Lesontwerp historische letterkunde Academische verantwoording van het lesontwerp De academische verantwoording van dit lesontwerp bestaat uit twee delen: een inhoudelijke verantwoording en een verantwoording van de gebruikte werkvormen. Waar van toepassing zal een schematische weergave van de inhoud van de les opgenomen worden. Het complete lesontwerp is te vinden in het leerlingen- en docentenmateriaal. 1.1 Inhoudelijke verantwoording 1.1.1. Keuze voor de leerdoelen In deze les staan twee verschillende leerdoelen centraal: 1. Leren werken met hypotheses 2. Verbreden van de kennis over de Nederlandse renaissanceliteratuur De inhoudelijke keuzes ten aanzien van beide leerdoelen zullen hieronder afzonderlijk onderbouwd worden. Leerdoel 1. Leren werken met hypotheses Toelichting leerdoel Het eerste leerdoel van deze les is het leren werken met hypotheses binnen alfavakken. Leerlingen kennen het begrip hypothese vanuit de bètavakken. Met name binnen het schoolvak biologie wordt hier regelmatig aandacht aan besteed. Het leren gebruiken van hypotheses in een nieuwe context, namelijk literatuurgeschiedenis, is het eerste leerdoel van de les. Een belangrijk aspect van dit leerdoel is begrip van termen als falsificatie, bekrachtigen en ontkrachten. Lesdoelen op basis van dit leerdoel zijn dan ook met name gericht op het kennen van deze begrippen en het kunnen werken met hypotheses. Een schematisch overzicht van de benodigde voorkennis, de centrale begrippen en de lesdoelen die voortvloeien vanuit het eerste leerdoel is te vinden in tabel 1. Leerdoel Voorkennis Nieuwe begrippen Lesdoelen Werken met hypotheses Voordat de leerling aan deze les begint: - kent hij het woord ‘hypothese’ vanuit bètavakken (met name biologie) Falsificeren Bekrachtigen Ontkrachten Aan het einde van de les… (kennis) heeft de leerling kennis van: - het gebruik van hypotheses binnen alfavakken - de werking van hypotheses - de belangrijkste eis die gesteld wordt aan een hypothese (vaardigheden) kan de leerling: - een falsificeerbare hypothese opstellen - een hypothese toetsen aan de hand van primaire bronnen - op basis van eigen onderzoek een nieuwe hypothese opstellen (houdingen) is de leerling bereid om: - kritisch te kijken naar aangeboden lesmateriaal Tabel 1. Voorkennis, begrippen en lesdoelen bij leerdoel 1 Onderbouwing leerdoel De keuze voor het lesdoel is niet ingegeven door de eindtermen voor het schoolvak Nederlands, aangezien werken met hypotheses hier geen onderdeel van uitmaakt. De volgende overwegingen leidden desondanks tot deze keuze: - In de besproken periode, de renaissance, maken de leerlingen kennis met het humanisme en het empirisme. Op basis van de lesmethode leren leerlingen dat humanisten zelf naar bronnen kijken om op die manier tot nieuwe kennis te komen. Ook leren zij dat men binnen het empirisme wetenschappelijk te werk gaat om theorieën te bewijzen. 1 Het werken met hypotheses sluit daarom goed aan bij het onderwerp van deze les: literatuur van de renaissance. - De doelgroep van deze les is een vwo-klas. Als voorbereiding op het wetenschappelijk onderwijs is het waardevol hen al tijdens de voortgezet onderwijs met wetenschappelijke methoden in aanraking te laten komen. - Binnen het VO lijkt het soms alsof specifiek de bètavakken leerlingen een onderzoekende houding aanleren. Door binnen het vak Nederlands met het falsificeren van hypotheses te werken, ontdekken leerlingen dat ook bij alfavakken wetenschappelijk onderzoek mogelijk is. - Ook met het oog op de studiekeuze is het belangrijk leerlingen binnen het vak Nederlands met een dergelijke benadering van literatuur te laten kennismaken. Leerdoel 2. Verbreden van de kennis over de Nederlandse renaissanceliteratuur Toelichting leerdoel Het tweede leerdoel van deze les is het verbreden van de kennis over de Nederlandse renaissanceliteratuur. In de voorafgaande lessen hebben leerlingen in de lesmethode het hoofdstuk over de renaissance doorgewerkt.2 In dit hoofdstuk zijn vier canonieke auteurs besproken, die daardoor voor leerlingen bepalend zijn in het beeld dat zij van de renaissance hebben. Het doel van deze les is leerlingen kennis laten maken met andere auteurs en andere perspectieven op de renaissanceliteratuur. Daarnaast maken leerlingen kennis met een nieuw genre (het embleem). Deze les is niet alleen gericht op het opdoen van nieuwe kennis. Ook lesdoelen op het gebied van ICT- en presentatievaardigheden en enkele affectieve lesdoelen (houdingen) zijn opgenomen. Een schematisch overzicht van de benodigde voorkennis, de nieuwe begrippen en de lesdoelen van deze les is te vinden in tabel 2. Leerdoel Voorkennis 1 2 Dautzenberg 2004, 46-48. Idem, 44-73. 2 Verbreden van de kennis over de Nederlandse renaissanceliteratuur Voordat de leerling aan deze les begint: heeft hij kennis van de renaissance op de volgende gebieden en kent hij bijbehorende begrippen: Geloof: Hervorming, Reformatie, protestantisme, Calvijn, Calvinisme, Luther, Lutheranisme, Contrareformatie Cultuur: classisisme, estheticisme, barok, maniërisme Literatuur: Bredero, Hooft, Vondel en Huygens Daarnaast heeft hij kennis van enkele algemene literaire begrippen: Nieuwe begrippen Lesdoelen Literaire begrippen: proza, poëzie, epiek, lyriek, dramatiek, didactiek, epigram, tragedie, sonnet, aforisme Gender Embleem Zinnebeeld Aan het einde van de les… (kennis) heeft de leerling kennis van: - ten minste 4 auteurs uit de zeventiende eeuw, waaronder twee vrouwelijke auteurs - ten minste 2 gedichten uit de zeventiende eeuw - ten minste 1 embleem uit de zeventiende eeuw - ten minste 2 onderzoeksgebieden binnen het literatuuronderzoek naar de zeventiende-eeuwse literatuur (bijvoorbeeld gender en literaire netwerken) - de theoretische werking van hypotheses (bekrachtiging en falsificatie) (vaardigheden) kan de leerling: - secundaire literatuur op het internet vinden, selecteren en beoordelen - de uitkomsten van dit onderzoek in maximaal 2 minuten presenteren (houdingen) overweegt de leerling om: - zelf een primair werk uit de renaissance te lezen voor de literatuurlijst - literatuur-historisch onderzoek te doen voor het profielwerkstuk Tabel 2. Voorkennis, begrippen en lesdoelen bij leerdoel 2 1.1.2. Onderbouwing leerdoelen en lesmateriaal De verdere onderbouwing van de inhoudelijke keuzes ten aanzien van het leerdoel en het lesmateriaal begint op macroniveau en eindigt op microniveau. Allereerst wordt stilgestaan bij de eindtermen en de doorlopende leerlijn taal. Vervolgens wordt de keuze voor de omgang met de (school)canon verantwoord. Daarna is aandacht voor de gekozen thema’s in de vorm van hypotheses. Ten slotte wordt de keuze voor de verschillende primaire teksten verantwoord. Deze opbouw is schematisch weergegeven in afbeelding 1. Eindtermen Omgang met canon Hypotheses Primaire teksten Afbeelding 1. Schematische weergave onderbouwing lesinhoud 3 Eindtermen en doorlopende leerlijn taal De eindtermen voor het vwo en de onlangs ingevoerde doorlopende leerlijn taal bevatten inhoudelijke richtlijnen voor het onderwijs in de historische letterkunde. Deze zijn schematisch weergegeven in tabel 3. Aan de onderstreepte eindtermen en eisen wordt in deze les aandacht besteed. Hieruit blijkt dat in deze les bijdraagt aan een groot deel van de formele leerdoelen binnen het onderwijs in de historische letterkunde. Eindtermen Domein E. Literatuur3 Doorlopende leerlijn taal 20084 Lezen – fictie 4F Doorlopende leerlijn taal 20095 Lezen – fictie 4F De kandidaat kan aan het einde van 6V: - beargumenteerd verslag uitbrengen van zijn leeservaringen met ten minste drie door hem geselecteerde oorspronkelijk in de Nederlandse taal geschreven werken voor 1880; - een overzicht geven van de hoofdlijnen van de literatuurgeschiedenis en de drie hierboven beschreven werken plaatsen in dit historisch perspectief; - literaire tekstsoorten herkennen en onderscheiden; - literaire begrippen hanteren in de interpretatie van literaire teksten. - oudere teksten lezen waarbij het taalgebruik, de opbouw en de vorm van de tekst zichtbaar afwijken, omdat de tekst functioneerde in een andere historische context, met een ander wereldbeeld en andere waarden en normen, en de tekst bovendien geschreven is in oud Nederlands volgens andere literaire conventies; - deze teksten historiserende lezen, dat wil zeggen de tekst interpreteren in de literairhistorische context; - deze teksten actualiserend lezen, dat wil zeggen in verband brengen en vergelijken met de eigen leef- en belevingswereld; - deze teksten naar vorm en inhoud vergelijken; - bij deze taken literaire en literair-historische begrippen en literairhistorische kennis, bijvoorbeeld van stromingen, toepassen. - oude teksten lezen waarbij de taal, inhoud en vorm gedateerd is; - teksten in cultuur-historisch perspectief plaatsen; - teksten naar vorm en inhoud vergelijken. Tabel 3. Eindtermen vwo en eisen doorlopende leerlijn taal met betrekking tot de historische letterkunde Omgang met de canon In het voortgezet onderwijs is de schoolcanon nog steeds dominant aanwezig, zo blijkt uit verschillende onderzoeken rond de eeuwwisseling. 6 Van verschillende kanten wordt benadrukt dat andere dan de canonieke teksten minstens zo geschikt kunnen zijn voor het onderwijs7, maar deze boodschap vindt nog maar mondjesmaat zijn weg in het literatuuronderwijs op middelbare scholen. Zo werden in twee bezochte literatuurlessen alleen teksten uit de schoolcanon besproken: twee fragmenten uit Karel ende Elegast en het acrostichon in het Wilhelmus. Hoe anders is het gesteld met de academische benadering van de literaire canon. In de nieuwste 3 CvE 2012, 2. Ook te vinden in CvE 2013, 15. Expertgroep Doorlopende Leerlijnen 2008, 41-44. 5 Expertgroep Doorlopende Leerlijnen 2009, 18. 6 Rowaan 2006, 82; Slings 2000, 104-106; Moerbeek 1998, 55. 7 Van Gemert 2002; De With 2005a; De With 2005b. 4 4 literatuurgeschiedenis Geschiedenis van de Nederlandse literatuur staan niet langer de canonieke auteurs centraal, maar het functioneren van teksten, in hun institutionele, sociaal-maatschappelijke, economische en politieke context.8 In deze les heb ik ervoor gekozen dezelfde verschuiving plaats te laten vinden.9 De les begint bij vier canonieke auteurs. In afbeelding 2 is te zien hoe aan het begin van de les voorkennis over vier canonieke auteurs geactiveerd wordt. Afbeelding 2. Sheet 3 van de PowerPointpresentatie Door leerlingen overeenkomsten te laten zoeken tussen de vier in het boek als heel verschillend getypeerde canonieke auteurs, leggen ze onbewust al de basis voor het formuleren van een hypothese over literatuur in de renaissance. Afbeelding 3. Sheet 4 van de PowerPointpresentatie Hypotheses In de les stellen leerlingen hypotheses op over de renaissanceliteratuur op basis van deze voorkennis. In feite onderzoeken zij zo de representativiteit van de klassieke canon, waardoor ze de beoogde bredere blik op de renaissanceliteratuur ontwikkelen. Hierbij wordt de aandacht dus verlegd van de 8 Zwart 2014, 3. Overigens is het nog maar de vraag in welke mate deze les de canon loslaat. Weliswaar hebben de meeste bronteksten van oudsher geen plaats in de schoolcanon, het merendeel maakt wel onderdeel uit van de leeslijst Gender in de vroegmoderne periode van de vakgroep vroegmoderne letterkunde aan de Universiteit Utrecht. Leerlingen krijgen in deze les dus een nieuwe, gendergeoriënteerde, canon voorgeschoteld. 9 5 schoolcanon naar primaire teksten als middel om uitspraken te kunnen doen over positie van literatuur in de renaissance. In de pilotles bleek dit erg goed te werken. Het overgrote deel van de overeenkomsten kwam uit de klas, alhoewel het soms even zoeken was naar de juiste formulering. Zo benoemden leerlingen de literatuur van de vier mannen als ‘saai’ en ‘moeilijk’, een aspect dat in de presentatie als ‘complexe stijl’ aangeduid wordt. Het enige punt van overeenkomst dat leerlingen niet wisten te benoemen was het feit dat alle besproken auteurs mannen zijn. Dit benadrukt voor mij het belang van een les als deze, waarin gender als thema naar voren komt. Primaire teksten Op basis van de hypotheses ligt het type primaire teksten al min of meer vast, namelijk teksten die de hypotheses zouden kunnen ontkrachten. Hierbij was mijn streven te zorgen teksten die voor meer dan één hypothese relevant zouden kunnen zijn, zodat de meeste teksten door meer dan een groepje onderzocht zouden worden. Mijn hoop was dat dat ervoor zou zorgen dat leerlingen bij de afsluitende presentaties elkaar konden aanvullen en verbeteren. Dit heeft in de pilotles goed gewerkt. De uiteindelijke keuze voor de primaire teksten is voornamelijk ingegeven door pragmatische argumenten. 10 - Ik heb gekozen voor teksten waarmee ik vanuit mijn studie al relatief bekend was, zodat ik goed in staat zou zijn leerlingen van allerhande achtergrondinformatie zou kunnen voorzien. - Vanuit de leeslijst Gender in de vroegmoderne periode had ik al veel kennis over vrouwelijke auteurs in deze periode. - Ik heb geprobeerd bronnen van vrouwelijke auteurs te kiezen die met een of meer andere hypotheses verband houden. - Ik wilde Cats graag langs laten komen, omdat hij in de methode niet genoemd wordt, maar wel canoniek is en relatief toegankelijk schrijft. - Ik wilde leerlingen kennis laten maken met een nieuwe genre waaraan in de methode geen aandacht wordt besteed, namelijk het embleem. De selectie van primaire teksten heeft geleid tot de tien in tabel 4 opgenomen bronnen. Drie van deze bronnen bestaan overigens uit twee kortere tekstjes, in plaats van één iets langere tekst. Dit is aangegeven met A en B. Bron Auteur en titel11 Jacob Cats, 1 Op den Nijt Titia Brongersma, 2 Lof op ’t hunenbed, of de ongemene, opgestapelde steenhoop te Borger in Drente Barbara Ogier, fragment uit de 3 voorrede bij De doot van Achilles 4 10 Anna Maria van Schurman, fragment uit Op het sermoen Gender Man Vrouw Vrouw, komt op voor vrouw Vrouw, Studie Netwerk Via drempeldichten Vrijwel niet, alleen met enkele vrouwen Via vader, lid van rederijkerskamer Beroemd Holland Holland/ Zeeland Friesland Drenthe Groningen Antwerpen God Referenties Referenties Utrecht Volgens Moerbeek zijn pragmatische argumenten naast historische en literair-esthetische redenen de voornaamste oorzaak voor het in stand houden van de schoolcanon (Moerbeek 1998, 55). 11 Volledige bronvermelding van deze teksten is te vinden in de bibliografie. 6 klassiek Eenvoudige taal Rommelig Tragedie, oud genre 5 6 7 8 9 10 A. Roemer Visscher B. Anna Roemers Visscher het embleem Licht en Dicht Katharina Lescailje Verloren en wedergevonden vriendschap Tesselschade Roemers Visscher Tesselschade’s Antwoord op D’Amsterdamsche Academi aen alle poëten en dichters der vereenighde Nederlanden, Liefhebbers van de goude vrijheijt. Katharina Boudewijns Een schoon liedeke van ’t Heilig Sacrament Man / Vrouw Via vader, veel contact Holland Ja, boodschap Nieuw genre, Vrouw, eigen zaak Vrouw Via vader, uitgever Holland Ja Via vader, veel contact. Dit gedicht voor wedstrijd rederijkers Holland Ja Vrouw Brussel Ja, katholieke boodschap nee A. Roemer Visscher B. Anna Roemers Visscher het embleem Penetrat et Solidiora Constantijn Huygens A. epigram met beginregel “De boomen die ick sie” B. titelloos epigram met beginregel “hoe hebben predicanten vrouwen?” Man / Vrouw Geen literair netwerk bekend, wel via kerk Via vader, veel contact Holland Ja, boodschap Latijn, wel nieuw genre Man Veel Holland Ja, moraal en kritiek op katholieke hypocrisie Genre Tabel 4. Tien primaire teksten uit de renaissance en hun relevantie voor de verschillende hypotheses Ik heb ervoor gekozen de meeste teksten integraal op te nemen. Hiermee heb ik de volgens Hajer en Meestringa (2007) schadelijke “neiging om lastige teksten terug te brengen tot nog kortere, maar ook verarmde teksten”12 weerstaan. Ik heb wel gekozen voor relatief korte teksten, om leerlingen niet te veel af te schrikken en om de opdracht behapbaar te houden. Binnen de historische letterkunde is veel discussie over de manier waarop teksten toegankelijker gemaakt zouden moeten worden voor leerlingen.13 Voor deze les is deze discussie gelukkig minder relevant. Ik heb ervoor gekozen te werken met online goed vindbare edities van de verschillende teksten. Dit met het oog op de opdracht. In het bronnenboekje van leerlingen staan alleen primaire teksten opgenomen, zonder noten, bronvermelding, auteur, titel of jaartal. Door met online goed vindbare edities van teksten te werken, werd het leerlingen relatief eenvoudig gemaakt meer informatie over de teksten te vinden. Bij begripsproblemen op woord- of zinsniveau konden de leerlingen bij mij terecht, waardoor ik gelijk een goed beeld had van de manier waarop zij met de teksten aan het werk waren. Ik merkte in de pilot dat ik het plezierig vond deze rol van vraagbaak te vervullen, ook al heb ik daardoor vijf keer hetzelfde verhaal tegen verschillende groepjes verteld. Ik heb de indruk dat deze aanpak voor meer begrip zorgt dan losse noten bij de tekst. 12 13 7 Hajer & Meestringa 2007, 201 Matthijsen 2003; Strien & Koppenol 2004, Schenkeveld-Van der Dussen 1999. In de pilot is heel goed bevallen dat leerlingen door het Googlen zelf bij sites als de dbnl.nl en literatuurgeschiedenis.nl terecht komen, zonder dat ze daar door mij naar verwezen zijn. In het verleden heb ik leerlingen wel eens expliciet naar deze sites verwezen, maar bleven zij toch Wikipedia gebruiken als bron. Aangezien op Wikipedia vrijwel geen informatie over de gebruikte primaire teksten te vinden is, hebben leerlingen nu zelf ontdekt hoe bruikbaar websites als dbnl.nl en literatuurgeschiedenis.nl zijn. 1.2 Verantwoording van de werkvormen Als ik terugdenk aan de literatuurlessen tijdens mijn middelbare schooltijd, dan herinner ik me voornamelijk de klassieke, klassikale literatuurlessen. Onlangs bezocht ik enkele literatuurlessen van collega’s. Ook deze lessen bestonden voor het grootste deel uit klassikale instructie: de docent vertelt en de leerlingen maken aantekeningen. Klassikale instructie is een efficiënte werkvorm voor het overdragen van kennis, maar voor literatuuronderwijs is deze werkvorm in mijn ogen minder geschikt. Van der Ven (1996) verwoordt het risico van klassikale instructie als volgt: “De leraar stuurt de receptie nolens volens in de door hem gewenste richting, naar zijn interpretatie van de tekst (de leraartekst). In een dergelijke interpretatie worden de laatste openingen naar enige persoonlijke ervaring en interpretatie (de leerlingtekst) afgesloten.”14 Mijn doelstelling was een les te ontwerpen waarbinnen nieuwe didactische inzichten een natuurlijk geheel vormen zodat leerlingen op een effectieve manier met historische letterkunde bezig kunnen. De opbouw van de les is schematisch weergegeven in tabel 5. Onderdeel Introductie Kern 1 Kern 2 Doel Ophalen voorkennis Kennismaken nieuwe leerstof Toepassen nieuwe leerstof Kern 3 Verwerken nieuwe leerstof Afsluiting Controleren nieuwe leerstof Evalueren leerproces Verankeren nieuwe leerstof aan bestaande kennis – transfer Huiswerk Werkvorm Klasgesprek ondersteund door PowerPoint-presentatie Directe instructie ondersteund door PowerPointpresentatie Samenwerkend leren: in groepjes van vier personen informatie zoeken, selecteren en ordenen over primaire teksten met behulp van internet Klassikale verwerking: in groepjes van vier de uitkomsten van het eigen onderzoek mondeling aan de klas presenteren Individuele opdracht: invullen Socrative-quiz Individuele opdracht: schrijven essay naar aanleiding van onderzoek Tabel 5. Opbouw van de les Deze les is heel anders in opbouw dan de door mij geobserveerde lessen. Opvallend in deze lesindeling is dat de docent weliswaar een klassikale instructie geeft, maar dat deze instructie beperkt blijft tot het behandelen van een theoretische methode om zelfstandig met primaire teksten aan de slag te gaan. Het grootste deel van de les werken leerlingen dus zelfstandig met primaire 14 8 Van der Ven 1996, 385-386. teksten, terwijl in de geobserveerde lessen leerlingen hooguit met enkele fragmenten uit een primaire tekst in aanraking zijn gekomen. Deze opbouw sluit goed aan bij verschillende moderne theorieën over goed onderwijs. Een overzicht hiervan is te vinden in de onderstaande tabellen. Theorie Gedifferentieerd lesgeven Aandachtspunten Verschillende niveaus van taalvaardigheid Verschillende begeleidingsbehoefte Verschillende interesse Uitwerking in les Keuze uit teksten De zes begeleidingsniveaus van het POCO-model15 gebruiken bij het begeleiden van groepswerk Keuze uit hypotheses Keuze uit teksten Tabel 6. Uitwerking van het belang van gedifferentieerd lesgeven in de les Theorie Leerstijlen (Kolb) Leerstijl Doener 16 Denker Beslisser Beschouwer Uitwerking in les Online informatie zoeken Presenteren Vastbijten in tekst Betekenis doorgronden Hypotheses opstellen Knopen doorhakken: hypothese wel of niet juist Juist/onjuist vragen Essay schrijven Verbanden tussen teksten waarnemen Tabel 7. Uitwerking van de vier leerstijlen van Kolb in de les Theorie Intelligenties (Gardner) 17 Type intelligentie Interpersoonlijk Intrapersoonlijk Lichamelijk/motorisch Logisch-mathematisch Muzikaal-ritmisch Natuurgericht Verbaal-linguistisch Visueel-ruimtelijk Uitwerking in les Samenwerken Individueel een essay schrijven Presenteren met goede gebaren en overtuigingskracht Logisch denken over hypotheses Gevoel voor metrum in de poëzie Goed in het verzamelen en ordenen van informatie die anderen online vinden Formuleert gemakkelijk Leest goed Essay schrijven Afbeeldingen zoals emblemen Schematische weergave van conclusies Tabel 8. Uitwerking van de acht intelligenties van Gardner in de les 15 De zes niveaus zijn bepalen, voorbeeld geven, opties geven, suggesties geven, criteria geven en advies geven. Gebaseerd op Michels 2006, 20. 16 Over de leerstijlen van Kolb: Van der Veen & Van der Wal 2012, 58-61. Veel vwo-leerlingen hebben een voorkeur voor de leerstijl ‘denker’. Michels 2006, 12. 17 Gebaseerd op Ebbens & Ettekoven 2013, 146. 9 Theorie Betekenisvol leren (Vermunt)18 Aspecten Diepgaande verwerking van informatie Interne regulatie van het leren Betekenisverlening aan kennis Stimuleren van persoonlijke interesse Uitwerking in les Geen reproductiewerk Toepassen van nieuwe kennis Verbinden van nieuwe kennis Zelf tijd indelen Kennis van hypotheses toepassen Online gevonden kennis betekenis verlenen via hypothese Keuze bieden tussen hypotheses Tabel 9. Uitwerking van de aspecten van betekenisvol leren volgens Vermunt in de les Theorie Taalgericht vakonderwijs19 Aandachtspunten Mondelinge vaardigheden Schriftelijke vaardigheden Woordenschat en woordbegrip Uitwerking in les Presenteren Essay schrijven Individuele leerlingen en groepjes kunnen bij het zelfstandig werken om hulp vragen om de betekenis van woorden en woordgroepen te verhelderen Tabel 10. Uitwerking van aandachtspunten bij taalgericht vakonderwijs in de les Theorie 21st-century skills20 Vaardigheden Samenwerken Communicatie ICT-geletterdheid Sociale vaardigheden Culturele vaardigheden Kritisch denken Uitwerking in les Leerlingen werken samen in groepjes van vier volgens de drie principes van samenwerkend leren: positieve wederzijdse afhankelijkheid, individuele aanspreekbaarheid en directe interactie21 Presenteren en essay schrijven zijn vormen van communiceren Online informatie zoeken over primaire bronnen Samenwerken is goed voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden Vaardigheid ontwikkelen om een cultureel verschijnsel door middel van hypotheses te onderzoeken Werken met hypotheses is een vorm van kritisch denken. Twee belangrijke componenten van kritisch denken zijn kunnen selecteren van relevante informatie en het waarheidsgehalte van informatie toetsen.22 Beide gebeurt binnen deze les. Tabel 11. Uitwerking van de 21th-century skills in de les 18 Van der Veen & Van der Wal 2012, 56-57. Hajar & Meestringa, 2007, 204. 20 Voogt & Roblin 2012, 18. 21 Ebbens & Ettekoven 2013, 120-124. 22 Geerlings & Van der Veen 2011, 219. 19 10 Theorie Samenwerkend leren23 Aandachtspunten Splitsen centrale vraag Verdeling materiaal Bestuderen materiaal Uitwisseling in groep Nabespreking waarbij iedereen aan het woord komt Uitwerking in les Verdelen van hypotheses over groepjes Verdelen bronteksten binnen groepje Individueel of in groepjes online informatie zoeken Voorbereiden presentatie Per groepje presentatie geven Iedere leerling schrijft een essay Tabel 12. Uitwerking van de aandachtspunten binnen samenwerkend leren in de les Zoals in tabel 6 tot en met 12 te zien is, wordt in deze les op tal van manieren ingespeeld op verschillende theorieën voor goed onderwijs. Doordat veel verschillende werkvormen aan bod komen, speelt deze les in op de verschillen tussen leerlingen. Deze variëteit aan werkvormen maakt dat er voor leerlingen met verschillende kwaliteiten uitdagende taken te doen zijn. Een afwisselende les met verschillende werkvormen zorgt ervoor dat leerlingen zich op verschillende vlakken verder kunnen ontwikkelen. Daarom heb ik ervoor gekozen met veel verschillende werkvormen te werken. In de pilotles is deze mix van werkvormen goed bevallen. De afwisselende werkvormen sloten goed aan bij de spanningsboog van leerlingen en bij het zelfstandig werken hebben de leerlingen veel werk verzet. Leerlingen gaven tijdens en na afloop van de les aan dat ze deze manier van werken in de les erg prettig vonden. Op basis van de formatieve toetsing aan het einde van de les bleek dat de leerdoelen behaald zijn. Aan het einde van de pilotles is een korte quiz via Socrative24 gehouden. Wegens tijdgebrek konden niet alle leerlingen de quiz helemaal invullen. De leerlingen die de quiz wel afgemaakt hebben, gaven er blijk van een bredere blik op de renaissanceliteratuur ontwikkeld te hebben en te begrijpen hoe er binnen het schoolvak Nederlands met hypotheses gewerkt kan worden. Het huiswerk voor deze les was het schrijven van een kort essay naar aanleiding van de opdracht. De resultaten hiervan waren heel wisselend. Enkele leerlingen kwamen niet verder dan het aan elkaar plakken van de online gevonden informatie, andere leerlingen overtroffen de verwachtingen door met een genuanceerd verhaal over de zeventiende-eeuwse literatuur op de proppen te komen. 23 24 Ebbens & Ettekoven 2013, 129. Online programma voor educatieve quizzen, zie www.socrative.com. 11 2. Lesmateriaal 2.1 Leerlingmateriaal PowerPointpresentatie De PowerPointpresentatie (te vinden in bijlage 1) bestaat uit 18 pagina’s. Deze presentatie wordt gedurende de hele les op het scherm geprojecteerd. Leerlingen hebben via de elektronische leeromgeving ook toegang tot de presentatie, zodat zij tijdens het groepswerk de presentatie kunnen raadplegen. Hand-out Leerlingen ontvangen aan het begin van de les een hand-out van de presentatie, zodat zij aantekeningen kunnen maken bij de sheets. In de pilotles is er geen gebruik gemaakt van een handout. Dit bleek een gemis te zijn. Een PDF van de sheets met ruimte voor aantekeningen is opgenomen in bijlage 2. Bronnenboekje Het bronnenboekje bevat 10 bronnen. De meeste bronnen bevatten één tekst, maar bron 5, 9 en 10 bevatten twee kortere teksten (5A, 5B, 9A, 9B,10A en 10B). Bij de bronnen staat geen bronvermelding. Leerlingen kunnen zelf met behulp van de computer de achtergrond van een bepaalde tekst achterhalen. Het bronnenboekje is te vinden in bijlage 3. Andere benodigdheden Naast de presentatie, de hand-outs en het bronnenboekje moeten leerlingen de volgende middelen tot hun beschikking hebben: - Per leerling een computer tablet met toegang tot internet - Materiaal voor het maken van aantekeningen (pen en papier) 2.2 Docentenmateriaal Schematische weergave lesverloop Minuut 00-10 Onderdeel Introductie 10-15 Kern 1. Doel Activeren voorkennis Introductie nieuwe lesstof Toepassen leerstof Werkvorm Klasgesprek Presentaties aan de klas Directe instructie Klasgesprek Directe instructie Samenwerkend leren 15-60 Kern 2. 60-80 Kern 3. Verwerken leerstof 80-90 Afsluiting Controleren Individuele leerstof opdracht – quiz Transfer Individuele opdracht - essay Circa 60 Huiswerk minuten 12 Aandachtspunten Uitdelen hand-outs Bronnenboekjes uitdelen Groepjes op basis van interesse Stimuleren tekst hardop voor te lezen Per groepje embleem uitleggen Begeleidingsniveau aanpassen Let strak op de tijd; laat iedereen aan het woord komen; schema achtergrond bronnen op bord Kunnen leerlingen ook op mobiele telefoon doen Benadruk: zelf schrijven is iets anders dan knippen en plakken Sheets 1-4 5-9 10 11-13 14-15 15 16-18 17 Aantekeningen PowerPointpresentatie De PowerPointpresentatie met opmerkingen is te vinden in bijlage 1. Opmerkingen voor docenten bij de PowerPointpresentatie zijn ook apart opgenomen, in bijlage 4. Achtergrondinformatie primaire teksten In tabel 8 is per tekst relevante achtergrondinformatie bij elk van de hypotheses opgenomen. Bron Auteur en titel Jacob Cats, 1 Op den Nijt Titia Brongersma, 2 Lof op ’t hunenbed, of de ongemene, opgestapelde steenhoop te Borger in Drente Barbara Ogier, fragment uit de 3 voorrede bij De doot van Achilles 4 5 6 7 8 9 Anna Maria van Schurman, fragment uit Op het sermoen A. Roemer Visscher B Anna Roemers Visscher het embleem Licht en Dicht Katharina Lescailje Verloren en wedergevonden vriendschap Tesselschade Roemers Visscher Tesselschade’s Antwoord op D’Amsterdamsche Academi aen alle poëten en dichters der vereenighde Nederlanden, Liefhebbers van de goude vrijheijt. Katharina Boudewijns Een schoon liedeke van ’t Heilig Sacrament Gender Man Netwerk Via drempeldichten Vrijwel niet, alleen met enkele vrouwen Via vader, lid van rederijkerskamer Beroemd Holland Holland/ Zeeland Friesland Drenthe Groningen Antwerpen Via vader, veel contact Holland Vrouw, zelfstan dig Vrouw Via vader, uitgever Holland Ja Via vader, veel contact. Dit gedicht voor wedstrijd rederijkers Holland Ja Vrouw Geen literair netwerk bekend, wel via kerk Via vader, veel contact Brussel Vrouw Vrouw, komt op voor vrouw Vrouw, Studie Man / Vrouw God Referenties klassiek Referenties Rommelig Tragedie, oud genre Utrecht Ja, boodschap Ja, katholieke boodschap A. Roemer Visscher Man / Holland Ja, B Anna Roemers Visscher Vrouw boodschap het embleem Penetrat et Solidiora Constantijn Huygens Man Veel Holland Ja, moraal 0 A. epigram met beginregel “De en kritiek boomen die ick sie” op B. titelloos versje met katholieke beginregel “hoe hebben hypocrisie predicanten vrouwen?” Tabel 8. Titel en auteur per brontekst en relevantie bij de verschillende hypotheses 13 Nieuw genre, nee Latijn, wel nieuw genre Genre Andere benodigdheden Naast de PowerPointpresentatie, de hand-outs en het bronnenboekje moet de docent de volgende middelen tot zijn beschikking hebben: - Een medium om de presentatie op te vertonen (digibord of beamer) - Whiteboard en markers voor het maken van een schematisch overzicht van de 10 teksten - Klok/horloge/stopwatch om de tijd bij te houden Mocht het niet mogelijk zijn online toegang tot Socrative te krijgen, dan is in bijlage 5 een printversie van de quiz opgenomen. In bijlage 6 is een antwoordmodel van deze quiz te vinden en in bijlage 7 een voorbeeldformulier om de essays van leerlingen te beoordelen. 14 6. Bibliografie 6.1 Primaire literatuur Boudewijns, K. ‘Een schoon liedeke van ’t Heilig Sacrament’. Het Prieelken der gheestelyker wellusten. Brussel 1587. Geraadpleegd via Van Gemert e.a. (eds). Women’s Writing from the Low Countries 1200-1875. A Bilingual Anthology. Amsterdam 2010. 224-226. Brongersma, T. ‘Lof op ’t hunenbed, of de ongemene, opgestapelde steenhoop te Borger in Drente’. Oorspronkelijk in T. Brongersma. De Bron-swaen of mengeldichten van Titia Brongersma, Bestaande in Lof-Gedigten, Geestelijke stoffen, Gesangen, Af-beeldingen, Verjaar-gedichten, Lijk-Klachten, Bruylofts-Sangen, Vertalingen, Byvallen, Omgeefsels, en Raatselen. Groningen 1686. Geraadpleegd via literatuurgeschiedenis.nl. http://www.literatuurgeschiedenis.nl/lg/goudeneeuw/auteurs/lgge041.html. Cats, J. ‘Op den Nijt’. Oorspronkelijk in J. van Beverwijk. Schat der Gesontheyt. Amsterdam 1652. Via J. van Vloten (ed). Alle werken. Deel 2. Zwolle 1862. 515-516. Geraadpleegd via DBNL. http://www.dbnl.org/tekst/cats001jvan03_01/cats001jvan03_01_0152.php. Huygens, C. (a). Epigram met de beginregel “De boomen die ick sie”. Geraadpleegd via KB. http://www.kb.nl/themas/nederlandse-poezie/dichters-uit-het-verleden/constantijn-huygens-15961687/de-godsdienst-van-huygens. Huygens, C. (b). Epigram met de beginregel “Hoe hebben predicanten vrouwen?” Geraadpleegd via F. Collignon. Een kleine hamer, fel gedreven: Huygens met plezier van deze tijd. 2007. 73. Lescailje, K. ‘Verlooren en wedergevonden vriendschap’. Tooneel- en mengel-poezy. Amsterdam 1731. Vol. 1. 352. Geraadpleegd via Google Books. http://books.google.nl/books?id=oGkTAAAAQAAJ&pg=PA353&hl=nl&source=gbs_toc_r&cad=3#v=o nepage&q=verlooren%20&f=false Ogier, B. fragment uit De doot van Achilles. Antwerpen N.D. Geraadpleegd via Van Gemert e.a. (eds). Women’s Writing from the Low Countries 1200-1875. A Bilingual Anthology. Amsterdam 2010. 304306. Van Schurman, A.M. fragment uit Op het Sermoen. Oorspronkelijk uit A.M. van Schurman. Eucleria, of Uitkiezing Van Het Beste Deel. Waar in vertoont werd een kort begrip van haar leven, als mede veel Hooft-stukken van den Godsdienst grondig werden verklaart. Van haar Ed. in ’t Latijn beschreven, en nu in ’t Nederduits vertaalt. Amsterdam 1684. Geraadpleegd via Van Gemert e.a. (eds). Women’s Writing from the Low Countries 1200-1875. A Bilingual Anthology. Amsterdam 2010. p. 254. Roemers Visscher, A. ‘Licht en Dicht’ en ‘Penetrat et Solidiora’ in Sinne-poppen. Amsterdam 1620. Via Nicolaas Beets (ed). Alle gedichten van Anna Roemers Visscher. Deel 1. Utrecht 1881. Geraadpleegd via Van Gemert e.a. (eds). Women’s Writing from the Low Countries 1200-1875. A Bilingual Anthology. Amsterdam 2010. 240 en 242. 15 Visscher, R. ‘Licht en Dicht’ en ‘Penetrat et Solidiora’. Sinnepoppen. Amsterdam 1614. Via L. Brummel (ed). Sinnepoppen. Den Haag 1949. Geraadpleegd via DBNL. http://www.dbnl.org/tekst/viss004sinn01_01/viss004sinn01_01_0039.php en http://www.dbnl.org/tekst/viss004sinn01_01/viss004sinn01_01_0108.php. Roemers Visscher, T. ‘Tesselschade’s Antwoord’. Via H.W. Van Tricht e.a. (eds). De briefwisseling van Corneliszoon Hooft (eerste deel). Culemborg 1976. 890. Geraadpleegd via DBNL. http://www.dbnl.org/tekst/hoof001hwva02_01/hoof001hwva02_01_0401.php. 6.2 Secundaire literatuur Van Assche, A. ‘Over de sprong in het verleden en de magneet van het heden. De nood aan Literatuurgeschiedenis op school.’ In: H. van Gorp en D. de Geest (red.), Even boven het evenwicht. Gedenkboek van Armand van Assche. Leuven 1992, 61-79. Bonset, H. & M. Braaksma. Het schoolvak Nederlands opnieuw onderzocht. Een inventarisatie van onderzoek van 1997 tot en met 2007. Enschede 2008. Bolscher, I., J. Dirksen, H. Houkes & S. van der Kist. Literatuur en fictie. Leidschendam 2004. CvE. Examenprogramma Nederlandse taal havo/vwo vanaf het CE 2014. Utrecht 2012. Geraadpleegd via http://www.examenblad.nl/examenstof/nederlandse-taal-en-literatuur-2/2015/vwo/f=/examen programma_nederlands_havo_vwo_2014.pdf CvE. Syllabus Nederlands vwo centraal examen 2015. Utrecht 2013. Geraadpleegd via http://www.examenblad.nl/examenstof/syllabus-2015-nederlands-vwo/2015/vwo/f=/nederlands_ def_versie_vwo_2015.pdf Dautzenberg, J.A. Literatuur. Geschiedenis en leesdossier. 3de druk. Den Bosch 2004. Dirksen, J. ‘Moeder waarom geven wij literatuurgeschiedenis? Literatuurgeschiedenis in de tweede fase’, Tsjip jaargang 7, nr 3. (1997), 23-27. Ebbens, S. & S. Ettekoven. Effectief leren. 3de druk. Groningen 2013. Expertgroep Doorlopende Leerlijnen (2008). Over de drempels met taal. De niveaus voor de taalvaardigheid. Enschede: SLO. Online beschikbaar: http://www.slo.nl/nieuws/dll/. Expertgroep Doorlopende Leerlijnen (2009). Een nadere beschouwing. Over de drempels met taal en rekenen. Enschede: SLO. Online beschikbaar:http://taalunieversum.org/ onderwijs/spelling/downloads/over_de_drempels_met_taal_en_rekenen_een_nadere_beschouwing .pdf. Geerlings, T. & T. van der Veen. Lesgeven en zelfstandig leren. 15de druk. Assen 2011. Van Gemert, L. ‘De canon voorbij. Nieuwe kansen voor de historische literatuur’. Tsjip 12 (2002), afl. 1. 24-29. 16 Hajer, M. & T. Meestringa. Handboek taalgericht vakonderwijs. Amsterdam 2007. Kalff, G. Het onderwijs in de moedertaal. Amsterdam 1893. Mathijsen, M. ‘Een knieval voor de luie lezer? Hertaling als enig redmiddel voor historische literatuur’. Nederlandse letterkunde 8 (2003). 116-129. Michels, B. Verschil moet er wezen. Stichting Leerplan Ontwikkeling. Enschede 2006. Moerbeek, J.L.M. Canons in context. Canonvorming in het literatuuronderwijs Nederlands in Nederland en Vlaanderen. Proefschrift. Utrecht 1998. Van Strien, T. & J. Koppenol. ‘Enig redmiddel? Nog eens over het uitgeven van historische literatuur’. TNTL 120 (2004). 247-257. Schenkeveld-van der Dussen, M.A. ‘Stand van zaken. Schopenhauers vloek of het probleem van de herspelling’. Nederlandse letterkunde 4 (1999). 385-390. Slings, H. Toekomst voor de Middeleeuwen. Middelnederlandse literatuur in het voortgezet onderwijs. Amsterdam 2000. Van der Veen, T. & J. van der Wal. Van leertheorie naar onderwijspraktijk. 5e druk. Groningen 2012. Van der Ven, P.H. Moedertaalonderwijs. Proefschrift. Groningen 1996. Voogt, J. & N. P. Roblin. 21th century skills. Discussion paper. Twente University. Enschede 2010. De Vriend, G. Literatuuronderwijs als voldongen feit. Amsterdam 1996. De With, J. (a) “Overgangsliteratuur voor bovenbouwers? De literaire adolescentenroman.” Tsjip/Letteren 15 (2005) afl. 3. 15-19. De With, J. (b) Overgangsliteratuur voor bovenbouwers? Een onderzoek naar het functioneren van de literaire adolescentenroman. Amsterdam 2005. Zwart, W.S. ‘Een karakterschets van een generatie. Uitgangspunten en benaderingswijzen in Geschiedenis van de Nederlandse literatuur’. Mastertutorial Historische literatuur op school (20142015). 17 7. Bijlagen Bijlage 1. PowerPointpresentatie Bijlage 2. Hand-out voor leerlingen Bijlage 3. Bronnenboekje Bijlage 4. Hand-out voor docent (met opmerkingen) Bijlage 5. Socrative quiz (printversie) Bijlage 6. Antwoorden Socrative Quiz Bijlage 7. Beoordelingsmodel essays 18