Hoe berekenen we de BMI ? Lengte = 1.82 G=91 kg

advertisement
Hoe berekenen we de BMI ?
Lengte = 1.82 Gewicht=91 kg
Body Mass Index of Quetelet index = gewicht / lengte2
= 91 / 1.822
= 27.5
Antwoord b is het goede antwoord
Slide 1
Toename BMI* is geassocieerd met toename
prevalentie van Type 2 Diabetes
25
Prevalence (%)
20
Men
Women
15
10
5
0
<18.5
18.5–24.9
25.0–29.9
30.0–34.9
35.0–39.9
–>40.0
BMI (kg/m2)
*BMI=body mass index.
Data from the Third National Health and Nutrition Examination Survey (NHANES III), 1988–1994.
Must A et al. JAMA. 1999;282:1523–1529.
Slide 2
BMI en middelomtrek
• De Body Mass Index (BMI) geeft de verhouding weer tussen het
gewicht en de lengte van het lichaam. De BMI zegt iets over het risico
dat het gewicht oplevert voor de gezondheid, evenals de
middelomtrek!
• Een lager BMI bij bepaalde bevolkingsgroepen met andere
lichaamsbouw is toch gerelateerd aan hoger gezondheidsrisico.(bv
Aziaten en Hindoestanen)
• BMI bij mensen boven de 70 jaar niet betrouwbaar i.v.m aanwezigheid
andere risicofactoren in relatie tot gewicht en gezondheid
Slide 3
Meten buikomtrek
Zoveel mogelijk dikke bovenkleding uit te trekken.
Het is het beste als u over de blote buik meet of over
dunne kleding
Zet penstreepjes bij onderste rib en de bovenkant van
uw heup
Meetlint horizontaal midden tussen de penstrepen door.
Meet uw buikomvang op het moment dat u heeft
UITGEADEMD en voer de meting twee keer uit.
Mannen
< 94
94-102
>102
Vrouwen
<80
geen verhoogd risco
80-88 gewicht verminderen
> 88
verhoogd risico, advies
gewichtsreductie!
Slide 4
Meten buikomvang: leestekst
• Hoe meet ik de buikomvang?
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
1. Om nauwkeurig te kunnen meten is het goed om zoveel mogelijk dikke bovenkleding
uit te trekken. Het is het beste als u over uw blote buik meet.
2. Ga ontspannen en rechtop staan met de benen iets uit elkaar (ongeveer 25-30 cm).
verdeel uw gewicht gelijk op beide benen. Blijf rustig doorademen.
3. Voel in uw zij naar de onderkant van uw onderste rib en de bovenkant van uw heup
(u kunt dit ook op de afbeelding zien). Het beste is om voordat u gaat meten op deze
punten met pen een streep te zetten. Doe dit zowel voor uw linker als rechter zij.
4. Leg het meetlint horizontaal midden tussen de penstrepen door.
voor veel mensen is dit niet precies over de navel heen.
Meet uw buikomvang op het moment dat u heeft UITGEADEMD.
Het is belangrijk dat u het meetlint niet al te strak aantrekt.
5. Voer de meting twee keer uit. Als de metingen meer dan 1 cm van elkaar verschillen,
vragen wij u beide metingen nogmaals uit te voeren.
Herhaal dit tot de metingen minder dan 1 cm van elkaar verschillen.
Slide 5
Middelomtrek: leestekst
• Onderstaande indeling geldt voor volwassenen van 18 tot ongeveer 60 jaar.
Dat heeft te maken met een andere lichaamsbouw.
• Middelomtrek (in cm) afhankelijk van geslacht:
• Beoordeling en advies
• Mannen < 94 vrouwen <80: probeer op gewicht te blijven (geen verhoogd
risico)
mannen 94-102 vrouwen 80-88: blijf op gewicht (nog geen verhoogd risico,
maar de gevarenzone komt in beeld)
• Mannen > 102 en vrouwen > 88 probeer af te vallen (verhoogd risico)
Slide 6
Aortastenose (sclerose)
• Het betreft een systolisch geruis punctum maximum 2e
intercostaal ruimte meest passend bij een
• aortastenose (-sclerose), het goede antwoord is dus d)
• b) en c) zijn diastolische geruisen en a) ook een systolisch
geruis, straalt veelal uit naar de linker oksel met een
punctum maximum aan de apex
Slide 7
Fysische diagnostiek:
1. Wanneer treed het geruis op - systole or diastole
2. Waar is het geruis het luidst en hoe wordt het geruis voortgeleid?
I. Systolisch geruis:
1. Aortastenose (sclerose) - ejectiegeruis
2. Mitralis insufficientie - holosystolisch
3. Mitralisklepprolaps- laat systolisch
II. Diastolic Murmurs:
1. Aortainsufficientie- vroeg diastolisch
2. Mitralisklep stenose- mid tot laat diastolisch
Slide 8
Samenvatting:
A. Presystolische geruis
–
Mitral/Tricuspid stenose
B. Mitral/Tricuspid insufficientie
C. Aorta ejectie geruis
D. Pulmonalis stenose
E. Aortic/Pulm diastolisch geruis
F. Mitral stenosis w/ Opening snap
G. Mid-diastolische instroom geruis
H. Continuous geruis of PDA
Slide 9
ECG
Slide 10
ECG
• Antwoord a) is juist
• Linkerventrikelhypertrofie: voor het vaststellen van LVH
zijn verschillende criteria vastgesteld, de meest gebruikt is
het criterium van Sokolow-Lyon:
• R in V5 of V6 + S in V1 > 35mm
Slide 11
Linkerventrikelhypertrofie
Slide 12
Atriumfibrilleren
• Kenmerken:
• ontbreken P-top, onregelmatig ritme, smalle complexen
omdat het een supraventriculair ritme is.
Slide 13
Rechterbundeltakblock
Een blokkade of geleidingsvertraging van één van de twee bundeltakken
veroorzaakt een vertraagde activatie van de hartkamer aan de
aangedane kant, en ontstaat er dus een verbreding van het QRScomplex QRS-duur langer is dan 120 ms (Normaal is dit 60-100ms)
Electrocardiografisch wordt het RBTB
gekenmerkt door een vertraagde activatie
van de rechter hartkamer. Dit uit zich in:
een verbrede (>40ms) en diepe S (=
negatieve uitslag) in de links laterale
afleidingen I, aVL, V5,V6 op het ECG
een terminaal positieve uitslag (ofwel R')
dan wel een monofasisch positieve uitslag
(monofasische R) in de precordiale (ofwel:
recht voor het hart gelegen) afleidingen V1,
V2 (V3).
Slide 14
1e graads AV block
Het signaal uit de boezems gaat de AV-knoop wel binnen maar
komt er aan de kamerkant niet meteen, niet altijd, of helemaal niet
meer uit. Een AV-blok bestaat dus in verschillende vormen: bij een
eerstegraads AV-blok is alleen de tijdsduur waarin de impuls in de
AV-knoop wordt opgehouden verlengd;
Slide 15
Laboratoriumbepalingen (NHG standaard M84)
• In de NHG standaard Cardiovasculair Risico 2006
worden de volgende bepalingen geadviseerd:
> Nuchter lipiden spectrum:
totaal cholesterol
HDL-cholesterol
LDL-cholesterol
totaal cholesterol/HDL ratio
Triglyceriden
> Nuchter glucosegehalte; indien >6,9 mmol/l (veneus):
herhaal na paar dagen
> Voor start behandeling van verhoogde bloeddruk:
serum kreatinine en serum kalium
> eventueel ECG en urineonderzoek op microalbuminurie
Slide 16
NGH standaard cardiovasculair risicomanagement
• Cardiovasculair risicomanagement
M84 (november 2006)
• nuchter lipidenspectrum: totaal cholesterol, HDL-cholesterol, LDLcholesterol TC/HDL-ratio en triglyceriden
• nuchter glucosegehalte; indien >6,9 mmol/l (veneus): herhaal na paar
dagen
• voor start behandeling van verhoogde bloeddruk: serumcreatinine en
serumkalium
• eventueel ECG en urineonderzoek op microalbuminurie
Slide 17
Zoutinname
• Zoutinname: antwoord a) een consumptie van 10 gram zout per dag
is goed.
• De gemiddelde zoutinname per persoon, die we vandaag de dag
binnenkrijgen via ons voedsel, bedraagt ongeveer 10 tot 12 gram zout
per dag
• Een gezonde dosis zout per dag, per persoon, bedraagt 4 gram, dat
betekent dus dat we tot drie keer te veel zout binnenkrijgen
• Bij mensen met een hoge bloeddruk (hypertensie), wordt aangeraden
de zoutinname nog verder te beperken, tot 2 gram per dag
• Een verminderde zoutinname past daarom bij een gezonde
voedingsroutine.
Slide 18
• Zoutinname: antwoord a een consumptie van 10 gram zout per dag is goed.
• De gemiddelde zoutinname per persoon die we vandaag de dag binnenkrijgen via ons
voedsel verdraagt ongeveer 10 tot 12 gram zout per dag. Een gezonde dosis zout per
dag, per persoon, bedraagt 4 gram. Dat betekent dus dat we tot drie keer te veel zout
binnenkrijgen. Zout bestaat grotendeels uit natriumchloride (NaCl). Een inname van 4
gram zout per dag levert ons lichaam 1,6 gram natrium op. Dit is overigens nog steeds
zeven keer hoger dan ons lichaam eigenlijk nodig heeft.
• Onder normale omstandigheden verbruikt een mens maar 500 tot 750mg zout, wat
gelijk staat aan 200 tot 300 mg natrium. Alleen in bijzondere omstandigheden zoals
hevig zweten tijdens sport en griep of door gebruik van geneesmiddelen kan de
behoefte hoger liggen. Bij mensen met een hoge bloeddruk (hypertensie) wordt
aangeraden de zoutinname nog verder te beperken, tot 2 gram per dag, wat gelijk staat
aan 800 mg natrium.
De alternieve keuze voor zeezout of steenzout vanwege de hogere waarden in
mineralen (magnesium en jodium) maakt zout niet gezonder. De waarden zijn zo gering
dat het vanuit gezondsheidsperspectief geen reden is om te kiezen voor een hogere
zoutinname.
Een verminderde zoutinname past daarom bij een gezonde voedingsroutine.
Slide 19
Zout
Meta-analyse van trials (duur >1 maand)
Effect v zoutreductie
op systolische bloeddruk:
-7 mmHg bij hypertensieven
-4 mmHg bij normotensieven
He & MacGregor. Hypertension 2003;42:10931099
Slide 20
Zout en HVZ in TOPH
Trials of Hypertension Prevention (TOHP 1 & 2)
– >3000 prehypertensieven (30-54 jr)
– 2,5 g minder zout gedurende 18 mnd
– 15 jr follow-up
– RR incidentie HVZ events: 0,70
– RR totale sterfte: 0,80
Cook et al, BMJ 2007;334:885
Slide 21
Bloeddruk en sterfte aan hart- en
vaatziekten
Prospective Studies
Collaboration.
Lancet 2002;360:1903-13.
Slide 22
Zoutgevoeligheid
De relatie tussen zout en bloeddruk lijkt sterker bij:
•
•
•
•
•
Hypertensieven
Ouderen
Lage kaliuminneming
Negroïde ras
Obesen
Grobbee, Hypertension 1991;17(Suppl):I109-14
Slide 23
Sulfonylureumderivaat
antwoord c) juist (sulfonylureumderivaat
Onder bepaalde condities kan
nog antwoord b) juist zijn (TZD) bij niet verdragen en
en/of forse cardiale klachten (alleen pioglitazone)
Slide 24
gluconeogenese
-
alcohol
glycogenolyse
-
Slide 25
Incretines reguleren de glucose- homeostase door
hun effecten op de eilandcelfunctie
Inname van
voedsel
Glucoseafhankelijk
 Insuline
uit bètacellen
(GLP-1 en GIP)
GIkanaal
Afgifte van
incretines in
darm
Pancreas
Bétacellen
Alfacellen
Insuline
verhoogt
perifere
glucoseopname
Regulering
bloedglucose
Actief
GLP-1 en GIP
Glucagon
uit alfacellen (GLP-1)
Glucoseafhankeljik
Verhoogd insuline en
verlaagd glucagon:
minder
glucose
uit lever
Bewerkt naar Brubaker PL, Drucker DJ Endocrinology 2004;145:2653–2659; Zander M et al Lancet 2002;359:824–830; Ahrén B Curr Diab Rep
2003;3:365–372; Buse JB et al. In Williams Textbook of Endocrinology. 10th ed. Philadelphia, Saunders, 2003:1427–1483.Slide 26
Mate van LDL-reductie
0
-5
-10
-15
20
-25
-30
-35
-40
-45
-50
20
mg
10
mg
-55
-60
40
mg
rosuvastatine
10
mg
20
mg
10
mg
10
mg
20
mg
20
mg
10/20
40
mg
40 80
mg mg
atorvastatine
simvastatine
pravastatine
80
mg
ezetimibe
/simvastatine
40
mg
10/40 10/80
Adapted from Goldberg AC et al Mayo Clin Proc 2004;79:620–629; Jones PH et al Am J Cardiol 2003;92:152–160
Slide 27
Diabetes en alcoholgebruik
•
Antwoord b) uw advies aan de patient zal zijn, om bij
alcoholgebruik iets te eten om hypoglykemie te
voorkomen.
Slide 28
Erfelijkheid en diabetes
Erfelijkheid kan ook een rol spelen, maar het patroon van de overerving is
ingewikkeld. Een kind van iemand met type 1-diabetes heeft enigszins een
verhoogd risico om type 1-diabetes te ontwikkelen. De meeste kinderen met
diabetes hebben echter geen ouder met deze aandoening. Overerving
Diabetes mellitus type 2 erft multifactoriëel over.
Dit betekent dat er zowel erfelijke aanleg als omgevingsfactoren een rol
spelen bij het ontstaan van diabetes. De rol van erfelijkheid is meer van
toepassing bij type 2 dan bij type 1 diabetes. Als mensen weten dat zij erfelijk
belast zijn kunnen ze extra letten op voldoende beweging en gezonde
voeding; het is wetenschappelijk bewezen dat mensen door gezond te leven
hun risico om diabetes te krijgen met 50% kunnen verminderen. Overgewicht
verhoogt de kans op Diabetes Mellitus Type 2.
Slide 29
Erfelijkeheid en diabetes
• De kans op herhaling is in de volgende tabel weergegeven.
•
•
•
•
Kans op diabetes type 2
Als broer of zus diabetes heeft 15-20 %
Als vader of moeder het heeft 10-20 %
Als beide ouders diabetes hebben 40 % Als neef of nicht het heeft 610 %
• Bij eeneiige tweelingen 70-90 %
• http://www.erfelijkheid.nl/zena/diabe_typ2.php
Slide 30
Download