastige keuzes voor extra beleidsinspanningen worden vermeden door omvangrijke meevallers. Nadeel van de kloof tussen ramingen en uitkomsten was de vooraf bepaalde besteding van de meevallers: een mix van lastenverlichting en schuldreductie, waarmee de mogelijkheid om eventueel andere keuzes te maken op voorhand werd beperkt. De overheid moet zich niet rijk rekenen en speculeren op hoge economische groei, maar zich ook niet te zeer binden aan langjarige prognoses. Een meer realistische raming van de economische groei is geboden: een trendmatig groeiscenario, waarbij het groeicijfer jaarlijks wordt aangepast aan de gemiddelde verwachting voor de komende 4 jaar. 40 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 Staatsschuld, arbeidsmarkt, begrotingsdiscipline De overheid moet de collectieve middelen, afkomstig uit belastinggeld van burgers en bedrijven en de exploitatie van de nationale grondstoffenvoorraad, zorgvuldig beheren. Zij moet toekomstige generaties niet opzadelen met schulden voor verplichtingen op de korte termijn. Om de kostendruk op te vangen die de vergrijzing van de bevolkingssamenstelling met zich meebrengt is voortvarende aflossing van de staatsschuld van belang. Volledige aflossing van de staatsschuld in 2025 is vanuit het voorzorgbeginsel een goed uitgangspunt, maar geen doel in zichzelf. De krapte op de arbeidsmarkt wordt zoveel mogelijk bestreden door arbeidsdeelname te bevorderen onder groepen die langdurig werkeloos of arbeidsongeschikt zijn. De instroom in de WAO moet ook worden beperkt. Een strakke begrotingsdiscipline blijft noodzakelijk. Daarbij hoort een beleidsmatige scheiding tussen de omgang met inkomstenmeevallers en de omgang met uitgavenmeevallers. Inkomstenmeevallers vloeien in beginsel naar de staatsschuld. De daardoor vrijvallende renteverplichtingen bepalen de extra ruimte voor nieuwe uitgaven. Bij een begrotingsoverschot van 1,25% of meer kunnen deze meevallers voor maximaal 50% van de meevallers boven het overschot van 1,25% tot nieuwe bestedingen worden gebracht. Uitgavenmeevallers kunnen als ze structureel zijn worden besteed aan nieuw beleid. Eénmalige uitgavenmeevallers zijn niet bestemd voor nieuwe structurele uitgaven. Lastenverlichting is geen goede prikkel voor bedrijven om arbeidsproductiviteitsstijging te realiseren. Lastenverlichting kan ook de inflatie bevorderen. In de huidige omstandigheden is verdere lastenverlichting niet noodzakelijk. De begrotingen en de financiële verantwoording moeten de relatie tussen de te besteden middelen en de te behalen beleidsdoelen inzichtelijk maken. Het beheer van overheidsfinanciën dient goed te worden verantwoord. Daarom is accurate controle hierop van het grootste belang. Controle op efficiëntie van overheidsuitgaven kan worden verbeterd wanneer de inzichtelijkheid van de Rijksbegrotingen wordt verhoogd. De VBTB-operatie (Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording) verdient daarom ondersteuning. 27 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 41 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 7 Justitie 7.1 Inleiding De overheid moet zorgen voor een toegankelijke, onafhankelijke, zuivere rechtsspraak. Voor de christelijke politiek zijn recht en gerechtigheid twee belangrijke kernwoorden. Volgens psalm 72 is de ideale koning een koning die rechtvaardig is, zuiver rechtspreekt, de armen hun recht geeft en de verdrukker veroordeelt. Dit is ons uitgangspunt voor het beleid ten aanzien van justitie. 7.1 Meer blauw op straat werkt alleen als er ook meer toga´s in de rechtbank komen. Ook de rechterlijke organisatie wordt daarom verder versterkt. 15 16 17 7.2 De Hoge Raad dient over de volle breedte van de rechtsspraak, dus inclusief het bestuursrecht, cassatierechter te zijn. 18 19 20 21 22 7.3 Iedereen moet rechtsbijstand kunnen inschakelen, ongeacht het inkomen. Er moeten maatregelen worden genomen om het voortbestaan van de sociale advocatuur ook in de toekomst te garanderen. 7.2 Opsporing 23 24 25 26 27 28 29 30 31 Rechtvaardig (be)oordelen Toekomst voor de sociale advocatuur Zwaardere straffen voor drugscriminaliteit, geweldsen zedendelicten Rol van slachtoffer in het strafproces Gevangenis: geen privatisering en drugsvrij Begeleiding van criminelen in de dop Beoordeling van vluchtverhaal en opvang zoveel mogelijk in eigen regio Europees asielbeleid Aandacht voor gezinshereniging Onderwijs en werk voor asielzoekers Spreiding van asielzoekerscentra Asielzoekers niet op straat zetten Terugkeer presenteren als mogelijke uitkomst Politie en justitie moeten voldoende middelen hebben om criminelen op te sporen. Uitlokking hoort hier niet bij. Soms is infiltratie noodzakelijk, maar dit dient gecontroleerd te gebeuren en binnen duidelijke kaders. Politie en justitie mogen in geen geval zelf actief betrokken raken bij criminele operaties. 7.4 Verstrekkende opsporingsmethoden moeten worden ondergebracht bij een landelijk rechercheteam. Hierdoor worden kennis, coördinatie en controle vergroot. Het Landelijk Rechercheteam wordt op belangrijke punten uitgebreid. 32 33 7.5 De financiële recherche dient in de opleiding en in de praktijk van de opsporing van de georganiseerde criminaliteit een prominente plaats in te nemen. De mogelijkheden van de 'pluk ze'-wetgeving moeten beter benut worden. 34 35 7.6 Bevorderd wordt dat politie en justitie op meer gestructureerde wijze aandacht schenken aan de opsporing van vermiste personen. 36 37 7.7 Om kennisachterstand weg te werken dienen politie, rechters en officieren van justitie te worden bijgeschoold op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie. 7.3 Personen- en familierecht 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 Eén op de zes kinderen maakt een echtscheiding mee. De helft daarvan heeft daarna geen contact meer met de vader, of heeft daarmee een slechte relatie. Minder dan de helft van de kinderen beoordeelt de gezinssituatie met een stiefouder als goed. In een twee-oudersituatie is dat 80%. Per jaar vinden 35.000 echtscheidingen plaats, waarbij in totaal 33.000 kinderen betrokken zijn. Van bovenstaande cijfers word je stil. De gevolgen van een echtscheidingen werken vaak door in het leven van een kind. Alleen al om deze reden moet er meer aandacht komen voor de positie van het kind bij echtscheidingen. Een gezonde ontwikkeling van het gezinsleven wordt bevorderd door het huwelijk als samenlevingsmodel centraal te stellen. Verantwoordelijkheden jegens elkaar en jegens de kinderen moeten serieus genomen worden, onder meer door bij echtscheiding eerst in te zetten op bemiddeling en door omgangsregelingen geen papieren afspraak te laten zijn. 7.8 Het huwelijk van één man en één vrouw behoort de enige wettelijk erkende samenlevingsvorm te zijn. Andere samenlevingsvormen zijn van een andere orde en kunnen niet aan het huwelijk gelijkgesteld worden. De zogenaamde wet op het 'homohuwelijk' dient daarom te worden ingetrokken. Wel kan het nodig zijn om ter bestrijding van 42 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 onrechtvaardige situaties een regeling te treffen waarin op materiële punten rechtsgevolgen gelden die vergelijkbaar zijn met die voor gehuwden. 3 4 7.9 Adoptie en kunstmatige voortplantingstechnieken worden alleen toegestaan binnen het huwelijk. Draagmoederschap en bemiddeling daarbij worden afgewezen. 5 6 7.10 Ieder mens heeft het recht alle relevante informatie te verkrijgen over zijn genetische en/of biologische ouders. Daarom wordt zo spoedig mogelijk de anonimiteit van zaaddonoren opgeheven. 7 8 9 10 7.11 De echtscheidingsprocedure moet voorzien in een regeling waarin bemiddeling en streven naar instandhouding van het huwelijk centraal staan. Daarbij wordt de rechter bevoegd de (behandeling van een verzoek om) echtscheiding op te schorten, om daardoor deskundigen in de gelegenheid te stellen op instandhouding van het huwelijk gerichte hulp te bieden. Het zogenaamde "flitsscheiden" wordt onmogelijk gemaakt. 11 12 13 14 7.12 Voordat de echtscheiding wordt uitgesproken moet de rechter controleren of overeenstemming is bereikt met betrekking tot zorg en onderhoud van de kinderen. Als dat niet zo is, verwijst hij naar een bemiddelaar. Bemiddeling, leidend tot echtscheiding, zal slechts plaats mogen vinden indien gewaarborgd wordt dat dit niet ten koste gaat van de zwakkere partij. 15 16 7.13 Er wordt toegezien op handhaving van de tot stand gekomen alimentatie- en omgangsregelingen. Op verzoek van de ontvangende echtgenoot kan worden gevorderd dat verhaal van onderhoudsbijdragen via de werkgever plaatsvindt. 17 18 7.14 De overheid stimuleert het opgroeien en opvoeden van kinderen in een stabiele, sociale omgeving, bij voorkeur in een situatie van een huwelijk tussen man en vrouw. 19 20 21 22 7.15 Natuurlijke afstamming en bloedverwantschap vormen de basis voor het familierecht. Uitgangspunt voor regelgeving is dat kinderen geboren worden binnen een huwelijkse relatie. Wanneer niet-gehuwde natuurlijke ouders hun verantwoordelijkheid tegenover hun kinderen willen nakomen kan gezamenlijk ouderlijk gezag worden toegestaan. Gezamenlijke voogdij is mogelijk wanneer die wordt uitgeoefend in een gezinssituatie. 7.4 Straffen en slachtoffers 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 Straffen moeten voldoen aan de criteria vergelding, preventie en afschrikking en uitzicht bieden op resocialisatie. Een vanzelfsprekende vervroegde vrijlating past hier niet bij. We moeten ernst maken met ons rechts- en strafsysteem, maar niet vergeten dat een samenleving niet klaar is met het opbergen van misdadigers. De zorg voor gedetineerden dient gericht te zijn op mogelijkheden van herstel en het bieden van kansen op terugkeer in de samenleving. Resocialisatie en reclassering mogen geen loze kreten worden. In de strafrechtspleging dient meer aandacht te worden gegeven aan de positie van het slachtoffer van delicten. Emoties mogen echter niet een te grote rol in proces krijgen. Voorkomen moet worden dat een verdachte al bij voorbaat "veroordeeld" wordt door de media. Het is van belang de slachtoffers van een misdrijf goede nazorg te bieden. Er moet aandacht zijn voor zaken als verzoening, slachtofferhulp en hulp aan ex-gedetineerden. 7.16 Het strafrecht is steeds in ontwikkeling. De strafmaat bij drugscriminaliteit moet hoger worden. Ook als het gaat om grove geweld- en zedendelicten mag de afschrikkende werking van een zware straf worden ingezet om de samenleving te beschermen tegen misdadigers. Zedendelingquenten moeten levenslang begeleid worden om herhaling te voorkomen. 40 41 42 43 7.17 Incest en seksueel misbruik van kinderen zijn een ernstig maatschappelijk kwaad, dat krachtig dient te worden bestreden. De bewijsvoering dient met zorgvuldigheid te geschieden. Naast gevangenisstraf voor de dader zijn extra maatregelen van belang. Daarvoor komen in aanmerking: hulpverlening, gezinstherapie, maatregelen in de sfeer van de kinderbescherming en uithuisplaatsing van de dader. 44 45 46 47 7.18 De strafrechtelijke bepalingen ter bescherming van de openbare eerbaarheid en goede zeden en ter bescherming van met name jeugdigen en (illegale) prostitué(e)s dienen adequaat te worden nageleefd en waar nodig te worden aangescherpt. Daartoe wordt het bordeelverbod opnieuw ingesteld, de prostituant strafbaar gesteld, en wordt straf opgetreden tegen het exploiteren van (minderjarige en illegale) prostituees, tegen vrouwenhandel en sekstoerisme. 48 49 7.19 Oneerbare, aanstootgevende of grievende reclame wordt met kracht tegengegaan. Het openlijk etaleren van pornografie wordt verboden. 50 51 52 7.20 Teneinde het strafrechtelijk verbod op openbare godslastering zijn volle betekenis te laten behouden, is een actiever optreden van het Openbaar Ministerie gewenst. Instellingen die zich inzetten voor bestrijding van vloeken en godslastering worden gesubsidieerd. 53 7.21 De kleine criminaliteit deint voortvarend aangepakt te worden met een lik-op-stuk beleid. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 43 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 7.22 De rol van het slachtoffer in het strafproces moet worden versterkt. Slachtoffers van misdrijven of nabestaanden moeten in de rechtszaal tijdens het proces tegen de dader wettelijk recht krijgen te vertellen wat het misdrijf voor invloed op hun leven heeft gehad. 4 5 6 7 8 7.23 De mogelijkheden om de geleden schade op de dader te verhalen moeten worden vergemakkelijkt en verruimd. Het huidige schadefonds Geweldsmisdrijven wordt geleidelijk uitgebouwd tot een solidariteitsfonds dat schadevergoedingen aan slachtoffers tot een bepaald maximum voorschiet. De overheid verhaalt vervolgens dit voorschot op loon of uitkering van de dader. Zij neemt daarmee de rompslomp en het risico dat dit verhaal niet slaagt van het slachtoffer over. 9 10 7.24 Als de dader wordt opgespoord, kan het slachtoffer via een vast telefoonnummer en internet op de hoogte blijven van de voortgang van de zaak. 11 12 7.25 Niet de slachtoffers van publiek geweld hoeven straat of tram voortaan te mijden, maar de daders. De wettelijke mogelijkheden om hen tijdelijk te verbieden daar te komen worden uitgebreid 13 14 7.26 De achterstanden bij justitie worden weggewerkt. Verdachten in een ‘gewone’ strafzaak worden binnen drie maanden berecht. Voor veroordeelden zijn altijd cellen beschikbaar. 15 7.27 Dood door schuld bij verkeersovertredingen dient, in geval sprake is van grove schuld, zwaarder bestraft te worden. 16 7.28 De overheid voert straffen uit. Privatisering van penitentiaire inrichtingen wordt afgewezen. 17 18 19 7.29 Binnen de penintiaire inrichtingen geldt een regime dat zoveel mogelijk gericht is op resocialisatie en begeleiding op terugkeer in de maatschappij. In gevangenissen, huizen van bewaring en TBS-inrichtingen wordt drugs niet toegelaten. Verslaafden worden geholpen af te kicken. 20 21 22 7.30 Om delinquent gedrag tijdens proefverlof te voorkomen, wordt het toezicht tijdens het verlof verscherpt. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van elektronische middelen. De vervroegde invrijheidsstelling behoort geen automatisme te zijn, maar wordt teruggebracht tot datgene waarvoor het is bedoeld: beloning voor goed gedrag. 23 24 7.31 Taakstraffen worden alleen opgelegd indien de aard van een misdrijf dit rechtvaardigt. De HALT-bureaus die jongeren taakstraffen geven blijven bestaan. 25 26 27 28 7.32 Recidivisten mogen niet wegkomen met alleen maar een taakstraf. Tegen diegenen die telkens opnieuw tot misdaad overgaan, wordt strenger opgetreden. De juridische mogelijkheden worden onderzocht om te komen tot de algemene en vaste regel dat iedere volgende misdaad in dezelfde categorie tot een zwaardere straf leidt. Het blijft uiteraard aan de rechter ieder individueel geval te beoordelen. 29 30 31 7.33 Kinderen komen op steeds vroegere leeftijd in aanraking met politie en justitie. De overheid ontwikkelt in samenwerking met politie, justitie en andere betrokken organisaties nieuw beleid om deze kinderen intensief te begeleiden om zo te zorgen dat ze op het rechte pad blijven. 32 33 34 7.34 Bij jongeren die voor het eerst worden veroordeeld, is alle inspanning erop gericht te voorkomen dat er een tweede veroordeling komt. Zulke jongeren krijgen een persoonlijke coach toegewezen die hen begeleidt totdat ze hun opleiding af hebben gemaakt en werk hebben gevonden. 7.5 Vreemdelingenbeleid 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 Vanuit de Bijbelse plicht om vreemdelingen een plek te geven, kunnen wij ons niet onttrekken aan de verantwoordelijkheid die wij hebben voor de opvang van asielzoekers. Het is onze plicht, en dus niet slechts een gunst die wij verlenen (Exodus 22:21, 23:9, Leviticus 19:33-34, Deuteronomium 24:17-22, 27:19). Verantwoordelijkheid bestaat uit wederzijdse rechten en plichten. Deze wederzijdse verantwoordelijkheid komt ook tot uitdrukking in de betreffende internationale regelgeving (het Vluchtelingenverdrag, het EVRM). Nederland dient een gastvrij beleid te voeren voor hen die een beroep doen op deze verdragen. Nederland kan niet onbeperkt mensen opnemen die vooral uit economische motieven een verblijfsvergunning willen hebben. De sterke economische positie van Nederland brengt een mogelijkheid en een morele plicht met zich mee om de economische beweegredenen van asielzoekers om het land van herkomst te verlaten, zoveel mogelijk te voorkomen. Niet om opvang en eigen verantwoordelijkheid af te kopen, maar om de landen van herkomst te ondersteunen in hun verantwoordelijkheid. Daar waar de westerse levensstijl verantwoordelijk is voor de vernietiging van de bestaansmogelijkheden van mensen elders, moeten de westerse landen ook de consequenties onder ogen durven zien. Dit is ook in overeenstemming met onze visie op een economie die dienstbaar is aan het leven. De inzet voor betere milieumaatregelen op mondiaal niveau bijvoorbeeld is hiervan een noodzakelijk onderdeel. 44 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 Preventie 7.35 Nederland moet zich intensiever inzetten voor ontwikkelingshulp, bijvoorbeeld door meer kwijtschelding van schulden van derdewereldlanden, en door het maken van bilaterale en multilaterale afspraken over (begeleiding van) terugkeer en ontwikkelingshulp. 5 6 7.36 Nederland moet zich in internationale verbanden structureel inzetten voor het verkrijgen van vrede en een leefbare situatie in landen van herkomst van asielzoekers. 7 8 7.37 Omdat steeds meer asielstromen veroorzaakt worden door vernieling van de schepping, moet Nederland zich blijvend inzetten voor milieu en milieubeleid op internationaal niveau. 9 7.38 Samenwerking op Europees niveau ten aanzien van deze punten moet versterkt worden. 10 11 12 13 Instroom & Procedure 7.39 Het is gewenst dat behalve de opvang in eerste aanleg van alle vluchtelingen ook de beoordeling van het vluchtverhaal (de asieltoets) plaatsvindt in de eigen regio, bij voorkeur in opvangcentra onder beheer van de Verenigde Naties. 14 15 16 17 7.40 De asielprocedure onder de nieuwe Vreemdelingenwet verdient vooralsnog het voordeel van de twijfel, vooral omdat deze uitzicht lijkt te bieden op een korte en heldere procedure met één status. Zorgvuldigheid en snelheid dienen voortdurend onderwerp van onderzoek te zijn, omdat alleen op die manier de problemen van economische asielzoekers en te beperkte opvang ondervangen kunnen worden. 18 19 7.41 De instroom van asielzoekers moet primair op Europees niveau bekeken worden, omdat er sprake is van open grenzen binnen de EU en het grootste deel van de asielzoekers over land binnenkomt. 20 21 22 23 7.42 Een Europees asielbeleid moet in ieder geval in overeenstemming zijn met de internationale verplichtingen die de Europese landen hebben, ten aanzien van het Vluchtelingenverdrag en de algemene en specifieke mensenrechtenverdragen (EVRM, IVBPR; Anti-Folteringverdrag (CAT)). Deze verdragen dienen ook expliciet genoemd te worden als basis, zoals ook in de nieuwe Vreemdelingenwet gedaan is. 24 25 26 7.43 Onder een Europees asielbeleid dienen ook bindende afspraken over (minimum)waarborgen voor de asielprocedures, verdeling van de opvang (vervanging van de Overeenkomst van Dublin), het vaststellen van veilige derde landen en uitzetting/terugkeer te vallen. 27 7.44 Nederland moet zich in de EU inzetten voor opheffing van het vetorecht op asielbeleid. 28 29 7.45 Een instituut, vergelijkbaar met de vluchtelingenraad in het Deense systeem, dat afgewezen verzoeken herbeoordeelt, verdient nader onderzoek. 30 31 32 33 7.46 Ambtsberichten moeten samengesteld worden op basis van de waarnemingen van de ambassades van de diverse EU-lidstaten, en in overleg met internationale mensenrechtenorganisaties en de UNHCR. Deze waarnemingen dienen van minimaal drie ambassades/consulaten van de lidstaten in het betreffende land te komen, waaronder minimaal één ambassade/consulaat van een kleine lidstaat. 34 35 36 37 7.47 Verzoeken om gezinshereniging van kinderen dienen met welwillendheid, menselijkheid en spoed te worden behandeld. Gezinshereniging is een belangrijke voorwaarde voor een geslaagde integratie van nieuwkomers in de Nederlandse samenleving. Het Nederlandse beleid inzake toelating van kinderen dient niet uit de pas te lopen met dat van de overige Europese landen. 38 39 40 41 42 Opvang 7.48 Asielzoekers moeten zoveel mogelijk in eigen regio opgevangen worden om een spoedige terugkeer te stimuleren en mogelijk te maken. Nederland en de EU dienen zich actief op te stellen om dit mogelijk te maken (bijvoorbeeld door verdubbeling van de bijdrage van de EU aan de UNHCR). Vluchtelingen voor wie opvang in de regio niet mogelijk is, worden ruimhartig tot ons land toegelaten. 43 44 45 7.49 Asielzoekers moeten zoveel mogelijk gebruik kunnen maken van alle publieke voorzieningen, dus ook van het onderwijsaanbod. Daarom moeten zij ook gewezen worden op de mogelijkheden van identiteitsgebonden onderwijs in Nederland. 46 47 48 7.50 Onderwijs en werk voor asielzoekers dienen gebruikt te worden om passiviteit te voorkomen. De angst dat asielzoekers daardoor te snel geïntegreerd raken, zonder zeker te zijn van een verblijfsvergunning bepaalde tijd asiel (v bta), moet vooral bestreden worden door het efficiënter en korter maken van de procedures. 49 50 51 52 7.51 Het toestaan, en onder omstandigheden verplichten, van het volgen van onderwijs en het (beperkt) verrichten van werk heeft een tweeërlei functie: bij latere toelating is de integratie al begonnen, en bij latere afwijzing heeft de betrokkene de mogelijkheid gekregen zichzelf een ‘meerwaarde’ mee te geven in land van herkomst door de opleiding of werkervaring. Duidelijkheid hierin is zeer belangrijk. De asielzoeker dient onderwijs en/of werk hier vooral PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 45 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 te zien als voorbereiding op een terugkeer, en in ieder geval niet als een soort voorschot op toelating. Er mogen geen valse verwachtingen gewekt worden. 3 4 5 7.52 Er moet minder krampachtig worden omgegaan met geestelijke verzorging en activiteiten van asielzoekers in hun eigen woongelegenheid. Door dit toe te staan, is het ook beter mogelijk asielzoekers uit diverse culturen de praktische uitwerking en de waarde van godsdienstvrijheid te laten zien. 6 7 8 9 7.53 De grootte van AZC's dient, om het draagvlak voor opvang niet aan te tasten, gerelateerd te zijn aan de grootte van de plaats waarin het AZC is gevestigd. Gedacht zou kunnen worden aan een minimum aantal inwoners van een plaats om voor vestiging van een AZC in aanmerking te komen. In grotere plaatsen kunnen beter meer kleinere AZC’s staan, dan één of enkele grote. 10 11 7.54 Er is een grotere sturende rol van de provincie nodig als het gaat om de plaatsing van AZC’s zodat bijvoorbeeld ook gelet wordt op de verhouding tussen het aantal asielzoekers en het aantal inwoners in de provincie. 12 13 7.55 Het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) moet meer geld krijgen om opvangplek te kunnen kopen in streken waar grond en huizen duurder zijn dan de in dit opzicht 'goedkopere' gedeelten van Nederland. 14 15 16 17 Terugkeer 7.56 Vanaf het begin moet asielzoekers duidelijk worden gemaakt wat ze kunnen verwachten. Terugkeer dient niet pas ter sprake te komen bij afwijzing van de aanvraag, maar dient al vanaf het begin als een mogelijke uitkomst van de procedure gepresenteerd te worden. 18 19 7.57 Bij terugkeer moet er zekerheid zijn dat in het land van herkomst fundamentele mensenrechten, waaronder de vrijheid van godsdienst en eredienst, niet worden geschonden. 20 21 22 23 7.58 Asielzoekers dienen zelf verantwoordelijkheid te krijgen om aan terugkeer te werken en dit mogelijk te maken, maar er dienen dan wel duidelijke waarborgen te zijn voor de veiligheid daarbij, vooral als er nog geen definitieve afwijzing heeft plaatsgevonden. Presentatie van een mogelijke vluchteling aan de ambassade van het land van herkomst dient voorkomen te worden. 24 25 26 27 7.59 Nederland dient er (in Europees verband) alles aan te doen om er voor te zorgen dat terugkeer mogelijk is. Landen van herkomst moeten, zoveel mogelijk in Europees verband, gestimuleerd en geactiveerd worden om afgewezen asielzoekers weer op te nemen. Nederland/Europa moeten daarom ook willen investeren in landen van herkomst, om terugkeer voor die landen mogelijk en acceptabel te maken en te begeleiden. 28 29 7.60 Uitzetting van uitgeprocedeerde asielzoekers gaat – mits zij te goeder trouw zijn – gepaard met een aanbod tot hulp bij hervestiging. 30 31 7.61 Afgewezen asielzoekers en illegalen dienen zo snel mogelijk uitgezet te worden. In de tussentijd zorgt de overheid voor opvang. 32 33 34 35 36 7.62 Asielzoekers mogen niet, na afwijzing, op straat gezet worden en in de illegaliteit terechtkomen. Illegaliteit leidt op de langere termijn tot ondergraving van het terugkeerbeleid en het vreemdelingenbeleid in het algemeen, omdat het vooroordelenbevorderend werkt. Ook voor de betrokkenen zelf is het onaanvaardbaar en onmenselijk. Tegelijkertijd dient terugkeerbeleid duidelijkheid te geven, en mag het niet verwijderbaar zijn niet beschouwd worden als een ‘beloning’. 37 38 7.63 Nederlandse ambassades dienen in samenwerking met humanitaire organisaties werk te maken van de monitoring van teruggekeerde asielzoekers. 39 46 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 8 Landbouw, Natuurbeheer en Visserij 8.1 Inleiding Negentig procent van Nederland is in gebruik als landbouw- of natuurgebied. Landbouw en natuurbeheer zijn daarom van groot belang voor het beheer van de groene ruimte en het (cultuur)landschap. De landbouw draagt voor een belangrijk deel bij aan onze welvaart. De wereld is niet van ons, maar wij mogen deze beheren, bebouwen en bewaren. We moeten, als een waardig rentmeester, verantwoord en zuinig omgaan met de schepping die wij in bruikleen hebben gekregen: het landschap, de natuur, de dieren op het land, het gevogelte en de vissen in de zee. Dit alles is in ons beheer gegeven. Er rust een grote verantwoordelijkheid op de mens om hieraan een goede invulling te geven. Dit is ook van belang voor de leefbaarheid van het platteland en het ecosysteem van de zee. 8.2 Landbouw Goed beheer = bewerken + bewaren Prijs voor goed voedsel in plaats van liberalisering 20% biologische landbouw in 2010 Europese harmonisatie bestrijdingsmiddelenbeleid Kleinere veestapel door opkoop rechten Opschoning van het landschap Preventieve vaccinatie dieren, koeien in de wei Afschaffen batterijhuisvesting en pelsdierhouderij Stop gesleep met levende dieren Moratorium genetisch veranderde gewassen Nationaal natuuroffensief en stiltegebieden De agrariër is natuurbeheerder bij uitstek Lichthinder voorkomen… de sterren zien! Geen gasboringen in Biesbosch en Waddenzee Verbod op plezierjacht Verbod import niet duurzaam hardhout Stop commerciële winning schelpen Waddenzee De landbouw is de oudste nog in bedrijf zijnde economische sector ter wereld. Het is ook één van de belangrijkste sectoren, omdat het voorziet in één van de eerste levensbehoeften, namelijk voedsel. De overheid heeft daarom een belangrijke taak in het reguleren van de landbouw en daarmee samenhangend de voedselproductie. Een bijkomende verantwoordelijkheid is dat de productiemiddelen van de landbouwsector onderdeel zijn van Gods schepping waarover de mens de heerschappij heeft ontvangen (Genesis 1:27-31; Leviticus 25:1-7). Het streven om de wereldhandel voor een aantal belangrijke landbouwproducten geheel te liberaliseren, of te wel het ruimer maken van de handel met het buitenland door verzachting van de wettelijke bepalingen, dwingt de landbouw tegen de lage wereldmarktprijzen te produceren. Dit staat haaks op de ontwikkeling dat door de hoge productie-eisen ten aanzien van grond, dierenwelzijn, milieu en lonen in West-Europa en met name Nederland de productiekosten enorm hoog oplopen. Daardoor kampen belangrijke landbouwsectoren met grote problemen. Veel bedrijven starten daarom nevenactiviteiten. Het platteland komt steeds meer onder druk te staan door de voortgaande verstedelijking van Nederland. Door dit alles verrommelt en verpaupert het platteland. De grondgebonden landbouw kan door de hogere productiekosten en grondprijzen de concurrentie met landen als de VS en Australië niet aan. Liberalisatie zou betekenen dat de landbouwsector voor een groot deel zou verdwijnen en duizenden ondernemers failliet gaan. Dit is ongewenst. Er is plaats voor de landbouw in Nederland. We moeten niet voor ons voedsel afhankelijk worden van andere landen. De drang naar verdere intensivering en schaalvergroting wordt steeds groter. Voor niet-grondgebonden landbouw lijkt schaalvergroting het middel zijn om het hoofd boven water te houden. De toekomst voor de landbouw moeten we echter niet zoeken in dergelijke vormen van bio-industrie. Deze ontwikkeling moet worden gekeerd. We moeten terug naar de basis, naar een landbouw die is gericht op kwaliteit. De overheid dient een beleid te voeren dat erop is gericht duurzame en verantwoorde landbouw te bedrijven. Duurzame landbouw betekent dat de productie van voedsel is ingepast in de natuurlijke kringlopen en overproductie wordt voorkomen. De grond wordt niet uitgeput, stoffen hopen zich niet systematisch op in de natuur en de biodiversiteit wordt niet aangetast. Om voedselzekerheid te kunnen blijven garanderen bestaat er een grote diversiteit aan soorten en gewassen. Alleen op deze manier kan de overheid de toekomst van Gods schepping veilig stellen zodat de volgende generaties er ook nog van kunnen genieten en er gebruik van maken. Omdat een vitale landbouwsector onmisbaar is voor de basisvoedselvoorziening, voor het behoud van een open cultuurlandschap en een leefbaar platteland verdient de landbouwsector bescherming. Deze bescherming is ook gerechtvaardigd vanwege het bijzondere karakter van de landbouw. Alleen in de landbouw wordt met levende have gewerkt en is men afhankelijk van het klimaat. Daarnaast heeft de landbouw een grote impact op het milieu. De marktpositie van veel landbouwbedrijven is relatief zwak: de individuele boer heeft weinig of geen invloed op de prijs. Ook de detailhandel, supermarktketens en consumenten moeten zich bewust worden van hun medeverantwoordelijkheid voor de vitaliteit van de landbouw. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 47 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 De agrarische sector moet niet als een normale economische sector worden beschouwd. Daarvoor is het belang van de sector voor de maatschappij te groot en zijn de productieomstandigheden te divers en onvoorspelbaar. Liberalisering van het landbouwbeleid moet daarom worden voorkomen. Door vormen van productiebeheersing (melk- en suikerquota, braaklegging) te behouden en te versterken kan de landbouwsector in West-Europa de nodige bescherming worden geboden. De grotere nadruk in het Europese landbouwbeleid op regionalisatie (streekproducten), diversificatie, multifunctionaliteit en voedselveiligheid wordt ondersteund. Deze aspecten zullen een plaats moeten krijgen binnen de WTOonderhandelingen. In deze ontwikkeling passen vormen van inkomensondersteuning, als compensatie voor extra milieu, dierenwelzijn en landschappelijke eisen. De positie van de landbouwsector kan verder worden verbeterd door haar meer te betrekken bij het natuurbeheer. Natuur(beheer) als agrarisch “product” draagt bij tot het behoud en de vergroting van de ruimtelijke en ecologische kwaliteit van het platteland. De aanpak van de varkenspest in 1995 en de mond- en klauwzeerepidemie in 2001 hebben laten zien dat het Europese dierziektenbeleid nodig aan herziening toe is. Het alleen om economische redenen doden en vernietigen van miljoenen gezonde dieren staat haaks op de norm van verantwoord rentmeesterschap. Vergrijzing van de beroepsbevolking in de landbouwsector moet worden tegengegaan. Jonge boeren zijn belangrijk voor de toekomst van de landbouwsector. Jonge ondernemers staan vaak meer open voor innovatie dan ouderen en op deze manier behoudt de Nederlandse landbouwsector haar vitaliteit. Geen liberalisering maar publieke waarden 8.1 Met het oog op de eigen voedselvoorziening, het behoud van een gevarieerd landschap en het verwerven van een redelijk inkomen door boeren en tuinders is een vitale landbouw voor ons land onmisbaar. Het nationale en Europese landbouwbeleid moet op die maatschappelijke en sociale functie zijn gericht. 25 26 8.2 Het beleid van voortgaande liberalisering, waardoor de prijzen steeds verder onder druk komen te staan, moet worden omgebogen. Consumenten dienen een hogere prijs voor kwalitatief goed voedsel te betalen. 27 28 29 30 31 8.3 Wanneer boeren een hoger inkomen uit de markt verdienen door hogere productprijzen, kunnen de Europese landbouwuitgaven dalen. De vrijkomende middelen worden primair gereserveerd voor de financiering van inkomenstoeslagen die beschikbaar worden gesteld wanneer aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan op het terrein van milieu, dierenwelzijn en instandhouding van het cultuurlandschap. Geen subsidies meer, maar beloning voor geleverde publieke waarden. 32 33 34 35 36 Biologisch boeren en de consument 8.4 De overheid dient de biologische, geïntegreerde en gesloten vormen van landbouw te stimuleren. Zeker in de omschakelingsfase dienen boeren die hierop willen overstappen financieel te worden ondersteund. De omschakelingsregeling wordt geldig voor alle landbouwsectoren. Het streven is er op gericht dat in 2006 tien procent en in 2010 twintig procent van het landbouwareaal binnen de kaders van de biologische productie plaatsvindt. 37 38 39 40 8.5 Om de markt voor biologische producten te vergroten, moet er een grootschalige voorlichtingscampagne worden opgezet vanuit de overheid, verwerkende industrie en de sector om de consument voor te lichten over de verschillende productiewijzen in de landbouw zodat de consument een bewustere keuze kan maken bij zijn aankopen van voedselproducten. 41 42 8.6 De labeling van voedsel dient te worden verbeterd zodat de consument inzicht krijgt in de productiewijze van het voedsel en een goede keuze kan maken uit het massale aanbod. 43 44 45 8.7 De detailhandel (supermarkten) moet worden gestimuleerd om biologisch geproduceerd voedsel in hun assortiment op te nemen en om gewone landbouwproducten niet tegen dumpprijzen aan te bieden. Zonodig worden er heffingen ingevoerd op niet-duurzaam geproduceerd voedsel. 46 47 48 8.8 De productie van duurzame landbouwproducten wordt krachtig gestimuleerd. Producten die onder het EKO-keur, het Agromilieukeur of daarmee gelijk te stellen eisen zijn geproduceerd, kunnen daarbij onder het 6-procentstarief blijven vallen. Niet-duurzaam geproduceerde producten worden onder het hoge BTW-tarief gebracht. 49 50 8.9 Het vertrouwen van de consument moet weer worden teruggewonnen, door de consument meer inzicht te geven in de verschillende ketens die constant de kwaliteit van het voedsel garanderen. 51 52 53 54 Milieu en mest 8.10 Alle milieukosten als gevolg van bijvoorbeeld het transport van voedsel dienen in de prijs van voedsel te worden verwerkt. Op die manier wordt onnodig gesleep van voedselstromen over de wereld voorkomen. Derde Wereldlanden worden daardoor beter in staat gesteld hun eigen regionale markten te ontwikkelen en te behouden. 48 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 8.11 In het kader van het bestrijdingsmiddelenbeleid wordt de toelating van milieuvriendelijke middelen versneld. Doel van het Meerjarenplan gewasbescherming moet zijn een verminderde afhankelijkheid van chemische bestrijdingsmiddelen en een stimulering van milieuvriendelijke middelen en methoden. 4 5 8.12 Het vanuit een vliegtuig bespuiten van gewassen wordt beperkt tot uitzonderlijke situaties waar andere manieren niet mogelijk zijn. Verspilling en onnodige verspreiding van bestrijdingsmiddelen moet worden voorkomen. 6 7 8 8.13 Het bestrijdingsmiddelenbeleid wordt zo spoedig mogelijk Europees geharmoniseerd. Import van land- en tuinbouwproducten waarop residuen van in Europa verboden bestrijdingsmiddelen worden gevonden, wordt geweerd. 9 10 11 12 13 8.14 Op dit moment zijn er teveel dieren in Nederland. Dit komt omdat de boeren rechten hebben om dierlijke producten te mogen produceren. Hier hebben de boeren vaak veel geld in geïnvesteerd. Mede doordat er Nederland teveel productierechten zijn is er sprake van een te intensieve veehouderij. Alleen door de omvang van de productierechten te verminderen, kan de overheid de druk van de ketel halen en is er in Nederland voldoende plaats voor duurzame en verantwoorde veehouderij. Door de productierechten uit de markt te kopen kan dit doel worden gerealiseerd. 14 15 16 8.15 Bij de oplossing van de mestproblematiek blijft het mineralen aangiftesysteem (Minas) het centrale instrument. Dit instrument moet echter wel worden vereenvoudigd. Mineralenverliezen op bedrijfsniveau worden zoveel mogelijk beperkt. Bij het behalen van de doelstellingen wordt de boer zoveel mogelijk keuzevrijheid gelaten. 17 18 8.16 Het Ammoniakbeleid en het beleid ten aanzien van de uitrijregels voor mest worden zoveel mogelijk in Minas geïntegreerd. 19 20 21 8.17 De verschillende mestnormen worden in 2002 geëvalueerd. Op basis daarvan wordt het definitieve mestbeleid bepaald. Boeren die nu reeds aan de doelstellingen van Minas voldoen, worden vrijgesteld van de contracteerplicht. Voorlopers dienen op grond van het mestbeleid ook voor een beloning in aanmerking te kunnen komen. 22 23 8.18 De uitgangspunten van het Europese mestbeleid dienen eenduidig te zijn. Op basis van grondsoort en klimatologische omstandigheden kan regionale differentiatie plaats vinden. 24 25 26 27 Ruimte voor landbouw en open landschap 8.19 Het landelijk aantal hectares voor glastuinbouw wordt aan een maximum gebonden. De ontwikkeling van nieuwe verspreide kassen wordt tegengegaan. Verplaatsing van bestaande, verspreid liggende, kassen naar de aangewezen glastuinbouwgebieden wordt financieel mogelijk gemaakt. 28 29 30 31 8.20 Reconstructie van het platteland wordt gericht op opschoning van het landschap, op verbetering van de bedrijfsomstandigheden van agrarische bedrijven en op een lagere milieudruk op de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Bij een doelgerichte inkrimping van de veehouderijsectoren vindt deze via warme sanering plaats. Reconstructie moet worden bezien als een permanent proces waarbij maatwerk op bedrijfsniveau wordt nagestreefd. 32 33 34 8.21 De overheid moet in navolging van de vorig jaar gehouden opkoopregeling nog meer, vooral niet grondgebonden bedrijven opkopen. Nieuwe woningen volgens de huis-voor-stal-regeling dienen aan de rand van woonkernen te worden gebouwd, zodat de agrarische hoofdstructuur gehandhaafd blijft. 35 36 37 38 Toekomst voor jongeren in de landbouw 8.22 De overheid moet het jonge ondernemers makkelijker maken het ouderlijke bedrijf over te nemen. Er moet daarom een overnamefonds worden opgezet die jonge startende agrarische ondernemers een renteloze lening kan verstrekken. In de fiscale sfeer kan worden gedacht aan een stakings- en continueringsvrijstelling. 39 40 8.23 41 42 43 44 Internationaal landbouwbeleid 8.24 De regering dient in Europees verband aan te dringen op een duurzame en verantwoorde landbouw in heel Europa. Verdere intensivering en schaalvergroting worden daarbij tegengegaan. Dit is goed voor het milieu, de exportpositie van Nederland en voor potentiële EU-leden, zoals Polen, die nu al een extensieve landbouw hebben. 45 46 47 48 8.25 Het Europese landbouwbeleid richt zich met name op de Europese markt. De uitbreiding van de Europese Unie wordt onder andere bereikt door een gefaseerde aanpassing van het Europese landbouwbeleid. Productiequota kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Deze worden daarom op de nieuwe realiteit afgestemd en waar mogelijk versterkt (melk- en suikerquota, braaklegging). 49 50 51 8.26 In het kader van de WTO-onderhandelingen worden bestaande exportsubsidies op agrarische producten afgebouwd. Dumping op de wereldmarkt kan daarmee worden tegengegaan en de positie van de derde wereldlanden wordt daarmee versterkt. Wel zullen in bepaalde mate importbeperkingen noodzakelijk blijven. Om de toekomstkansen voor jonge boeren te vergroten, wordt het verleasen van melkquota boven de 65 jaar afgebouwd. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 49 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 8.27 Binnen Europa zullen regionale vormen van productie en consumptie een steeds belangrijker rol gaan spelen. Ter wille van een betere prijsvorming worden directe relaties tussen producent en consument gestimuleerd. Initiatieven voor de ontwikkeling van een "virtuele supermarkt", waardoor een groter deel van de opbrengst bij de landbouwer blijft, worden gesteund. 8.3 Genetische revolutie en voedselveiligheid Er gaat geen dag voorbij zonder dat in de media iets wordt gemeld dat te maken heeft met biotechnologie. De industrie schermt graag met de mogelijk vérrijkende beloften van biotechnologisch onderzoek van mens, dier en plant en met name de genetische technieken voor de economie en vooral de medische wetenschap, maar de risico's en de ethische dilemma's zijn eveneens groot. Onderzoek en toepassing moeten daarom strikt gereguleerd worden om onaanvaardbare risico's te voorkomen. Genetische verandering van planten en dieren raakt de fundamenten van Gods schepping. Ingrijpen in de genetische structuren betekent ook ingrijpen in de identiteit van levende wezens. Dergelijk ingrijpen in de schepping kan onomkeerbaar zijn voor de binnen de schepping aanwezige plant- en diersoorten. Uit eerbied voor de schepper past de mensheid op dit terrein daarom grote bescheidenheid en zorgvuldigheid. Er dient strikt te worden vast gehouden aan het “nee-tenzij”-beleid. Op grond hiervan, maar ook met het oog op de keuzevrijheid van producenten en consumenten, moet de beschikbaarheid van voedselketens die vrij zijn van genetisch veranderde bestanddelen worden gegarandeerd. Het vrij in de natuur brengen van genetisch gemanipuleerde gewassen wordt niet toegestaan, tenzij dit met de grootst mogelijke voorzichtigheid en zorgvuldigheid geschiedt. Hierbij geldt het voorzorgprincipe: zolang de ecologische en landbouwkundige risico's (bijvoorbeeld het verlies aan biodiversiteit) niet helder zijn, is uiterste terughoudendheid geboden. Biotechnologisch onderzoek van mens, dier en plant en met name de genetische technieken bieden mogelijkheden, onder meer op medisch gebied, maar bergen ook grote gevaren in zich. Genetica raakt aan de erfelijke grondslagen en de identiteit van personen of soorten en roept daarmee ethische vragen op. Het nee, tenzij beginsel is tegen deze achtergrond een vanzelfsprekend uitgangspunt. Er moet ondubbelzinnige wet- en regelgeving op dit gebied komen, waarin recht wordt gedaan aan het feit dat de schepping aan het beheer van mensen is toevertrouwd. Gentechnologie mag de voedselveiligheid niet in gevaar brengen. De kansen van biotechnologische ontwikkelingen ontnemen het zicht op de gevaren en ethische dilemma's. Strak toezicht is daarom nodig. Met voedselveiligheid moet je niet rommelen. Minimaal is daarom nodig dat de verkrijgbaarheid van voedsel, waarmee niet genetisch is gemanipuleerd, is gegarandeerd 8.28 Bij genetische manipulatie van dieren dient aan een strikt “nee-tenzij”-beleid te worden vastgehouden. Het “neetenzij”-beleid wordt uitgebreid naar de plantaardige sector. Alle biotechnologische handelingen dienen te worden getoetst aan een integraal werkend ethisch toetsingskader. Door middel van een dergelijk kader wordt nader invulling gegeven aan de begrippen “intrinsieke waarde” en “integriteit” van levende organismen. Nederland zet zich er voor in deze uitgangspunten ook op Europees niveau ingevoerd te krijgen. 42 43 44 45 8.29 Genetisch veranderde (landbouw)gewassen worden noch commercieel, noch via veldproeven op het vrije veld geïntroduceerd zolang geen garantie kan worden gegeven dat geen genetische uitwisseling met andere wilde of gekweekte planten plaats kan vinden. Zolang hierover geen duidelijkheid bestaat, sluit Nederland zich aan bij een Europees moratorium. 46 47 48 49 8.30 Omdat het over het dagelijks voedsel van mensen gaat, dient de overheid, op grond van het voorzorgsprincipe en op grond van de keuzevrijheid van mensen, garanties te scheppen dat voedselketens beschikbaar blijven, die vrij zijn van genetisch veranderde bestanddelen (GGO-vrije ketens). De kosten voor een GGO-vrije voedselketen naast GGO-ketens dienen door beide ketens te worden gedragen. 50 51 8.31 Produkten die wel genetisch gewijzigde bestanddelen bevatten of met behulp van genetisch veranderde grondstoffen zijn geproduceerd worden duidelijk geëtiketteerd. 52 53 8.32 Zolang er op Europees niveau nog geen ethische toetsing plaats vindt, wordt de invoer van genetisch gemodificeerde dieren gebonden aan een vergunningplicht. 54 55 8.33 Patenten op genetisch veranderde planten of dieren dienen te worden uitgesloten. De aan de genetische manipulatie verbonden risico's dienen, ook in financiële zin, bij de betreffende vergunninghouder te worden gelegd. 56 8.34 Klonering van mensen en dieren wordt verboden. 50 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 8.35 Onderzoek naar alternatieve manieren om de voedselproduktie te verbeteren of te verhogen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen terug te dringen dient te worden gestimuleerd. 3 8.36 De introductie van GGO´s mag de positie van ontwikkelingslanden niet verslechteren. 8.4 Dierenwelzijn 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 God vraagt van ons goed met zijn schepsels om te gaan. “De rechtvaardige weet wat toekomt aan zijn vee” (Spreuken 12:10). “Welzalig gij die aan alle wateren zaait, die rund en ezel vrij rond laat lopen” (Jesaja 32:20). Dieren moeten voldoende bewegingsruimte hebben in een zo’n natuurlijk mogelijke leefomgeving. God heeft ons de opdracht gegeven om zijn schepping te bewaren. Dit betekent dat we respectvol moeten omgaan met dieren. Dieren zijn niet hetzelfde als mensen, maar het zijn ook niet louter productiemiddelen. 8.37 Om massale doding van vee en vernietiging van vlees te voorkomen wordt bij het uitbreken van besmettelijke dierziekten preventieve vaccinatie mogelijk gemaakt. De desbetreffende EU-regels dienen te worden aangepast. Bij uitbraak van een dierziekte blijft preventieve doding beperkt tot het besmette bedrijf en de direct daaromheen gelegen bedrijven. 16 17 18 8.38 Het gebruik van hormonen en andere groeiversnellende en groeiverhogende middelen in de veehouderij blijft verboden. Internationale afspraken en controle daarop wordt verscherpt, zodat geen oneigenlijke concurrentie op kan treden. 19 20 21 22 8.39 De batterijhuisvesting in de pluimveehouderij wordt afgeschaft. In plaats van de zogeheten “verrijkte kooi” stimuleert de overheid dat de huisvesting van pluimvee zoveel mogelijk wordt gebaseerd op scharrel-, veranda- en uitloopsystemen. Er wordt een sloopregeling voor batterijkooien ingesteld zodat wordt voorkomen dat, ten gevolge van de export van deze kooien, dieronvriendelijke concurrentie in niet EU-landen wordt gestimuleerd. 23 8.40 Het wordt de melkveehouderij aantrekkelijk gemaakt de weidegang in stand te houden. 24 8.41 Onder de beschikbaarstelling van een schadeloosstelling wordt de pelsdierhouderij afgebouwd. 25 26 8.42 De regels voor het transport van levende dieren worden aangescherpt. Transport van levende dieren over grote afstand wordt slechts bij uitzondering toegestaan. 27 28 8.43 Er moet harder worden opgetreden tegen illegale invoer, verhandeling, bezit en vervoer van bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten. 29 30 31 8.44 Apen en varkens zijn geen huisdieren, maar toch schaffen veel mensen zonder daar goed over na te denken dit soort dieren aan, met alle gevolgen van dien. De opvanghuizen van bijvoorbeeld de stichting aap zitten overvol. Er moeten daarom strengere regels komen waarbij het houden van dit soort dieren als "huis"dier wordt verboden. 8.5 Een vitale natuur 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 De mens is geschapen om God te dienen. Wij hebben de natuur in bruikleen gekregen om te kunnen leven. In de omgang met de natuur is de mens als het ware ‘vertegenwoordiger’ van God. De natuur is niet goddelijk, het staat buiten het wezen van God zelf, maar verdient respect omdat het Gods eigendom is. De natuurlijk begroeide oppervlakte en de soortenrijkdom nemen wereldwijd af. De moderne tijd is het tijdperk gebleken van grootschalige ecologische vernieling. In feite is dit een vorm van minachting van de natuur wat heeft geleid tot de moderne onderwerping en verwoesting. Deze onderwaardering van het geschapene staat op zeer gespannen voet met de kern van het christelijk geloof. Hoe kunnen we immers zeggen God lief te hebben als we niet liefhebben wat hij met liefde gemaakt heeft? Omdat God de Schepper en Heer is van de schepselen, hebben deze een eigen intrinsieke waarde die niet kan worden afgeleid van hun nut voor de mens. De verscheidenheid en veelvormigheid van de schepping verkondigt de heerlijkheid van God en heeft een eigen waardigheid in relatie tot God. De mens is medeschepsel te midden van medeschepselen. PerspectieF is daarom voor een zorgvuldig natuurbeheer waarbij de natuur wordt beschermd én de ruimte krijgt zich te ontwikkelen. Zo kunnen ook toekomstige generaties genieten van al het moois van Gods schepping. Hoewel de kwantiteit van de natuur in Nederland voor het eerst sinds lange tijd toeneemt, neemt de kwaliteit nog steeds af. Voor een grote biodiversiteit is het essentieel dat kwetsbare natuurtypes, planten- en diersoorten optimaal worden beschermd tegen onder andere vervuiling in bodem, lucht en water. Beschermde natuurgebieden moeten daarom worden gevrijwaard van belastende nevenfuncties. Een optimale biodiversiteit vereist verder zowel uitbreiding van het totale natuurareaal (‘natuurontwikkeling’) als de onderlinge verbinding van natuurgebieden (‘ontsnippering’). PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 51 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Natuurontwikkeling moet plaatsvinden in nauwe aansluiting bij de cultuurhistorie en geomorfologie van een gebied. In het kader van natuurontwikkeling zal er fors moeten worden geïnvesteerd om verdere vertraging in de realisatie van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) te voorkomen. Dit netwerk van onderling verbonden natuurgebieden is noodzakelijk om verdere versnippering tegen te gaan en te zorgen dat dieren en planten zich gemakkelijker kunnen handhaven. Ook buiten de EHS moet de natuur prioriteit en ruimte krijgen. Bij de ruimtelijke (her)inrichting behoren natuurlijke, landschappelijke en sociaal-historische waarden primair bepalend te zijn in plaats van een ‘leuk extraatje’. 8.45 Tien procent van het totale landoppervlak van Nederland moet worden bestemd voor natuur. 13 14 15 16 8.46 In het kader van een nationaal natuuroffensief wordt de Ecologische hoofdstructuur (EHS) versneld gerealiseerd in 2010, of zoveel eerder als mogelijk is. Uit maatschappelijke overwegingen kan het in laatste instantie nodig zijn tot onteigening van aangewezen percelen over te gaan. Gemeenten dienen de EHS uiterlijk in 2006 in hun bestemmingsplannen te hebben vastgelegd. 17 18 19 20 8.47 Binnen en buiten de EHS krijgt agrarisch natuurbeheer, afhankelijk van de aard van de natuurdoelen, een belangrijker plaats toebedeeld. Waar dat verantwoord is, worden middelen die bestemd zijn voor de aankoop van landbouwgrond ingezet voor (agrarisch) natuurbeheer. Uitgangspunt daarbij is continuïteit voor zowel de natuur als de boer. 21 22 23 8.48 De aanleg van ecologische zones langs (spoor)wegen, dijken en kanalen en ecologisch bermbeheer moet worden gestimuleerd. Door een dergelijke ‘groendooradering’ van het cultuurlandschap kan een fijnmazig ecologisch netwerk worden gecreëerd ter versterking van de EHS. 24 25 26 8.49 De Nationale parken worden verder uitgebreid. De meervoudige doelstelling van een combinatie van natuurbehoud en -ontwikkeling in grote natuurgebieden met mogelijkheden voor natuurgerichte recreatie, voorlichting, educatie en wetenschappelijk onderzoek blijft hierbij centraal staan. 27 28 8.50 Binnen natuurgebieden moet het oppervlakte stilte gebied flink worden uitgebreid zodat dieren de kans krijgen een natuurlijk territorium te bestrijken zonder gestoord te worden door de mens. 29 30 8.51 Lichthinder (‘lichtvervuiling’) in natuurgebieden moet worden voorkomen door terughoudendheid bij de aanleg van wegverlichting en door toepassing van nieuwe verlichtingstechnieken (bijvoorbeeld LED’s in het wegdek). 31 32 33 34 8.52 Militaire activiteiten in en boven de Waddenzee (o.a. De Vliehors, Texel) dienen verder te worden teruggedrongen. Grootschalige militaire oefenterreinen worden zo mogelijk van natuurbeschermingsgebieden naar andere locaties verplaatst. Onderzocht moet worden in hoeverre gebruik kan worden gemaakt van gezamenlijke oefenterreinen in de Midden- en Oost-Europese landen. 35 8.53 Gasboringen in kwetsbare natuurgebieden als de Biesbosch en de Waddenzee vinden niet meer plaats. 36 37 38 39 8.54 In de 21ste eeuw is er niet langer plaats voor plezierjacht in onze samenleving. De overheid dient zich, ook in Europees verband, hard te maken voor de beëindiging van dit dieronwaardige anachronisme. Beheersjacht dient consequent te worden doorgevoerd als basis voor het beleid. Jacht mag alleen nog maar plaats vinden binnen de kaders van een faunabeheerplan. 40 41 8.55 Jacht in verband met schadebestrijding blijft alleen toegestaan als er sprake is van aanzienlijke schade aan gewas of vee, er geen andere alternatieven zijn en de diersoort niet met uitsterven wordt bedreigd. 42 43 8.56 Het beleid ten aanzien van het faunafonds (schadevergoeding voor grondgebruikers bij schade aan gewassen en grond) wordt voortgezet. 8.6 Bossen 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 Natuur en landbouw hoeven elkaar niet te bijten, maar kunnen vaak hand in hand gaan. De overheid dient daarom natuurbeheer verder te stimuleren en financieel te ondersteunen. Boeren en natuurorganisaties zijn partners in het beheren van de natuur. Een belangrijk stuk natuur in Nederland bestaat uit bossen. Het bos in Nederland beslaat op dit moment een oppervlakte van circa 335.000 hectare. Het oppervlak neemt weliswaar toe maar met 10% van Nederland hebben we nog steeds het minste bos van alle landen in Europa. Ondertussen verdwijnt er in de hele wereld steeds meer bos door o.a. oprukkende landbouw en houtproductie. Het verbruik van hout en houtproducten neemt in Nederland toe. Het grootste deel hiervan moet echter worden geïmporteerd. Slechts een klein deel, van onze houtbehoefte, minder dan tien procent, komt uit eigen land. De herkomst van het hout is vaak moeilijk te achterhalen, laat staan of het verantwoord is geproduceerd. 52 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 Ontbossing draagt bij aan het broeikaseffect want bomen nemen het schadelijke kooldioxide in zich op. Door meer bomen aan te planten kun je dus helpen het broeikaseffect te verminderen. Bomen produceren bovendien zuurstof en kunnen geluidsoverlast verminderen. Bossen zijn een 'schone' vorm van grondgebruik, want ze hebben geen mest of bestrijdingsmiddelen nodig. Ook houden bomen water vast en zuiveren dit water. 8.57 Ook de komende jaren moet het areaal bos in Nederland flink worden uitgebreid door uitgebreide aanplanting en het instellen van meer bosreservaten waar het bos zich op een natuurlijke manier kan ontwikkelen. 21 22 23 8.58 De Nederlandse regering zet zich in internationaal verband in voor de bescherming van het oerwoud. Op Europees niveau wordt import van niet duurzaam geproduceerd hardhout verboden. Zolang dit nog niet is gebeurd dient hout gelabeld te worden zodat de consument duidelijk kan zien of het duurzaam is geproduceerd. 24 8.59 Het gebruik van hout als milieuvriendelijk product wordt bevorderd. 8.7 Visserij 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 Bossen zijn dus van groot belang voor het handhaven van het ecologisch evenwicht. Bossen zorgen voor de bescherming van ecosystemen, stroomgebieden en zoetwatervoorraden en zijn rijke voorraden van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. Bossen kunnen echter ook voorzien in economische, sociale en culturele behoeften van mensen. Bossen vervullen daarom in Nederland meerdere functies tegelijk: recreatie, houtproductie, natuur, landschap en milieu. Vaak kunnen deze functies goed samen gaan, soms moeten er keuzes worden gemaakt, zoals het aanwijzen van bosgebieden die slechts beperkt toegankelijk zijn voor het publiek. Het grote belang van bossen voor onze samenleving en het milieu vraagt om de aanplant van meer bomen. Hierbij moet Nederland zich volgens PerspectieF ook op internationaal niveau inspannen om de verdere ontbossing tegen te gaan en de houtproductie ecologisch verantwoord te laten plaatsvinden. Er zijn steeds minder vissers in Nederland. Waar vroeger vele kleine visboten hun netten uitwierpen is er nu een kleine moderne vloot die het hoofd boven water probeert te houden. De sector is noodgedwongen meegegaan in de schaalvergroting en heeft zich, vaak met moeite aangepast aan de steeds strengere vangstquota. Deze quota zijn nodig om de toekomst van een gezonde visstand te garanderen. Er moet verantwoord worden omgegaan met het zee-ecosysteem om overbevissing en verwoesting van de zeebodem te voorkomen. Hiervoor zijn internationale afspraken nodig. Het nieuwe Europese visserijbeleid moet zich richten op het scheppen van gunstige randvoorwaarden waarbinnen sociaal-economisch en ecologisch verantwoorde exploitatie van de visbestanden tot zijn recht kan komen. De eigen verantwoordelijkheid van de beroepsgroep speelt hierbij een belangrijke rol. In geval van natuurcompensatie moet voldoende rekening worden gehouden met de belangen van de visserijsector. 8.60 Om een duurzame exploitatie van de zee en een evenwicht tussen visserij- en natuurbelangen te garanderen worden beheersplannen opgesteld op basis van wetenschappelijk verantwoorde gegevens. 40 41 8.61 Vangstquota, ook die in het kader van noodvisplannen, worden mede vastgesteld op basis van een advies van een commissie waarin zowel visserijbiologen, de visserijsector als de Europese Commissie participeren. 42 43 44 8.62 De Nederlandse regering dient er op toe te zien dat er geen vissen op de markt worden gebracht die zijn gevangen buiten de Europese wateren zonder dat er goede afspraken zijn gemaakt met de territoriale beheerder van het water en zonder dat een duurzame visstand gegarandeerd is. 45 46 8.63 Met het oog op een duurzame exploitatie worden de Waddenzee en de Oosterschelde aangewezen als proefgebied. In deze gebieden zal de visserij worden getoetst aan de criteria van het Marine Stewardship Council (MSC). 47 8.64 De commerciële winning van schelpen in de Waddenzee wordt zo spoedig mogelijk gestaakt. 48 49 50 8.65 De visserij dient er op gericht te zijn de omvang van de bijvangsten zoveel mogelijk terug te dringen. Het teruggooien van (vaak dode) bijvangst komt de visstand niet ten goede. Voor vissoorten die moeilijk apart zijn te vangen, zoals tong en schol, komen er daarom gezamenlijke quota. 51 8.66 De industrievisserij, waarbij gericht kleine vis wordt gevangen om te worden verwerkt tot vismeel, wordt verboden. 52 53 54 8.67 Om een gezonde bedrijfstak in stand te houden, wordt het gezamenlijk beheer van de visquota door vissers via de zogenaamde “Biesheuvelgroepen” voortgezet. Door middel van een stillegregeling, een zeedagenregeling en meerjarige vangstquota worden perioden waarin vangstbeperkingen gelden, opgevangen. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 53 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 8.68 Wanneer de vangstcapaciteit structureel dient te worden ingekrompen, dan wordt daarvoor een goede regeling voor schadeloosstelling opgesteld. 3 4 8.69 Nederland blijft zich sterk maken voor een verbod op de walvisvangst en voor een algeheel verbod op het gebruik van drijfnetten. 5 6 8.70 Om dierenleed en het uitsterven van diersoorten te voorkomen dient er wereldwijd bezinning plaats te vinden op de visvangstmethoden. 7 54 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 9 9.1 Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Inleiding In de Bijbel vertelt Jezus een gelijkenis. De gelijkenis van de talenten (Mattheus 25: 14-30): Drie knechten krijgen van hun heer elk een verschillend geldbedrag waarmee ze aan het werk moeten. Bij zijn terugkomst beoordeelt de heer zijn knechten naar wat zij met de hun toevertrouwde talenten gedaan hebben. Hebben ze er uit gehaald wat er in zat, of hebben ze er juist zo weinig mogelijk mee gedaan? De ijverige knechten worden beloond, de luie knecht gestraft. Twee elementen uit deze gelijkenis kunnen rechtstreeks van betekenis zijn voor deze tijd. In de eerste plaats zien we dat elk mens verschillende gaven en talenten heeft gekregen. In de tweede plaats dat met die talenten gewerkt moet worden; dat eruit gehaald moet worden wat er in zit. Deze gedachten vormen het uitgangspunt voor het onderwijs beleid zoals PerspectieF voorstaat. Concreet betekent dit voor de overheid dat zij het onderwijssysteem dusdanig vorm moet geven dat iedereen, ongeacht achtergrond en financiële positie, wordt aangemoedigd zijn of haar talenten te ontplooien. Dit houdt ook in dat de overheid alle obstakels die deze ontplooiing in de weg staan weg moet nemen. Haal er uit wat er in zit! Investeren in leraren, gebouwen en computers Vasthouden aan de grondwettelijke onderwijsvrijheid Niet alleen kennis overdragen maar ook normen en waarden Meer zeggenschap voor de scholen Wegwerken van taalachterstanden Aandacht voor ethiek in onderwijs, cultuur en wetenschap Inburgering op maat Hoge onderwijs van internationaal niveau Afschaffing van de numerus fixus OV-studentenkaart moet blijven Kunst toegankelijk maken via internet Onderwijs draait niet alleen om kennisoverdracht, maar ook om het overbrengen van normen en waarden. Onderwijs speelt een belangrijke rol in het opvoeden in levenswijsheid en het dragen van maatschappelijke verantwoordelijkheid; de vorming van iemands identiteit. 9.2 Onderwijsvrijheid, waarden en normen Een mens staat niet op zichzelf; hij staat in relatie tot zijn omgeving. Die omgeving bestaat uit de aarde en natuur, andere mensen en de overheid. En hoewel veel mensen er niets van willen weten staat de mens ook in relatie tot degene die alles in stand houdt en regeert: God de Schepper. Alle relaties brengen verantwoordelijkheden met zich mee; zowel rechten als plichten. Om goed met die verantwoordelijkheden om te kunnen gaan is het nodig om een deugdelijk stelsel van waarden en normen te bezitten. Dit is belangrijk voor het individu zodat hij goede en verkeerde keuzes uit elkaar kan houden. Ook is het belangrijk voor de samenleving als geheel om zo iedereen een plaats te kunnen bieden en een goed leefklimaat te houden. Zo’n stelsel van waarden en normen wordt vooral aangeleerd tijdens de kinderjaren. Hoewel de ouders hierin de primaire verantwoordelijkheid hebben, vervult het onderwijs ook een belangrijke rol. De school is als het ware een verlengstuk van de opvoeding door de ouders. De vrijheid van onderwijs is één van de belangrijkste verworvenheden uit onze parlementaire geschiedenis. Het is belangrijk dat ouders vrij zijn om hun kind bij een school aan te melden die aansluit bij hun eigen levensovertuiging. Op de overheid ligt de zorgplicht voor de beschikbaarheid van algemeen toegankelijk en pluriform openbaar onderwijs naast het bijzonder onderwijs. Een school voor bijzonder onderwijs mag leerlingen alleen weigeren wanneer voldoende aannemelijk gemaakt kan worden dat de levensbeschouwing van het kind (de ouders) niet in overeenstemming is met die van de school. De school (het schoolbestuur) heeft de verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat de grondslag van de school (bijvoorbeeld Protestants Christelijk, Rooms Katholiek, Islamitisch, Reformatorisch, Gereformeerd of Evangelisch) in de dagelijkse schoolpraktijk tot uitdrukking komt. Ze mag daarom van de leerlingen (ouders) eisen dat ze de grondslag onderschrijven of respecteren. 9.1 Ouders moeten de feitelijke vrijheid hebben om hun kind naar een school te laten gaan die aansluit bij hun levensovertuiging. De overheid dient er daarom op toe te zien dat ook reiskosten geen belemmering vormen. 9.2 De grondslag van de school is het belangrijkste criterium bij het toelaten van leerlingen tot de school. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 55 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 9.3 Bij de beoordeling voor toelating dient de toetsing aan de grondslag door het schoolbestuur in alle gevallen op gelijke wijze te worden gedaan en transparant te zijn. 9.3 Onderwijs en ouders Vanwege het verlengstuk karakter van het onderwijs in de opvoeding is het belangrijk dat ouders betrokken zijn bij de school en bij wat hun kinderen daar doen. Dit geldt zowel voor het openbaar als voor het bijzonder onderwijs. Ook de invloed van ouders op het reilen en zeilen van de school dient groot te zijn. Het zijn de ouders die uitmaken hoe hun kind opgevoed wordt. In het bijzonder onderwijs zijn het de ouders, bij monde van het bestuur van de schoolvereniging of stichting, die gebruik maken van de vrijheid van onderwijs (art. 23 GW). Het moet mogelijk zijn om, indien de ouders dat willen, de grondslag van de school aan te passen. Dit dient echter wel met de nodige voorzichtigheid te gebeuren. Zo moet er voor ouders en leerkrachten die niet met de wijziging instemmen een alternatief beschikbaar zijn. Het is belangrijk dat de school in de dagelijkse praktijk laat zien wat haar grondslag inhoudt; zich dus profileert naar haar grondslag. Dit bevordert de duidelijkheid voor de leerlingen en ouders. Zij kunnen een beargumenteerde keus maken voor een school. Het beleid van de overheid heeft er de laatste jaren toe geleid dat veel kleine scholen zijn gefuseerd tot grote organisaties met een centraal bestuur. Deze bestuurlijke schaalvergroting brengt naast een aantal voordelen, zoals de beoogde efficiëntere inzet van middelen en personeel, ook een groot nadeel. Schoolbesturen komen veel te ver van de ouders af te staan. De kloof tussen bestuurders en ouders is te groot en dat verkleint de betrokkenheid van de ouders. Door schaalvergroting is het steeds belangrijker om professionele bestuurders te hebben. De professionalisering van het bestuur kan leiden tot een verschuiving van de aandacht van de leerprocessen naar de economische processen. Het geld verdringt de leerling uit het middelpunt van de aandacht. Een nauwe betrokkenheid van ouders bij scholen is gediend met kleinschaligheid en persoonlijk contact. Ook het felbegeerde ‘onderwijs op maat’ is beter te realiseren wanneer de bestuurders korte lijnen onderhouden met leerlingen en hun ouders. 9.4 Betrokkenheid bij en invloed van ouders op het beleid van een school is belangrijk. Initiatieven die als doel hebben om de ouderlijke betrokkenheid te vergroten worden gesteund. Medezeggenschap laat evenwel de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur voor de grondslag en de identiteit van de school overeind staan. 28 9.5 Het aantal leerlingen per schoollocatie moet teruggebracht worden. 29 30 31 9.6 Het lidmaatschap van het schoolbestuur vergt tegenwoordig veel tijd en inspanning. Er moet daarom een verlofregeling voor vrijwillige schoolbestuurders komen. Werkgevers ontvangen subsidie als een werknemer gebruik maakt van deze regeling. 32 33 9.7 Het zogenaamde ‘kleur verschieten’ moet mogelijk zijn, maar daarbij dient voor alle betrokkenen met bezwaren een goed alternatief beschikbaar te zijn. 34 9.8 Scholen moeten in hun dagelijkse schoolpraktijk laten zien wat hun grondslag inhoudt. 35 36 9.9 Reiskosten mogen ouders niet belemmeren in de keuze van een school van de door hen gewenste richting (Protestants Christelijk, Islamitisch, Katholiek, etc.). 37 38 9.10 Vanuit het oogpunt van spreiding van onderwijsvoorzieningen en van de wenselijkheid van kleinschaligheid in het onderwijs voert de overheid een ruimhartig nevenvestigingsbeleid. 39 9.11 Er moet een bovengrens komen voor de (bestuurlijke) schaalvergroting in het onderwijs. 9.4 Investeren in leraren en voorzieningen 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 De overheid moet waken over de kwaliteit van het onderwijs en dient er daarom voor te zorgen dat scholen voldoende middelen hebben om kwalitatief hoogwaardig onderwijs aan te bieden. De uitgaven voor onderwijs zijn op dit moment structureel te laag. Momenteel is dat nog niet of nauwelijks merkbaar in de kwaliteit van het onderwijs. Bij veel schoolgebouwen is er echter sprake van achterstallig onderhoud. Er wordt gewerkt met verouderd meubilair en scholen hebben onvoldoende geld om hun lokalen en sanitair voldoende schoon te houden. Daar komt nog bij dat onderwijsvernieuwingen zoals de Tweede Fase en het VMBO ook consequenties voor de onderwijshuisvesting hebben. In de praktijk blijkt hiermee onvoldoende rekening te worden gehouden. Voor computer onderwijs zijn bijvoorbeeld ruime lokalen nodig, maar in de hoogte van de financiële middelen voor de huisvesting wordt daarmee geen rekening gehouden. Op den duur zullen deze gebreken leiden tot een verslechtering van de onderwijskwaliteit. Dit wil dus zeggen dat er niet meer uit leerlingen gehaald zal worden wat er in zit. Om dit te voorkomen dient er structureel meer geld beschikbaar te komen voor het onderwijs. Onderwijs kost geld, maar het levert (op den duur) ook wat op. Dat geldt natuurlijk voor het individu, maar ook voor de gehele samenleving. De samenleving is erbij gebaat wanneer er voldoende opgeleide mensen zijn die kunnen zorgen voor 56 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 technische en economische ontwikkeling. Voor het individu betekent een goede opleiding onder meer betere kansen op de arbeidsmarkt. Onderwijs is dus een investering in de toekomst. De overheid moet de waarde van een goed opgeleide bevolking niet onderschatten. Ons ideaal is de ontwikkeling van Nederland tot een kennissamenleving waar zoveel mogelijk mensen zo hoog mogelijk worden opgeleid. Dit vraagt om grote en structurele investeringen in het onderwijs. 9.12 Nederland besteedt in vergelijking met andere landen weinig geld aan onderwijs (in 1998 was dit 4,6% Bruto Binnenlands Product terwijl het EU-gemiddelde 5,5% BBP was). Gestreefd moet worden naar een verhoging van het uitgavenpeil tot 6% van het Bruto Nationaal Produkt (OESO-norm). 28 29 30 9.13 Het maximum loon van leraren en schoolleiders in het basisonderwijs moet worden verhoogd. Dit doet recht aan de inspanningen die zij verrichten. Met deze maatregel wordt tevens de vlucht vanuit het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs tegengegaan. 31 32 33 9.14 Onderwijsvernieuwingen als de Tweede Fase en het VMBO in het voortgezet onderwijs hebben ook consequenties voor de onderwijshuisvesting. In de praktijk blijkt dat hiervoor vaak onvoldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld. In de komende regeerperiode zullen hiervoor extra middelen moeten worden vrijgemaakt. 34 35 36 9.15 Onderwijshuisvestingsbeleid verdient een verdere financiële impuls. Initiatieven om de verantwoordelijkheid van de huisvesting in het primair- en voortgezet onderwijs van de gemeente naar de scholen over te dragen (door decentralisatie huisvesting, renovatie buiten- en binnenzijde) verdienen steun. 37 38 9.16 Het leraren tekort dient op korte termijn opgelost te worden. Hiervoor kunnen onder meer onderwijsassistenten ingezet worden. Dit verlicht de werkdruk van leraren. 39 40 41 9.17 Opleidingen voor een onderwijsbevoegdheid voor het voortgezet onderwijs moeten over het hele land gespreid beschikbaar blijven en moeten aantrekkelijker worden gemaakt voor studenten door integratie van een inleidend vak lesgeven in het normale studiepakket. 9.5 Schoolbudgetten: ouderbijdragen en sponsoring 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 Zoals in veel organisaties en bedrijfstakken heeft ook het onderwijs last van de krapte op de arbeidsmarkt. Dit is erg zorgwekkend. Veel scholen kampen met onvoldoende onderwijzend personeel. Hiervan worden vooral de leerlingen de dupe: lesuitval betekent geen onderwijs, en voortdurend geschuif met uren en mensen brengt onrust met zich mee. Nieuw personeel is mede moeilijk te krijgen doordat het beroep van leraar niet erg hoog staat aangeschreven. Het betaalt niet goed en vooral de werkdruk is hoog. In het beleid dient voor beide bezwaren aandacht te zijn. Werken in het onderwijs moet weer aantrekkelijk worden. De overheid moet zich inspannen voor betere arbeidsvoorwaarden, meer ondersteuning in de klas, goede faciliteiten en een salaris dat meer in overeenstemming is met wat buiten het onderwijs zou kunnen worden verdiend. Kortom: het imago moet worden verbeterd. Dit kan echter alleen als de waarde wordt ingezien van het begeleiden van leerlingen op hun weg naar volwassenheid en het zelfstandig staan in de huidige samenleving. Het imago van het vak leraar hangt ook af van het loopbaanperspectief. Eén van de redenen dat een baan in het onderwijs als onaantrekkelijk wordt ervaren, is het vooruitzicht de hele loopbaan met lesgeven bezig te zijn. Daarom moet de variatie aan functies binnen scholen toenemen en moet het makkelijker worden om van baan te wisselen. Een baan voor het leven wordt steeds minder vanzelfsprekend. Leraren moeten op een gegeven moment naar andere baan kunnen overstappen. Ook moet het normaal worden dat mensen die een carrière in het bedrijfsleven hebben doorlopen de overstap maken naar het onderwijs. Het lijkt er op dat de overheid haar verantwoordelijkheid voor een adequaat stelsel van onderwijsvoorzieningen wil ontlopen. Er doet zich een kwalijke tendens voor om de kosten van het onderwijs steeds meer af te wentelen op ouders en sponsors. De overheid behoort verantwoordelijk te zijn en te blijven voor de volledige bekostiging van het basis- en voortgezet onderwijs. De overheid gaat in haar beleid uit van de vrijheid van stichting, richting en inrichting en beschermt deze vrijheid. De school heeft eigen verantwoordelijkheden waar ze zonder directe bemoeienis van de overheid invulling aan moet kunnen geven. Het zou daarom goed zijn wanneer de school een budget krijgt die ze naar eigen inzicht kan gebruiken; dus zelf de keuze kan maken of er meer leerkrachten of meer leermiddelen ingezet worden. Dit doet recht aan de vrijheid van inrichting van scholen. De overheid kan toezien op de kwaliteit van het onderwijs door bepaalde eisen te stellen aan de resultaten die behaald worden, bijvoorbeeld door het stellen van leerdoelen. Scholen worden alleen gecontroleerd aan de hand van eisen die in de wet staan opgenomen. De onderwijsinspectie moet voorzien worden van dusdanig gespecificeerde criteria dat de PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 57 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 interpretatie ervan eenduidig is. Voorkomen moet worden dat de inspectie als niet-democratisch gecontroleerde instantie zelf de regeltjes kan verzinnen waaraan een school moet voldoen. 9.18 Het lesgeld wordt afgeschaft. De hoogte van de ouderbijdrage wordt aan een maximum gebonden. 19 9.19 In het primaire onderwijs wordt, daar waar het mogelijk is, lumpsum financiering ingevoerd. 20 21 22 9.20 Scholen moeten meer zeggenschap en verantwoordelijkheid krijgen over de besteding van middelen. Hierbij is goede identiteitsgebonden begeleiding en kwaliteitszorg onontbeerlijk. De kwaliteitszorg in het primair- en voortgezet onderwijs dient verder versterkt te worden. 23 24 9.21 Sponsoring als vorm van budgetverwerving voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs wordt niet toegestaan. Commerciële reclame moet zoveel mogelijk van scholen geweerd worden. 25 26 27 28 9.22 In het hoger onderwijs is sponsoring alleen toegestaan wanneer het losstaande projecten betreft. In geen geval mag het van invloed zijn op (de inhoud van) het reguliere onderwijsprogramma. Hogescholen en universiteiten mogen niet afhankelijk worden van het bedrijfsleven om kwalitatief goed onderwijs te kunnen aanbieden. Private financiering is een bedreiging voor de continuïteit en de onafhankelijkheid van het onderwijs. 9.6 Basisonderwijs, voortgezet onderwijs, achterstandenbeleid 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 Ouderbijdragen kunnen een aanvulling zijn op het budget van een school. Die bijdragen mogen echter nooit verplicht zijn en het niet kunnen of willen betalen mag dus ook geen reden zijn tot weigering van een leerling. Ook mogen ze niet leiden tot verschillen in bejegening van leerlingen. Een kind van ouders die geen eigen bijdrage betalen moet bijvoorbeeld gewoon mee mogen op een schoolreisje waar alle andere kinderen ook aan mee doen. Ouderbijdragen moeten altijd zo besteed worden dat niet een individuele leerling, maar de hele school er van profiteert. Een andere aanvulling op het schoolbudget zou gevormd kunnen worden door sponsoring door bedrijven. Het gevaar bestaat hierbij echter dat de kwaliteit van het onderwijs afhankelijk wordt van bedrijven en van hoe goed het met die bedrijven gaat. Ook is de kans groot dat een sponsorend bedrijf invloed wil hebben op de school, bijvoorbeeld op de keuze van leermiddelen. De vrijheden die de school heeft worden dan omwille van het (sponsor) geld beknot. Ten slotte is de kans groot dat de ene school minder sponsorgelden binnen weet te slepen dan een andere school, bijvoorbeeld omdat de school commercieel niet interessant genoeg is voor bedrijven. Dit leidt tot ongewenste ongelijkheid tussen scholen; een ongelijkheid die het gevolg is van de willekeur van bedrijven en die niets met de school als zodanig te maken heeft. Het is belangrijk dat de prestaties van kinderen in achterstandssituaties verbeteren. Daarom moet veel aandacht worden geschonken aan het leren van de Nederlandse taal. Scholen met veel achterstandsleerlingen houden extra financiering. In het onderwijskansenbeleid moet niet alleen aandacht zijn voor achterblijvende allochtone leerlingen, maar ook voor zwakke autochtone leerlingen. Scholen vervullen een maatschappelijke functie in het emancipatieproces van allochtonen. De opdeling in ‘zwarte’ en ‘witte’ scholen moet bestreden worden. Dit kan niet door het verplichten van scholen om een bepaald percentage allochtone leerlingen op te nemen. Op gemeentelijk niveau moet er door middel van overleg tussen de betrokken scholen tot een oplossing gekomen worden. Medewerking van ‘witte’ scholen kan niet afgedwongen worden, maar wel, in voorkomende gevallen, gestimuleerd worden door bijvoorbeeld financiële extra’s. Het is aan de scholen om ook dan hun identiteit te bewaken. In veel grote steden vervult de school binnen een wijk een sociale centrum functie. Buurtbewoners komen elkaar tegen bij het wegbrengen en ophalen van hun kinderen. Tegelijk is er vraag naar allerlei voorzieningen zoals voor- en naschoolse kinderopvang en een locatie voor een buurtcentrum. Het schoolgebouw kan onderdak bieden aan deze activiteiten. Het wordt hiermee een wijkcentrum met een brede functie voor alle bewoners van de wijk en niet alleen de kinderen. We hebben het dan over de zogenaamde Brede School die in een aantal steden al in het leven is geroepen. Deze ontwikkeling kan zeker goede bijdragen leveren aan de sociale integratie en cohesie in een wijk, aan de betrokkenheid van de wijkbewoners bij de school en aan de bestrijding van de onderwijsachterstanden (zorgverbreding). In die zin is het een positieve ontwikkeling. De school als zodanig moet echter wel zelfstandig blijven. Met name wanneer het gaat om de eigen identiteit en de grondslag. Een school mag nooit gedwongen worden om ‘breed’ te worden. Het moet duidelijk blijven dat de primaire functie van de school ligt in het geven van onderwijs. Zoals al eerder is gezegd zijn het de ouders die de opvoeding moeten verzorgen. Het gevaar is dat een brede school enkel gaat fungeren als opvang voor kinderen van werkende ouders. Het mag niet de bedoeling zijn dat de ouders alle opvoedingstaken uitbesteden aan de instellingen die bij de school aanwezig zijn. In het middelbaar onderwijs is sinds een paar jaar de basisvorming en het studiehuis ingevoerd. Het VMBO is onlangs gestart. Al deze structuurveranderingen hebben een groot beroep gedaan (en doen dat nog steeds) op de flexibiliteit en inzet van het onderwijzend personeel. De grote onrust die dergelijke structuurwijzigingen met zich mee brengen is niet goed voor 58 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 het onderwijs. Het voortgezet onderwijs heeft de komende jaren vooral rust nodig om de implementatie van het studiehuis tot een goed einde te brengen en de leerwegen bij het VMBO in te voeren. 9.23 Bij de ontwikkeling van ‘brede scholen’ dient ervoor gewaakt te worden dat de grondslag van de school niet in de knel komt met de uitgangspunten van andere organisaties die van het schoolgebouw gebruik maken. 20 9.24 De ‘brede school’ mag zich niet ontwikkelen tot internaat waarbij de kinderen alleen naar huis gaan om te slapen. 21 22 23 9.25 Bijzondere scholen moeten door overleg en prikkels bewogen worden tot medewerking aan het oplossen van het probleem van de ‘witte’ en de ‘zwarte’ scholen. Quota voor het aantal allochtone leerlingen zijn in ieder geval geen optie. 24 9.26 Scholen met veel achterstandsleerlingen krijgen geld om extra leraren aan te stellen. 25 26 9.27 Het is geen taak van de gemeente om integratie van scholen van bijzonder en openbaar onderwijs in een zogenaamde samenwerkingsschool tot stand te brengen. 27 28 9.28 Grootschalige onderwijsvernieuwingen mogen op korte termijn niet meer plaatsvinden. Onderwijsvernieuwingen dienen bij voorkeur geleidelijk doorgevoerd te worden. 29 30 31 9.29 Binnen het basisonderwijs verdient het onderwijs aan kleuters meer aandacht. De voorschool kan bijdragen aan het voorkomen van achterstanden, maar moet niet verplicht worden. Beter is het wat te doen aan de achtergronden die deze achterstanden veroorzaken. 32 33 9.30 De afgelopen periode is geïnvesteerd in de verkleining van de groepen in de onderbouw van het primair onderwijs. Dit beleid wordt in de komende periode doorgezet in de bovenbouw. 34 35 36 9.31 Bij de evaluatie van de eerste cyclus van de Tweede Fase in het voortgezet onderwijs in 2003 zullen er gerichte maatregelen moeten worden genomen om de werkdruk van docenten en leerlingen te verlagen en de overbeladenheid van het programma aan te pakken. 37 38 9.32 Het aantal verplichte vakken in het gemeenschappelijke deel van de Tweede Fase wordt teruggebracht. Dit mag echter niet ten koste gaan van het vak maatschappijleer. 39 40 41 42 43 9.33 Om de overbeladenheid van het programma van de Tweede Fase aan te pakken moet er vooral gezocht worden naar verlaging van het aantal studielasturen (SLU’s) per vak. De tijdelijke regeling om het totaal aantal SLU’s voor deelvakken te verlagen heeft namelijk als ongewenst effect dat leerlingen kleine vakken kiezen waardoor de mogelijkheden voor een vervolgopleiding verkleind worden. Beter is het om voor de definitieve regeling kritisch te kijken naar het aantal te schrijven werkstukken en deze blijvend te verminderen. 44 45 9.34 Het door scholen op vrijwillige basis invoeren van engelstalig voortgezet onderwijs is goed, maar dient wel beperkt te blijven tot een aantal vakken. 9.7 Beroepsonderwijs en educatie 46 47 48 49 50 51 52 53 54 De evaluatie van het studiehuis in 2003 zal duidelijkheid moeten scheppen over eventuele aanpassingen. Het is noodzakelijk dat de basisvorming wordt herijkt zonder dat daarbij aan alle uitgangspunten van dit onderwijskundig concept wordt getornd. Van belang is dat leraren over voldoende tijd en scholingsmogelijkheden beschikken om bekend te raken met onderwijskundige vernieuwen en om nieuwe lesprogramma’s te ontwikkelen. Het beleid om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan, moet de komende jaren met kracht worden uitgevoerd. Het studiehuis is inhoudelijk dusdanig uitgebreid en zwaar dat de leerling wel van veel vakken kennis heeft, maar dat die kennis bijzonder ondiep is. Het komt erop neer dat de leerling een hoop klokjes heeft horen luiden, maar geen idee heeft waar de klepels te zoeken. Het zou beter zijn om het aantal verplichte vakken (verder) te beperken en per vak meer uren te besteden zodat de onderwerpen diepgaander behandeld kunnen worden. Ook in het studiehuis moeten docenten voldoende mogelijkheden hebben om te fungeren als overdragers van kennis, cultuur en waarden en normen. De functie van de docent, het lesgeven, moet niet overgaan op de leerlingen die de beste resultaten behalen. Een docent is meer dan alleen een toezichthouder op zelfstandig werkende leerlingen! Bij het onderwijsbeleid wordt het beroepsonderwijs nog wel eens vergeten. Dit terwijl de helft van de Nederlandse jeugd vanaf 16 jaar kiest voor een opleiding in het secundair beroepsonderwijs. Dit onderwijs verdient meer aandacht in het beleid. Zo dient er alles aan gedaan te worden om het aantal vroegtijdige schoolverlaters te verlagen. De educatie (voorheen: volwasseneneducatie) biedt volwassenen opleidingen die gericht zijn op sociale redzaamheid en maatschappelijk functioneren en op het beheersen van het Nederlands als tweede taal. Daarnaast kent de educatie VMBO, HAVO en VWO opleidingen voor volwassenen. Het belangrijkste doel van educatie is het wegwerken van achterstanden die PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 59 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 deelname aan de steeds ingewikkelder samenleving bemoeilijken. Dat dit nodig is blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat er nog steeds veel (verborgen) analfabetisme in Nederland is. 9.35 Het niveau van de examens en de kwaliteitszorg in het beroepsonderwijs biedt reden tot zorg. De onderwijsinstellingen in deze sector zullen extra inspanningen moeten verrichten dit niveau te verbeteren. 22 9.36 De overheid moet zich inzetten om het analfabetisme onder volwassenen terug te dringen. 23 24 25 26 27 9.37 Ook mensen die volgens de definitie in de wet niet helemaal aan de eisen voor een inburgeringscursus voldoen, omdat ze bijvoorbeeld ooit al eens in Nederland hebben gewoond of al langer in Nederland wonen, hebben recht op een inburgeringsprogramma. In alle gemeenten in Nederland krijgen allochtonen die al langer in ons land verblijven, maar nog onvoldoende onze samenleving en onze taal kennen, de mogelijkheid om gratis een inburgeringstraject te volgen. 28 29 30 9.38 Nieuwkomers moeten zo snel moegelijk de mogelijkheid krijgen zich de Nederlandse taal eigen te maken. Hiermee moet niet worden gewacht tot het verstrekken van de verblijfsvergunning, want dan is de lust om moeite te doen om in te burgeren sterk verminderd. Er moet meer tijd beschikbaar komen voor het leren van de taal. 31 32 33 34 35 9.39 Het aanbod van de inburgeringscursussen moet meer op maat worden gesneden voor de verschillende doelgroepen en waarbij er wordt gelet op de individuele situatie van de nieuwkomers. Zo moet er tijdens het inburgeringstraject flexibel worden omgegaan met mensen met psychische en traumatische problemen. De maximale periode voor het inburgeringstraject (1,5 jaar) moet worden afgeschaft. Het WIN-diploma moet als meetpunt worden genomen. Wel moet er enige druk bestaan voor het halen van een diploma in niet al te lange tijd. 36 37 9.40 Er moet door de overheid geïnvesteerd worden in extra persoonlijke begeleiding van nieuwkomers door bijvoorbeeld allochtonen. 38 39 40 41 9.41 Ook na de verplichte inburgeringscursus moet er goede begeleiding worden geboden. De overheid moet de nieuwkomers niet te gemakkelijk loslaten. Zo kan worden voorkomen dat mensen alsnog in een sociaal economische achterstandspositie terechtkomen. De integratie van nieuwkomers kan verder worden bevorderd door middel van werkervaringstrajecten. 9.8 Hoger Onderwijs 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 Educatie vindt plaats binnen regionale opleidingencentra (ROC’s). Deze ROC’s verzorgen ook het zogenaamde inburgeringstraject. Buitenlanders die Nederland binnenkomen volgen verplicht dit programma van maximaal 600 uur. Dit is geregeld in de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN). Doel ervan is deze nieuwkomers te brengen naar een opleidingsniveau dat mogelijkheden biedt om de basisberoepsopleiding in het secundair beroepsonderwijs te gaan volgen. Gedurende dat programma wordt de nieuwkomer begeleid en ondersteund door een trajectbegeleider. Nadat het programma met een toets is afgesloten wordt de nieuwkomer als ‘volledig’ geïntegreerd geacht. Het inburgeringsprogramma is een goed initiatief, maar te veel mensen haken nog voortijdig af. Er moeten duidelijk eisen worden gesteld aan nieuwkomers, zodat ze weten waar ze aan toe zijn. Nieuwkomers moeten niet doodgeknuffeld worden, maar als volwaardige mensen behandeld worden. Ze moeten op de hoogte worden gesteld hoe het Nederlandse rechtssysteem in elkaar zit, hoe ermee omgegaan wordt en welke rechten en plichten elke burger heeft. Nieuwkomers moeten een goed beeld krijgen van wat hun verantwoordelijkheden zijn en waar de overheid voor zorgt. Duidelijk moet worden aangegeven wat de consequenties zijn wanneer een nieuwkomer zich niet houdt aan sommige verplichtingen. Het inburgeringsprogramma moet ook opengesteld worden voor mensen die al langer in Nederland wonen. Tenslotte dienen de procedures te worden versoepeld en dient er meer aandacht te zijn voor het traject na de “inburgering”. De invoering van een bachelor-masterstructuur draagt bij aan een sterke internationale positie van het Nederlandse hoger onderwijs. Het systeem mag niet leiden tot een verschraling van het hoger onderwijs. Universiteiten moeten financieel in staat gesteld worden gedegen masterprogramma’s op te zetten. De overheid is daarom verantwoordelijk voor de bekostiging van de gehele master-fase wat betreft het wetenschappelijk onderwijs. Het wetenschappelijk onderwijs en het onderzoek op het gebied van de geesteswetenschappen verdienen extra bescherming. Het stelsel van studiefinanciering wordt zo ingericht dat zowel overheid, als ouders als studenten hun bijdrage leveren in de investering. De bijdrage van de ouders is inkomensafhankelijk. Van de student zelf kan slechts in beperkte mate een financiële bijdrage gevraagd worden. Zijn investering ligt in het met voldoende voortgang volgen van de studie. Voor elke student moet het mogelijk zijn om onder gunstige condities te lenen. Voorkomen moet worden dat studenten worden gedwongen een bijbaantje te zoeken, wat ten koste gaat van de tijd voor studie en daaraan gerelateerde activiteiten. Het collegegeld mag geen obstakel zijn om aan hoger onderwijs deel te nemen. Door voortdurende stijging wordt dat momenteel steeds meer het geval. De overheid heeft de taak om deze verhoging te compenseren. De inkomensafhankelijke 60 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 aanvullende beurs moet ruimhartiger wordt toegepast dan nu het geval is bij de aanvullende beurs. De hoogte van deze beurs moet ook afhankelijk zijn van het aantal studerende kinderen in een gezin. Collegegelden mogen niet gedifferentieerd worden naar opleiding. De keuze van een opleiding mag niet afhankelijk worden van draagkracht. 9.42 In het universitair onderwijs dient meer aandacht te worden besteed aan waarden en normen die in de wetenschap en in de samenleving tot gelding komen. 7 9.43 HBO-instellingen dienen hun studenten te vormen in de vakethiek van het betreffende beroep. 8 9 10 9.44 Het Bachelor-Master systeem wordt ingevoerd met een tweejarige master die door de overheid bekostigd wordt. De invoering mag niet leiden tot een beperking van de beurzen. Het volgen van een volledige studie moet mogelijk zijn met een beurs. Studenten krijgen vijf jaar lang recht op een beurs. 11 12 9.45 Met de invoering van het Bachelor-Master systeem dient er een duidelijk onderscheid te blijven tussen beroepsgerichte en algemeen academische opleidingen in het hoger onderwijs. 13 14 15 9.46 De OV-studentenkaart blijft gehandhaafd. De strakke grenzen die de week- van de weekendkaart scheiden (vrijdag 19.00 uur en maandag 04.00 uur) moeten worden opgerekt. De weekkaart moet ook op vrijdagavond geldig zijn, de weekendkaart ook op vrijdagmiddag en maandagochtend. 16 17 18 9.47 Verhogingen van het collegegeld dienen te worden gecompenseerd. Differentiatie van collegegelden naar opleiding of onderwijsinstelling moet worden tegengegaan. Daarnaast moet het collegegeld per maand betaald kunnen worden. 19 20 21 9.48 Bij de selectie staat verwijzing, niet afwijzing voorop. Iedereen met een gekwalificeerde vooropleiding heeft recht op hoger onderwijs. Selectie aan de poort op basis van andere criteria dan relevante kennis (eindexamendiploma of een aantal specifieke vakken) is uit den boze. 22 23 24 25 9.49 De numerus fixus moet in zijn huidige vorm verdwijnen. Alleen als een opleiding van het één op het andere jaar wordt overspoeld door een grote toestroom van nieuwe studenten mag tijdelijk een capaciteitsfixus worden ingevoerd. Opleidingen mogen van toekomstige studenten vragen een toelatingsexamen te maken. Studenten die dit examen halen worden toegelaten. 26 27 28 29 9.50 Studenten moeten meer mogelijkheden krijgen om binnen en buiten hun studie maatschappelijk actief te zijn. Dit kan worden gestimuleerd door verruiming en versoepeling van het studiefinancieringsstelsel en het uitbreiden en verbeteren van afstudeerregelingen. De verschillen tussen afstudeerregelingen per onderwijsinstelling dienen te worden beperkt. 30 31 32 33 9.51 Studenten moeten meer betrokken worden bij de beleidsvorming op hun hogeschool of universiteit. Zij moeten serieus genomen worden in hun ervaringen en uitspraken ten aanzien van de kwaliteit van het onderwijs, de studeerbaarheid van hun opleiding en de onderlinge verhoudingen tussen studenten zelf en tussen hen, de docenten en de leiding. 34 35 36 37 9.52 Onderwijsprogramma’s moeten meer op maat worden gesneden van de wensen van de individuele student. Studenten moeten daarvoor een persoonlijk ontwikkelingsplan kunnen opstellen. Een stelsel van leerrechten (oftewel vouchers) kunnen onder bepaalde voorwaarden tot dit flexibele onderwijs leiden. Vouchers mogen de huidige leerrechten echter niet inperken. Zo moet het mogelijk blijven om meerdere studies tegelijkertijd te volgen. 38 39 40 41 42 9.53 Werk/leer-situaties, zoals de stage, mogen niet misbruikt worden om regulier werk, zonder begeleiding en zonder of tegen geringe betaling te laten verrichten. Er moeten wettelijke regelingen komen om de rechtspositie van de stagiair vast te leggen. Zo moet er bijvoorbeeld een minimum-stagevergoeding komen. Verplichte betalingen van bedrijven of studenten aan opleidingen om stage te lopen moeten worden verboden. Ook de begeleiding van de stagiair moet worden verbeterd. 43 44 45 9.54 Er moet een algemene standaard komen voor de erkenning van certificaten en diploma’s. Daarom moet het reeds bestaande European Credit Transfer System (ECTS) worden uitgebouwd. Verder moet aan iedere student een internationale versie van zijn diploma, ook wel diplomasupplement genoemd, worden uitgereikt. 9.9 Onderwijs en handicap 46 47 48 49 50 51 52 53 54 De Bijbel geeft aan dat mensen die meer moeiten hebben dan anderen moeten worden opgevangen en bijgestaan. Dit komt voort uit de liefde voor God, die de Schepper is van iedereen. Leerlingen met een handicap hebben meer aandacht en zorg nodig dan andere leerlingen. Om die aandacht en zorg te kunnen bieden zijn er scholen voor speciaal onderwijs. De medewerkers van die scholen beschikken over de kennis en vaardigheden om de leerlingen te bieden wat ze nodig hebben. Hoewel deze scholen speciaal zijn toegerust om met gehandicapte leerlingen te werken, is het goed dat gehandicapte leerlingen voor zover mogelijk naar een gewone school gaan. Ze hebben immers alleen bepaalde extra voorzieningen nodig. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 61 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 In het hoger onderwijs nemen ongeveer 40.000 studenten deel die op de één of andere manier last hebben van een handicap en daarvan hinder ondervinden bij hun studie. Dit is bijna 10% van de studenten. Deze groep bestaat uit studenten met een lichamelijke, zintuiglijke of psychische handicap, een chronische ziekte, een spraakstoornis of dyslexie. 9.55 Integratie van gehandicapte kinderen in het basisonderwijs is een goede zaak. Scholen moeten echter wel in staat gesteld worden deze nieuwe taak waar te kunnen maken zodat deze leerlingen goed kunnen worden begeleid. Ook mag het niet betekenen dat de specifieke deskundigheid van het speciaal onderwijs verloren gaat. 8 9 10 9.56 Een lange wachttijd voor plaatsing op een school voor speciaal onderwijs betekent een ernstige belasting voor zowel het betreffende kind als ook voor de ouders en de school. De wachtlijsten in het speciaal onderwijs moeten daarom zo snel mogelijk weggewerkt worden. 11 12 13 9.57 Onderwijsinstellingen moeten bereikbaar en toegankelijk zijn voor mensen met een handicap (rolstoelliften, ringleidingen, aangepaste toiletten, etc.). Hierbij kan het Internationaal Toegankelijkheidssymbool een criterium zijn. Overheid, onderwijsinstellingen en zorgverzekeraars dienen gezamenlijk zorg te dragen voor de financiering. 14 15 9.58 Wanneer een student tijdens zijn studie vertraging oploopt door een handicap of een chronische ziekte moet de mogelijkheid voor extra studiefinanciering aanwezig zijn. 16 9.59 De studiefinanciering dient onafhankelijk te zijn van handicapgerelateerde uitkeringen, zoals de Wajong. 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 9.10 Onderwijs en informatie- en communicatie technologie De computer is niet meer weg te denken uit het onderwijs. Informatie- en communicatie technologie heeft in het onderwijs, van basisschool tot universiteit, twee functies. Aan de ene kant ondersteunt het het onderwijs in de bestaande vakken. Computers kunnen een zeer goed instrument zijn om kennis en vaardigheden aan te leren. Hierbij is de computer, naast het schoolbord en het schrift een middel, en geen doel. De tweede functie die ICT op school heeft, is het onderwijs in het gebruik van de computer zelf. Hierin is de computer niet (alleen) het middel, maar vooral het doel. Het is dus een extra vak naast de bestaande vakken. Voor beide functies van ICT op school geldt dat de school moet kunnen beschikken over voldoende computers. Hiervoor moeten structureel middelen ter beschikking gesteld worden. Tevens is het van belang dat het onderwijzend personeel voldoende kennis heeft op het gebied van de ICT. 9.60 Het integrale gebruik van internet en multimedia binnen het hele onderwijs dient krachtig te worden gestimuleerd. 29 30 31 9.61 Voor computeronderwijs dient structureel geld beschikbaar te komen. Niet alleen voor de computerapparatuur zelf, maar ook voor voorzieningen die ten behoeve van dit onderwijs getroffen moeten worden zoals scholing van (vak)leerkrachten en ruime klaslokalen. 32 33 9.62 De overheid moet de ontwikkeling van educatieve software stimuleren. Hierbij moet de ontwikkeling van identiteit gebonden software ook aandacht krijgen. 34 9.63 Op de Pabo’s dient het vak ICT een prominente plaats te krijgen. 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 9.11 Wetenschapsbeleid Dankzij de wetenschap is de mens tot dingen in staat die vroeger voor onmogelijk waren. Wetenschappelijke ontdekkingen in de gezondheidszorg hebben veel zegen gebracht, maar ook geleid tot nieuwe ethische vragen. In onze kennissamenleving wordt de wetenschap steeds belangrijker, denk alleen al aan de potentiële mogelijkheden van de biotechnologie. De wetenschap zoekt echter ook steeds vaker de grenzen op van wat ethisch nog verantwoord is. Het is daarom belangrijk dat er duidelijke grenzen worden gesteld. De markt probeert steeds meer te profiteren van onderzoeksprogramma’s en invloed hierop te krijgen. Hierdoor komt echter de objectiviteit van de wetenschap in het gedrang en specifiek het fundamentele onderzoek. Objectiviteit is van groot belang, maar het besef moet bestaan dat echt neutrale wetenschap onmogelijk is. De wetenschap is ook niet heilig. De overheid is en blijft verantwoordelijk voor de financiering van het wetenschappelijk onderzoek. 9.64 Het gedeelte van het onderzoek op universiteiten dat door de derde geldstroom, geld afkomstig van het bedrijfsleven, wordt gefinancierd moet worden teruggedrongen. Dergelijk onderzoek is meestal gericht op de korte termijn en komt voornamelijk ten goede van het bedrijf dat het onderzoek financiert. Gevolg daarvan is dat de objectiviteit van het onderzoek in het geding komt en/of onrendabele onderzoeken naar geneesmiddelen en andere maatschappelijke vraagstukken onvoldoende aan bod komen. 9.65 Universiteiten en andere instellingen voor wetenschappelijk onderzoek worden verplicht een gedragscode op te stellen voor extern gefinancierd onderzoek. 62 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 9.66 De overheid moet meer en blijvend investeren in fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Het is vanwege de onvoorspelbare resultaten en de lange termijn onverstandig dit soort onderzoek te afhankelijk te maken van financiering door het bedrijfsleven. 4 5 6 7 8 9.67 Er moet worden geïnvesteerd in het opleiden en vasthouden van jonge wetenschappers. Vanwege het ontbreken van goede toekomstmogelijkheden zien teveel jonge en getalenteerde wetenschappers zich gedwongen het onderzoek te verlaten. Aan onderzoeksinstituten en universiteiten moet daarom een aantrekkelijk loopbaanbeleid voor wetenschappelijke onderzoekers ontwikkeld worden. De arbeidsvoorwaarden van beginnende wetenschappers (assistenten en onderzoekers in opleiding, de zogenaamde AIO´s en OIO´s) worden sterk verbeterd. 9 10 9.68 Wetenschappelijk onderzoek dient hand in hand te gaan met ethische bezinning op de grenzen van het onderzoek en de toepassing daarvan. Binnen de universiteit moeten ethische commissies een grotere rol gaan spelen. 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 9.12 Kunst en cultuur Mensen hebben de gave ontvangen om creatief te zijn, dat wil zeggen om met wat de wereld aan mogelijkheden biedt iets nieuws te maken. Kunstenaars verrijken het leven door een nieuwe benadering van wat er om ons heen gebeurt. Het is ook belangrijk te koesteren wat kunstenaars in het verleden tot stand hebben gebracht, niet alleen vanwege het historische belang, maar omdat kunst zeggenschap heeft over grenzen van de tijd heen. Kunstenaars ontwikkelen sterke middelen om te communiceren. Zij kunnen de ogen openen, zowel voor het goede en het mooie als ook voor het bedreigende en het lijden. Het cultuurbeleid moet erop gericht zijn de kunst en de kunstenaars midden in de samenleving te zetten. Kunst mag niet geïsoleerd staan. Het kan niet zo zijn dat een min of meer gesloten kring van ingewijden de dienst uitmaakt, zeker niet als er overheidsmiddelen worden ingezet. Anderzijds betekent de bevordering van een goede plaats van de kunst ook dat er steun moet zijn voor kunstenaars die (nog) niet in staat zijn hun brood te verdienen met hun werk. Dat geldt voor het bewaren en exposeren van kunst en voor dure voorzieningen als orkesten en theatergroepen. Het is het goed dat overheden, bijvoorbeeld via de daartoe in het leven geroepen fondsen, kunstenaars steun bieden, structureel waar dat moet en voor projecten waar dat mogelijk is. Voor het Nederlandse cultuurleven is de Nederlandse taal van fundamentele betekenis. Tegenover de druk van de internationalisering dient de Nederlandse taal zorgvuldig en zelfbewust te worden onderhouden. Hetzelfde geldt voor het Fries als tweede erkende taal in ons land. Streektalen zijn belangrijk voor de eigen identiteit van gemeenschappen. Culturele initiatieven om streektalen levend te houden verdienen daarom overheidssteun. Cultuuruitingen in meer kunstzinnige vorm kunnen eveneens het besef van gemeenschap en identiteit versterken. Wanneer ze deze afbreken door kwetsend taalgebruik of optreden, dient de overheid paal en perk te stellen. 9.69 Het beleid van overheden en van fondsen moet open worden gevoerd, waarbij de betrokkenheid van de kunst op de brede samenleving een belangrijk aandachtspunt is. 38 39 9.70 Bij de beoordeling van kunst mogen morele motieven mede bepalend zijn. Weliswaar is de vrijheid van de kunst en van de kunstenaars belangrijk, maar niemand – ook geen kunstenaar – kan zich onttrekken aan verantwoording. 40 9.71 Behalve voor bovenregionale voorzieningen is kunstbeleid in beginsel een zaak van regionale en lokale overheden. 41 42 9.72 Bevordering van het ondernemerschap van kunstenaars is een goede zaak. Daarbij kan de financiële ondersteuning van de vraag naar kunst (fiscaal of door subsidies voor schouwburgen bijvoorbeeld) een nuttig instrument zijn. 43 44 9.73 De toegankelijkheid van ons gemeenschappelijke erfgoed moet in beginsel vrij zijn. Daarom worden de toegangsprijzen van door overheden beheerde musea afgeschaft. 45 46 9.74 Het bedrijfsleven wordt gestimuleerd het kunstleven te ondersteunen. Giften van particulieren aan kunstenaars worden fiscaal aftrekbaar gesteld ('Maecenas-regeling'). 47 48 49 9.75 Instandhouding van het culturele erfgoed van Nederland in de vorm van monumenten, nationale landschappen, transportmiddelen en machines verdient bijzondere aandacht. De hiervoor beschikbare gelden moeten worden vermeerderd zodat achterstanden kunnen worden weggewerkt. 50 51 9.76 De overheid moet soepel omgaan met het teruggeven van in de oorlog geroofde kunst aan de (nabestaanden van) de oorspronkelijke eigenaars. 52 53 54 9.77 De CKV-bonnen zijn een goede methode om scholieren meer in contact te brengen met kunst. Om kinderen in de basisschoolleeftijd ook kennis te laten maken met kunst en cultuur krijgen zij een zogenaamde ´probeerbon´ om bijvoorbeeld een aantal maal een muziekles naar keuze te volgen. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 63 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 9.78 De overheid besteedt in haar subsidiebeleid extra aandacht aan kunst van en voor jongeren en allochtonen en neemt initiatieven om Nederlandse kunst toegankelijker te maken voor minderheden. 3 4 5 6 9.79 Het internet moet als nieuw middel worden gebruikt om het culturele vermogen van musea, bibliotheken, archieven en instellingen voor (archeologische) monumentenzorg toegankelijk te maken voor het brede publiek. Tevens stimuleert de overheid nieuwe digitale kunstvormen (e-art) door onder andere het openen van een virtueel rijksmuseum op internet. 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 9.13 Pers en omroep In de samenleving behoort ruimte te zijn voor culturele pluriformiteit en geestelijke vrijheid. Een pluriforme en onafhankelijke pers speelt in het waarborgen daarvan een belangrijke rol. De publieke media dragen bij aan het ontwikkelen en versterken van het Nederlandse cultuurleven. In de media vinden we zowel ontspanning als informatievoorziening en worden (levens)overtuigingen uitgedragen. Dit zijn drie belangrijke immateriële doelen. De publieke omroepen hebben hierin een bijzondere plaats en unieke taak. Een stelsel van omroepverenigingen, waar iedereen aan mee kan doen en zodoende mee kan bepalen welke programma’s worden uitgezonden, is uniek in de wereld, en daarom iets wat we niet mogen kwijtraken. Dit stelsel maakt het mogelijk dat mensen vanuit hun eigen levensovertuiging mee kunnen doen aan het maatschappelijke debat. Nieuws is geen objectieve zaak, maar in het wel of niet belichten van onderwerpen en in het wel of niet aan het woord laten van bepaalde meningen blijkt de levensovertuiging van de informatievoorziener. Daarom is het een goede zaak dat de informatievoorziening door de diverse stromingen die ons land rijk is mee verzorgd kan worden. Het publieke bestel biedt hier de mogelijkheid voor. Dit sluit aan op het recht van vrije meningsuiting. Als wij willen dat mensen betrokken worden op maatschappelijke debatten en belangrijke zaken in de maatschappij is het belangrijk het publiek bestel zo in te richten dat de invloed van de leden van de omroepverenigingen zo groot mogelijk is. Dat betekent dat de overheid wel middelen ter beschikking stelt voor uitzendingen van de omroepverenigingen, maar zo min mogelijk invloed uitoefent op de inhoud van de programma’s. Op dit moment is het helaas zo dat de overheid zich tussen de burger en de omroepverenigingen in heeft geplaatst. Zowel via de organisatie van het publiek bestel als door een groot aantal programmavoorschriften snoert de overheid de vrijheid van de omroepen in. Dit belemmert de participatie van burgers en is een aanslag op de vrijheid van meningsuiting. Daarnaast is er de netprofilering die eist dat ieder radio of TV-kanaal moet voldoen aan een bepaald soort invulling, wat weer leidt tot extra criteria. Tenslotte wordt een groot deel van het geld alleen aan de omroepverenigingen gegeven als ze programma’s maken voor doelgroepen die de overheid bepaald heeft. Ambtenaren moeten op dit moment beoordelen of een programma wel aan de overheidsvoorschriften voldoet. De omroepverenigingen kunnen niet in gezamenlijk overleg bepalen wanneer wat uitgezonden wordt. Nee, dat wordt bepaald door netcoördinatoren (ieder een radio of TV net) die aangesteld zijn door een raad van bestuur. De raad van bestuur wordt voorgedragen door de gezamenlijke omroepverenigingen (raad van toezicht) maar hun benoeming moet door de minister worden goedgekeurd. De netcoördinatoren moeten wel overleggen met de omroepen die op een bepaalde radio of TV zender uitsturen, maar beslissen uiteindelijk zonder hen. De netcoördinatoren hebben alleen maar toestemming van de raad van bestuur nodig. Zij bekijken samen of de door de omroepverenigingen voorgestelde programma’s aan alle criteria voldoen en bepalen dan wie wat wanneer uitzendt. De overheidsbemoeienis reikt zover dat niet het aantal leden, maar de mate van samenwerking en het voldoen aan de programmavoorschriften bepalend is of een omroepvereniging na 5 jaar wel of niet mag doorgaan met uitzenden. PerspectieF is van mening dat dit model aangepast moet worden. De overheid moet meer verantwoordelijkheid nemen voor ‘schone’ tv-kanalen. Het huidige systeem ‘kijkwijzer’ van de NICAM laat te veel over aan de verantwoordelijkheid van de kijker. Pornografie moet niet via de beeldbuis vrijelijk de publieke ruimte in worden gestuurd. Daarvoor is de tv een te toegankelijk medium, dat te veel schade kan toebrengen aan het (jonge) kijkerspubliek. Het is te simpel om hier uitsluitend uit te gaan van de verantwoordelijkheid van de burger. De overheid behoort ook aanstootgevende reclame-uitingen tegen te gaan, in het bijzonder reclame voor seksclubs, bordelen en 06-sekslijnen. Dit geldt eveneens voor de sluipende erotisering en de toename van geweld en onsmakelijkheid in andere programma’s. Lokale en regionale omroepen zijn een schakel tussen het individu en zijn of haar directe leefomgeving. Ze snijden discussies aan over de leefbaarheid van het gebied waarin ze werken en zijn vaak degene die het lokale en regionale bestuur structureel aandacht geven. Lokale omroepen zijn ook een centraal punt als het gaat om het bekendmaken van veel vrijwilligerswerk en zijn voor veel jongeren een plek waar ze zich vrijwillig kunnen inzetten. Lokale en regionale omroepen hebben niet perse een pluriform karakter. Ze worden niet door de diverse stromingen van de samenleving opgericht, maar 64 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 ontstaan als initiatief van vrijwilligers. Daarom is het bij deze omroepen zinvol dat de overheid de verplichting stelt dat een bepaald minimumpercentage van alle zendtijd aan levensbeschouwelijke onderwerpen gewijd is. 9.80 Concentratie van dagbladen moet, in het licht van een pluriforme en onafhankelijke pers en van vrije mededinging, worden ingeperkt. Het marktaandeel van één uitgever, of een combinatie van uitgevers van dagbladen, mag niet meer dan 30% zijn. 7 8 9.81 Veilingen van radiofrequenties voor commerciële zenders vinden niet meer plaats. Frequenties worden verdeeld op basis van een vergelijkende toets waarbij bedrijfseconomische criteria en soort programma’s worden meegewogen. 9 9.82 De overheid trekt zich terug uit de organisatie en invulling van het publiek bestel. 10 11 12 9.83 De omroepverenigingen blijven de basis voor het publieke omroepbestel. De drie publieke TV-zenders en de vijf publieke radiozenders blijven bestaan om een zo’n breed en gevarieerd mogelijk programma-aanbod te verzorgen. Een BBC-achtig model wordt afgewezen. 13 9.84 De commerciële omroepen moeten onder het toezicht van het commissariaat voor de media worden gebracht. 14 15 16 9.85 Niet de kijk- en luistercijfers, maar het aantal leden van de omroepverenigingen en de kwaliteit en de pluriformiteit van de programma’s is de legitimatie voor het publiek bestel. Met hun ledenbestand tonen de verenigingen aan geworteld te zijn in de samenleving. 17 18 9.86 Niet de criteria van de overheid, maar het aantal leden wordt bepalend voor het wel of niet blijven uitzenden door een omroepvereniging op het publieke bestel. 19 20 21 9.87 De afhankelijkheid van reclame-inkomsten bij het publieke bestel wordt zoveel mogelijk teruggedrongen. Reclame verdwijnt in elk geval op zondag en rond alle kinderprogramma’s van de publieke zenders. De sponsoring van publieke en commerciële omroepen wordt wettelijk geregeld. 22 23 9.88 De raad van bestuur wordt afgeschaft, de gezamenlijke omroepverenigingen (Raad van Toezicht) neemt haar taken over. 24 25 26 9.89 De netprofielen mogen blijven, maar worden door de Raad van Toezicht bepaald en ingevuld, de netcoördinatoren kunnen slechts in overleg met de omroepverenigingen voorstellen doen aan de raad van toezicht over wat wanneer wordt uitgezonden. 27 28 9.90 Programmamakers van de publieke radiozenders krijgen binnen hun programma’s de ruimte om, binnen het afgesproken genre, zelf alle muziek voor hun eigen programma uit te zoeken. 29 30 31 32 33 9.91 Het Nicam moet zich, tezamen met de Reclamecodecommissie, ontwikkelen tot een brede commissie, bij wie klachten kunnen worden ingediend over misbruik van de vrijheid van meningsuiting, over norm-overschrijdende reclame en over geweld en seks op tv en internet. ‘Fatsoenlijke’ media ontvangen een keurmerk. De overheid spant zich in om de reclamebranche en de massamedia. te bewegen zich op vrijwillige basis bij deze commissie aan te sluiten. 34 9.92 Programma’s met een extreem gewelddadig of erotisch karakter verdwijnen achter de decoder. 35 36 9.93 De omroepverenigingen krijgen budget voor activiteiten waarmee zij leden beter kunnen betrekken bij de vereniging en haar doelstelling. Hiermee worden verenigingen ook geprikkeld om te blijven nadenken over hun grondslag. 37 38 9.94 Kabelexploitanten dienen niet uitsluitend vaste pakketten aan te bieden. De afnemer moet kunnen bepalen op welke combinatie van zenders zijn of haar abonnement berust. 39 40 9.95 Lokale en regionale omroepen moeten financiële overheidssteun krijgen van gemeentelijk dan wel provinciale overheden. 41 9.96 Het minimumpercentage zendtijd dat over levensbeschouwelijke onderwerpen moet gaan wordt niet verlaagd. 42 43 44 9.97 De overheid stelt als voorwaarde bij subsidieverstrekking aan lokale- en regionale omroepen dat de invulling van de zendtijd voor levensbeschouwelijke onderwerpen een afspiegeling is van de lokale situatie en dat hierover overleg wordt gepleegd met de in de regio vertegenwoordigde geestelijke stromingen. 45 9.98 De lokale omroepen worden gestimuleerd om aandacht te geven aan de lokale politiek. 46 47 9.99 De lokale omroepen worden gestimuleerd om, naast muziekprogramma's voor jongeren, brede jongerenprogramma's uit te zenden. 48 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 65 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 10 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 10.1 Inleiding Het lijkt zeer voorspoedig te gaan met de BV Nederland. De tweede helft van de jaren negentig stond in het teken van een enorme toename van de werkgelegenheid. De arbeidsmarkt is na jaren van hoge werkloosheid oververhit. Ondertussen zijn er echter te veel arbeidsongeschikten en kunnen velen niet meekomen in de ratrace van druk, druk, druk. Paars heeft lange tijd gedacht dat door het creëren van werk het armoedeprobleem zou verdwijnen. Niets is minder waar. Nederland wordt steeds rijker, maar er is nog steeds een grote groep mensen die niet mee kan komen. Velen leven van het minimum (of minder) en bevinden zich in een sociaal isolement. Hoewel het aantal arbeidsplaatsen zeer sterk is opgelopen en de werkloosheid sterk is afgenomen, is het percentage van de bevolking dat op of onder de armoedegrens leeft, gelijk gebleven. Sociale samenhang: zekerheid en solidariteit Hogere uitkering vroeg gehandicapten Huursubsidie voor studenten Wettelijk minimumloon vanaf 18 jaar Opvoeding kinderen door ouders Kinderbijslag i.p.v. subsidie kinderopvang Minister voor gezinszaken Lastendruk arbeid naar milieubelastingen Plichten voor uitkeringsgerechtigden AOW welvaartsvast en kapitaaldekking Bestrijding misbruik sociale zekerheid Meer koopkracht voor gezinnen Koppeling sociaal minimum en lonen Staken pas na arbitrage Zondag geen normale werkdag Zeker als mensen langere tijd in armoede moeten leven, ontstaat een tweedeling in de maatschappij. Dat is een situatie, die zeer ongewenst is. Iedereen moet kansen hebben op een beter toekomstperspectief. Er mag geen grote kloof zijn tussen de mensen die wel goede vooruitzichten en mogelijkheden tot ontplooiing hebben en mensen die dat niet hebben. We moeten met zijn allen ook zorgen voor de naaste in financieel opzicht. De overheid zorgt in haar beleid voor deze solidariteit. De overheid moet een schild zijn voor de zwakkeren in de samenleving. Enerzijds moet zij voorwaarden scheppen om de markt op een goede manier te reguleren en haar inwoners te beschermen. Anderzijds moet zij haar inwoners helpen een volwaardige plaats in de samenleving te kunnen innemen. Dit geldt zowel voor werkenden als voor niet werkenden. Speciale aandacht dient hierbij uit te gaan naar sociaal-economisch kwetsbare groepen: langdurig werklozen, bijstandsgerechtigden, etnische minderheden en arbeidsgehandicapten. Gemeenschappen vormen het cement van de samenleving. Mensen hebben verbanden nodig om op krachten te komen en gemotiveerd in de samenleving hun gaven en talenten te ontplooien, om steun, liefde en zorg te krijgen. Een vitale sociale basis is van betekenis voor het welzijn van mensen. Behalve de samenleving die alle inwoners van Nederland tezamen vormen – de publieke samenleving - zijn er talloze kleine gemeenschappen die elk hun eigen waarde hebben: het gezin, culturele gemeenschappen, kerkelijke gemeenschappen, sportverenigingen, buurtclubs, schoolverbanden. Het is van groot belang om aan de verschillende soorten gemeenschappen recht te doen. Dat betekent onder meer dat er aandacht moet zijn voor de verschillende culturele en godsdienstige groeperingen in Nederland. Het betekent ook dat er ruimte moet zijn voor gezin, familie, vrijwilligerswerk, ontspanning en voor culturele activiteiten. Het betekent dat economische belangen in evenwicht moeten zijn met andere belangen. Sociale samenhang heeft alles te maken met het nemen van verantwoordelijkheden op het werk, binnen het gezin, voor de buurt en ten aanzien van de natuurlijke omgeving. Gemeenschapsvorming is eigenlijk alleen mogelijk in een maatschappij waarin ruimte is voor de (duurzame) verbanden waarin mensen functioneren; als er, bij alle individualisme en pluriformiteit, aandacht is voor gemeenschappelijke doelen; als minderheden niet achtergesteld, maar gerespecteerd en gehoord worden. Het beleid moet gericht zijn op een gezonde ontwikkeling van het gezinsleven. Opvoeding en verzorging van kinderen mogen geen sluitpost worden. Er is gerichte aandacht en financiële inspanning van de overheid nodig om de (economische) druk op gezinnen te verminderen. Het beleid moet niet eenzijdig gericht zijn op het faciliteren van het tweeverdienersmodel, maar ook voldoende ruimte bieden voor het één ouder thuis-model. Fiscale en andere financiële regelingen stellen het gezin in staat zorg en werk te combineren op de manier zoals dat vanuit de eigen verantwoordelijkheid het meest passend wordt geacht. Dit alles is geen vanzelfsprekend gegeven. Mensen moeten in staat worden gesteld verantwoordelijkheid te nemen, alleen en samen met de gemeenschappen waarin zij leven. De overheid heeft hierin een duidelijke normerende en voorwaardenscheppende taak. Zij zal haar beleid zo moeten vormgeven dat de natuurlijke sociale verbanden optimaal tot 66 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 hun recht kunnen komen. De beste omgeving om sociale samenhang te bevorderen, is het gezin, de hoeksteen van de samenleving. Een stabiel gezinsleven is van groot belang voor een goede ontwikkeling van kinderen en verdient daarom hoge prioriteit. 10.1 Ouders zijn de eerstverantwoordelijken voor de opvoeding en verzorging van kinderen en moeten zoveel mogelijk in staat worden gesteld deze verantwoordelijkheid waar te maken. 43 44 10.2 Gestreefd moet worden naar een vrije keuze in de taakverdeling tussen man en vrouw. Nieuwe mogelijkheden als zorgverlof en deeltijdarbeid moeten ten dienste van dit doel staan. 45 46 47 10.3 In de arbeidswetgeving, de belastingwetgeving en de sociale zekerheidsregelgeving wordt rekening gehouden met de eventuele zorgverantwoordelijkheid van de ouder(s), met name in het geval van eenoudergezinnen. In dat geval kan bijvoorbeeld worden afgezien van een sollicitatieplicht. 48 49 50 51 10.4 Omdat zorg en opvang van kinderen primair een ouderlijke verantwoordelijkheid zijn, moet de financiële 52 53 10.5 54 55 56 57 10.2 Werk, zorg en vrije tijd Via betaald werk kunnen mensen zich ontplooien en een bijdrage leveren aan het welzijn van de samenleving. Werk is een goede remedie tegen sociale uitsluiting en armoede. Werk kan leiden tot arbeidsvreugde en het besef zich daadwerkelijk in te zetten voor de ander. Wanneer werk zo wordt opgevat, wordt invulling gegeven aan de oorspronkelijke bestemming die God met de mens had: leven tot Zijn eer en bereid tot dienst aan de naaste. Helaas wordt dit lang niet altijd zo beleefd en ervaren. Werk is veelal verengd tot betaald werk. De druk die betaald werk op de mensen legt, beperkt de ruimte voor zorgarbeid en vrijwilligerswerk. Op die manier is het werken in de samenleving los komen te staan van de oorspronkelijke bedoeling en niet zelden verworden tot een keurslijf, nodig om te voldoen aan de talloze eisen die de huidige maatschappij stelt. De overheid heeft een belangrijke taak om de verhouding tussen betaald werk, zorgarbeid, maatschappelijke taken en verplichtingen, en vrije tijd, weer in balans te brengen. De huidige maatschappelijke ontwikkelingen zijn daarbij van betekenis. Zonder deze ontwikkelingen als norm te beschouwen, kunnen ze wel een gegeven zijn op basis waarvan nieuw beleid noodzakelijk is. Het is bijvoorbeeld een gegeven dat de arbeidsverhoudingen steeds meer individualiseren en dat collectieve voorzieningen plaatsmaken voor individuele regelingen. Het is ook een gegeven dat in veel sectoren de grens tussen privé en werk vervaagt en dat werken niet langer uitsluitend door één kostwinner tussen ‘s morgens 9 uur en tot ’s middags 5 uur plaatsvindt. Deze ontwikkelingen laten onverlet dat de overheid de taak heeft de voorwaarden te scheppen zodat mensen hun verantwoordelijkheid in de samenleving kunnen nemen, niet alleen als het gaat om het werk waarmee zij in het levensonderhoud voorzien, maar ook als het gaat om gezin, familie, zorg voor anderen en hun betrokkenheid en verantwoordelijkheid voor de samenleving. Voor het gezin betekent dit dat de verantwoordelijkheid van de ouders en het perspectief van het kind de uitgangspunten zijn. Ouders moeten in staat worden gesteld, ook in financiële zin, keuzes te maken tussen de verdeling van arbeid en zorg. Dat vraagt bijvoorbeeld om een meer rechtstreekse financiering van het gezin, onder andere via de verhoging van de kinderbijslag en door het verleggen van de subsidiestroom. De kinderopvanggelden gaan dan naar de ouders in plaats van naar de instellingen. Het feit dat kinderopvang duur is, maakt duidelijk dat zorg voor en opvang van kinderen financiële offers vraagt. Deze offers echter worden niet alleen door werknemers gebracht, maar ook door gezinnen die de zorgtaken volledig zelf op zich hebben genomen. Dan is het merkwaardig dat de overheid alleen bijdraagt aan de kosten van kinderopvang die door werknemers worden gemaakt. De nieuwe mogelijkheden van de wet arbeid en zorg in de sfeer van zorgverlof, geven meer ruimte aan het combineren van betaald werk en zorgarbeid. Deze wet kan echter niet in de plaats komen van de persoonlijke verantwoordelijkheid van een ieder om duidelijke keuzes te maken, om de zorgverantwoordelijkheden ook werkelijk te nemen. Naast de financiële compensaties is ook een aantal sociale faciliteiten nodig. Zo moet bijvoorbeeld iemand de mogelijkheid krijgen zich te vestigen in het verpleeghuis, waar zijn of haar (huwelijks)partner is opgenomen. ondersteuning hiervoor bij alle gezinnen terechtkomen in de vorm van een kindgebonden budget. In de uitwerking kan dit betekenen dat het subsidiegeld, dat nu wordt besteed aan kinderopvang, wordt aangewend voor een ophoging van de kinderbijslag. Er moet een coördinerend minister voor gezinszaken worden aangesteld. Deze minister gaat zich ook bezig houden met het debat over normen en waarden. 10.3 Vrijwilligerswerk Onbetaalde arbeid en vrijwilligerswerk zijn onmisbaar in onze samenleving. Zonder vrijwilligers is er voor veel sociale verbanden geen toekomst. Vrijwilligers brengen tot uitdrukking dat het in de samenleving niet alleen gaat om rechten. Het is PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 67 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 goed wanneer mensen zich niet alleen afvragen wat de samenleving voor hen kan doen, maar ook wat zij voor de samenleving kunnen doen. 10.6 De overheid faciliteert via de fiscus het verstrekken van winstuitkeringen en bonussen in de vorm van een vrijwilligerscheque. 16 17 18 10.7 Ex-studenten worden in de gelegenheid gesteld om hun studieschuld weg te werken door middel van het verrichten van gemeenschapstaken. Deze gemeenschapstaken zijn vergelijkbaar met taken zoals die in het verleden werden verricht tijdens vervangende dienstplicht. 19 10.8 Via onder meer uitbreiding van de wet loopbaanonderbreking faciliteert de overheid maatschappelijke stages. 20 21 10.9 Non-profitorganisaties die worden gesubsidieerd door de overheid krijgen mede op basis van het aantal vrijwilligers dat zij in dienst hebben (extra) subsidie. 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 In deze 24-uurseconomie komt het traditionele vrijwilligerswerk vooral neer op de wat oudere generatie. Vrijwilligerswerk verdient daarom wel een steuntje in de rug. Dat kan onder meer door vrijwilligerswerk aantrekkelijker te maken en door te bevorderen dat daar tijd voor vrij gemaakt kan worden. Voor werknemers valt te denken aan de mogelijkheid om winstuitkeringen en bonussen niet alleen in geld, maar ook in een ‘vrijwilligerscheque’ uit te laten keren. Werknemers kunnen zo dagen opsparen voor persoonlijke deelname aan vrijwilligerswerk. Naast vrijwilligerswerk is werk in de collectieve sector (feitelijk: werk in het algemeen belang) van een bijzondere betekenis. Dit komt met name tot uitdrukking in sectoren als het onderwijs, de zorg en de veiligheid. De overheid kan de belangstelling voor het werk in de collectieve sector stimuleren via facilitering van bijvoorbeeld maatschappelijke stages. 10.4 Werkgelegenheid en arbeidsmarkt De arbeidsmarkt heeft te maken met sterke veranderingen. Door de demografische opbouw van de samenleving lijkt personeelstekort een structureel probleem te worden. Daarom zal de overheid maatregelen moeten nemen om zoveel mogelijk mensen in het arbeidsproces te laten deelnemen. Burgers moeten, waar nodig en verantwoord, kansen worden geboden die de deelname aan werk vergroten en de afhankelijkheid van sociale uitkeringen verminderen. Een eerste vereiste daarvoor is een goed werkende arbeidsmarkt. Een goed economisch klimaat en een verantwoorde loonkostenontwikkeling zijn voorwaarden voor een gunstige ontwikkeling van de werkgelegenheid. Naarmate iemand langer werkloos is, wordt het moeilijker om weer aan de slag te komen. De overheid moet nieuwe werklozen daarom zo goed mogelijk begeleiden in de zoektocht naar een nieuwe baan. Dit vereist maatwerk. De regering dient zich blijvend in te spannen om het aantal langdurig werklozen te verlagen. De verantwoordelijkheid voor het aanpakken van knelpunten op de arbeidsmarkt is een gezamenlijke opgave van werkgevers, werkzoekenden en de overheid waarbij ieder zijn eigen verantwoordelijkheden heeft. De overheid kan door middel van het onderwijsaanbod stimuleren dat vraag en aanbod beter op elkaar aansluiten. Een werkzoekende is zelf verantwoordelijk voor het volgen van bij- en omscholing. Werkgevers hebben als onderdeel van de samenleving ook een verantwoordelijkheid en dienen bijvoorbeeld te investeren in scholing van hun werknemers en het opnemen van WAO-ers in het arbeidsproces. De werkgelegenheid is de afgelopen jaren sterk gegroeid. Mensen met een arbeidshandicap hebben daarvan helaas nog niet kunnen profiteren. De samenleving is het aan zichzelf verplicht om juist voor hen plaats te maken op de arbeidsmarkt. 10.10 De In- en Doorstroombanen moeten uitlopen op reguliere banen in de collectieve sector (verpleging, thuiszorg, politie, onderwijs en bij de gemeentelijke overheid). Hiertoe worden voldoende middelen beschikbaar gesteld. 49 50 51 52 10.11 De sollicitatieplicht voor alleenstaande bijstandsgerechtigde ouders met minderjarige kinderen wordt afgeschaft. Wel kan van deze categorie ouders worden verwacht dat - bij voorkeur onder schooltijd van de kinderen - wordt voldaan aan een scholingsplicht. De mogelijkheden van ontheffing van de sollicitatieplicht wanneer de betrokkene zorgtaken verricht, moeten worden verruimd. 53 54 10.12 Wanneer vrouwen die, nadat zij meerdere jaren hebben afgezien van betaalde arbeid in verband met de opvoeding, weer betaalde arbeid willen verrichten, worden zij daartoe ondersteund met laagdrempelige cursussen en faciliteiten. 55 56 10.13 In de komende kabinetsperiode vindt ter bevordering van de werkgelegenheid een verdere verschuiving plaats van de lastendruk op arbeid naar milieubelastingen. 68 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 10.14 De krapte op de arbeidsmarkt wordt zoveel mogelijk bestreden door arbeidsdeelname te bevorderen onder groepen die langdurig werkeloos of arbeidsongeschikt zijn. Instroom van niet-EU-onderdanen om de vacatures op te vullen wordt afgewezen. 4 5 6 10.15 Iemand die werkloos is, krijgt binnen 3 maanden een aanbod in de vorm van sollicitatietraining, een beroepsopleiding, werkervaring, intensieve bemiddeling of vrijwilligerswerk, afhankelijk van wat iemand nodig heeft om aan het werk te komen. 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 10.5 Sociale zekerheid Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van mensen om zelf in het eigen levensonderhoud en van de directe naasten te voorzien. De overheid heeft tot taak zorg te dragen voor degenen die niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Deze taak is gekwalificeerd door het recht, maar dat laat onverlet de taak van de kerken en de individuele burgers om vanuit barmhartigheid en liefde zich in te zetten voor de medemens in nood. Het geven van zorg dient gepaard te gaan met het zoveel mogelijk stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van de ‘zorgontvanger’. Dat geldt ook de sociale zekerheid. Nederland kent in vergelijking met de ons omringende landen veel arbeidsongeschikten, terwijl het aantal werklozen juist laag is. Leefdruk en leefstress blijken in te veel gevallen tot een uitkering te kunnen leiden, terwijl deze factoren in beginsel buiten de sfeer van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen moeten kunnen worden opgelost. In de nieuwe kabinetsperiode moet de aandacht zich richten op de realisatie van een arbeidsongeschiktheidsverzekering, waarbij voor deze oneigenlijke factoren al in het eerste (ziektewet) jaar een oplossing wordt gezocht. Nog altijd belanden veel werknemers in de WAO omdat te weinig aandacht is besteed aan de preventie van ziekteverzuim. De Arbeidsinspectie heeft een belangrijke taak in het signaleren en voorkomen daarvan. Arbeidsongeschikte werknemers en hun werkgevers hebben er baat bij, dat in een zo vroeg mogelijk stadium van de ziekte wordt gestreefd naar reïntegratie, bij voorkeur bij de eigen werkgever, maar als het niet anders kan bij een andere werkgever. De beschikbare reïntegratiebudgetten kunnen daarbij veel doelmatiger worden ingezet, waarbij meer dan nu recht wordt gedaan aan de verantwoordelijkheid van de betrokken werknemer. Maatwerk en meer persoonlijke verantwoordelijkheid zijn ook noodzakelijk bij het ouderenbeleid. In de komende jaren zal de vergrijzing in Nederland en in de rest van West-Europa toenemen. Vooral op Europees niveau kunnen de gevolgen groot zijn vanwege de toekomstige pensioenlasten. Eén van de oplossingen is gelegen in het aanbieden van meer keuzemogelijkheden. Ouderen moeten de keus krijgen langer te werken (bijvoorbeeld tot 65 of nog langer), zodat ze een flexibele of een extra AOW kunnen opbouwen. Deze gedifferentieerde pensioenopbouw zal moeten samengaan met de mogelijkheid tot diverse vormen van verlof. Ouderen die eenmaal de betaalde arbeidsmarkt hebben verlaten, zullen op andere wijzen geprikkeld moeten worden zich actief voor de maatschappij te blijven inzetten, bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk en de vervulling van zorgtaken. Een goed armoedebeleid is het sluitstuk van een goed stelsel van sociale zekerheid. Bepaalde groepen, vooral zij die langdurig op uitkeringen zijn aangewezen, of alleen laagbetaalde of deeltijdbanen hebben, hebben te weinig inkomsten. Afgezien van de belangrijke rol die familie, vrienden, buurtbewoners of een kerk- of een buurtgemeenschap kunnen hebben in de hulpverlening, is het aan de overheid om ook hier recht te verschaffen. Te denken valt aan de éénoudergezinnen, ouderen met alleen een AOW en de langdurig bijstandsgerechtigden. In deze gevallen is het de taak van overheden in te springen, bijvoorbeeld via selectieve verhogingen van de bijstand of verruiming van de bijzondere bijstand. Inkomenspolitiek is echter een zaak van de rijksoverheid. Misbruik van regelingen en verschijnselen als zwartwerken weerspiegelen een gebrek aan solidariteit. Zwartwerken is een vorm van broodroof en moet bestreden worden. Er is in de achter ons liggende periode te weinig gedaan om het hiervoor benodigde normbesef in de samenleving aan te wakkeren. 10.16 De mogelijkheden voor de introductie van een basisstelsel dienen te worden onderzocht. Daarbij stelt de overheid zich garant voor een minimum inkomensniveau terwijl de sociale partners onderling afspraken maken over eventuele extra´s. De overheid blijft in de toekomst hoe dan ook de minimumvoorwaarden vaststellen waaraan de sociale verzekeringen moeten voldoen. 51 52 53 54 55 10.17 De opdracht om in het eigen levensonderhoud te voorzien geldt in beginsel ook, naar de mate van het mogelijke, voor uitkeringsgerechtigden. Tegenover uitkeringsrechten behoren, voor wie tot de beroepsbevolking behoort ook plichten te staan, bijvoorbeeld betreffende sollicitaties en scholing, het accepteren van passende arbeid, ook buiten de eigen woonplaats, of regio en - na verloop van een half jaar - het verrichten van gemeenschapstaken. In relatie hiermee moet de bijverdienregeling worden versoepeld. 56 10.18 De WW blijft recht bieden op een uitkering, gebaseerd op het laatst verdiende loon. 57 10.19 Er moet actiever informatie worden verstrekt over regelingen die nu nog vaak ongebruikt blijven. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 69 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 10.20 Het idee van de commissie Donner om uit te gaan van wat mensen nog wel kunnen in plaats van de mate van arbeidsongeschiktheid is een goed uitgangspunt voor vernieuwing van de WAO. De verantwoordelijkheden voor werkgevers en werknemers worden duidelijk aangegeven. Er zijn wel vraagtekens te zetten bij de praktische uitwerking. Zo wordt het aantrekkelijker om volledig arbeidsongeschikt te worden verklaard. Dit is ongewenst. Periodieke herkeuringen blijven, afhankelijk van de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid, noodzakelijk. 6 7 8 10.21 Het advies van de commissie Donner om niet-volledig arbeidsongeschikten na twee jaar in de WW en later de bijstand te laten belanden is niet sociaal. Deze mensen zouden dan, ondanks alle inspanningen om te reïntegreren vanuit de bijstand moeten concurreren met volledig gezonde mensen. 9 10 10.22 Degenen die zijn aangewezen op een WAO-uitkering moeten erop kunnen rekenen dat de overheid de hoogte en duur van de uitkering niet aantast. 11 12 13 10.23 In geval van ziekte dient al het mogelijke te worden gedaan de zieke werknemer te reïntegreren in het eigen bedrijf en, als dat onverhoopt niet lukt, bij een ander bedrijf. Werkgevers en werknemers die hierbij aantoonbaar onwillig zijn, worden financiële sancties opgelegd. 14 15 10.24 De publieke uitvoerder (UWV) moet vroeg in het eerste ziektejaar worden betrokken bij advisering met betrekking tot reïntegratiemogelijkheden in bedrijven met een hoog verzuimrisico. 16 17 18 19 10.25 De zieke werknemer dient zelf de verantwoordelijkheid te krijgen voor een verantwoorde besteding van het reïntegratiebudget waarop hij recht heeft. Dit kan door elke rechthebbende vrijwillig een persoonsgebonden budget te geven. Hij ontvangt daarbij optimale begeleiding, zonodig door een persoonlijk arbeidsadviseur. Uiteraard wordt rekening gehouden met de wensen van de werkgever. 20 21 22 10.26 Arbeidsongeschiktheid met als oorzaak leefdruk of leefstress - ten gevolge van de zware combinatie van arbeids- en zorgtaken of arbeidsconflicten - zal in beginsel niet kunnen leiden tot toegang tot de WAO, maar aangepakt moeten worden door bijvoorbeeld beperking van de arbeidstijden of overplaatsing naar minder belastend werk. 23 24 25 10.27 Ouderen die helemaal van de AOW afhankelijk zijn mogen niet verarmen. Dat zou een groot sociaal onrecht zijn. De AOW blijft daarom welvaartsvast. Om de AOW ook in de toekomst te kunnen blijven garanderen wordt er geleidelijk toegewerkt naar een kapitaaldekkingsstelsel 26 27 10.28 Een AOW-gerechtigde met een partner jonger dan 65 jaar blijft recht houden op een partnertoeslag indien de partner zelf geen inkomsten heeft. Daarmee wordt voorkomen dat men op zijn oude dag op de bijstand is aangewezen. 28 10.29 Het inkomensbegrip in inkomensafhankelijke regelingen moet zo spoedig mogelijk worden geharmoniseerd. 29 30 10.30 De bestrijding van misbruik van de sociale zekerheid verdient prioriteit. Dit om het draagvlak voor de sociale zekerheid in stand te houden. 31 32 10.31 Achter het ene loket van de sociale zekerheid (Centrum voor Werk en Inkomen) moeten private en publieke belangen strikt gescheiden gehouden worden. 33 10.32 Bijstandgerechtigden moeten kunnen controleren welke gegevens bij welke instanties bekend zijn. 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 10.6 Inkomensbeleid De dynamische economische ontwikkeling heeft het zicht op de inkomensverhoudingen in Nederland onttrokken. Er is veel particuliere rijkdom, maar tegelijkertijd kunnen we ook binnen de Nederlandse verhoudingen van armoede spreken. Sociale samenhang kan niet zonder een rechtvaardige sociale ordening. Een rechtvaardige sociale ordening komt niet vanzelf tot stand. Daarvoor zijn politieke en morele keuzes nodig die de sociale bodem onder de economie gezond houden. De overheid moet zich inspannen voor goede sociale verhoudingen en goede sociale voorzieningen op een aanvaardbaar minimumniveau. De overheid behoort, als de koning uit Psalm 72, de armsten in de samenleving hun rechten te geven en hen werkelijk te helpen. Deze verantwoordelijkheid brengt ook met zich dat er een beroep wordt gedaan op financiële solidariteit van de werkenden met de niet-werkenden, bescherming van de werknemer op de werkvloer en effectieve bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. De overheid bevordert een evenwichtige inkomensontwikkeling en inkomensverdeling zowel door de bepaling van het minimumloon, de uitkeringen en de AOW als door de vaststelling van de hoogte van de sociale premies. 10.33 Het inkomensbeleid wordt in beginsel op rijksniveau bepaald. Gemeenten kunnen een eigen minimabeleid voeren onder de voorwaarde dat dit niet leidt tot onrechtvaardige verschillen tussen gemeenten. 10.34 De koopkracht van gezinnen moet worden verhoogd door zowel de introductie van een inkomens afhankelijke kop op de kinderbijslag als een algemene verhoging van de kinderbijslag. De kindertabel in de huursubsidie kan vervolgens 70 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 worden ingetrokken. De paarse bezuinigingen op de kinderbijslag moeten met name voor grotere gezinnen worden teruggedraaid. 3 10.35 De koppeling tussen het sociaal minimum en de geïndexeerde loonontwikkeling blijft in stand. 4 5 10.36 Het nettominimumloon moet op een zodanig niveau worden gebracht dat inkomensafhankelijke toeslagen minder noodzakelijk worden. 6 7 10.37 In het bijzonder mensen die langdurig op het sociaal minimum zitten, waaronder met name vroeg-gehandicapten, verdienen een hogere uitkering. 8 9 10 10.38 Armoedebestrijding is een wezenlijk onderdeel van het inkomensbeleid. De vrijlatingbepaling in de Bijstandswet wordt versoepeld, zodat deze meer op de persoonlijke situatie toegesneden kan worden. Op deze manier kan er gemakkelijker gebruik van worden gemaakt naarmate men langer afhankelijk is van een uitkering. 11 10.39 Bij de bestrijding van armoede wordt samenwerking gezocht met diaconieën en charitatieve instellingen. 12 13 10.40 Aan diegenen die zich langer dan drie jaar op een sociaal minimum bevinden, wordt jaarlijks een landelijk vastgestelde toeslag verstrekt. 14 15 16 10.41 Jaarlijks moet een landelijke minimarapportage worden gepubliceerd. Daarin worden van iedere gemeente in elk geval de inkomensbestanddelen en de kosten voor huishoudens met een inkomen op het sociaal minimum vermeld. Op deze wijze kan worden bepaald of de koopkracht van betrokkenen onder het sociaal minimum is gedaald. 17 18 10.42 Studenten moeten als ze voldoen aan de inkomenscriteria worden erkend als minima en dus ook aanspraak kunnen maken op de diverse minimaregelingen zoals huursubsidie. Studenten hebben ook recht op de zalmsnip. 19 10.43 Het wettelijk minimumloon moet vanaf de leeftijd van 18 jaar gelden in plaats van 23 jaar. 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 10.7 Arbeidsverhoudingen De overheid streeft naar goede arbeidsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers. Daarbij gaat het om het bijdragen aan voorwaarden voor een goed sociaal en economisch beleid, het faciliteren en stimuleren van moderne arbeidsrelaties en de rechtsbescherming van werknemers zoals ontslagbescherming, recht op medezeggenschap, recht op gelijke behandeling en het recht op een vaste aanstelling als je aan bepaalde voorwaarden voldoet. Tegenover deze rechten staan echter ook plichten. Zo moeten en grenzen worden gesteld aan het stakingsrecht. Daarnaast dient de overheid ook normen te stellen waar arbeidsverhoudingen invloed hebben op de samenleving als geheel. Een goed voorbeeld daarvan is de zondagsrust. 10.44 In wetgeving moet worden vastgelegd dat niet mag worden gestaakt dan nadat arbitrage heeft plaatsgevonden. De positie van werkwilligen verdient een geloofwaardige bescherming. Arbeidsconflicten in vitale diensten, zoals politie, brandweer en openbaar vervoer worden via bindende arbitrage opgelost. 10.45 De overheid bevordert in het sociaal-economisch leven het respect voor de zondagsrust. Het inschakelen van de zondag als 'normale' werkdag wordt tegengegaan. Waar nodig worden wettelijke bepalingen daartoe aangepast. 10.8 Arbeidsomstandigheden Werkgevers en werknemers zijn samen verantwoordelijk voor het werken onder veilige en gezonde omstandigheden. De overheid bepaalt de randvoorwaarden en het kader waarbinnen bedrijven zelf maatregelen nemen om de arbeidsomstandigheden te verbeteren. Een gezonde en veilige werkplek draagt ertoe bij dat mensen niet door het werk ziek of arbeidsongeschikt worden. Goede arbeidsomstandigheden maken het ook mogelijk om mensen met een arbeidshandicap terug te laten keren in het arbeidsproces. Blijvende aandacht vragen de werkomstandigheden en specifiek de veiligheid van jongeren met vakantiebaantjes. 10.46 Ter bestrijding van de groei van het aantal arbeidsongeschikten vindt adequate uitvoering van en controle op het arbeidsomstandighedenbeleid plaats. 45 10.47 Er moet onderzoek worden gedaan naar de achtergronden van psychische arbeidsongeschiktheid. 46 47 10.48 De arbodiensten moeten periodiek de werkbeleving van de werknemers onderzoeken. De overheid stelt hiervoor wettelijke richtlijnen vast. 48 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 71 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 11 Verkeer en Waterstaat 11.1 Inleiding De befaamde ‘ontkoppeling’ van economische groei en toenemende milieubelasting lijkt niet op te gaan voor de mobiliteit: de beleidsdoelstellingen voor uitstootbeperking worden bij lange na niet gehaald, daarbij zijn stank- en geluidsoverlast, vervuiling, natuurvernietiging en versnippering vaker regel dan uitzondering. In plaats van deze hypermobiliteit een halt toe te roepen, investeert het paarse kabinet in een verdere toename ervan: nog meer asfalt, waardoor files veeleer opschuiven dan oplossen en bovendien extra automobiliteit wordt gegenereerd. De gevolgen hiervan zijn een afnemende bereikbaarheid en een toenemende belasting op onze leefomgeving. Grenzen aan de mobiliteit Kilometerheffing Introductie van OV-fiets en OV-chipkaart Vier sporen op drukke trajecten en investeren in lightrail Geen grootschalige uitbreiding van wegen Aanleg van Zuiderzeelijn, geen zweeftrein. Nieuwe impuls voor binnenvaart en aanleg van ondergrondse transportsystemen Verbod vrachtvervoer over weg op zondag Geen nieuwe nationale luchthaven op zee. Verbod op reclamevluchten. Uitbreiding dertig kilometer zones. Alcolhollimiet van 0,2 promille Veilige vrachtwagens en schoolroutes. Regenwater gescheiden afvoeren. Economische ontwikkeling is niet verkeerd, maar het mag geen allesbepalend doel zijn, ook niet in het infrastructuurbeleid. We hebben de aarde als rentmeesters in bewaring gekregen om er op verstandige en duurzame wijze mee om te gaan. De toenemende mobiliteitsontwrichting vraagt om daadkrachtig overheidsbeleid. Er kan niet langer worden volstaan met kosmetische correcties: het roer moet om! De positie van het openbaar vervoer en de fiets moet worden versterkt en de rol van Nederland als distributieland moet worden heroverwogen. Er kan beter worden geïnvesteerd in ‘Nederland Kennisland’. Burgers willen de vrijheid om zich te verplaatsen, maar storen zich tegelijk aan overlast van files, uitstoot van schadelijke stoffen en geluidhinder. PerspectieF is voor een duurzaam mobiliteitsbeleid. Mobiliteit is geen absoluut recht. Mobiliteit brengt mensen bij elkaar, maar een te veel aan mobiliteit zorgt dat mensen elkaar alleen maar in de weg zitten en het milieu belasten. 11.2 Gezonde mobiliteit We moeten verstandiger omgaan met onze mobiliteit. Zijn alle verplaatsingen wel nodig en worden ze gedaan met het juiste vervoermiddel? Gezonde mobiliteit begint met bevordering van een bewust en verantwoordelijk mobiliteitsgedrag en zou moeten leiden tot een kritische houding ten opzichte van autogebruik, zakenreizen en vliegvakanties. Hiervoor is een mentaliteitsverandering nodig. Het aantal mobiliteitsbewegingen moet worden terug gedrongen. Dit kan door een krachtige bevordering van de digitale snelweg en telewerken en het mengen van functies. Daarnaast moeten mensen meer worden gestimuleerd om dichter bij hun werk te gaan wonen om het woon/werkverkeer te beperken. Er is een verschuiving nodig van automobiliteit naar openbaar vervoer en verkeer te voet en per fiets. Dit kan niet zonder krachtige overheidsinspanningen. De overheid moet burgers meer dan nu confronteren met de maatschappelijke kosten van mobiliteit. De groei van automobiliteit kan worden tegengegaan door een prijsbeleid, waarbij niet het bezit van de auto, maar het gebruik ervan wordt belast. Daarnaast is er op het gebied van de ruimtelijke ordening nog veel winst te behalen. Door een slimme inrichting van steden kan het gebruik van verschillende vervoersmiddelen sterk worden beïnvloedt. Circa 71% van onze verplaatsingen zijn korter dan 7,5 kilometer. Toch is het aandeel van de auto in deze verplaatsingen nog altijd hoog (37%). Ruim zestig procent van alle verreden autokilometers bestaat uit ritten korter dan zeven kilometer. PerspectieF wil het langzaam verkeer stimuleren en vindt dat er in het landelijk beleid meer aandacht moet zijn voor mobiliteit op de korte afstand. Fietsvoorzieningen moeten sterk worden verbeterd en er is meer aandacht nodig voor ketenmobiliteit. 11.1 De doelstellingen uit het derde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) met betrekking tot verkeer en vervoer worden niet afgezwakt. 11.2 De kilometerheffing wordt landelijk ingevoerd waarbij de motorrijtuigenbelasting wordt afgeschaft. Bij de uiteindelijke vormgeving van de kilometerheffing moeten factoren als zuinigheid van de auto, regionale bevolkingsdichtheid, tijdstip van verkeersdeelname en privacy worden meegewogen. Uiteindelijk moet ook de hoeveelheid kilometers per jaar invloed hebben op de hoogte van de heffing (progressief stelsel). 72 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 11.3 Nederland stimuleert door belastingmaatregelen al het gebruik van schone en stille auto's. De Nederlandse overheid spant zich in om eisen met betrekking tot de uitstoot van verontreinigende stoffen en geluidshinder door auto's ook in Europees verband aan te scherpen. 4 11.4 Telewerken, carpoolen en autodelen moet door de overheid worden gestimuleerd. 5 11.5 Er wordt een regelmatige autoloze zondag geïntroduceerd. 6 7 11.6 Parkeernormen in het kader van het ABC-locatiebeleid (aantal parkeerplaatsen rond bedrijven per werknemer) dienen te worden aangescherpt en strikt te worden gehandhaafd. 8 9 11.7 Het leasen van auto’s wordt verder ontmoedigd. De waarde van privé-kilometers die door de werkgever geheel of gedeeltelijk worden vergoed, telt voor de loonbelasting volledig mee als inkomen. 10 11 11.8 De overdrachtsbelasting bij kosten koper als een werknemer binnen een straal van 20 kilometer van het werk gaat wonen wordt afgeschaft. 12 13 11.9 Er komt een fiscale standaardaftrek voor alle werknemers die binnen een straal van 10 kilometer van het werk wonen. 14 15 16 11.10 Voorkomen moet worden dat door overheidsbeleid de verplaatsingsafstanden toenemen. Stadsuitbreidingen en publieksbestemmingen worden daarom geconcentreerd bij knooppunten van openbaar vervoer en er wordt geïnvesteerd in schaalverkleining zodat voorzieningen dichter naar de mensen gebracht worden. 17 18 19 11.11 Inrichtingsprincipes van nieuwe stadsuitbreidingen en herstructureringswijken moeten worden toegesneden op het langzaam verkeer. Een goed middel hierbij is het instrument VerkeersPrestatie op Lokatie. Het gebruik van dit instrument wordt gestimuleerd door een subsidieregeling voor implementatie door lokale overheden. 20 11.12 Er komt een bonussysteem voor goed gemeentelijk fietsbeleid. 21 22 11.13 Om het gebruik van de fiets als natransport middel te bevorderen worden er fietsparkeerplekken op stations aangelegd voor een flexibel geautomatiseerd fietsverhuursysteem (de OV-fiets). 23 24 11.14 Fietsenstallingen bij NS-stations dienen voldoende capaciteit te hebben. De bestaande fietsenstallingen bij stations worden daarom sterk uitgebreid. 25 11.15 De toepassing van de anti-diefstalchip voor fietsen wordt gestimuleerd. 26 11.16 Er wordt geïnvesteerd in snelfietspaden op doorgaande forenzen- en scholierenroutes. 27 11.17 De verdere ontwikkeling en aanleg van fietsparkeervoorzieningen binnen de bebouwde kom wordt gestimuleerd. 28 11.18 Vervoer van een vouwfiets met het openbaar vervoer blijft gratis. 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 11.3 Openbaar vervoer Forse investeringen in het openbaar vervoer op korte termijn zijn essentieel voor het creëren van een betrouwbaar, comfortabel en veilig vervoersalternatief voor het autoverkeer. Capaciteitstoename, betere aansluitingen, lagere tarieven en beperking van de storingsgevoeligheid zijn daarbij van wezenlijk belang. De punctualiteit moet fors omhoog. Investeringen in het openbaar vervoer zijn noodzakelijk voor de bestrijding van het fileprobleem en een beter milieu. Stimuleren van het openbaar vervoer beperkt de (binnenstedelijke) congestie (opstoppingen) en de behoefte aan ruimte voor infrastructuur en zorgt daarmee voor een prettige leefomgeving. Het openbaar vervoer zal lang niet overal een goede vervanger van de auto kunnen zijn, maar de rol van het openbaar vervoer kan nog worden versterkt. Met name op de assen tussen de grote stedelijke gebieden en binnen de stadsgewesten (stedelijke netwerken) zou het openbaar vervoer goed met de auto kunnen concurreren en een duurzaam alternatief zijn. Hiervoor zijn investeringen in hoogwaardig stedelijk openbaar vervoer en een opwaardering van het intercitynet nodig. 11.19 De openbaar vervoerbedrijven krijgen de vrijheid om naast een landelijk tarievensysteem meer soorten kaarten te introduceren met specifieke kortingen. 46 11.20 Er komt een uniform vervoerbewijs (OV-chipkaart) voor fietsenstalling, bus, tram, trein, metro en pont. 47 11.21 Er moet een onderzoek worden gedaan naar de invoering van gratis openbaar vervoer binnen steden. 48 49 11.22 Er komt een investeringsimpuls in netwerken van stadsgewestelijk en stedelijk openbaar vervoer (light-rail, metro, tram en bus). PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 73 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 11.23 De minister moet meer mogelijkheden krijgen om het beleid van de NS (tarieven, stillegging of afstoten verbindingen, sluiting loketten, enzovoort) te sturen. De NS wordt in elk geval niet geprivatiseerd. Er komt een onafhankelijke toezichthouder die het bedrijf rechtstreeks kan aanspreken op de geleverde prestaties. 4 11.24 Er moet een gratis OV-kortingskaart voor alle jongeren tot 25 jaar worden geïntroduceerd 5 6 7 11.25 Er moeten basisnormen worden opgesteld voor openbaar vervoervoorzieningen in het landelijke gebied om grote verschillen tussen regio’s te voorkomen. Er komt een landelijk systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) dat als aanvulling dient voor het buslijnennet. 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 11.4 (Spoor)weginfrastructuur Er zijn verschillende redenen om nieuwe infrastructuur aan te leggen. Het ontsluiten van een nieuwe woonwijk, het opvangen van de groei van de mobiliteit, het versterken van de economische structuur van een regio of gewoon prestige. Dit laatste mag natuurlijk geen reden zijn. De keuze voor de aanleg van nieuwe infrastructuur dient zorgvuldig te worden afgewogen. Niet elke “behoefte” hoeft te worden beantwoord. Er dient daarom kritisch te worden omgesprongen met plannen voor nieuwe snelwegen. Het netwerk in Nederland heeft al een ongekende dichtheid. De aanleg van nieuwe wegen met het doel om files te bestrijden heeft vaak alleen maar het gevolg dat de files zich verplaatsen of dat er nog meer verkeer komt waardoor de files weer net zo snel terugkomen. Het versterken van de economische structuur is een nobel streven, maar het open houden van het landschap, het tegengaan van versnippering als gevolg van de aanleg van infrastructuur zijn ook van waarde. De achterstand die is opgelopen in de uitbouw van de railinfrastructuur wordt weggewerkt. Op deze manier kan het spoor weer een aantrekkelijk alternatief voor de auto worden. De spoorwegcapaciteit moet worden vergroot en het noorden moet beter worden ontsloten door de aanleg van bijvoorbeeld de Zuiderzeelijn. In de Deltametropool dient een aaneensluitend netwerk van lightrailverbindingen te komen. De metro- en tramnetwerken en de stadsgewestelijke spoorverbindingen in de Randstad dienen hiertoe gekoppeld te worden door het aanleggen van ontbrekende schakels en revitalisatie van ongebruikte of onrendabele spoorlijnen. De aanleg van nieuwe grootschalige infrastructuur is vaak ingrijpend. De besluitvorming bij grote infrastructurele projecten dient daarom open en helder te zijn, met een directe afstemming op de belangen en behoeften van alle betrokken partijen en een evenredige honorering van sociale, economische en ecologische waarden. 11.26 De aanleg van weg- en railinfrastructuur is een taak van de overheid. Private financiering van deze infrastructuur wordt afgewezen. 34 35 36 11.27 Grootschalige uitbreiding van het landelijke en regionale hoofdwegennet mag niet meer plaats vinden. Voorgenomen uitbreidingen van het hoofdwegennet worden kritisch tegen het licht gehouden. Uitbreiding van het aantal rijbanen dient slechts zeer selectief plaats te vinden. De geplande aanleg van de doorstroomroute A4 wordt afgewezen. 37 38 39 40 11.28 De nadruk moet liggen op betere benutting van het bestaande wegennetwerk door bijvoorbeeld verlaging van de maximale rijsnelheid, automatische voertuiggeleiding en een meer flexibele wegindeling (smallere rijbanen in de spits). Het gebruik van de vluchtstrook als extra rijstrook is alleen mogelijk als de veiligheid voldoende gegarandeerd is (voldoende uitwijkhavens, brede berm, dynamische afsluiting van de rijbaan). 41 42 43 11.29 Bij de aanleg van nieuwe weg- en railinfrastructuur dient uitgangspunt te zijn dat versnippering van het landschap wordt voorkomen en dat de inpassing in de bestaande omgeving optimaal is. Geluidswallen worden bij voorkeur ‘groen’ uitgevoerd. 44 45 11.30 Het genereren van warmte uit asfalt verdient grootschalige toepassing, omdat het slijtage voorkomt, de verkeersveiligheid bevordert en bovendien duurzame energie oplevert. 46 47 48 49 11.31 Hoogwaardig openbaar vervoer per spoor wordt krachtig gestimuleerd. Aan de aanleg van de Rijn-Gouwelijn, Randstadspoor en Randstadrail dient meer prioriteit te worden gegeven. Kansrijke regionale initiatieven verdienen financiële steun van de rijksoverheid. Er wordt een inventarisatie gemaakt van niet meer in gebruik zijnde spoorverbindingen en – tracés die in aanmerking komen voor revitalisering. 50 51 11.32 De capaciteit van het spoorwegnet dient te worden vergroot door ophoging van de bovenleidingspanning naar 25 kilovolt en de introductie van een modern beveiligingssysteem. 52 53 54 11.33 Hoofdverbindingen in het spoorwegkernnet worden geschikt gemaakt voor snelheden tot 200 km per uur. In de Randstad, de Brabantse Stedenrij en Midden Nederland wordt het kernnet viersporig gemaakt zodat de capaciteit wordt vergroot en frequent stoppende lightrail diensten en intercity’s elkaar niet in de weg zitten. 74 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 11.34 De spoorverbinding Utrecht-Duitse grens wordt viersporig gemaakt, mede omdat dat de beste garantie biedt voor een volwaardige aanleg van de HSL-Oost en dus voor hoogwaardige concurrentie van deze snelle trein ten opzichte van het vliegtuig. Op deze verbinding wordt een snelheid van 200 km/u toegestaan, worden gelijkvloerse kruisingen opgeheven en wordt het spoor in stedelijk gebied zoveel mogelijk verdiept aangelegd. 5 11.35 Alle enkelsporige spoorlijnen die worden gebruikt door het openbaar vervoer dienen te worden verdubbeld. 6 7 11.36 De Zuiderzeelijn die moet zorgen voor een betere treinverbinding tussen de Randstad en Noord-Nederland wordt aangelegd. Aanleg van een zweeftrein-tracé wordt afgewezen. 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 11.37 De eventuele aanleg van ontbrekende schakels in het spoorwegnet zoals de lijnen Breda-Utrecht, EnschedeEmmen-Groningen en Rotterdam-Spijkenisse-Zierikzee-Middelburg, moet worden onderzocht. Aanleg of uitbreiding van snelwegen op dergelijke trajecten mag niet plaatsvinden. 11.5 Transport en logistiek Goederentransport is voor de Nederlandse economie een belangrijke factor. Met twee belangrijke mainports presenteert Nederland zich vaak als de toegangspoort van Europa. Toch verdient deze eenzijdige nadruk op ‘Nederland Distributieland’ bijstelling. Ons land moet zich niet degraderen tot de deurmat van Europa. Daarnaast slippen steeds meer binnensteden dicht doordat er niet efficiënt wordt omgegaan met de transportcapaciteit. Het is hoog tijd voor slimmere logistiek en duurzaam goederentransport. Er dient daarom een verschuiving te komen van spoor- en wegtransport naar binnenvaart en nieuwe transportvormen zoals combi-road, buistransport en luchtschip. Doorvoer van bulkgoederen, zonder dat er sprake is van een substantiële toegevoegde waarde, staat haaks op een duurzaam mobiliteitsbeleid en mag daarom niet langer worden bevorderd. Verdere grootschalige uitbreiding van het Rotterdamse en Amsterdamse havengebied leiden tot een ongewenste overbelasting van het wegennet in de Randstad en tot kapitaalvernietiging. 11.38 De overheid moet de introductie van binnenstedelijke logistieke systemen bevorderen. 26 11.39 De aanleg van ondergrondse transportsystemen, bijvoorbeeld rond Schiphol, wordt krachtig gestimuleerd. 27 28 11.40 De introductie van doelgroepstroken voor het vrachtverkeer wordt aangemoedigd, maar dit mag geen excuus zijn om nog meer asfalt neer te leggen. 29 30 31 32 33 11.41 Het vrachtvervoer via de binnenvaart krijgt een nieuwe impuls door een spoedige realisatie van voorgenomen verbeteringen van de hoofdvaarwegen en het onderliggend vaarwegennet. Concrete trajecten die op korte termijn moeten worden verbeterd zijn de Maasroute, Lemmer – Delfzijl, Waalroute en de Zuid-Willemsvaart. Het onderliggend vaarwegennet kan meer dan nu worden gebruikt voor distributie van goederen voor het midden- en kleinbedrijf. 34 35 36 11.42 Uitbreiding van de Rotterdamse en Amsterdamse havens dient plaats te vinden binnen de huidige haventerreinen. Binnen de nog mogelijke groeiruimte moet naar meer duurzame vormen van industrie worden gezocht. De begrenzing van de havens moet worden vastgesteld. 37 11.43 De realisatie van overslagterminals voor weg-, spoor- en binnenvaartvervoer wordt krachtig gestimuleerd. 38 39 11.44 Er wordt een verbod op vrachtvervoer over de weg op zondag ingevoerd, zoals in andere Europese landen het geval is. Gestreefd wordt naar een verbod voor heel Europa. 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 11.6 Luchtvaart De luchtvaart is niet meer weg te denken uit onze westerse samenleving. Even op en neer vliegen lijkt steeds normaler te zijn en het wordt bovendien steeds goedkoper. De mondialisering van de economie leidt tot een steeds grotere behoefte aan intercontinentale vluchten en vakanties moeten steeds extremer en verder. De luchtvaart levert echter ook een zeer grote bijdrage aan de milieuvervuiling. Circa zeventig procent van alle vluchten vanaf Schiphol zijn korter dan duizend kilometer, alleen al de vluchten naar Londen en Parijs vormen samen zo’n 10%. Ongeveer veertig procent van alle passagiersbewegingen vanaf Schiphol betreft overstappers, die economisch weinig interessant zijn, maar wel aanzienlijk bijdragen aan de milieuoverlast. Er zijn dus genoeg redenen om de luchtvaart niet onbeperkt te laten groeien. In plaats daarvan moet er een verschuiving komen van korte afstandsvluchten naar internationaal treinverkeer (HSL) en alternatieve vervoersvormen zoals de Zeppelin en een sterke beperking van de regionale luchtvaart. Selectieve groei van de luchtvaart op de lange afstand mag alleen plaatsvinden binnen de bestaande milieunormen. Het principe ‘de vervuiler betaalt’ moet ook gelden voor de luchtvaart. Hiervoor dienen snel Europese afspraken gemaakt te worden. Nederland mag hier best op vooruitlopen. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 75 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 11.45 Nieuwe wet- en regelgeving betreffende milieu- en veiligheidseisen dient minimaal te voldoen aan de huidige milieuen veiligheidsnormen zoals die zijn vastgelegd in bijvoorbeeld de Planologische Kernbeslissing Schiphol. 4 5 11.46 Schiphol kan op de huidige locatie binnen de randvoorwaarde van selectieve groei blijven bestaan. Uitbreiding van Schiphol is alleen een reële optie als dat in financieel en ecologisch opzicht verantwoord is. 6 11.47 De aanleg van een nieuwe nationale luchthaven op zee wordt afgewezen. 7 8 9 11.48 Er wordt een accijns op kerosine ingevoerd. Technologische vernieuwingen worden gestimuleerd door het invoeren van emissieheffingen. Voor binnenlandse vluchten wordt de BTW op vliegtickets verhoogd naar het gewone 19% tarief. Voor buitenlandse vluchten wordt dit BTW-tarief ook ingevoerd. 10 11 11.49 Voor bestemmingen die binnen zes uur per trein kunnen worden bereikt wordt er per vliegtuigticket een ´zes-uren heffing´ ingevoerd. 12 13 11.50 Regionale luchtvaart moet worden ontmoedigd. De mogelijkheid één of meerdere regionale luchthavens te sluiten moet worden onderzocht. Uitbreiding van regionale luchthavens vindt in ieder geval niet meer plaats. 14 15 11.51 Op regionale luchthavens en kleine luchtvaartterreinen mag tussen 23.00 en 07.00 uur niet worden gevlogen. Deze luchthavens mogen ook niet worden gebruikt als buffer voor Schiphol. 16 11.52 Reclamevluchten moeten worden verboden. Sportvliegen en parachutespringen wordt duurder gemaakt. 17 11.53 Boven de stiltegebieden en grootschalige natuurgebieden wordt een vliegverbod voor de kleine luchtvaart ingevoerd. 18 19 11.54 De overheid steunt initiatieven voor de herintroductie van het luchtschip door een tijdige afgifte van luchtwaardigheidscertificaten en het steunen van onderzoeks- en pilotprojecten. 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 11.7 Verkeersveiligheid Wereldwijd sterven er meer mensen in het verkeer dan aan aids of in oorlogen. Een op de drie overledenen in de leeftijdsgroep van 5 tot 25 jaar is een verkeersslachtoffer. Nederland behoort weliswaar tot de veiligste landen in Europa wat betreft het aantal verkeersslachtoffers, maar toch gaat het om ruim 1000 doden per jaar. De mobiliteit blijft bovendien groeien en het aantal verkeersslachtoffers daalt minder snel dan vroeger. Elke verkeersdode is er één te veel, elk leven is kostbaar. Het aantal (ernstige) verkeersgewonden is onaanvaardbaar hoog. De zorg voor de verkeersveiligheid verdient daarom een hoge prioriteit. Het werken aan een betere verkeersveiligheid is ook goed voor onze economie. Eénderde van de WAO-ers heeft een verkeersongeval achter de rug. De maatschappelijke kosten door verkeersonveiligheid worden geschat op meer dan 6 miljard euro per jaar en nemen toe. Dit steekt schril af tegen de maatschappelijke kosten van files: nog geen 1 miljard euro. Het mobiliteitsbeleid mag niet in de eerste plaats gericht zijn op het accommoderen van zoveel mogelijk verkeersdeelnemers, maar moet deze deelnemers zo optimaal mogelijk beschermen. Natuurlijk heeft elke verkeersdeelnemer hierin zijn eigen verantwoordelijkheid, maar de overheid heeft bijvoorbeeld als beheerder van de infrastructuur een belangrijke rol in het geheel. Zo moet de infrastructuur aangepast zijn aan de beperkingen van de menselijke vermogens, de menselijke maat. Het risico om dodelijk te verongelukken in het verkeer is voor voetgangers nu nog 7,5 maal zo hoog als voor auto-inzittenden. Bij het nemen van verkeersmaatregelen dient daarom het belang van de zwakste verkeersdeelnemers extra aandacht te krijgen. De verkeersveiligheid wordt echter beïnvloed door meerdere factoren. Er moet gestreefd worden naar een integrale systeemaanpak van mens, voertuig en weg. Voertuigen moeten voorzien zijn van middelen om de taken van mensen te vereenvoudigen en geconstrueerd zijn om de kwetsbare mens zo goed mogelijk te beschermen. Tenslotte moeten verkeersdeelnemers adequaat zijn opgeleid en geïnformeerd over de gevaren in het verkeer. 11.55 Er komt een algemeen inhaalverbod voor vrachtwagens. Waar wel mag worden ingehaald wordt dat aangegeven. 47 48 11.56 Op plaatsen waar dit uit oogpunt van de verkeersveiligheid zinvol is, wordt de maximumsnelheid verlaagd. Hiermee wordt tevens een bijdrage geleverd aan het tegengaan van de milieuvervuiling. 49 11.57 Dertig kilometer zones moeten sterk worden uitgebreid. 50 11.58 Er komt een alcolhollimiet van 0,2 promille voor alle bestuurders. 51 52 53 11.59 Rijvaardigheids- en rijgeschiktheidseisen moeten in Europees en nationaal verband worden aangescherpt. Er wordt een praktijkexamen voor brom- en snorfietsers ingevoerd. Degene die slaagt voor zijn rijexamen ontvangt een voorlopig rijbewijs. Bij goed verkeersgedrag wordt dat na twee jaar omgezet in een definitief rijbewijs. 76 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 11.60 Boetes voor verkeersovertredingen worden verhoogd. Indien een bestuurder drie keer wordt betrapt op een grove verkeersovertreding verliest hij voor vijf jaar zijn rijbevoegdheid. 3 4 5 11.61 De beveiliging van spoorwegovergangen wordt verder geïntensiveerd. De veiligste overgang is echter geen overgang. Het aantal spoorwegovergangen wordt daarom drastisch gereduceerd door de aanleg van ongelijkvloerse kruisingen. 6 7 8 11.62 Nederland dient zich in te spannen voor de komst van Europese regelgeving die levensreddende voorzieningen bij vrachtwagens zoals camera’s, dode hoekspiegels en gesloten zij-afscherming verplichten en hierop vooruitlopend nationale regels vast te stellen. 9 10 11 12 13 11.63 Kwetsbare weggebruikers moeten de ontwerpnorm worden bij de (her)inrichting van de openbare ruimte. Verblijfsen verkeersruimten moeten kindvriendelijk worden ingericht. Hierbij moet speciale aandacht zijn voor veilige schoolroutes. Gebieden rond scholen moeten zoveel mogelijk autovrij worden gemaakt en in ieder geval worden ingericht als dertig kilometer zones. De landelijke overheid moet in het kader van de tweede fase van Duurzaam Veilig op dit gebied normen opstellen voor gemeenten. 14 11.64 De handhaving van snelheidslimieten moet worden geïntensiveerd. 15 16 17 18 11.65 Verkeersovertredingen mogen niet tot in het oneindige met het betalen van een administratieve boete worden afgedaan zonder enig verkeersopvoedend aspect. Een groter aantal verkeersgedragingen moet daarom weer door de rechter worden behandeld. Dit kan worden betaald uit de boeteopbrengsten die nu nog naar de algemene middelen gaan en dus geen verkeersveiligheidsbestemming hebben. 19 20 11.66 Er moet een beter evenwicht komen tussen staandehoudingen en radarcontroles aangezien het eerste meer indruk maakt. 21 22 11.67 Geluidsnormen dienen geen belemmering te zijn voor traumahelikopters om uit te mogen vliegen bij grote (verkeers)ongelukken. 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 11.8 Telecommunicatie Een goede communicatie-infrastructuur is een steeds belangrijkere randvoorwaarde voor het functioneren van onze economie. Eén week zonder telefoon kan leiden tot enorme schadeposten. Er is een grote mate van afhankelijkheid ontstaan en de telecommunicatie sector is een miljardenbusiness geworden. Privatisering en internationale concentratie leidt er toe dat de invloed van de overheid afneemt. De overheid moet zorgen voor voldoende toezicht, zodat de kwaliteit van de geboden diensten gewaarborgd blijft. De Nederlandse communicatie-infrastructuur moet voor iedereen toegankelijk zijn. Een redelijke prijs en betrouwbaarheid zijn belangrijker dan het binnenhalen van miljarden voor de staatskas. 11.68 Licenties voor telefoon- en andere communicatienetwerken worden verdeeld op basis van een vergelijkende toets waarbij aspecten als prijs en kwaliteit een grote rol spelen. 36 37 11.69 De overheid voert een actief beleid om de verdere groei van het woud van antennes zoveel mogelijk te beperken. Telecommaatschappijen zijn verplicht locaties te delen. 38 39 40 11.70 De overheid moet aanbieders van telecomdiensten verplichten regelmatig een gestandaardiseerde kwaliteitsrapportage openbaar te maken met betrekking tot onder andere de mate van dekking. De OPTA dient hierop toe te zien. 41 11.71 De registratiekamer moet de privacypraktijk van internetondernemingen systematisch monitoren. 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 11.9 Water Water is een eerste levensvoorwaarde. Zonder water is er geen leven. Er dient daarom voldoende schoon drinkwater beschikbaar te zijn voor iedereen. Het tekort aan water, of beter gezegd het verkeerde gebruik van water, is een wereldwijd probleem. Ook in ons natte Nederland wordt water steeds schaarser. Nationaal en mondiaal moet er daarom een beleid gevoerd worden dat is gericht op sterke terugdringing van het waterverbruik. We moeten verstandiger omgaan met het water dat we hebben gekregen. De vervuiling van rivieren en andere waterlopen moet worden bestreden en relatief schoon regenwater mag niet meteen worden afgevoerd, maar moet langer worden vastgehouden in de woonomgeving. Dit water moet vaker worden gebruikt voor die gevallen waar duur drinkwater niet noodzakelijk is. Er is echter ook sprake van een overschot aan water. In een aantal plaatsen is er wateroverlast in kelders van woonhuizen door een hoge grondwaterstand. Als gevolg van klimaatveranderingen staat ons een stijging van de zeespiegel en een meer onregelmatige afvoer van water door de rivieren te wachten. Bodemdaling en intensivering van het grondgebruik en de PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 77 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 daarmee gepaard gaande verharding, vergroten de waterproblematiek aanzienlijk. Hierdoor neemt het gevaar van overstromingen toe. 17 18 19 11.73 Alternatieven voor dijkverzwaring, zoals de capaciteitsvergroting van het rivierbed, dienen zoveel mogelijk te worden gestimuleerd. Dit is een betere garantie voor de veiligheid en de landschappelijke en culturele waarden worden daardoor niet aangetast. 20 21 11.74 Voor er gebruik wordt gemaakt van opvang van water in noodoverloopgebieden dienen eerst oplossingen gezocht te worden in het verbreden van de uiterwaarden en in bovenstroomse gebieden. 22 23 24 11.75 Grootschalige ontgrondingen in het Nederlandse rivierengebied worden zoveel mogelijk voorkomen, tenzij de doelstelling mede betrekking heeft op natuurontwikkeling. Hergebruik van zand en grind wordt bevorderd, bijvoorbeeld via heffingen. De export van in het rivierengebied gewonnen zand wordt gestaakt. 25 26 27 28 11.76 Met het oog op de bestrijding van de verdroging wordt de winning van grondwater ten behoeve van laagwaardige toepassingen (spoel- en proceswater, beregening) fors beperkt. De beschikbaarheid ten behoeve van het gebruik als drinkwater en ten behoeve van het gebruik door bijvoorbeeld de voedingsmiddelenindustrie dient vanuit het oogpunt van volksgezondheid te worden gegarandeerd. 29 30 11.77 Het zuinig omgaan met water wordt bevorderd door het rioolrecht aan het waterverbruik te koppelen en de waterprijs stapsgewijs te verhogen. 31 32 11.78 Water dient zoveel mogelijk te worden vastgehouden in het deelstroomgebied waarin de neerslag valt. Het inlaten van gebiedsvreemd water wordt tot een minimum beperkt. 33 11.79 Gemeenten dienen te zorgen voor een goed onderhouden rioleringsstelsel en overstortlocaties te voorkomen. 34 35 11.80 Regenwater en afvalwater wordt zoveel mogelijk gescheiden afgevoerd, zodat het relatief schone regenwater niet wegloopt naar het riool. Regenwater wordt zo lang mogelijk vastgehouden in de wijk. 36 37 11.81 Bij nieuwbouw wordt (ondergrondse) wateropslag gerealiseerd voor laagwaardige toepassingen, zoals toiletspoeling. Bij bestaande bouw wordt dit eveneens gestimuleerd. 38 11.82 Er komt een landelijke actie om het gebruik van regentonnen te promoten. 39 40 41 42 11.83 De aanpak van wateroverlast en een nieuwe organisatie van het actieve (stedelijk) grondwaterbeheer verdient hoge prioriteit. Er wordt een integrale visie op grondwaterbeheer ontwikkeld en wettelijk wordt vastgelegd wat de verantwoordelijkheden zijn (met name wat betreft ontwatering en afwatering) van grondeigenaren, gemeenten en waterschappen bij het voorkomen en bestrijden van grondwateroverlast in nieuwe situaties. 43 44 11.84 Er moeten voldoende middelen beschikbaar blijven voor de aanpak van diffuse bronnen van verontreiniging, verontreinigde waterbodems en verdroging. Soms zullen dijkverzwaringen nodig zijn, maar er moet, mede vanwege de landschappelijke en cultuur-historische waarde van de oude dijken ook nadrukkelijk worden gekeken naar alternatieven hiervoor. Extra bergingscapaciteit voor noodopvang van water is noodzakelijk. Er mag daarom niet zondermeer op lage plekken worden gebouwd, er moet meer waterbewust worden gebouwd en zonodig moet op sommige plaatsen rivierbeddingen worden verbreed en land worden teruggeven aan het water. Hierbij moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van natuurlijke omstandigheden. Er moet ook zwaarder worden ingezet op water als drager van natuurontwikkeling. De nadruk in het huidige beleid ligt iets te veel op het beschermen tegen overlast. De overheid moet hoge prioriteit geven aan het realiseren van een integraal en duurzaam waterbeheer. Hiervoor zijn toetsbare taakstellingen voor waterkwaliteit en waterkwantiteit nodig. 11.72 Er wordt geen kustlocatie ontwikkeld in de Noordzee. Voor de veiligheid van de kust is een zeewaartse duinuitbreiding met een sterk natuurlijk karakter wel mogelijk. 45 78 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 12 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 12.1 Inleiding PerspectieF staat voor een gezondheidszorgsysteem dat te typeren is met de begrippen "behoeftegestuurd", "hoogwaardig", "respect voor het leven " en "sociaal". Goede zorg is geen vanzelfsprekendheid. Iedereen krijgt te maken met ziekte of ouderdom. Het getuigt van goed rentmeesterschap wanneer mensen verantwoordelijk omgaan met het eigen lichamelijk en geestelijk welzijn: God heeft de mens het leven immers gegeven. In een samenleving waarin recht, gerechtigheid en barmhartigheid heersen, is er vanzelfsprekend oog voor de ander, in het bijzonder voor de naaste die lijdt, zorg nodig heeft, of gehandicapt is. Mensen behoren zich materieel en financieel verantwoordelijk te voelen voor het welzijn van de ander. Het stelsel van ziektekostenverzekeringen behoort in belangrijke mate gestempeld te zijn door die onderlinge solidariteit. De overheid is verantwoordelijk voor een adequate gezondheidszorg waarin kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid centrale uitgangspunten zijn. Zorg voor mensen, zorg voor leven Zorgkostenplafond' voor de totale kosten Geen embryo’s kweken voor onderzoek Opvang voor tienermoeders Palliatieve zorg in plaats van euthanasie Moratorium transplantatie dierlijke organen Beperk dierproeven, zoek alternatieven Stop gedoogbeleid softdrugs Rookverbod in treinen Aanpak wetontduikende TV-gokspelletjes Slaapplaatsen voor dak- en thuislozen Leeftijdsdiscriminatie ouderen tegengaan Behoud identiteitsgebonden jeugdzorg Elke provincie een jongerenraad Volwaardige CAO sociale werkvoorziening Goedkoop sporten voor alle jongeren De geneeskunde moet zich bewust blijven dat ze in dienst staat van het leven. Het leven van ieder mens verdient bescherming. Elk mens heeft het recht om volwaardig te participeren in de maatschappij. Het toestaan van euthanasie, hulp bij zelfdoding en opzettelijke levensbeëindiging, kan er toe leiden dat de mens meer en meer wordt teruggeworpen op zichzelf. Wanneer de beschikking over het leven een individueel recht wordt, wordt het kil in de samenleving. Er is een tendens ontstaan om de dood te verkiezen als oplossing wanneer men ‘onvoldoende kwaliteit van het leven’ verwacht of veronderstelt. De zorg voor het leven is een last geworden, die mensen niet meer dragen willen. Het gevaar is aanwezig dat uiteindelijk de zorg voor gehandicapten of ernstig zieken in gevaar komt. Het is oneindig veel beter te investeren in voldoende begeleiding en zorg voor de zorgbehoevenden, vooral jegens hen die daar niet (zelf meer) om kunnen vragen. 12.2 Behoeftegestuurde zorg De zorg moet zo goed mogelijk aansluiten bij de vraag van de zorgontvangers. Hierbij moet ook goed gekeken worden naar de belevingswereld van de zorgvrager. Hoe ervaart iemand het (ernstig) ziek zijn of het hebben van een handicap? Hoe geeft iemand het lijden een plaats in zijn geloof of levensbeschouwing? Welke eisen stelt iemand aan zijn of haar zorgomgeving? Om dit te bereiken kan het nodig zijn levensbeschouwelijk bepaalde zorg te geven. Deze zorg dient voor iedereen beschikbaar te zijn en mag niet beperkt worden door regionale verschillen. 12.1 De omslag van aanbodgestuurde naar behoeftegestuurde zorg wordt gestimuleerd. Zorgvragen dienen wel getoetst te worden. Daarvoor dienen professionele standaarden ontwikkeld te worden. Alleen als een zorgvraag als reëel wordt beoordeeld, komt de zorgvrager voor bekostiging van die zorg in aanmerking. 46 47 48 12.2 De criteria waarop zorgvragen beoordeeld worden, dienen beschikbaar te zijn voor een breed publiek. De overheid stimuleert en faciliteert daarvoor de noodzakelijke activiteiten. Consumenten en patiënten moeten de inrichting van de zorg daadwerkelijk kunnen beïnvloeden. 49 50 51 52 12.3 De overheid geeft bijzondere aandacht aan de bestaansmogelijkheden van (bovenregionaal en landelijk werkende) zorgvoorzieningen op levensbeschouwelijke grondslag. Voor een deel kan levensbeschouwelijk bepaalde zorg via algemene/regionale zorgkanalen plaats vinden, maar afzonderlijke zorginstellingen blijven noodzakelijk om voldoende expertise op dit terrein te kunnen opbouwen en behouden. 53 54 55 12.4 Verstrekkingen die uit ethisch oogpunt onaanvaardbaar zijn, alsmede cosmetische chirurgie zonder medische indicatie en de daarmee gelijk te stellen behandelingen, moeten buiten het basispakket van de ziektenkostenverzekering worden gelaten. 56 57 12.5 Kleinere ziekenhuislocaties dienen voor eerste hulp en dagelijkse zorg open te blijven, vooral voor kwetsbare zorgbehoevenden. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 79 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 12.6 Huisartsen op het platteland moeten de mogelijkheid houden er een apotheek bij te houden. 12.3 Hoogwaardige zorg De zorg dient van hoge kwaliteit te zijn. De zorg wordt volgens kwaliteitsnormen gegeven, is effectief, wordt op tijd gegeven (minimale wachtlijsten) en vraagt ook van de zorgvrager zo min mogelijk tijd. In het bijzonder is aandacht nodig voor kwaliteitsnormen in de verblijfszorg, zoals het wonen in een verpleeghuis. Zorg waarvan het effect onduidelijk is of die mogelijk contraproductief is, is geen hoogwaardige zorg. Die wordt dan ook niet bekostigd in een basispakket. Het oordeel over de effectiviteit van de zorg en het aanwezig zijn van een indicatie is in de eerste plaats een professioneel oordeel. Het oordeel over de zin van zorghandelingen en de weging van de positieve en negatieve effecten ligt vooral bij de zorgvrager. Hoogwaardige zorg wordt niet alleen gegeven door betaalde professionals, maar ook door onbetaalde vrijwilligers, die daartoe goede scholing en ondersteuning krijgen. De overheid dient ook te kijken naar een efficiënte taakverdeling. Traditionele schotten, bijvoorbeeld tussen zorgverleners met een universitaire opleiding en zorgverleners met een hogere beroepsopleiding, mogen geen belemmering zijn voor een efficiënte verdeling van taken. De positie van het personeel binnen de gezondheidszorg moet worden verbeterd. Het is wenselijk de druk op de huisartsen te verminderen, bijvoorbeeld door het aanstellen van praktijkondersteuners. Vooral in de grote steden is de werkdruk van huisartsen onaanvaardbaar hoog. Voor de werknemers in de zorg is een marktconforme salariëring het uitgangspunt, waarbij in het bijzonder aandacht moet worden geschonken aan goede secundaire arbeidsvoorwaarden. 12.7 De zorgvrager dient voldoende mogelijkheden te hebben om mee te denken over de vormgeving en de kwaliteit van zorg. De overheid stimuleert daarom de activiteiten van patiëntenorganisaties in de zorg. 22 23 12.8 De overheid ontwikkelt initiatieven om geneeskundig klinisch onderzoek, met name naar de veiligheid en effectiviteit van geneesmiddelen, zo efficiënt en onafhankelijk mogelijk te laten plaatsvinden. 24 25 26 27 12.9 De overheid stimuleert bij de bevolking, met name bij jongeren, het maken van een keuze voor het werken in de gezondheidszorg. De overheid draagt er zorg voor dat personen met gewetensbezwaren tegen bepaalde onderdelen van de zorgverlening en personen met een andere culturele achtergrond blijvend ingezet kunnen worden in de zorgverlening. 28 29 12.10 Het waarborgen van een kwalitatief goede thuiszorg, die binnen aanvaardbare termijnen noodzakelijke hulp kan verlenen, heeft hoge prioriteit. 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 12.4 Sociaal zorgstelsel Het gezondheidszorgstelsel dient sociaal te zijn, onder andere in de zin dat we solidair zijn met elkaar in het dragen van de kosten voor de gezondheidszorg. Gezonden “helpen” daarin de zieken en jongeren helpen daarin de ouderen. Dit is een principiële keuze. De kosten van de gezondheidszorg zullen de komende jaren sterk stijgen. Gezien dit feit stimuleert de overheid het zoeken en toepassen van middelen om kostenreductie in de gezondheidszorg te realiseren. Daarnaast stimuleert de overheid jongeren en ouderen vrijwilligerswerk te verrichten in de gezondheidszorg en ondersteunt zij hun professionalisering. Gezondheidszorg en welzijn doen we als het ware "met z'n allen". De overheid onderzoekt daarom ook de mogelijkheid tot het invoeren van een hulpverlenings- en zorgverleningsdienstplicht. 12.11 Er komt een breed verplicht basispakket in de gezondheidszorg. Dit doet recht aan het principe van ‘zorg voor elkaar’ en het voorkomt dat belangrijke voorzieningen voor de één wel en voor de ander niet toegankelijk zijn. In dit verband kent het marktmechanisme binnen de gezondheidszorg zijn grenzen. Concurrentie kan slechts plaatsvinden onder strikte voorwaarden, waarbij voorop staat dat de toegankelijkheid van de zorg gewaarborgd is. 46 47 48 49 50 51 12.12 Het meest gewenste stelsel van ziektekostenverzekeringen is een basisverzekering voor iedereen, met de mogelijkheid zich aanvullend te verzekeren. De huisarts dient ook onder de nieuwe basisverzekering te vallen. Op termijn wordt ook het huidige AWBZ-pakket hierin opgenomen. De premie voor deze basisverzekering kent een klein nominaal (= vast, inkomensonafhankelijk) en een groter inkomensafhankelijk deel. In beperkte mate kan gebruik worden gemaakt van eigen bijdragen. Het gebruik maken van basisvoorzieningen in de gezondheidszorg mag echter geen voorwerp worden van eigen risico. 52 53 12.13 Het AWBZ-verzekeringspakket wordt beperkt tot de werkelijk onverzekerbare zorgvoorzieningen. Het persoonsgebonden budget wordt zo breed mogelijk toegepast. 54 55 56 12.14 Boven het voor ieder geldende basispakket moeten mensen kunnen kiezen voor een zorgaanbod dat past bij hun individuele wensen ten aanzien van de omvang of de diversiteit van het voorzieningenpakket. Voor aanvullende pakketten wordt een acceptatieplicht tegen een aanvaardbare premie van kracht. 80 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 12.15 De zorgvrager heeft een zo groot mogelijke keuzevrijheid met betrekking tot de keuze van de zorgverlener en de plaats van zorgverlening, onder andere door het systeem van vouchers of een persoonsgebonden budget. De overheid stimuleert in dit kader in het bijzonder ook de mogelijkheden van zorg in de thuissituatie en voor zorgvragers in de stervensfase. 5 6 7 12.16 Het al dan niet roken, overmatig drinken of andere gewoonten die onomstreden leiden tot verhoogde gezondheidsrisico’s, moeten een rol kunnen spelen bij de bepaling van de hoogte van de ziektekostenverzekeringspremie. 8 12.17 Het basispakket omvat alleen die zorg die effectief is, die noodzakelijk is en waarbij het leven wordt gerespecteerd. 9 10 12.18 Meer middelen zijn nodig voor preventie, voorlichting en voor bevordering van een gezonde levenshouding, zoals het inperken van roken en drinken, meer beweging en minder vet eten. 11 12 13 14 12.19 Het wordt in toenemende mate mogelijk om aan de hand van genonderzoek en dergelijke voorspellende uitspraken te doen over te verwachten ziektebeelden voor de langere termijn. Wettelijk behoort te zijn vastgelegd dat dergelijke uitkomsten van onderzoek naar gezondheidsrisico’s geen gevolgen mogen hebben voor zaken als toegang en premiestelling voor ziektekostenverzekeringen. 15 16 12.20 Er komt een 'zorgkostenplafond' voor de totale kosten voor alle zorg- en hulpverlening (premies, eigen risico, eigen bijdragen) in procenten van het inkomen van het betreffende huishouden. 17 18 12.21 Het is niet aanvaardbaar wanneer bij cruciale producten als geneesmiddelen overwinsten worden gemaakt. Dit is de legitimatie om de farmaceutische industrie aan afspraken over prijs en productie te houden. 19 20 12.22 Over geneesmiddelen behoort goede voorlichting te worden verstrekt. Er mag geen reclame worden gemaakt voor geneesmiddelen die slechts op recept verkrijgbaar zijn. 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 12.5 Zorg voor leven en medische ethiek Elk leven is kostbaar in Gods ogen en dus waardevol. De mens draagt verantwoordelijkheid voor het leven. De bescherming van het leven van de individuele mens behoort in het verlengde daarvan tot de belangrijkste taken van de overheid. Dit geldt te meer wanneer de betrokkene zelf daartoe (nog) niet of niet meer in staat is. Ook de zorg dient gestempeld te zijn door respect voor het leven. Nieuwe medische ontwikkelingen en vruchtbaarheidstechnieken vragen om zorgvuldige ethische bezinning. Niet alles wat kan, mag. Het doden van ongeboren kinderen en ernstig zieken mag geen onderdeel zijn van de gezondheidszorg. De dood kan en mag niet gebruikt worden als oplossing voor een probleem. Vanuit een christelijke zorgvisie is het van belang te erkennen dat het lichamelijk leven zijn eigen begin en einde heeft. Dit betekent dat de geneeskunde niet bij machte is die eindigheid op te heffen. Het is ook niet aan de geneeskunde het prille, nog ongeboren leven ten einde te brengen. De recente legalisering van euthanasie en de sinds jaar en dag de facto vrije abortuswetgeving zijn dan ook zeer ernstige ontwikkelingen. Bij abortus provocatus en euthanasie staat niet meer het al dan niet verrichten van medische ingrepen, maar het verrichten van een dodende handeling voorop. Beide wetten moeten worden ingetrokken. Abortus provocatus is slechts gerechtvaardigd als het leven van de moeder wordt bedreigd. Euthanasie en hulp bij zelfdoding behoren als strafrechtelijk delict verboden te zijn. Het is veel beter om een andere weg te kiezen. Een weg die tegemoet komt aan de hulpvraag die achter de roep om abortus provocatus of euthanasie schuil gaat. Cruciaal is om alles in het werk te stellen om mensen in nood tegemoet te komen. Om vrouwen die ongewenst zwanger zijn te helpen, is laagdrempelige hulpverlening van belang. Soms kan adoptie een uitweg bieden. De vraag naar euthanasie en hulp bij zelfdoding kan verminderd worden door meer aandacht te geven aan de mogelijkheden van pijnbestrijding en stervensbegeleiding. Juist in deze fase zijn ‘handen aan het bed’ belangrijk, in de zin van verpleegkundige zorg, maar ook in de zin van: erbij zijn, de zieke of stervende niet alleen laten. Bescherming van embryo´s 12.23 Het embryonale leven verdient een optimale bescherming. Experimenten op embryo’s zijn alleen toegestaan onder strikte condities. Het onderzoek dient van direct belang te zijn voor de gezondheid van het ongeboren kind in kwestie. 12.24 Prenataal onderzoek en erfelijkheidsonderzoek mogen alleen gericht zijn op de gezondheid van het betreffende kind en mogen nooit verplicht worden gesteld. De uitkomst van een vrijwillig onderzoek mag niet leiden tot dwang of drang in de richting van abortus-provocatus. Prenataal onderzoek dat niet in het belang van het kind kan worden geacht, wordt niet gefinancierd uit de ziektekostenverzekeringen. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 81 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 12.25 Het laten plaatsvinden van bevruchting en het kweken van embryo’s voor onderzoeksdoeleinden blijft verboden. Het selecteren van embryo's op basis van bepaalde kwaliteitskenmerken blijft verboden, evenals gentherapie in de kiembaan. 3 4 5 6 12.26 Vruchtbaarheidsbehandelingen die abortus in de hand werken, worden verboden. Andere vruchtbaarheidsbehandelingen worden slechts toegepast binnen het kader van het huwelijk en worden zodanig uitgevoerd dat niet meer bevruchte eicellen ontstaan dan in één behandelingscyclus bij de moeder kunnen worden ingebracht en ze worden niet toegepast na de menopauze. 7 8 9 Abortus 12.27 De overheid zet zich in voor het zoveel mogelijk terugdringen van abortus provocatus, onder meer door het instellen van een wettelijk verbod. De huidige wetgeving dient in de tussentijd zo strikt mogelijk te worden nageleefd. 10 11 12.28 De overheid draagt zorg voor een goede voorlichting aan ongewenst zwangere vrouwen over de implicaties van de keuze voor abortus-provocatus. Ook de mogelijkheden van adoptie worden hierbij onder de aandacht gebracht. 12 13 14 15 12.29 De overheid zorgt voor goede ondersteuning van vrouwen tijdens en na een ongewenste zwangerschap. Hierbij strekt de zorg zich uiteraard ook uit tot de kinderen van deze vrouwen en wordt specifiek beleid ontwikkeld voor de opvang en begeleiding van tienermoeders. Er komt een landelijk dekkend, door de overheid gesubsidieerd, netwerk van opvanghuizen. 16 17 12.30 In de wet wordt vastgelegd dat abortus provocatus (inclusief 'over-tijd'-behandeling) slechts is gerechtvaardigd wanneer het leven van de moeder wordt bedreigd. 18 19 12.31 Ouders van een gehandicapt kindje dienen in een zo vroeg mogelijk stadium goed voorgelicht te worden over de voorzieningen voor en mogelijkheden van gehandicapten in onze samenleving. 20 21 22 23 24 25 26 Euthanasie, terminale zorg en pijnbestrijding 12.32 De overheid zet zich in voor het zoveel mogelijk terugdringen van euthanasie. De voorwaardelijke opheffing van de strafbaarheid wordt zo spoedig mogelijk ongedaan gemaakt. In de tussentijd dient de huidige wetgeving strikt nageleefd te worden, onder andere via een beperkende invulling van de zorgvuldigheidseis bij ondraaglijk en uitzichtloos lijden, en door het stellen van regels ter controle van de vrijwilligheid van de euthanasievraag. Tevens moet de verplichte consultatie van een tweede arts plaats vinden door iemand die deskundig is op het gebied van de palliatieve zorg. 27 28 29 30 12.33 De overheid draagt zorg voor het tot stand komen van een protocol voor terminale zorg dat de kwaliteit van de zorg garandeert en euthanasie voorkomt. Hospices, palliatieve zorg en hulp aan het sterfbed moeten geïntegreerd worden in de reguliere gezondheidszorg, zowel in de opleidingen als in de zorginstellingen. Aan deze zorg worden extra financiële middelen toegekend. 31 12.34 De overheid investeert in onderzoek naar betere pijnbestrijding. 32 12.35 Pillen en andere middelen specifiek bedoeld voor zelfdoding (de zogenaamde pil van Drion) blijven verboden. 33 34 12.36 Het doden van wilsonbekwamen zoals comapatienten, pasgeborenen en demente bejaarden valt onder de delictsomschrijving van moord en dient als zodanig te worden bestraft. 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 12.6 Biotechnologie, proefdieren en gezondheidszorg Er is ondubbelzinnige wet- en regelgeving nodig op het gebied van biotechnologisch en genetisch onderzoek en de toepassingen daarvan in de gezondheidszorg waarin recht wordt gedaan aan het feit dat de schepping aan het beheer van de mens is toevertrouwd. Een organisme is niet slechts een product van zijn DNA. Moderne gentechnologie is geen simpel verlengstuk van aloude veredelingstechnieken. Er worden namelijk soortgrenzen overschreden en de processen worden enorm versneld omdat ze onafhankelijk zijn geworden van tijdgebonden voortplantingscycli. ´Foutjes´ kunnen grote, vaak onbekende, gevolgen hebben. Uiterste voorzichtigheid is daarom geboden. De mens is niet als God, maar wel zijn representant. De mens heeft een hoge positie gekregen (psalm 8) en moet zo handelen als het een representant van God betaamt. De natuur is echter niet heilig. Zij is aangetast door de zondeval en ingrijpen is tot op zekere hoogte toegestaan. Biotechnologie in het algemeen en gentechnologie in het bijzonder kan daar ook onder worden verstaan. Hierbij moet worden aangetekend dat de natuur en levende organismen ook een waarde hebben onafhankelijk van het nut voor de mens. Wensen en verlangens zijn geen rechten, ook niet als ze vervulbaar worden. 82 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 Uitgangspunt blijft dat voor de toepassing van biotechnologie, waarbij genetische manipulatie aan de orde is, een vergunning nodig is. De verstrekking van deze vergunning dient beoordeeld te worden aan de hand van een integraal toetsingskader, waarin in elk geval de volgende aspecten in de vorm van criteria zijn opgenomen: 35 36 12.38 Behandelingen waarbij aanstaande ouders het geslacht of een andere eigenschap van hun toekomstige kinderen kunnen kiezen, blijven verboden. 37 38 12.39 Het moratorium op transplantatie van dierlijke organen in mensen ('xenotransplantatie') blijft, gelet op de onoverzienbare risico's, gehandhaafd. Een maatschappelijke bezinning op de ethische aspecten hiervan is vereist. 39 12.40 Intensivering van de voorlichting moet er toe leiden dat het tekort aan donororganen wordt verminderd. 40 41 42 12.41 Hoge prioriteit wordt gegeven aan het onderzoek naar en de ontwikkeling van alternatieven waarmee genetische manipulatie overbodig gemaakt kan worden. Het vergroten van het inzicht in de erfelijke informatie via het project “genomics” kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren. 43 44 12.42 Ter bestrijding van ziekten zoals Alzheimer, Parkinson en Diabetes richt het stamcelonderzoek zich op volwassen stamcellen met uitsluiting van onderzoek op uit embryo's verkregen stamcellen. 45 46 12.43 Via een betere internationale coördinatie van de proeven en door het bevorderen van alternatieve onderzoeks- en testmethoden wordt het gebruik van dierproeven zoveel mogelijk beperkt. 47 48 12.44 Dierproeven waarbij het welzijn van het dier duidelijk wordt aangetast zijn slechts toelaatbaar wanneer het gaat om het oplossen van ernstige gezondheidsproblemen bij mensen of dieren. 49 12.45 Er wordt meer geld uitgetrokken om het onderzoek naar alternatieven voor dierproeven te intensiveren. 50 51 52 53 54 55 56 - De aard van de handeling (in hoeverre wordt er een soortgrens overschreden). Het beoogde doel (is het doel slechts economisch van aard of beoogt het bijvoorbeeld de ontwikkeling van nieuwe medicijnen). Het type organisme (zoogdier, planten, micro-organismen). De eventuele risico’s en neveneffecten (voor bijvoorbeeld de veiligheid van mens en dieren). De vraag of er alternatieven voor handen zijn (hoe meer alternatieven, des te minder aanvaardbaar is de toepassing van genetische manipulatie). De mate van sociale rechtvaardigheid (wat zijn de gevolgen voor de landbouwsector en voor de positie van ontwikkelingslanden). Bij de bepaling van dit toetsingskader dient een verscheidenheid aan deskundigen te worden betrokken. In een volwassen democratie moet er echter niet alleen over de toetsingscriteria, maar ook over het belang wat daaraan gehecht wordt gesproken kunnen worden. Dit hangt sterk samen met de levensovertuiging en de visie op het leven. Niet alles wat kan, mag ook. Ethische grenzen mogen nooit afhankelijk zijn van technische mogelijkheden of financieel economische motieven. De discussie over biotechnologie mag niet onder tijdsdruk van wetenschappelijke vindingen komen te staan. Het is van belang de toetsing zo veel mogelijk in internationaal verband te laten plaatsvinden. Nederland kan in dit opzicht een voortrekkersrol binnen Europa spelen. Internationale toetsing mag echter niet de mogelijkheid verhinderen dat nationaal strengere regels van kracht zijn. Gebruik van proefdieren wordt zoveel mogelijk beperkt, en dient aan hetzelfde toetsingskader te worden onderworpen. Genetische manipulatie van dieren kan slechts worden toegestaan, indien dit redelijkerwijs kan leiden tot reële mogelijkheden voor de behandeling van ongeneeslijk zieke mensen. Dit mag echter nooit ten koste gaan van het zoeken naar alternatieven. 12.37 Het octrooirecht dient zich strikt te beperken tot uitvindingen. Het menselijk lichaam noch delen van het menselijk lichaam noch menselijke genen dienen octrooieerbaar te zijn. Hetzelfde geldt voor dieren en planten. Europese wetgeving hieromtrent dient aangepast te worden. 12.7 Verslaving Nederland gedoogt verslaving in allerlei soorten. Het drugs- en gokbeleid van Nederland is toe aan een grondige revisie. De problematiek van de verslaving moet centraal komen te staan. Het is tijd voor nieuw beleid van preventie, voorlichting en ontmoediging en van een krachtiger aanpak van de uitwassen om de verloedering van de samenleving tegen te gaan. De overheid moet zich inspannen om mensen van hun verslaving af te helpen en dient daarom een goede verslavingszorg te garanderen. Verslaafden zijn niet gediend met een tolerant beleid, maar worden eerder geholpen met hulpverlening gericht PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 83 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 op afkicken en mogelijkheden om weer op een normale manier te kunnen functioneren in de maatschappij. Drugs moeten daarom zoveel mogelijk worden geweerd uit de samenleving. 46 47 48 12.47 De overheid dient te zorgen voor een goede voorlichting over drugs op scholen en via postbus 51 spotjes. De voorlichting dient gericht te zijn op preventie en de schadelijke gevolgen van drugsgebruik dienen centraal te staan. Voorkomen moet worden dat voorlichting het tegendeel bereikt en jongeren juist aanzet tot experimenteren. 49 50 12.48 Het gedoogbeleid ten aanzien van softdrugverkoop via 'coffeeshops' is tweeslachtig en dient te worden beëindigd. Gemeenten behoren een 'nuloptie' gestalte te kunnen geven. 51 52 12.49 De teelt van en handel in cannabis en ecodrugs mag niet worden gedoogd en behoort een hogere prioriteit te krijgen bij de opsporing. Er is geen aanleiding om voor kleinschalige (huis)teelt een uitzondering te maken. 53 54 12.50 Aangezien het overgrote deel van de georganiseerde criminaliteit in ons land bestaat uit (soft)drugshandel, moet de strafmaat voor grootschalige drugshandel worden verhoogd. 55 56 12.51 XTC is een harddrug en behoort als zodanig te worden behandeld; dit betekent o.a. een consequente opsporing en vervolging van de verkoop en het bezit van XTC op en bij houseparty’s. Er moet worden gestopt met het gedoogbeleid ten aanzien van softdrugs. De afgelopen jaren is het softdruggebruik gestegen en de leeftijd waarop jongeren kennis maken met softdrugs gedaald. Het aantal verslaafden aan harddrugs blijft stabiel. Het gedoogbeleid heeft softdrugs uit de sfeer van de criminaliteit gehaald, maar heeft druggebruikers en burgers die overlast ervaren in de kou laten staan. Het gedoogbeleid komt de overheid goed uit, maar ondermijnt de gemeenschap. De overheid dient zich sterker te manifesteren als de hoeder van het welzijn en de gezondheid van mensen. Door softdrugs te gedogen maakt de overheid zich medeverantwoordelijkheid voor een gebruikerscultuur waarvan de zwakken de dupe zijn. De gezondheidsrisico's van drugsgebruik worden onderschat. Het onderscheid tussen softdrugs en harddrugs wordt steeds kleiner. Door de toegenomen 'kwaliteit' van de softdrugs lijken deze qua werking steeds meer op harddrugs. Met name harddrugs hebben een verwoestende uitwerking op lichaam en geest. Deze ontluistering van de mens welke gepaard gaat met verslaving aan harddrugs mag niet geduld worden. Een duidelijk afsprakenkader met gemeenten, scherpere vervolging en intensivering van verplichte afkickprogramma's is geboden. Het drugsbeleid verdraagt niet langer ‘dubbele boodschappen’. Het gedoogbeleid botst met het beleid dat gericht is op preventie. Dit is tweeslachtig en niet te handhaven. Het Nederlandse drugsbeleid richt zich op het ogenblik te weinig op oorzaak waarom mensen aan drugs beginnen. Tegelijkertijd werkt het criminele activiteiten in de hand. De drugs moet immers ergens vandaan komen. Het niet meer gedogen betekent niet dat de problemen opgelost zijn, maar het is wél een stap in de goede richting. Uiteindelijk komt dit ook ten goede aan de samenleving. Het voorkomen en bestrijden van verslaving aan alcohol verdient meer aandacht. Het aantal alcoholverslaafden en probleemdrinkers overtreft het aantal drugsgebruikers veruit. Alcoholmisbruik is een onderschat probleem. Agressie zoals zinloos geweld wordt in ruim de helft van de gevallen veroorzaakt door drank. Het aantal alcoholgerelateerde ongelukken is groot. Zo zijn er elk jaar 300 verkeersdoden door alcohol, wat bijna 1/3 van het aantal verkeersdoden is. Excessief alcoholgebruik komt vooral onder de jeugd in de weekeinden te vaak voor. Eén op de tien jongeren tussen 12 en 17 jaar drinkt minstens één keer per week zes glazen alcohol op één dag. Eén op de vier doden in Europa van mannen tussen de 15 en 29 jaar is gerelateerd aan alcohol. Dit is verontrustend veel. Ook hier geldt dat mensen soms tegen zichzelf in bescherming genomen moeten worden en daarom moet ook ten aanzien van overmatig alcoholgebruik een ontmoedigingsbeleid gevoerd worden. Vormen van gok- en telefoonverslaving nemen toe. Deze ontwikkeling is in de hand gewerkt door het verruimen van mogelijkheden om te gokken (casino's) en door de politieke gedoogcultuur (gokspelletjes op TV). Het is onbegrijpelijk dat de huidige overheid gokverslaving in de hand werkt. De overheid zal ook dit kwaad moeten indammen. Tabaksgebruik is ingeburgerd, maar is wel degelijk een groot gevaar voor de volksgezondheid. Bovendien is het schadelijk voor het milieu door de grote hoeveelheid hout die bij de productie wordt gebruikt. Het ontmoedigingsbeleid voor tabak wordt voortgezet en geïntensiveerd. Preventie en voorlichting, met name gericht op jongeren, zijn van niet te overschatten betekenis. Drugs 12.46 Er moet meer onderzoek komen naar de oorzaken van drugsverslaving en wat jongeren ertoe beweegt ermee te gaan experimenteren. De overheid moet in het kader van de volksgezondheid alert zijn op nieuw opkomende drugs. 84 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 12.52 Een toereikende en kwalitatief hoogwaardige verslavingszorg is een onmisbaar onderdeel van het drugsbeleid. Daartoe worden ook gerekend projecten in de sfeer van arbeidsrehabilitatie en reïntegratie en experimenten met verplicht afkicken. Terugdringing van de bestaande wachttijden voor opvang na de afkickperiode is van het grootste belang. De zorg is – ook bij methadonprogramma’s - gericht op afkicken. Het gratis verstrekken van heroïne is daarbij niet acceptabel. 6 7 12.53 Er moet ruimte zijn voor identiteitsgebonden afkickprogramma’s. Identiteitsgebonden verslavingszorginstellingen hebben ook recht op subsidie. 8 9 Tabak 12.54 De tabaksreclame wordt verder beperkt. Buitenreclame is uitsluitend bij verkooppunten toegestaan. 10 12.55 De accijnzen op tabaksproducten wordt verder verhoogd. 11 12.56 De verkoop van tabaksproducten wordt beperkt tot tabaksspeciaalzaken. 12 13 12.57 Aan rookverboden in overheidsgebouwen en voor het publiek toegankelijke ruimten dient strikt de hand te worden gehouden. 14 12.58 Roken in treinen wordt verboden. 15 16 Alcohol 12.59 De accijnzen op alcoholhoudende dranken worden verhoogd. 17 12.60 Bij de verkoop van alcoholhoudende dranken wordt aan leeftijdsgrenzen strenger de hand gehouden. 18 19 12.61 Alcoholhoudende dranken verdwijnen uit de gewone schappen van de supermarkt. Ze mogen alleen nog worden verkocht aan een aparte balie. 20 21 12.62 Houders van horecagelegenheden worden mede aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van overmatig drankgebruik als dat in hun gelegenheid heeft plaatsgevonden. 22 23 Gokken 12.63 Casino's worden verboden. 24 12.64 Reclame voor gok- en kansspelen wordt met kracht tegengegaan. 25 26 12.65 Op inachtneming van leeftijdsgrenzen voor zogenaamde 'amusementshallen' behoort nauwgezet te worden toegezien. 27 12.66 De staatsloterij wordt afgeschaft en er komt een strakkere regulering van loterijen. 28 29 12.67 Gemeenten dienen de beleidsvrijheid te krijgen om ook in de 'natte horeca' kansspelautomaten te weren (de zogenaamde 0-0-0 optie). 30 31 32 12.68 In internationaal verband moet een oplossing worden gezocht voor het verschijnsel van het gokken via internet. Bezien moet worden op welke wijze belemmeringen in de toepasselijkheid van het Nederlandse (straf) recht kunnen worden weggenomen. 33 12.69 Wetontduikende gokspelletjes op tv worden aangepakt. 34 35 36 Telefoonverslaving 12.70 Om 'telefoonverslaving' en telefoonfraude tegen te gaan, wordt reclame voor sekslijnen verboden en worden de mogelijkheden verruimd om (bepaalde categorieën) informatie- en/of amusementlijnen af te sluiten. 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 12.8 Maatschappelijke opvang Het aantal dak- en thuislozen neemt nog steeds toe. Veertigduizend mensen in Nederland hebben geen vaste woon- of verblijfplaats. Onder hen zijn zo´n 3500 zwerfjongeren. De daklozenopvang kan de vraag naar slaapplaatsen niet aan. De hulpverlening aan dak- en thuislozen schiet tekort: driekwart van hen blijft zwerven en slechts een kwart slaagt erin uiteindelijk weer zelfstandig te gaan wonen. Dit is Nederland in de 21e eeuw! Er moet meer aandacht komen voor de achtergronden van de daklozenproblematiek. Veel daklozen hebben te maken met een complex web van problemen. De overheid dient hen niet alleen op te vangen, maar ook daadwerkelijk te helpen om weer aan een normaal leven te kunnen beginnen. Hiervoor is het nodig dat alle problemen worden aangepakt. Hierbij hoort, in het geval van verslaving, nadrukkelijk ook hulp bij afkicken. De rijksoverheid mag de verantwoordelijkheid voor dak- en thuislozen niet alleen aan gemeenten overlaten. Zij moet zorg dragen voor een landelijk sluitend netwerk van voorzieningen voor crisisopvang. Sommigen van deze mensen horen, als PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 85 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 psychiatrische patiënten, thuis in de GGZ. Versoepeling van de opvangcriteria is daarvoor noodzakelijk. Voldoende maatschappelijke opvang moet er aan bijdragen dat dak- en thuislozen in een meer normale, sociale omgeving kunnen functioneren. 11 12 12.72 Het ontwikkelen van een samenhangende aanpak van het probleem van de 'zwerfjongeren' zal met name gericht moeten worden op herstel van familierelaties. 13 14 12.73 Er moet meer samenhang komen in het beleid van politie en justitie enerzijds en de maatschappelijke opvang anderzijds als het gaat om de bejegening van dak- en thuislozen. 15 16 12.74 Door een soepele toepassing van de algemene bijstandswet moet geprobeerd worden om dak- en thuislozen uit de vicieuze cirkel van ´geen huis - geen inkomen - geen huis´ te halen. 17 18 19 12.75 De opvang van (ex)prostituees wordt uitgebreid. Via zogenaamde uitstapprogramma’s kan aan prostituees de mogelijkheid worden geboden een nieuw leven te beginnen. Op scholen, jeugdcentra, jeugdinrichtingen en asielzoekerscentra worden preventieprojecten gestart. 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 Een andere groep die behoefte hebben aan opvang zijn (ex)prostituees. Velen willen wel stoppen met hun "beroep", maar ondervinden te veel moeilijkheden als ze het daadwerkelijk willen proberen. De overheid dient haar verantwoordelijkheid hierin te nemen. 12.71 Het aantal slaapplaatsen voor dak- en thuislozen dient sterk te worden uitgebreid zodat zij niet op straat hoeven te slapen. 12.9 Ouderen Soms lijkt de samenleving alleen maar te draaien om de jonge generatie, diegenen die goed (gaan) verdienen en daarom commercieel interessant zijn. Ouderen behoren echter ook tot onze samenleving en moeten niet in een hoekje weggestopt worden. God heeft ons de opdracht gegeven respect te hebben voor ouderen en goed voor hen te zorgen. In de bijbel lezen we hierover: Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Here, uw God, u geven zal. (Exodus 20:12) en Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God, de Vader, is: omzien naar wezen en weduwen in hun druk en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren. (Jakobus 1:27) We hebben de opdracht om te zorgen voor onze naasten en dus ook voor ouderen die hulpbehoevend zijn. Deze opdracht geldt voor individuen maar ook voor de overheid. Het toenemend aantal ouderen in onze samenleving als gevolg van de vergrijzing en de ontgroening vraagt om een gericht ouderenbeleid. Daarbij dient aandacht te worden besteed aan de plaats van ouderen in en buiten het arbeidsproces en aan de medische en sociale aspecten van de vergrijzing. Het aantal ouderen (55+) dat in het arbeidsproces zit, is relatief laag. Op de steeds dynamischer wordende arbeidsmarkt speelt leeftijdsdiscriminatie een ongunstige rol. Er moet meer oog komen voor de eigen plaats van de oudere werknemer in het arbeidsproces. Ouderen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan allerlei (vrijwilligers)taken in de samenleving. Actieve ouderen zijn van groot belang voor de sociale samenhang. Bevorderd wordt dat ouderen zo lang mogelijk een plaats in het maatschappelijk verkeer behouden. De bijdrage die hun kinderen daaraan kunnen leveren is van betekenis. Ouderen moeten de mogelijkheid hebben zich in dezelfde woonplaats te vestigen als hun kinderen. Bedrijven worden meer mogelijkheden verschaft om ouderen een volwaardige plaats in het arbeidsproces te geven. Ouderen moeten niet betutteld worden, maar moeten op hun oude dag zoveel kunnen genieten van het leven en de dingen die ze zelf kunnen doen. Naast behandeling en verzorging moet welzijn centraal komen te staan in de ouderenzorg. Soms is er ook te veel zorg. Het is goed voor het gevoel van eigenwaarde als ouderen ook in zorginstellingen zoveel mogelijk dingen zelf kunnen doen. We moeten daarom ook af van de ziekenhuismentaliteit in verpleeg- en verzorgingshuizen. Zo moet er meer privacy komen in deze instellingen en moet er verder worden geïnvesteerd in de bouw van aanleunwoningen waar ouderen zelfstandig kunnen wonen met veel privacy, maar met een goed zorgaanbod dichtbij. 12.76 Leeftijdsdiscriminatie wordt tegengegaan, onder meer bij werving en selectie voor het arbeidsproces, teneinde ouderen zo lang mogelijk in staat te stellen betaalde arbeid te verrichten. De arbeidsparticipatie van oudere werknemers moet worden gestimuleerd. Werkgevers kunnen in aanmerking komen voor een loonkostensubsidie voor deze categorie werknemers. 53 54 12.77 Het ouderenbeleid is erop gericht dat ouderen zo lang als dat medisch en sociaal verantwoord is in eigen huis en omgeving kunnen blijven. De wens van de ouderen zelf is hierbij het uitgangspunt. 55 56 12.78 De groeiende groep ouderen die psychogeriatrische zorg behoeft, dient een adequate opvang en verzorging te worden geboden. 86 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 12.79 De groei van het aantal ouderen en (hoog)bejaarden brengt groei van de zorgvraag met zich mee. De zorg door de naasten (mantelzorg) kan worden versterkt, onder meer door belastingmaatregelen en meer mogelijkheden voor tijdelijke opvang voor ouderen. 12.10 Jeugd Met 85 % van de jeugd gaat het goed, maar met de overige 15 % gaat het slecht. Het is vooral zorgwekkend dat criminaliteit op steeds jongere leeftijd een rol speelt. Verbroken gezinsrelaties leiden tot veel problemen. Culturele ontworteling leidt tot op drift geraakte jeugd. De jeugd zal ons een zorg moeten zijn. De eerste verantwoordelijkheid ligt bij ouders en opvoeders. Als die de verantwoordelijkheid niet nemen, ontkomt de overheid niet aan maatregelen. Daarbij zullen crisissituaties zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Jongeren willen serieus genomen worden. Participatie van jongeren is van groot belang. De politiek beslist immers over zaken gevolgen hebben voor de toekomst. Jongeren hebben vaak verfrissende, nieuwe visies en ideeën. Een jongerenraad of jeugdgemeenteraad kan goed bijdragen aan de betrokkenheid van jongeren bij het wel en wee in hun wijk, gemeente of provincie. De Nationale Jeugdraad biedt jongeren(organisaties) op nationaal niveau mogelijkheden om mee te denken. De kennis en ervaring die jongeren hierbij opdoen kunnen zij later goed gebruiken. 12.80 De hulpverlening bij crisissituaties in de opvoedingssfeer en bij de reclassering voor jeugdigen wordt uitgebreid. Daarbij wordt de aansluiting bij de (godsdienstige) gezindheid van het kind en van het gezin waartoe het behoort in acht genomen. 21 22 12.81 Naast de regionale bureaus jeugdzorg dient er ruimte te blijven voor landelijke identiteitsgebonden jeugdzorginstellingen. 23 24 12.82 Kinderbeschermingsmaatregelen en opvoedingsondersteuning worden zoveel mogelijk geplaatst in het kader van hulp binnen het gezin en – indien mogelijk - op herstel van de natuurlijke gezinssituatie. 25 26 12.83 Grootschalige dansfeesten worden aan strakke voorwaarden gebonden, waaronder in ieder geval een leeftijdsgrens en een identificatieplicht. 27 28 12.84 Uitgaansgelegenheden dienen de geluidsnormen ter voorkoming van gehoorschade in acht te nemen. De overheid gedoogt overschrijdingen niet. 29 30 31 32 12.85 Politie en justitie moeten in nauw overleg met die bevolkingsgroepen waarbij bovengemiddelde problemen aan de orde zijn, zoals de Marokkaanse bevolkingsgroep, actieplannen opstellen ter terugdringing van de jeugdcriminaliteit. Een integrale aanpak waarbij ook scholen en welzijnsorganisaties betrokken zijn en waar onder meer opvoedingsondersteuning wordt aangeboden, is daarbij vereist. 33 12.86 Om de jeugdparticipatie te bevorderen komt er in elke provincie een jongerenraad. 34 35 12.87 De overheid investeert in plaatsen waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten. Hierbij krijgen educatieve en sportieve voorzieningen een hogere prioriteit dan de zogenaamde hangplekken. 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 12.11 Gehandicapten Het is belangrijk dat ook gehandicapten, of liever gezegd: mensen met een functiebeperking, hun mogelijkheden kunnen benutten, zowel in het persoonlijk als in het maatschappelijk leven. Er moet worden gewerkt aan een betere beeldvorming en de bestrijding van discriminatie. Mensen met een functiebeperking hebben recht op een goede integratie in de samenleving. Hun positie in de samenleving dient sterk verbeterd te worden. Goede (zorg)voorzieningen stellen mensen in staat ondanks hun beperkingen optimaal aan het maatschappelijke leven te kunnen deelnemen. Het is goed als mensen daarbij zoveel mogelijk kunnen kiezen van welke middelen ze gebruik maken via een persoonsgebonden budget. We moeten af van het stempel gehandicapt. PerspectieF wil in plaats daarvan liever praten over mensen met talenten, kostbare parels in Gods ogen. 12.88 Bij de zorg voor mensen met verstandelijke of lichamelijke handicaps dient zoveel mogelijk participatie in de samenleving te worden nagestreefd, mits hierbij het belang en het welzijn van de gehandicapte worden gehandhaafd. 50 51 12.89 Er worden maatregelen genomen ter bevordering van de toegankelijkheid van alle vormen van openbaar vervoer en van arbeidsmogelijkheden voor zwaar(der) gehandicapten in de sociale werkvoorziening. 52 53 54 12.90 Er moeten uniforme regels komen met betrekking tot de uitvoering van aangepast (openbaar) vervoer en aanpassingen van woningen voor gehandicapten in het kader van de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) welke nu nog per gemeente sterk verschilt. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 87 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 12.91 Het rijk moet voldoende middelen beschikbaar stellen zodat gemeenten op een sociaal verantwoorde manier in staat worden gesteld de WVG uit te voeren. Hierbij moet met name worden gedacht aan adequate vervoersvoorzieningen. 3 4 12.92 Er moet strakker op worden toegezien op de realisatie van voldoende parkeerplaatsen voor gehandicapten bij openbare gebouwen (twee procentsnorm). 5 6 12.93 Openbare gebouwen moeten goed toegankelijk zijn voor gehandicapten. Het Internationaal Toegankelijkheidssymbool geeft hiervoor goede criteria. 7 8 12.94 In de sociale werkvoorziening past een volwaardige CAO en een gelijkwaardige rechtspositie voor alle groepen werknemers, ongeacht de mate van handicap. 9 10 11 12 12.95 De uitstroom vanuit de sociale werkvoorziening naar de reguliere arbeidsmarkt moet worden gestimuleerd. De overheid heeft daarbij een voorbeeldfunctie. Financiële en administratieve voorschriften mogen daarbij de doorstroming niet belemmeren. Extra fiscale prikkels moeten het voor werkgevers aantrekkelijker maken om gehandicapten in dienst te nemen. Het fenomeen ‘begeleid werken’ verdient een krachtige impuls. 13 14 12.96 TV-uitzendingen van de publieke omroepen dienen zoveel mogelijk te worden ondertiteld zodat doven en slechthorenden een betere toegang tot dit medium krijgen. 15 12.97 Overheidsinformatie op internet dient goed toegankelijk te zijn voor (visueel) gehandicapten. 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 12.12 Sport en recreatie Sportbeoefening is belangrijk voor het welzijn van mensen en voor versterking van de sociale samenhang in de samenleving. In een samenleving waarin velen een zittend bestaan hebben en die uitnodigt tot passieve recreatie, is het goed sportbeoefening te stimuleren, in het bijzonder voor jongeren. Aangezien profsport in hoge mate een commercieel bedrijf is, verdienen beroepssportorganisaties geen ondersteuning van overheidswege. De overheid investeert niet in nationale of internationale records, maar in het welzijn van zoveel mogelijk mensen. Successen van Nederlandse sporters kunnen echter mensen wel stimuleren meer te gaan sporten. De overheid ondersteunt daarom in beperkte mate nationale sportbonden voor de afvaardiging van nationale teams. De overheid heeft een verantwoordelijke taak in het behouden en onderhouden van de recreatieruimte. Daarbij kan gedacht wordt aan sportieve voorzieningen als fietspaden, maar ook aan kinderboerderijen en speeltuinen. Op dit laatste vlak is de laatste jaren te veel bezuinigd. Het vele vrijwilligerswerk dat wordt verricht in deze sector verdient een hogere waardering. 12.98 Vanwege de positieve gevolgen van sportbeoefening voor de lichamelijke en psychische gezondheid voert de overheid hierin een faciliterend en stimulerend beleid, dat is gericht op sportbeoefening door velen (breedtesport) en geeft zij bijzondere aandacht aan sport door mensen met een handicap en jongerensport. Profsportorganisaties worden niet (langer) gesubsidieerd. 35 36 37 12.99 Recreatieve buitensporten als wandelen, fietsen, skeeleren en kanoën worden verder ontwikkeld door middel van het aanleggen van regionale routes en goede voorzieningen zoals rustplaatsen, aparte paden, oversteek- en overdraagplaatsen. 38 12.100 Sportverenigingen die aantoonbaar investeren in ‘fair play’ ontvangen een bonus. 39 40 41 12.101 Om meer jongeren aan het sporten te krijgen wordt de samenwerking tussen scholen en sportclubs bevorderd en wordt er geïnvesteerd in sportbuurtwerkers. Deze kunnen ook sportlessen op basisscholen verzorgen. De landelijke overheid geeft hiervoor geld aan de gemeenten. 42 12.102 Gemeenten bevorderen dat geen jongere de basisschool verlaat zonder zwemdiploma. 43 44 45 46 12.103 Enthousiasme van kinderen voor sport ontstaat als ze het zelf kunnen uitproberen. De kosten van contributies zijn daarvoor een belemmering. Om die drempel te slechten krijgen alle kinderen een ´probeerbon´. Die geeft recht om een aantal malen mee te doen met verschillende sporten naar keuze. De rijksoverheid stelt de benodigde middelen beschikbaar en vraagt gemeenten en sportverenigingen om mee te doen. 47 48 12.104 Sportaccomodaties moeten vanaf het begin opgenomen worden in ruimtelijke ordeningsplannen. Gesubsidieerde accomodaties dienen voor iedereen toegankelijk te zijn. In elke wijk horen veilige trap- en speelveldjes thuis. 49 50 51 12.105 De overheid bevordert dat gemeenten, scholen en verenigingen gymzalen, schoolpleinen en sporthallen ook buiten schooltijd open stellen. Net als voor studenten aan de universiteit, komen ook voor andere studenten en scholieren de sportaccommodaties tegen lage vergoeding open te staan. 52 12.106 Sporten die onaanvaardbare veiligheidsrisico's voor deelnemers of het publiek opleveren worden verboden. 88 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 12.107 Politiebegeleiding bij risicowedstrijden komt voor rekening van de voetbalclubs. 2 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 89 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 13 Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 13.1 Inleiding Nederland is gezegend met natuurlijke hulpbronnen, vruchtbare landbouwgrond en een gunstige geografische ligging in Europa, wat voor veel welvaart zorgt. De leefbaarheid lijkt echter in het gedrang te komen. Het land lijkt steeds voller te worden en we hebben te maken met grote milieuproblemen. De woningmarkt is met name in de Randstad oververhit terwijl elders woningen leeg staan. Duurzame orde, groene daden Meer betaalbare en goede jongerenhuisvesting Huursubsidie voor studentenkamers. Duurzaam bouwen Verlaging van de overdrachtsbelasting. Open-ruimteheffing Gele contour rond agrarisch gebied Groene tracéwet Windmolens op zee en op land Randmeer rond de Noordoostpolder Verdere reductie broeikasgassen Stoppen met milieuschadelijke subsidies PET-flesjes vervangen door hervulbare statiegeldflesjes. De almachtige God heeft de mens de opdracht gegeven om de aarde die Hij geschapen heeft te beheren en voor de aarde te zorgen als goede rentmeesters. Dit rentmeesterschap houdt in dat de schepping niet van de mens is maar van God. De mens heeft de aarde slechts in bruikleen en moet de schepping zo goed mogelijk beheren en hierover uiteindelijk verantwoording afleggen. We lezen daarover in genesis 1:28, waar staat: "En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over al het gevogelte des hemels en over al het gedierte dat op de aarde kruipt." Helaas is de mens na de schepping in opstand gekomen tegen zijn Schepper en onder de vloek die daarop volgde zucht de hele schepping. Toch zien we dat daarmee de mens nog niet ontslagen is van zijn taak om de aarde te bewerken. Het is niet goed wanneer de rust en de schoonheid van het landschap en de zuiverheid van het milieu worden opgeofferd aan onbegrensde behoeftebevrediging. Bij de ontwikkeling van het land behoren de draagkracht van de schepping en de gebruiksregels die God geeft in acht te worden genomen. Als daarmee geen rekening wordt gehouden, ‘treurt het land en verkwijnt al wat erin woont’ (Hosea 4: 3). Het treurende land zien we om ons heen. Landschappen gaan achteruit in kwaliteit en bepaalde dieren en planten sterven uit. Het is hoog tijd onze aandacht te verleggen van de eenzijdige nadruk op groei en consumptie naar het leven in harmonie met Gods schepping. In de pracht daarvan leert de mens de grootheid en wijsheid van God kennen. Hij heeft de aarde en de zee en alle schepselen daarin met wijsheid gemaakt. Met een groeiende bevolking en een groeiende economie wordt de ruimte steeds schaarser. Elk stukje grond heeft een bestemming en vaak strijden verschillende functies met elkaar. Nederland is niet vol, maar om het land in de toekomst leefbaar te houden dient er een zorgvuldige afweging plaats te vinden tussen de verschillende ruimtelijke claims. De overheid dient op te komen voor het algemeen belang en daarbij zelf bijzonder aandacht te besteden aan de zwakkere partijen. Voor de ruimtelijke ordening betekent dit bijvoorbeeld het beschermen van kwetsbare gebieden. De ruimte mag niet geordend worden door de partij met de meeste middelen. Economie en milieu hoeven elkaar niet te bijten, maar een relatieve ontkoppeling van economische groei en milieubelasting is niet voldoende. De overheid heeft een belangrijke regie functie om te komen tot een schoner milieu, duurzame woonomgeving en een verstandige ruimtelijke ordening. Er moeten daarom grenzen worden gesteld aan de oprukkende bebouwing, de vervuiling en de verarming van het leefmilieu. De overheid heeft ook een stimulerende rol om duurzame leefen productiewijzen te ontwikkelen door de menselijke kennis en creativiteit op de juiste manier aan te wenden. Daarbij moet de overheid er niet voor terugschrikken om kritisch te zijn met betrekking tot de consumptieve levensstijl van veel burgers. Er is een grote inspanning nodig om de verdere afbladdering van de schoonheid van aarde en zee een halt toe te roepen en beleid te maken dat aansluit bij de mogelijkheden én grenzen van natuur en ruimte. 13.1 De naam van het ministerie wordt veranderd in Wonen, Ruimte en Milieu 13.2 Wonen Het is een taak van de overheid om te zorgen dat alle burgers voldoende woongelegenheid wordt geboden. Wonen behoort immers tot de eerste levensbehoeften. De overheid dient daarbij sturend op te treden zodat maatwerk wordt geleverd per regio. Ondanks leegstand in delen van het land is er nog steeds een tekort in de Randstad. Zowel in nieuwbouwwijken als in vernieuwde stadswijken moet plaats blijven voor een gevarieerde bevolkingssamenstelling. Stedelijke herstructurering, 90 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 meervoudig ruimtegebruik en hoogwaardige architectuur, gekenmerkt door bijvoorbeeld hoogbouw met dakterrassen en daktuinen, dienen te bevorderen dat woon- en leefruimte zoveel mogelijk binnen bestaande stedelijke grenzen wordt gevonden. 13.2 In het kader van de vijfde nota moet er kritisch worden gekeken naar de noodzaak van extra percelen voor nieuwbouwwijken. Er zal meer moeten worden gezocht naar binnenstedelijke locaties volgens de gedachte van de compacte stad. 15 16 17 18 13.3 Huurstijgingen moeten voorspelbaar zijn voor zittende huurders en zoveel mogelijk het inflatieniveau volgen. Om eenzijdige samenstelling van wijken te voorkomen, bijvoorbeeld doordat minder draagkrachtigen geen woning in de stad kunnen huren, dient het nieuwe huurprijsbeleid niet te sterk afhankelijk te zijn van de gewildheid van de woonlocatie. 19 20 21 13.4 Huurders die hun woning willen kopen van de corporatie dienen zoveel mogelijk de gelegenheid daartoe te krijgen. Om de voorraad sociale huurwoningen op peil te houden, heeft de corporatie als eerste het recht de woning terug te kopen bij vertrek van de bewoners. 22 23 13.5 Om corporaties in staat te stellen minder-winstgevende woningen te beheren, zal hen ook gelegenheid moeten worden geboden duurdere huurwoningen te exploiteren. 24 13.6 In het nieuwbouwbeleid dient aandacht te zijn voor goedkopere woningen voor starters op de huizenmarkt. 25 26 27 13.7 Voor studenten en andere jongeren moet meer passende, betaalbare en kwalitatief goede huisvesting komen. Daartoe is het een vereiste dat de overheid, met name in studentensteden, een actief jongerenhuisvestingsbeleid voert. 28 13.8 De huursubsidie voor onzelfstandige woonruimte, zoals studentenkamers, moet in ere worden hersteld. 29 13.9 Bij gerenoveerde stadswijken dient het belang van zittende bewoners om terug te keren in de wijk zwaar te wegen. 30 31 13.10 Duurzaam bouwen krijgt een meer verplichtend karakter. Hiertoe wordt het bouwbesluit aangepast. Nieuwbouwplannen bevatten prestatienormen op het gebied van duurzame energie. 32 33 13.11 De subsidieregeling voor zonne-CV en zonneboilers wordt verruimd. Tevens wordt regenwateropslag voor laagwaardige toepassing bevorderd in bestaande bouw en in nieuwbouw. 34 35 13.12 Om woon-werkverkeer te verminderen, dient het wonen in de omgeving van het werk te worden bevorderd, bijvoorbeeld door verlaging van de overdrachtsbelasting. 36 37 13.13 Voor de oplevering van een nieuwbouwwijk moet er voorzien zijn in een redelijk voorzieningenniveau van openbaar vervoer en winkels. 38 39 40 13.14 Niet alleen de grote steden, maar ook andere gemeenten met een bijzondere volkshuisvestingsproblematiek, zoals grootschalige verpaupering, leegstand of bouwkundige problemen, moeten aanspraak kunnen maken op subsidie om deze problemen tegen te gaan. 41 42 43 13.15 In het nieuwbouwbeleid moet meer rekening worden gehouden met de opkomst van het telewerken en de toenemende vergrijzing van Nederland. Woningen moeten toegankelijk zijn zodat mensen zo lang als zij willen en mogelijk is kunnen blijven wonen in hun woning. 44 45 46 47 13.16 Gemeenten moeten voldoende mogelijkheden hebben om te bouwen voor de eigen bevolking zodat jongeren niet gedwongen worden naar de grotere steden in de omgeving te trekken. Woningbouw moet, onder strenge voorwaarden, toegestaan zijn in de dorpskernen en in de randen van het Groene Hart. De overheid dient zich er voor in te spannen dat een redelijke voorzieningenniveau beschikbaar blijft voor de kernen op het platteland. 48 49 50 13.17 Wanneer gemeenten beperkt kunnen uitbreiden vanwege ruimtelijke overwegingen, moeten ze de instroom van mensen van buiten kunnen beperken door bijvoorbeeld de eis van economische en/of maatschappelijke binding te stellen. De voorraad sociale huurwoningen dient op peil te blijven. Zolang woningcorporaties zich bewust tonen van hun maatschappelijke taak om hun maatschappelijk gebonden vermogen aan te wenden voor realisatie van voldoende sociale huisvestingsmogelijkheden, is er geen reden hun positie ingrijpend te herzien. Er dienen meer goedkope woningen voor starters op de woonmarkt beschikbaar te komen. De bevordering van energie- en waterbesparing en duurzaam materiaalgebruik in de gebouwde omgeving moet een minder vrijblijvend karakter krijgen, evenals de toepassing van zonneenergie. 51 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 91 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 13.3 Ruimte 46 13.19 De ruimtelijke contouren uit de VIJNO dienen voor minstens 15 jaar vast te liggen. 47 48 49 13.20 Uitbreiding van steden en dorpskernen (‘rode’ functies) dient een regionale afweging te zijn. De provincie dient bindende bovenlokale samenwerking te faciliteren bij de bouw van woningen of de aanleg van bedrijventerreinen, bijvoorbeeld door een fonds voor regionale kostenverevening in te stellen. 50 51 13.21 Er moeten eenduidige criteria komen voor het vaststellen van rode en groene contouren. Bij het vaststellen van de contouren krijgen de provincies een toezichthoudende rol om het karakter van het gebied te bewaken. 52 53 54 55 56 13.22 Door handhaving van strikte ruimtelijke contouren en de inzet van een open-ruimteheffing, of vergelijkbare instrumenten, wordt het bouwen in open agrarische ruimte tegengegaan en de druk op de grondmarkt verminderd. De opbrengst van de open-ruimteheffing wordt gestort in een regionaal fonds, waarmee gemeenten die zuinig met open ruimten omgaan worden beloond. De opbrengsten kunnen daarbij besteed worden aan natuurcompensatie of versterking van bestaand bebouwd gebied. 57 13.23 De groene contouren moeten op ruime schaal worden toegepast om het groene gebied te vrijwaren van bebouwing. De ruimtelijke ordening in Nederland draait in toenemende mate om het waarborgen van de bewoonbaarheid en de leefbaarheid van het land. Het ruimtelijk ontwikkelingsbeleid van de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening (VIJNO) moet aansluiting zoeken bij het karakter van landschappen en steden. Ruimtelijke ontwikkeling vraagt om integrale afweging van sociale, culturele en natuurlijke aspecten en is daarmee primair een politieke aangelegenheid. VROM heeft het primaat op het beleid voor de ruimtelijke ordening. Voorkomen moet worden dat andere ministeries het beleid van VROM in de weg gaan zitten. Zo kan de afstemming tussen ruimtelijke ordening en infrastructuur sterk worden verbeterd. Op rijksniveau krijgt deze politieke verantwoordelijkheid gestalte door sterkere coördinatiebevoegdheden voor de minister van ruimtelijke ordening, eigen financiële middelen voor ruimtelijke ordening en door actief toezicht op de uitvoering van provinciale en gemeentelijke taken. Ruimtelijke beslissingen dienen genomen te worden op een bestuurlijk niveau dat aansluit bij het schaalniveau van de ruimtelijke functie. Daartoe dient iedere bestuurslaag te beschikken over een passend wettelijk instrumentarium. In het ruimtelijk beleid moet gekozen worden voor eigen verantwoordelijkheid en samenwerking waar het kan en voor krachtig overheidsingrijpen waar het moet. In de VIJNO nemen de zogenaamde rode en groene contouren een belangrijke plaats in. De rode contouren worden rond steden getrokken, binnen deze contouren is ruimte voor nieuwe bebouwing. De groene contouren geven gebieden aan, waarbinnen een ‘nee, tenzij-regime’ geldt. Gemeenten trekken deze contouren. De criteria waaraan gebieden moeten voldoen om binnen een rode of groene contour te vallen zijn vooralsnog onduidelijk. Er moet in Nederland zuiniger om worden gegaan met de ruimte. Het concept van de compacte stad moet krachtig worden gestimuleerd. Dit betekent dat er meer in de hoogte moet worden gebouwd, zonder overigens de menselijke maat uit het oog te verliezen. Initiatieven voor ondergronds bouwen moeten worden gesteund. Hierbij moet veiligheid een hoge prioriteit hebben. Uiteraard moet er voldoende groen in en rond de stad zijn. De grens tussen stad en land hoeft niet overal even abrupt te zijn. Het karakter van sommige steden is juist het vergroeid zijn met het omringende landschap. De contouren moeten wel strak worden gehandhaafd. Dat vraagt om creatieve ruimtelijke ordening. In de Vijfde Nota wordt zwaar ingezet op kwaliteit. De overheid erkent hiermee dat ze naast een faciliterende rol ook een ontwikkelingstaak heeft. Dit vereist echter meer concrete toetsstenen dan bijvoorbeeld ´mooie steden´. Criteria als ruimtelijke en culturele diversiteit, economische en maatschappelijke functionaliteit, sociale rechtvaardigheid en duurzaamheid worden anders holle frasen. De uitwerking van deze criteria moet worden aangescherpt. Een sterke agrarische sector vormt de basis voor de leefbaarheid van het platteland. Behalve de voedselvoorziening heeft deze sector een belangrijke rol in het beheer van natuur en landschap en recreatie. Deze functies kunnen ook het economische draagvlak van het platteland versterken. Waar mogelijk moeten verschillende functies worden gecombineerd. Zeker in een tijd waar kennis een belangrijke rol speelt en de dynamiek van de maatschappelijke ontwikkelingen hoog is, is het van groot belang verschillende belanghebbenden met hun aanwezige kennis bij het beleidsvormingsproces te betrekken. Dit leidt tot afgewogen keuzes en vergroot het draagvlak voor plannen. Ruimtelijke ordening gaat over de toekomstige inrichting van ons land en is daarom belangrijk voor jongeren. Zij dienen dan ook specifiek betrokken te worden bij het nadenken over de toekomstige inrichting van ons land. 13.18 De handhaving van bestemmingsplannen wordt versterkt en de aanpassing van bestemmingsplannen wordt vereenvoudigd. Dit beleid mag niet uitlopen op legalisatie van eerder begane overtredingen. 92 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 13.24 Er dienen duidelijker criteria te worden vastgesteld voor Nationale landschappen. De grenzen hiervan dienen zoveel mogelijk te worden verenigd met het contoureninstrumentarium. Om het karakter van landschappen tot zijn recht te doen komen, wordt landschapsvervuiling, zoals opvallende reclame-uitingen langs wegen, tegengegaan. 4 5 13.25 Cultuurlandschappen hebben een zelfstandige waarde, die het beste in stand wordt gehouden door een offensieve gebiedsgerichte aanpak. Functieverweving, zoals agrarisch natuurbeheer, verdient financiële ondersteuning. 6 7 8 13.26 In aanvulling op de rode en groene contouren, dient de overheid ook een gele contour rondom daarvoor aangewezen agrarische gebieden trekken, zodat deze landbouw als hoofdfunctie krijgen. Op deze manier krijgt de landbouw rust en tijd om innovaties door te voeren en zicht te richten op de lange termijn. 9 10 13.27 Waardevolle natuur en landschappen krijgen een betere wettelijke bescherming. Invoering van een groene tracéwet kan de realisatie van natuurprojecten versnellen. 11 13.28 Overlap van regelingen tussen de vele soorten beschermingsgebieden moet worden beperkt. 12 13 14 15 13.29 Het Groene Hart zal als groenzone worden beschermd en versterkt. Aan noodzakelijke bouwactiviteiten wordt bovenlokaal sturing gegeven om versnippering te voorkomen en cultuurhistorische waarden te behouden. Delen van het Groene Hart worden daarom verheven tot Nationaal park. Het Groene Hart kan naast de landbouwfunctie een sterkere recreatieve functie krijgen. 16 17 18 19 13.30 De Deltametropool is slechts een ruimtelijk concept en mag niet een bestuurslaag worden. Er moet recht worden gedaan aan het eigen karakter van de gemeenten in het westen van het land. In plaats van een nieuwe (ongecontroleerde) bovenlokale bestuurslaag kan intergemeentelijke samenwerking evengoed bijdragen aan goede afstemming van ruimtelijke inrichting en infrastructuur. 20 21 22 13.31 In de VIJNO wordt voldoende ruimte gereserveerd voor plaatsing van 1700 MW windenergiecapaciteit op land, waarbij aandacht is voor een verantwoorde landschappelijke inpassing. Windmolenparken op zee moeten worden ontwikkeld. 23 24 13.32 De realisatie van een randmeer rond de Noordoostpolder is vanwege cultuurhistorische, ecologische, waterstaatkundige en recreatieve redenen wenselijk. 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 13.4 Milieu Door de koortsachtige technologische en economische ontwikkelingen is onze samenleving chronisch oververhit en onze leefomgeving structureel overbelast. De tegenwoordige milieuproblemen zijn een logisch gevolg van ons westerse denk- en leefpatroon, dat draait om ‘meer, meer, meer’. Een verantwoord, evenwichtig en integraal milieubeleid vereist een radicale trendbreuk, waarbij niet langer welvaart en consumptie, maar welzijn, waarden en identiteit bepalend zijn. In al het beleid behoort recht te worden gedaan aan mensen, de natuur en aan God. Kenmerkend daarbij zijn de bijbelse principes van ‘liefde voor de schepping’, ‘goed rentmeesterschap’, ‘genieten van genoeg’ en ‘opkomen voor het zwakke en verdrukte’. Wij hebben de taak om te zorgen dat ook toekomstige generaties nog kunnen leven en werken op de aarde. De overheid moet ook opkomen voor hun belangen. Er moet daarom geïnvesteerd worden in een duurzame samenleving zodat ook onze kinderen kunnen genieten van al het moois dat God in de schepping heeft gelegd. Het milieu mag geen kind van de rekening zijn. Indien nodig worden radicale ingrepen niet geschuwd. Nederland mag hierbij internationaal gezien best vooroplopen. Het is de hoogste tijd om de 'groene woorden' om te zetten in 'groene daden'. Natuur- en milieubeleid kunnen aangescherpt worden. De overheid moet zich meer hard maken voor de natuurlijke leefomgeving. De belangen van natuur en milieu moeten met meer kracht worden verdedigd tegen het eenzijdige marktdenken. Uitgangspunten voor een goed milieubeleid zijn het principe dat de vervuiler betaalt en het zogenaamde voorzorgbeginsel. Dit betekent dat bij sterke vermoedens van een schadelijk effect op het milieu, het ontbreken van wetenschappelijke zekerheid geen reden is om beschermende maatregelen uit te stellen. Natuur- en milieuaspecten horen integraal deel uit te maken van alle (relevante) project- en beleidsplannen, waarbij natuur- en milieuwaarden standaard financieel worden vertaald (vervangingswaarde) en vermeld op de begroting. Het spreekt voor zichzelf dat onverhoopte milieuschade royaal dient te worden gecompenseerd. Niet alleen de overheid, maar ook bedrijven en burgers behoren hun verantwoordelijkheid te nemen om de milieudruk te doen afnemen en milieuschade te herstellen. Een effectieve milieuwetgeving begint bij de basis: het nastreven van een daadwerkelijke gedrags- en mentaliteitsverandering. Voor een goede motivatie is het essentieel dat we ons weer leren verwonderen over de mooiheid van de natuur en het belang van een schoon milieu inzien. Voorlichting en educatie over natuur en milieu (NME) dragen bij aan een bredere kennis en acceptatie. Hoewel vooral onder jongeren enig milieubesef aanwezig is, blijven duidelijke keuzes en (financiële) offers nog te veel uit. Uitstoot van broeikasgassen bij opwekking van energie en industriële processen leidt tot opwarming van de atmosfeer en tot klimaatverandering. De klimaatverandering zal op vele plaatsen leiden tot erosie, verdroging en overstromingen. Hoewel er PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 93 HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 inmiddels al enige bescheiden resultaten worden geboekt met betrekking tot de emissiereductie, is dit nog lang niet genoeg. De Kyoto doelstellingen lijken niet te worden gehaald, terwijl deze slechts een druppel op de gloeiende plaat zijn. De al maar verder toenemende uitstoot van CO2 en NOx moet met harde hand teruggedrongen worden, evenals de vervuiling door zware metalen PAK’s en PCB’s. Nederlandse bijdrage aan uitstootbeperkingen in het buitenland (Derde Wereldlanden) zijn ongeloofwaardig als we ons niet eerst inspannen om de uitstoot in eigen land te minimaliseren. Hiervoor is het van groot belang om meer te investeren in duurzame energiebronnen zoals zon- en windenergie. Als laaggelegen, dicht bevolkt en hoogproductief land zou Nederland het voortouw moeten nemen om bindende internationale afspraken na te streven èn na te leven. 24 25 26 13.34 Voor de keuze van milieu-instrumenten is de effectiviteit doorslaggevend. Per beleidsterrein dient te worden onderzocht of een onderlinge afspraak (convenant), een heffing of verplichte uitstootbeperking het meest aangewezen instrument is. 27 28 13.35 Bedrijven worden verplicht inzicht in de milieu- en gezondheidseffecten van producten en processen te verstrekken. Bij toelating van nieuwe producten of processen geldt het voorzorgprincipe. 29 13.36 Handhaving en controle op de naleving van milieu- en veiligheidsnormen hebben een hoge prioriteit. 30 31 32 13.37 Bestrijding van geluidsoverlast wordt toegesneden op gebiedsomstandigheden, waarbij rekening wordt gehouden met kortdurende, op bedrijfsmatige gronden gerechtvaardigde, piekbelastingen. Handhaving en preventie van geluidsoverlast door buren en verkeer hebben hoge aandacht. 33 34 35 36 37 Broeikasgassen en klimaat 13.38 De Nederlandse regering moet zich inspannen de Kyoto doelstellingen ten aanzien van de reductie van de uitstoot van broeikasgassen ruim voor 2012 te halen en moet zich doelen stellen om op korte termijn tot een meer substantiële reductie van de CO2-uitstoot te komen. De inzet bij onderhandelingen voor een volgend internationaal klimaatverdrag (post-Kyoto) zal gebaseerd moeten zijn op het stoppen van de temperatuurstijging. 38 39 40 13.39 In het volgende internationaal klimaatverdrag krijgen ook de ontwikkelingslanden een CO2-reductiedoelstelling. De verdeling van emissierechten mag ontwikkelingslanden niet onevenredig belemmeren in de mogelijkheden van inkomensgroei. 41 42 13.40 Opslag van CO2 geldt als tijdelijke maatregel en mag slechts beperkt worden toegepast. Het beleid voor reductie van overige broeikasgassen wordt geïntensiveerd. 43 13.41 Het deels besparen van CO2-uitstoot in het buitenland mag niet leiden tot een groei van de uitstoot in Nederland. 44 45 13.42 Nederland moet zich inzetten voor het instellen van een klimaatfonds waaruit Derde Wereld en Oost-Europese landen kunnen putten om programma’s op het gebied van reductie van de CO2-uitstoot op te zetten 46 47 48 49 Vervuiling 13.43 Nederland zet zich in om overheidsbeleid dat niet-duurzaam gedrag stimuleert, zoals subsidies op energie- of waterverbruik, in internationaal verband af te schaffen. In Europees verband worden milieuschadelijke subsidies geïnventariseerd en afgebouwd voor 2010. 50 51 13.44 De milieukosten van producten en diensten worden zoveel mogelijk via een milieuheffing in de kostprijs doorberekend. 52 53 13.45 Het toezicht op bodemsaneringen in eigen beheer wordt versterkt. Het budget voor bodemsaneringen wordt verhoogd. De mens pleegt door onbegrensde vervulling van materiële behoeften een onaanvaardbare aanslag op de schepping. Bovendien brengen verontreiniging van bodem, water en lucht direct en indirect schade toe aan de volksgezondheid. Nederland moet zich in internationaal verband inspannen deze vervuiling te stoppen en uitputting van grondstoffen tegen te gaan. Bij veel menselijke activiteiten ontstaat afval, hetgeen milieudruk en hinder veroorzaakt. Het principe dat de vervuiler moet betalen dient leidend te zijn in het overheidsbeleid. Afval zal zoveel mogelijk moeten worden voorkomen en hergebruikt, terwijl door productgerichte milieuzorg de milieubelasting van materiaal en verpakkingen moet worden teruggedrongen (dematerialisatie). Overheid, bedrijven en burgers hebben daarnaast een taak in het bestrijden van zwerfafval. Gezond milieu een verantwoordelijkheid voor iedereen 13.33 Nederland moet er naar streven haar ´Ecologische voetafdruk´, het directe en indirecte beslag op ruimte en energievoorraden in het eigen en andere landen te verminderen. Dit is een verantwoordelijkheid van elke burger, maar ook voor de overheid om dit te sturen. 94 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma 1 2 3 4 13.46 Het productenbeleid (= milieuvriendelijk produceren) en het stoffenbeleid (= niet gebruiken van schadelijke stoffen) worden nader geïntegreerd. Alle bedrijven in de productieketen worden verplicht inzicht te verschaffen in milieueigenschappen (persistentie, bio-accumulatie, toxiciteit) van gebruikte stoffen. Zeer moeilijk afbreekbare schadelijke stoffen zoals POP’s worden verboden. Bij gebrekkige gegevens over stoffen geldt het voorzorgsbeginsel. 5 6 7 8 Afval 13.47 De overheid moet een helder en consistent afvalbeleid voeren, zodat het draagvlak voor gescheiden inzamelen en statiegeld wordt versterkt. Door toepassing van statiegeld worden wegwerpverpakkingen teruggedrongen. Eenmalige PET-flesjes worden vervangen door hervulbare statiegeldflesjes. 9 10 13.48 Onverlet de verantwoordelijkheid van de overheid voor verwijdering en verwerking van afval, wordt nader beleid ontwikkeld voor producentenverantwoordelijkheid. 11 12 13.49 De Europese afvalmarkt mag er niet toe leiden dat grote transportstromen ontstaan. Er wordt daarom gestreefd naar gelijke concurrentievoorwaarden. 13 13.50 Producten in kringloopwinkels en reparatiediensten komen in het lage BTW-tarief. PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 95 HOUVAST.NL Politiek Programma Bijlage 1: Aangenomen moties en amendementen Nr. Datum Plaats 1 20-10-2001 P9.13, blz. 64, regel 10: “spelen dragen bij aan het versterken en ontplooien” 2 20-10-2001 P12.7, blz. 85, stp 12.66: “De staatsloterij en wordt afgeschaft…” 3 20-10-2001 P12.9, blz. 86, regel 28: “We hebben de opdracht om te zorgen voor onze naasten en voor diegenen die geen naasten meer hebben.” 4 19-10-2002 P2.4, stp 2.29a 5 19-10-2002 P2.4, stp 2.29b 6 19-10-2002 P2.6, stp 2.38a 7 19-10-2002 P2.6, stp 2.36a 8 19-10-2002 P2.4, stp 2.29c 96 Wijziging Schrap “spelen” en wijzig de rest van de zin in: “dragen bij aan het ontwikkelen en versterken etc.” Indiener Kees Verweij Schrap overbodig woordje “en” Kees Verweij Wijzig “en voor diegenen die geen naasten meer hebben” in “en dus ook voor ouderen die hulpbehoevend zijn.” Kees Verweij Voeg toe: ”PerspectieF is voorstander van adviescommissies waar burgers op enerzijds permanente basis kunnen adviseren over een beleidsveld en anderzijds op projectbasis (ad hoc onderwerpen) kunnen meedenken en adviserend werken voor de volksvertegenwoordiging.” Voeg toe: “Er moet een raadscommissie voor verzoekschriften komen binnen gemeenten.” Voeg toe: “Agenda en stukken van raadsvergaderingen dienen goed ter inzage te liggen en ook op het internet, in niet te wijzigen vorm, worden gepubliceerd.” Voeg toe: “Alle openbare gemeentelijke informatie moet op het internet te raadplegen zijn.” Voeg toe: “Brieven van burgers en organisaties aan overheidsinstellingen dienen adequaat beantwoord te worden (denk hierbij aan de richtlijnen van de Nationale ombudsman).” Ramon Barends Ramon Barends Ramon Barends Ramon Barends Ramon Barends PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma Bijlage 2: Afkortingen AKW ANW AOW GGZ ID-banen NICAM WAJONG WAO WIW WSW WW ZW Algemene kinderbijslagwet Algemene nabestaandenwet Algemene ouderdomswet Geestelijke Gezondheidszorg In- en doorstroombanen Nederlands Instituut voor Classificatie van Audiovisuele Media Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jong gehandicapten Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering Wet inschakeling werkzoekenden Wet sociale werkvoorziening Werkloosheidswet Ziektewet PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 97 HOUVAST.NL Politiek Programma Bijlage 3: Begrippenlijst Ambtsbericht Beoordeling van de veiligheidssituatie en de mensenrechten in een land door een ambassade. Bilaterale hulp Steun van overheid tot overheid. Flitsscheiden Flitsscheiden is de mogelijkheid om de wettelijke echtsscheidingsprocedure te omzeilen via omzetting van het huwelijk in een geregistreerd partnerschap waardoor “scheiden binnen een dag” mogelijk wordt. Het geregistreerd partnerschap kan namelijk, in tegenstelling tot het huwelijk, heel snel worden ontbonden. Geomorfologie Geschiedenis van het aardoppervlak. Lumpsum financiering Verschillende geldstromen worden gebundeld in één vrij te besteden budget. Programmavoorschriften Criteria waaraan TV en radioprogramma's aan moeten voldoen om gesubsidieerd en uitgezonden te kunnen worden. Spyware Software die stiekem surf en download gedrag van gebruikers registreert. Voorschool Onderwijs voor leerlingen die nog niet de vierjarige leeftijd hebben bereikt. Warmtekrachtkoppeling Het gebruik van rest- en afvalwarmte. 98 PerspectieF, ChristenUnie-jongeren HOUVAST.NL Politiek Programma Bijlage 4: Auteurs In deze bijlage vind je een overzicht van de belangrijkste bijdragen aan dit programma. Dit programma is mede tot stand gekomen door bijdragen van: Marcel Benard (VROM, OCW > Onderwijs en handicap) Daniel Brandsema (Justitie > asielbeleid) Johannes de Jong (Inleiding, Justitie > asielbeleid, OCW > Pers en omroep, EZ) Annette van Kalkeren (LNV > genetische revolutie, VWS > biotechnologie) Alfred van der Klis (Defensie) Frank Mulder (BuZa) David Speksnijder (LNV > landbouw) Kees Verweij (SZW) Frank Visser (alle hoofdstukken) Matthijs de Vries (Inleiding, OC&W) PerspectieF, ChristenUnie-jongeren 99 PerspectieF voor de toekomst!