Preek 6 prekenserie Exodus. Over Exodus 14, de uittocht uit Egypte. Ook lezen: I Kor. 10: 1-13. 21 dec 2014 JFC. Bij deze preek passen studie 9 en 11 uit het EW materiaal “In de voetsporen van Mozes”. Vrienden van de grote Koning Jezus, De komende week vieren we één van de belangrijkste heilsfeiten, de geboorte van Jezus Christus. Over het wonder van zijn komst, dat Gods eigen Zoon als een baby op aarde kwam en onder ons leefde, daar kun je je altijd over blijven verwonderen. Op deze laatste adventszondag koppelen we dat aan het grootste wonder uit het Oude Testament, de uittocht van het volk Israël uit Egypte. De kerntekst daarbij is wat Mozes zegt tegen zijn bedreigde en angstige volk in Exodus 14: 14, “De HEER zal voor u strijden, u hoeft zelf niets te doen”. Volgens Ex. 12: 41 heeft het volk Israël precies 430 jaar in Egypte gewoond. En nu trekken ze bepakt en bezakt met een enorme stoet mensen richting de Sinaï woestijn. De Heer wijst hen zelf de weg, overdag met een wolkkolom en ’s nachts met een vuurzuil. Maar het bleef een gigantische en hachelijke onderneming. In hfst 12: 37 wordt gesproken over ongeveer 600.000 mannen naast vrouwen en kinderen en enorme kuddes schapen, geiten en runderen. We lezen in hfst 14, 16 en 17 al snel dat er gemopperd wordt – wanneer de Egyptenaren hen achterna komen en wanneer water en voedsel dreigen op te raken. Wat we hier lezen over het volk Israël is heel begrijpelijk en menselijk. De meesten van ons zouden niet veel anders hebben gereageerd. Want hoewel we geen reizen maken als nomaden door de woestijn loopt onze levensweg ook niet altijd gemakkelijk. Wij lopen ook wel eens vast en staan soms met de rug tegen een muur. Dat kan gebeuren op je werk als resultaten tegenvallen; het kan gebeuren in je huwelijk en gezin of familie; je kunt ineens gezondheidsklachten krijgen waardoor je toekomst onzeker wordt en soms zijn er conflicten in relaties met mensen om je heen waardoor je je onbegrepen voelt. Het kan zelfs gebeuren dat je je bij tijden van God en mensen vervreemd voelt en de levensmoed dreigt te verliezen. We lazen al in I Kor. 10 dat wat er over het volk Israël wordt geschreven ook over ons gaat. Paulus benadrukt er dat ook gelovige mensen die gedoopt zijn en het avondmaal vieren, in situaties terecht komen waarin ze beproefd worden en zelfs verdwalen. Misschien zit je wel in zo’n fase waarin je de weg voor je niet zo helder ziet. De bijbel waarschuwt ons dat we niet te snel moeten denken dat we wel stevig overeind staan. Tegelijk lazen we beloften dat onze HEER ook in tijden van beproeving moed en kracht geeft. In dat licht bezien we dit bijbelverhaal. Toen we het in de vorige Exoduspreek hadden over de plagen in Egypte zagen we dat de hele reeks van 10 plagen een steeds heftiger aanslag vormde op de religieuze en economische machten van Egypte. Alle Egyptische goden werden van hun voetstuk gestoten, lezen we in Exodus 12: 12. En het land liep zware economische schade op omdat de oogsten totaal verwoest werden en de vruchtbare, levensbrengende Nijl veranderde in een bron van ellende. Nu, na de uittocht en doortocht door de Rietzee werd tenslotte ook nog de militaire macht, het leger van de farao, totaal vernietigd. Volgens Exodus 13 en 14 werd ook dit door de HEER zelf zo gepland en uitgevoerd. Er is wat discussie onder Bijbelgeleerden over de exacte route die het volk Israël volgde van Egypte naar het land Kanaän. In hfst 13: 17 lezen we al dat ze niet de kortste route kozen langs de Middellandse Zeekust omdat die voerde door het gebied van de Filistijnen. God leidde ze in de richting van de woestijn de Sinaï, ook al omdat hij Mozes had verzekerd dat ze hem zouden aanbidden bij de berg Sinaï of Horeb onderin die woestijn. Dit is de routekaart die door vele theologen wordt aangewezen als de meest waarschijnlijke. De plaatsnamen in de bijbel zijn niet allemaal precies te lokaliseren. Het betekende waarschijnlijk dat ze terecht kwamen bij de uitlopers van de Rode Zee en dat ze die zijn overgestoken. Volgens Exodus 14:3-4 wilde de HEER de farao misleiden om hem een laatste en beslissende slag toe te brengen. Het is logisch dat de farao en zijn militaire adviseurs geen hoge dunk op had van de geografische en strategische inzichten van het slavenvolk. Het is ook begrijpelijk dat ze al snel spijt kregen dat ze hun goedkope arbeidskrachten zomaar hadden laten vertrekken. Na de aanvankelijke paniek en rouw om het verlies van de eerstgeborenen groeide er nu een enorme woede en kwamen er wraakgevoelens bij hen op. Het leger van Egypte stond te trappelen om Mozes en zijn handlangers een lesje te leren. De farao liet zijn elitekorps van strijdwagens en officieren ervoor aantreden. Zij moesten de eer van Egypte herstellen en rechtzetten wat mis is gegaan. Vanaf Exodus 14: 9 zwenkt de camera dan naar de andere kant en zoomt in op de situatie bij het volk Israël. Daar breekt paniek uit wanneer ze de farao met z’n leger zien naderen. Bovendien lijkt het alsof ze geen kant op kunnen met de Rietzee voor zich. Doodsbang roepen ze de HEER luidkeels om hulp. Anderen keren zich tegen Mozes en geven hem de schuld: “Waarom heb je ons meegenomen om hier te sterven. Had ons toch met rust gelaten!” Dat zal later nog veel vaker gebeuren. Wanneer er iets fout gaat zoeken we een zondebok. In Ex 17: 4 is Mozes zelfs bang dat ze hem zullen stenigen. Mozes zelf heeft intussen geleerd dat de HEER te vertrouwen is. Hij verzekert zijn volk dat ze niet bang hoeven te zijn. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan op zo’n moment. Mozes wordt er gedragen door Gods Geest en spreekt dan ook de gevleugelde woorden uit vers 14, “De HEER zal voor u strijden, u hoeft zelf niets te doen.” De boodschap van Mozes is er één van rustig vertrouwen. We weten allemaal hoe het verder ging. De afgelopen week bekeken we met de jongste catechisanten een film die het allemaal prachtig uitbeeldde. En met mijn kleinzoon las ik een boekje waarin de weg door de zee kan worden uitgevouwen. De meesten van ons hebben deze geschiedenis van jongs af aan gehoord, zoals we ook het kerstverhaal al vele malen hebben beluisterd. Daardoor beseffen we vaak niet meer het enorme wonder dat toen gebeurde. Maar het moet een ongelofelijke ervaring geweest zijn voor Gods volk. In de generaties erna werd dit wonder steeds weer in psalmen bezongen en rond het Pascha herdacht en gevierd. Het water spleet voor hun voeten en ze konden over de bodem van de zee lopen naar de overkant. Tegelijk werden hun belagers op afstand gehouden. Toen die ook de oversteek waagden zakten ze weg in de rivierbodem en kwamen tenslotte jammerlijk om. We lezen niet of de farao ook verdronk. Het is niet onwaarschijnlijk dat hij vanaf de rivieroever met zijn legercommandant alles overzag en dat ze overbleven terwijl de wrakstukken van de strijdwagens en hun doden kwamen bovendrijven. De HEER baande een weg dwars door de zee. Een doodlopende weg werd een doorgang naar het beloofde land. “Zo redde de HEER zijn volk uit de handen van de Egyptenaren”, is de conclusie aan het einde van hfst 14. “Toen tot hen doordrong hoe krachtig de HEER tegen Egypte was opgetreden, kregen ze ontzag voor de HEER en stelden hun vertrouwen in Hem” (14: 30-31). Mozes maakte samen met zijn zus Mirjam een prachtig gedenklied dat we vinden in Exodus 15. Het werd een groots bevrijdingsfeest, te vergelijken met de dolle vreugde na de bevrijding in de tweede wereldoorlog. Een vernederd volk, dat nooit iets anders had gekend dan slavernij proefde de vrijheid. De vrouwen zongen al dansend: “Zing voor de HEER, zijn macht en majesteit zijn groot! Paarden en ruiters wierp hij in de zee.” Zo zingen wij vandaag en de komende week ook weer over Gods ingrijpen in onze menselijke geschiedenis; “Nu daagt het in het Oosten, het licht schijnt overal: Hij komt de volken troosten, die eeuwig heersen zal. Zij die gebonden zaten in schaduw van de dood, van God en mensen verlaten, begroeten ’t morgenrood. De zonne, voor wier stralen het nachtelijk duister zwicht en die zal zegepralen is Christus, ’t eeuwig Licht.” Rond de geboorte van Jezus werd er, net als na de bevrijding uit Egypte, gezongen: door de engelenlegers in de velden bij Bethlehem, door Maria, Elizabeth, Simeon en Zacharias. Ze zongen over de redding die de HEER bewerkte, over het stralende licht uit de hemel, over de weg van vrede. Wij zijn er nog altijd niet over uitgezongen en zullen dat de komende week ook weer volop doen. Dit goede nieuws is te mooi om alleen voor onszelf te houden en daarom nodigen we er ook gasten en vrienden van harte bij uit. Wat het volk van Israël vierde na de bevrijding uit Egypte, vieren wij met Kerst en Pasen: hoe de HEER is afgedaald en ingreep om ons te redden uit slavernij en dood. Wij vieren, net als zij, dat de HEER ons voedt met hemels brood, levensbrood. Om daar bij stil te staan beluisteren we nu het latijnse lied: Panis Angelicum. Hieronder de vertaling. Latijn Panis angelicus fit panis hominum; Dat panis coelicus figuris terminum: O res mirabilis! manducat Dominum pauper, servus et humilis. Te trina Deitas unaque poscimus: Sic nos tu visita, sicut te colimus; Per tuas semitas duc nos quo tendimus, Ad lucem quam inhabitas. Amen. Nederlandse vertaling Brood van de engelen wordt het brood van mensen; Het brood van de hemel maakt een einde aan de schaduwen: O, groot wonder! dienaren, arm en nederig nuttigen hun Heer. U, God, drievuldig en één zie, wij bidden U: Kom ons zo bezoeken, zoals wij U vereren, leid ons langs Uw weg waarheen wij willen gaan, naar het licht dat Uw woning is. Amen. De komende week zullen we rond Kerst nog veel meer zingen over dit hemelse brood. Ik wil nog kort met u kijken hoe het volk Israël na hun bevrijding omging met wat de HEER hun gaf. Wat opvalt in de bijbelhoofdstukken direct na de uittocht is dat de HEER hen op de proef stelde (Ex. 15: 25). Maar als een refrein horen we dat het volk zich bij elke tegenslag begon te beklagen en dat hun frustratie en agressie zich dan vooral richtte tegen Gods knecht Mozes. Al drie dagen na de doortocht komen ze bij Mara, waar alleen bitter water is, en daar beginnen ze zich te beklagen ( hfst 15: 24). Een dikke maand later is het weer mis in de woestijn van Sin, waar ze klagen over het feit dat er geen brood en vlees is zoals in Egypte ( hfst16: 2). En in Refidim is er opnieuw verzet omdat er niet genoeg water is (hfst 17: 2-3). Mozes vreest dan zelfs voor zijn leven omdat ze hem willen stenigen. Dat zijn niet de enige keren dat dit gebeurde – als een refrein komen de woorden “klagen” en “verwijten” terug. Nu was de reis door de woestijn met zo’n grote groep mensen naar een ongewisse toekomst natuurlijk ook geen picknick. Net zoals de levensreis die wij maken, door de woestijntijden van ons leven, niet altijd over rozen gaat. Vorige week kwam er iemand naar me toe uit onze gemeente die zei: “Jullie dominees moeten de gemeente veel meer vermanen en waarschuwen. Het is allemaal vaak veel te vriendelijk, te lief en vrijblijvend. Waar is de ernst van oordeel? Het is allemaal vaak zo oppervlakkig en te gemakkelijk.” Ik was net bezig geweest met deze preek en moest denken aan wat er staat in I Kor 10. Al die mensen uit Israël die Gods wonderen zagen in Egypte en bij de uittocht en in de woestijn – er kwamen er uiteindelijk maar twee van in het beloofde land, Jozua en Kaleb. Dus, schrijft Paulus in I Kor 10, - Vs 7, Dien geen afgoden, zoals sommigen van hen deden. Dus laat je niet leiden door moderne afgoden van gemakzucht, geld en genot. - Vs 8, Pleeg geen ontucht, zoals een aantal van hen. Blijf in het seksuele zuiver, want de HEER ziet ons ook in het verborgene. - Vs 9, Laten we God niet verzoeken door ons te beklagen over pietluttige zaken terwijl we geen oog hebben voor Gods werk om ons heen. - Vs 10, Kom niet in opstand, zoals sommigen van hen deden, door alleen te klagen over de weg die de HEER met ons gaat. Wat in de bijbel staat geschreven, lezen en overdenken we om er wijzer van te worden. Wie denkt stevig te staan en zich daarop beroemt, moet oppassen dat hij niet struikelt en valt. Want we zijn niet zoveel anders dat het volk van Israël. Wanneer er tijden komen van beproeving dan hebben ook wij direct de neiging ons te beklagen. We letten vaak meer op wat er niet is dan dat we Gods zegeningen waarderen. Laten we ons daarom de komende week verheugen in Gods genade in Christus maar ons ook voornemen om te leven vanuit waarachtig godsvertrouwen, ook als het soms tegenzit. Wanneer er dan beproevingen komen mogen we ons beroepen op Gods belofte in I Kor 10: 13 dat de HEER getrouw is en niet zal toestaan dat we boven onze krachten beproefd worden: Hij geeft ons met de beproeving ook de kracht om die te kunnen doorstaan. God wijst de weg, ook als ik die zelf niet zie. Ook voor ons geldt, wat Mozes zei: “De HEER zal voor u strijden, u hoeft zelf niets te doen”. Amen Zingen: Bundel 100, God wijst mij de weg…