Opgestaan Meditaties rond het paasevangelie Colofon Opgestaan Meditaties rond het paasevangelie Raad van Kerken in Nederland www.raadvankerken.nl http://twitter.com/raadvankerken http://facebook.com/raad.vankerkeninnederland Reacties [email protected] Cover Marijke Kamsma - bliksemzwart.nl Eindredactie Klaas van der Kamp / Beppie van Laar Illustraties Raad van Kerken / Shutterstock / Flickr.com Amersfoort, 2017 Copyright: Raad van Kerken in Nederland Inhoudsopgave Opgestaan 5 Kleine paaspostille 7 Want God is liefde 11 Betrouwbare getuigen 15 De doorstane pijn meedragen 19 Hoop voor de hopelozen 21 Zijn geest leeft voort 25 Wordt vervolgd 29 Sta niet stil, sta op! 35 Zekerheid boven onzekerheid 39 Dit is het begin 45 Mysterie voor alle volken 49 Hij is waarlijk opgestaan 51 Te worden tot naaste 55 Alles anders, alles nieuw 61 Verlangen naar leven 69 Horen en zien 73 Hoop voor de wereld? 77 De hemel daagt over iedereen 83 Maria huilt echt 87 Blijven groeien in geloof 91 Hij is ook in Voorschoten 95 Liefde is alles 101 Onze Heer is gerezen uit het graf 105 Behouden van hoop 111 Verzoenen vraagt bekeren 117 Verwarring - verrijking - verrassing 123 Register 127 Opgestaan De Heer is waarlijk opgestaan! Het is de meest kernachtige verwoording van de Goede Boodschap van Pasen. In sommige kerken is het gebruikelijk elkaar met die uitroep te begroeten op het Paasfeest. Maar of men elkaar nu met die woorden begroet, of met een hartelijk ‘zalig Pasen!’, of met en welgemeend ‘gezegend Paasfeest’, voor alle kerken is het Paasfeest hoogtepunt in het kerkelijk jaar. In de Raad van Kerken ontmoeten veel verschillende kerken elkaar. De gesprekken gaan over kerk en samenleving, over de dialoog met religies, over geloven en kerkelijke eenheid. We ervaren bij al die gesprekken wat ons bindt en wat ons nog scheidt. We ervaren ook, in dankbaarheid, dat wat ons bindt sterker is dan wat ons scheidt. De oecumenische dialoog leeft van het besef dat wij het geloof in de verrezen Heer met elkaar delen. Het leek daarom goed om juist dat geloof centraal te stellen in een uitgave van de Raad van Kerken. Niet in de vorm van theoretische of wetenschappelijke verhandelingen, maar in de vorm van preken en meditaties rond Pasen. Preken en meditaties zoals die daadwerkelijk gehouden worden in de levende geloofsgemeenschappen, overal in het land. Juist voor een preek staat de voorganger voor de uitdaging het geloof te vertalen naar wat dat geloof wérkelijk betekent, voor ons, hier en nu. Wij hebben de vertegenwoordigers van de lidkerken en andere mensen gevraagd een Paaspreek aan te leveren. Dat levert persoonlijke benaderingen op, die tegelijk gekleurd zijn door de eigen kerkelijke cultuur. En een rijke verzameling meditaties. Verschillend van toon, verschillend van accent, verschillend van woordgebruik. Maar juist die verschillen geven een kleurrijk beeld van wat het Paasgeloof betekent. Het lezen van al deze benaderingen geeft de lezer ongetwijfeld herkenning, misschien verrassing, hopelijk inspiratie! 5 De meditaties zijn gezet in alfabetisch volgorde naar kerkgenootschap. Deze rubricering lijkt het meest neutraal en leidt ertoe dat, als er meerdere meditaties zijn vanuit één kerkgenootschap deze na elkaar zijn te vinden. Twee reflecties op het geheel, in de vorm van een inleiding van Dick Akerboom en de uitleiding van Wim Dekker, beiden betrokken bij de beraadgroeop Geloven en kerkelijke gemeenschap van de Raad, kunnen helpen om een paar lijnen te trekken. We hebben als titel gekozen voor ‘Opgestaan’. Dat mag ook klinken als bemoediging aan de lezer, om met enthousiasme en vrijmoedigheid naar buiten te treden in de kracht van de Verrezen Heer. Zalig Pasen! Dirk Gudde, voorzitter Raad van Kerken in Nederland 6 Kleine paaspostille Preken zijn bedoeld om te horen, niet om te lezen. Een oude wijsheid zegt dat een preek pas af is, wanneer zij is uitgesproken. Er zijn maar twee soorten preken die bedoeld zijn om te lezen. De eerste zijn preken die nooit gehouden zijn, maar bedoeld waren om te mediteren. Het bekendste voorbeeld daarvan zijn de preken over het Hooglied van Bernardus van Clairvaux. Maar er zijn meer voorbeelden. Bernardus gebruikt het genre ‘preek’ omdat hij daarin een levendig taalgebruik kon hanteren, dat zijn medebroeders gemakkelijk in de meditatie konden oppakken. Degenen die deze preken lazen en voor meditatie gebruikten waren vooral monniken. De tweede soort preken die gelezen werden, vindt men in postilles. Het woord postille verwijst naar de functie die die preken hadden. Het is een woord dat uit het Latijn stamt: ‘post illa (verba)’ (na die woorden). Bedoeld zijn de woorden van de evangelielezing van de zondag. De postilles waren een hulpmiddel voor predikanten die zelf niet de vaardigheid hadden om preken te maken. In de lutherse reformatie kende men ook zogenaamde ‘huispostilles’, waarvan het de bedoeling was dat de huisvader die op de betreffende zondag thuis voorlas aan de leden van de familie en het personeel, wanneer het niet mogelijk was de lutherse eredienst te bezoeken. Postilles veronderstellen dat de gebruiker de orde van dienst van de betreffende zondag kent, die was voorgeschreven. De wisselende en vaste gregoriaanse gezangen van de viering van de zondagen van het kerkelijk jaar lagen vast, net als de epistellezing en de evangelielezing. Deze hele orde van dienst was samengesteld uit bijbelteksten. De vaste en wisselende gebeden hadden veel reminiscenties aan bijbelteksten. Dit alles vormt met elkaar het kader waarvan in de postilles wordt uitgegaan. Dat gold/geldt ook voor de lutherse traditie, respectievelijk de oud-katholieke en de anglicaanse traditie. 7 Als we de preken dus gaan lezen, moeten we ons realiseren dat ze in een concrete situatie hebben gefunctioneerd; dat ze onderdeel uitmaken van een voor die gelegenheid samengestelde orde van dienst; dat de voorganger zich richt tot de mensen die daadwerkelijk voor hem of haar zitten. Wij als lezers, die over de schouder meekijken, moeten ons noodzakelijkerwijs beperken tot het inzien van de structuur en het spellen van de teksten. We missen de predikant, de priester, de voorganger met zijn of haar voordracht en intonatie. Het is wezenlijk dat het Woord gehoord wordt. De geloofsgemeenschap krijgt daarna de kans de preek te beamen, er amen op te zeggen. Als je deze preken leest, mis je veel van die context. Desondanks krijgen we met de aangereikte overdenkingen een goed beeld van hoe er in verschillende kerken invulling wordt gegeven aan het bijbels getuigenis op de Paasmorgen. Wat opvalt bij de preken die hier worden aangeboden, is dat de teksten waarover gepreekt wordt zeer divers zijn. Er is een preek over het relaas van de ontdekking van het lege graf volgens Lucas 24:110, die gehouden is in de paasnachtviering. De overige preken lijken meest gehouden te zijn op de eerste zondag van Pasen. Van een preek over de verschijning van de verrezen Heer volgens Johannes 21:1-19 is duidelijk dat die gehouden is op de derde zondag van Pasen. Van de preken op de eerste zondag van Pasen zijn er zes over het lege graf en de verschijning van de Heer in de gedaante van de tuinman aan Maria Magdalena volgens Johannes 20:1-18 (of een gedeelte daarvan), zijn er twee over het verrijzenisverhaal volgens Marcus 16:1-8, is er nog een over Lucas 24:1-12, een over het verhaal van de Emmaüsgangers (Lucas 24:13-35), een over de verschijning van de verrezen Heer aan de leerlingen volgens Lucas 24:36b-48, er is een preek over de visie op de verrijzenis van Christus in samenhang met onze opstanding zoals Paulus die heeft beschreven in 1 Korintiërs 15, een over Kolossenzen 1:27, een over 1 Petrus 1:3-4. Er zijn twee preken die verwijzen naar de opstandingsverhalen in alle vier de evangeliën. Verder zijn er twee preken over teksten uit het Oude Testament: een over de wederopstanding van Israël volgens Ezechiël 37:12 (een van de traditionele lezingen van de Paasnacht) en een over de verwachting van de opstanding van Israël volgens Hosea 6:1-10. Tenslotte zijn vier preken waarin niet wordt aangegeven naar welke bijbeltekst(en) zij uitdrukkelijk (willen) verwijzen. 8 Als we de teksten lezen, is het opvallend hoezeer de perspectieven van de voorgangers wisselen. Je merkt dat de een een discussie voert met gemeenteleden over de praktische haalbaarheid van een opstanding van het lichaam. De ander is juist bezig met het trekken van grondlijnen in de theologie. En een derde probeert de luisteraar pastoraal aan te spreken in de eigen nood. Het perspectief wisselt. Zo maakt het ook verschil of je de opstanding benadert vanuit de gevoelens van de eerste getuigen die bij de doeken en het open graf blijven stilstaan of je maakt al weer een stap verder en analyseert vanuit de eerste christelijke gemeente. Variaties ontstaan doordat het perspectief verschillend is gekleurd. Opvallend zijn ook de verschillen in de culturele context van een parochie of gemeente waarin de preken zijn gehouden. De een is gewend om in de verkondiging een lofprijzing te horen, waarbij de voorganger de ruimte neemt om zijn of haar verwondering onder woorden te brengen. De ander beperkt zich tot een meer feitelijke schriftanalyse. En een derde brengt actief de eigen geloofsvragen in. Het is nuttig om bij het lezen steeds de vraag te stellen: vanuit welk referentiekader spreekt deze prediker en met wie identificeert hij of zij zich in de gelezen bijbeltekst? Je merkt dat sommige posities vanuit de eigen confessie gekleurd zijn, terwijl andere een meer persoonlijke insteek hebben. De ongedeelde kerk heeft over een aantal centrale theologische kwesties in oecumenische synodes vastgelegd wat een goede wijze is de geloofsmysteries onder woorden te brengen. Het merkwaardige is dat over de opstanding nooit zo’n kerkelijke uitspraak is gedaan. Het geloof in de opstanding van Christus was bepalend of men al dan niet behoorde tot de christelijke gemeente. Maar dat betekent niet dat de opstanding geen vragen oproept. Er is geen historische bewijs van de opstanding in de Bijbel te vinden. We kennen wel de verhalen van de vrouwen, die als eersten bij het graf kwamen en zagen dat de steen was weggerold. We kennen het verhaal van Maria van Magdala die in de tuinman de verrezen Heer herkent. We kennen verhalen van leerlingen op weg naar Emmaüs die Christus herkenden in het breken van het brood. De leerlingen m/v van Christus hebben ervaren en doorgegeven dat Jezus leeft door de dood heen. Zij vertellen 9 die ervaring in verschillende beelden en in verschilden woorden. Wij hebben niet meer dan hun verhalen en hun geloof in Christus, in wie ook wij (proberen te) geloven. En dat betekent dat die verhalen steeds weer opnieuw moeten worden gelezen en uitgelegd om onze eigen twijfel, onze eigen crisissituatie te duiden. Belangrijk is in dit verband of en, zo ja, hoe er een verbinding wordt gelegd met de kruisdood van Jezus en met zijn menswording. De menswording draait enerzijds om God met ons (Emmanuel) en anderzijds om de naam van Jezus, die de belofte, het programma inhoudt dat God ons zal bevrijden van alle kwaadaardigheid. Pasen is bij uitstek het antwoord op de zeer existentiële crisissituatie waarin de leerlingen kwamen te verkeren. Op het dieptepunt van zijn leven hier op aarde hangend aan het kruis roept Jezus in vertwijfeling uit ‘Mijn God, waarom hebt U mij verlaten’. Dat van God verlaten zijn is zijn verwoording van wat in onze tijd de ervaring van de afwezigheid van God genoemd wordt . Een existentiële vraag die veel zoekende gelovigen in onze kerken bezighoudt: waar is de aanwezigheid van God te vinden? Die aanwezigheid lijkt in ieder geval spaarzamer dan vroeger te zijn. En als die al ervaren wordt, is het heel moeilijk om die vast te houden. Of moeten we misschien spreken over de verborgenheid van God? Of doet dat tekort aan wat veel mensen in en buiten onze kerken ervaren? Ik ben bij het lezen van de preken veel aandacht tegengekomen voor onrecht door mensen elkaar aangedaan (hoewel er ook preken zijn waarin deze dimensie bijna volledig afwezig is), maar wat is het antwoord dat wij hebben op die intens ervaren afwezigheid van God door al die zoekende mensen? Natuurlijk hoop houden is altijd goed, maar kunnen we niet iets meer bieden? Moeten we niet vaker tot God bidden: wordt dat nog wat met dat koninkrijk van U? Mogen wij aan de opstanding van Christus niet het recht ontlenen in opstand te komen ook tegenover God? Wij zijn toch naar zijn beeld en gelijkenis geschapen? Dick Akerboom 10 Want God is liefde Jesaja 51:9- 11 Profeten zijn geen toekomstvoorspellers, geen koffiedikkijkers, maar het zijn mensen met een heldere blik, een gezond verstand en het hart op de goede plaats. Ze volgen de actualiteit en zeggen: als we zo doorgaan dan kun je er donder op zeggen dat ... vul maar in. Als je bezuinigt op de zorg, dan weet je dat verwarde mensen dakloos gaan rondzwerven. In het oude Israël waren het de profeten die de politieke leiders lastig vielen met hun ongevraagde adviezen. Die tot vervelens toe zeiden: als liefde en respect niet het uitgangspunt zijn van jullie beleid, dan gaat het faliekant mis. En het ging mis en het gaat mis ... Maar de profeten waren ook de mensen die toekomst zagen wanneer er geen toekomst leek te zijn. Ze belichamen de hoop, dat alles anders zal worden, ze roepen God erbij, roepen God wakker. Zodat het opnieuw gebeurt, zoals ooit: bevrijding uit alles wat mensen gevangen houdt! Johannes 20:1-18 (vertaling Marie van der Zeyde) Het woord martelaar komt uit het oude Grieks - martur - en betekent oorspronkelijk ‘getuige’. Een martelaar was iemand die ergens bij was, iets heeft gezien, ergens getuige van was. In de loop van de eeuwen is de betekenis gaandeweg veranderd. De doopsgezinde ‘Martelaarsspiegel’ vertelt over moedige vrouwen en mannen die tot een nieuw inzicht waren gekomen: ze wilden terug naar een eenvoudig leven naar het voorbeeld van Jezus, de man over wie we hier eerder hoorden dat hij knielde om de voeten te wassen van zijn leerlingen. De leraar die zich gedroeg als een slaaf, een sloofje. Ze waren er zo vol van, die oude doopsgezinden in de zestiende eeuw, dat ze ervan moesten getuigen, en niet zelden eindigden ze op de brandstapel. Zo werden de getuigen, die getuigenis aflegden, mensen die het met de dood moesten bekopen en bij het woord martelaar is dat waaraan we denken: fanatici die bereid zijn hun leven te 11 geven voor, ja, voor wat eigenlijk? Terwijl de doopsgezinden bereid waren - als het echt niet anders kon - de prijs te betalen voor wat zij als onopgeefbaar beschouwden en werden terechtgesteld door de overheid, is het tegenwoordig een heel ander verhaal. De martelaren van nu zijn eropuit zoveel mogelijk mensen mee te sleuren, een afschuwelijke dood in. Zij verwachten voor zichzelf het paradijs, en wensen anderen de hel toe. Waarvan zijn zij getuige geweest, dat zij menen dit te moeten doen?! De Belgische zanger Bart Peeters schreef, na de aanslagen in Parijs, het volgende lied: Je vindt er geen maagden, geen lepels van goud, die heilige geschriften, zijn verwarrend en oud, er staat niet geschreven, dat elke zot, mag misbruiken en moorden, in de naam God. Gegoochel met onzin, verdeel en heers, de geschiedenis herhaalt zich, maar we zijn hardleers, de wereld draait vierkant, en de oplossing stroef, mocht de aarde ogen hebben, stonden ze nu droef, En het refrein: Want God is liefde, en zeker geen haat, geen reden voor misbruik, of een nepkalifaat, het staat in de bijbel, en in de koran, zonder liefde kan de hemel niet bestaan. Het lied schalmde over de Dam in Amsterdam met Goede Vrijdag. ‘Want God is liefde.’ En daar stonden we: atheïsten, agnosten, humanisten, joden, christenen, moslims. Hoe verschillend ook: mensen die geloven in liefde en van dat kwetsbare geloof willen getuigen. En dan geeft het niet wanneer je wordt uitgemaakt voor een ‘andere-wangwatje’ of wat dan ook. Daarover gaat het met Pasen, daarvan getuigen we vandaag: dat God liefde is. En dat liefde het antwoord is op elke vraag. Het is een aangevochten geloof, we moeten het ons steeds opnieuw weer eigen maken, maar daar hebben we elkaar dan ook voor, om daarbij te hel12 pen. En de verhalen, de oude verhalen. Over een vrouw met droeve ogen. Een vrouw die haar liefste heeft zien sterven. En ze komt nu, om mee te nemen wat er van hem over is. Zijn ontzielde lichaam. Maar alles is anders, daar in die tuin, op de derde dag. Zo vertelt het verhaal ... En gaan hier de wegen uiteen tussen gelovigen en nietgelovigen? Zijn gelovigen mensen die hun verstand op nul zetten, die aannemen dat die ene mens, Jezus van Nazaret, 2000 jaar geleden deed wat wij als gewone stervelingen niet kunnen: opstaan uit de dood? En de atheïsten de mensen die hun verstand blijven gebruiken en ons voor gek verklaren? Ik wil er niet aan, deze scheiding. Het is een nepscheiding. En ik bevind me in goed gezelschap. De Tsjechische priester en theoloog Tomáš Halík zei het onlangs zo in een interview: ‘Geloof zonder kritisch denken kan leiden tot fanatisme en fundamentalisme, maar twijfel zonder de moed om aan de twijfel te twijfelen kan leiden tot bitterheid en cynisme. Het geloof heeft de kritische distantie van het denken nodig, en het rationalisme heeft de spirituele en morele impulsen van het geloof nodig.’ Geloof, in de visie van Halík is de ‘moed om de wolk van het mysterie binnen te gaan’, daar, waar we niet meer weten wie we voor ons hebben als we de tuinman zien, of de toiletjuffrouw, of de vluchteling, of ... Maria, zij was getuige van een ontmoeting, die haar vleugels gaf, die haar liet getuigen: ‘De Heer is opgestaan’ en daarna is hij niet meer weg te denken uit haar leven, uit ons leven, uit onze wereld. Ik wil eindigen met Herman Finkers. Geen Kerst zonder Herman, ook geen Pasen zonder Herman. ‘Kunst is, dat je leeft alsof je nooit doodgaat’, zei de schrijver-die-nooit-twijfelt. Anders had hij het wel in een willekeurige volgorde gezegd: kunst is dat je doodgaat alsof je altijd blijft leven. En het is ons al eens voorgedaan. ’O, wat vreselijk’, jammerden de apostelen, ’onze rabbi is dood.’ ’Och’, zei Maria Magdalena, ’dat gaat wel weer over.’ Want ook in geloof zijn vrouwen sterker dan mannen. En inderdaad, even later liep Hij er wel weer. ’O mijn God,’ zei Thomas, ’U bent herrezen. Hoe is dat mogelijk.’ ’O’, zei Christus, ’je moet even over het dode punt heen, dat is alles.’ En dan? Na dat dode punt? Amen! Jannie Nijwening, Algemene Doopsgezinde Sociëteit 13 14 Betrouwbare getuigen Lukas 24:36b-48 Toen Jezus aan zijn discipelen verscheen op die eerste Paaszondag, zei hij tegen hen: ‘Jullie zullen getuigen zijn van deze dingen’ (vers 48). Een getuige is iemand die iets zag gebeuren en kan bevestigen dat het daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Een algemeen voorbeeld daarvan zijn tegenwoordig de getuigen van een verkeersongeluk: de getuigen helpen de politie - en de verzekeringsmaatschappijen - om vast te stellen wie schuldig is en wie slachtoffer. ‘Jullie zijn getuigen van deze dingen ...’ Over welke dingen gaat het dan precies? Jezus refereert een paar verzen eerder aan ‘datgene wat is geschreven: dat de Messias zal lijden en opstaan uit de dood op de derde dag, en dat boetedoening voor de vergeving van zonden verkondigd zal worden in zijn naam aan alle volken, te beginnen in Jeruzalem’ (vers 46 en 47). Hij doelt dus op het evangelie, dat wij zondaren verzoend worden met God door de dood en de opstanding van Jezus Christus. Heil is mogelijk geworden door de genade van God en we ontvangen het heil door het geloof in Jezus Christus. Deze woorden in het evangelie laten zien dat de opstanding van Jezus fundamenteel is voor ons geloof. Daar zijn tenminste twee argumenten voor. De overwinning van Christus op de dood laat allereerst zien dat hij sterker is dan onze zonden. En ten tweede zien we in Jezus’ opstanding onze eigen opstanding in de toekomst. Paulus getuigt daarvan als hij zegt: ‘Als Christus niet zou zijn opgewekt, is onze prediking zonder inhoud en ons geloof is zinloos’ (1 Korintiërs 15:14). De eerste generatie van de kerk was getuige van deze dingen, zoals Jezus het had voorzegd (Handelingen 1:8). * ‘Hem die de weg naar het leven wijst hebt u gedood, maar God heeft hem uit de dood doen opstaan, en daarvan getuigen wij’ 15 (Handelingen 3:15; één van de vele teksten). * ‘Nadat reeds velen zich tot taak hebben gesteld om een verslag te schrijven over de gebeurtenissen die zich in ons midden hebben voltrokken, en die ons zijn overgeleverd door degenen die vanaf het begin ooggetuigen zijn geweest en dienaren van het Woord zijn geworden …’ (Lukas 1:1-2). De grote opdracht die Jezus gaf was niet alleen voor dat moment, maar geldt voor iedere generatie. De Verklaring van instemming (Declaration of Assent) van de Engelse Kerk, die alle diakenen, priesters en bisschoppen afleggen bij hun ordinatie, zegt: ‘De Kerk van Engeland … roept allen op het geloof van de Kerk, dat op unieke wijze is geopenbaard in de heilige Schrift en uiteengezet in de katholieke geloofsbelijdenissen, opnieuw te verkondigen in elke generatie.’ We moeten dus betrouwbare getuigen zijn van de opstanding van Jezus op de eerste Paasdag en opnieuw het goede nieuws van Jezus Christus verkondigen aan deze generatie. Dit verhaal van de Emmaüsgangers geeft ons twee betrouwbare redenen voor vertrouwen. Ten eerste is het geworteld in een historisch feit. Nu is er veel scepticisme rond deze verklaring - zowel toen als nu. Velen accepteren dat er een man is geweest die Jezus heet en die gestorven is. Ze geloven op een spirituele manier in de opstanding, maar niet fysiek. ‘Hij leeft in onze harten’, zeggen ze dan. En dat is een redelijke conclusie: een lichamelijke opstanding gaat tegen onze ervaring in. Zelfs de discipelen dachten dat Jezus een geest was toen hij voor het eerst verscheen aan hen! Maar als dat onze reactie is, zetten we impliciet vraagtekens bij de historische integriteit en betrouwbaarheid van de ooggetuigen van destijds. Dit is een complexe vraag. Er is nu geen tijd hier genuanceerd op in te gaan. Maar het is een gerechtvaardigde claim volgens de apologetiek en er zijn gegronde redenen om de lichamelijke opstanding van Jezus als een feit te aanvaarden. Lord Darling, een rechter van het hooggerechtshof en een privé-counselor uit de twintigste eeuw zei het als volgt: ‘Er is overstelpend bewijs, positief en negatief, feitelijk en afgeleid, voor de waarheid van de opstanding, zodat iedere weldenkende jury ter wereld moet oordelen dat het 16 bericht van de opstanding juist is.’ En wat hebben die ooggetuigen dan gezien en beleefd? Een fysiek lichaam: ‘Kijk naar mijn handen en mijn voeten. Ik ben het zelf! Raak me aan en kijk goed, want een geest heeft geen vlees en beenderen zoals je ziet dat ik die heb’ (vers 39). Hij is een man met eetlust: ‘Ze gaven hem een stuk geroosterde vis, en hij nam het en at het voor hun ogen op’ (vers 42). De lichamelijke opstanding van Jezus is dus gegrond op historische feiten, gebaseerd op ooggetuigenverslagen van de apostelen. En, ten tweede, het is gebaseerd op de profetische verwachting. Jezus herinnert zijn discipelen daaraan: ‘Dit is wat ik je vertelde toen ik nog bij jullie was: alles moet worden vervuld, wat over mij is geschreven in de wet van Mozes, bij de Profeten en in de Psalmen’ (vers 44). Jezus is de Messias, het hele Oude Testament ziet naar hem uit: honderden profetieën gegeven gedurende honderden jaren door een verscheidenheid van bronnen. Deze profetieën werden vervolgens vervuld in het leven, de dood en de opstanding van Jezus. Er is geen vergelijkbare profetische verwachting - en vervulling - die we kennen in de rest van de menselijke geschiedenis. God werkte toen - en doet dat nog steeds vandaag de dag - zijn meesterlijke heilsplan uit. We mogen vol vertrouwen getuigen van de opstanding van Jezus, omdat het is gebaseerd op historische feiten en op profetische verwachting. Het Oude Testament levert ons deze verwachting van de profeten over. En we hebben het getuigenis van de apostelen in het Nieuwe Testament. De Bijbel, zowel het Oude als het Nieuwe Testament, zowel profetisch als apostolisch, geeft ons vertrouwen in de opstanding van Jezus Christus. Het is dus redelijk om te suggereren dat de nog te vaak verwaarloosde dagelijkse discipline van bijbellezen een sterk tegengif kan zijn voor zowel onze eigen twijfels als voor de bredere scepsis in de samenleving. Tot slot, hoe zijn wij in de praktijk getuigen hiervan? David Watson, in zijn uitstekende boek ‘Discipelschap’ (1981), onderscheidt de rol van een evangelist en die van een getuige. Een evangelist, schreef hij, is iemand met een spirituele gave om het evangelie uit te leggen; hij helpt mensen om tot een conclusie te komen. Op basis van een anekdotisch bewijs stelt hij dat een minderheid van de christenen 17 deze bijzondere gave heeft. Een getuige, daarentegen is gewoon iemand die ‘er was’, die een verslag geeft van wat hij heeft gezien, gehoord en ervaren. En dat is iets wat alle christenen kunnen doen, en waartoe allen geroepen zijn. Jij en ik zijn hier vandaag, omdat iemand anders ooit een getuigenis aan ons gaf. Misschien zijn het onze ouders, onze partners, onze vrienden; misschien was het de Kerk zelf, die het evangelie opnieuw heeft verkondigd aan onze generatie. Het rechtvaardigt de vraag: wie van de volgende generatie zal hier komen doordat hij of zij ons getuigenis heeft gehoord van de opstanding van Jezus Christus? Halleluja! Christus is opgestaan! Hij is waarlijk opgestaan! Halleluja! Ruan Crew, Anglicaanse Kerk in Nederland 18 De doorstane pijn meedragen Markus 16:8 Wie zich verdiept in wat kunstenaars weergeven over de opstanding van Christus komt meestal of heel triomfalistische werken tegen of een tuin met een leeg graf. Soms ook de Opgestane die Maria in de tuin ontmoet. Maar de Spanjaard Bartelomeo Suardi (1465-1530) komt met een heel interessante kijk op de opgestane Christus. Hij wijkt daarbij sterk af van wat zijn tijdgenoten op doek of paneel schilderden. Een onnavolgbare ontroering gaat uit van dit schilderij. Over het nog betraande gelaat van de Opgestane ligt een vreemde melancholie. Alsof Jezus’ innerlijke blik de doorstane pijn nog meedraagt in zijn verrijzenis. Alsof Hij er nog niet aan is gewend om op te zijn gestaan. Alsof Hij wil zeggen dat opstaan nog niet zo eenvoudig is. Omdat er zoveel aan vooraf gaat. Op de achtergrond zie je de mast van een schip, opvallend genoeg lijkt het op een kruis, torenhoog uitstekend boven de torens van - wat is het - de stadsmuur of het kasteel. Soldaten aan de voet van het kruis, in verhouding veel groter dan de torens. 19 Lang heeft men met dit schilderij van Suardi geen raad geweten. Wat moet je met zo’n opgestane Heer? En beeldt het wel de Opgestane uit? Dat laatste kan niet anders: we zien de wond in zijn zij, de wonden op zijn handen. Misschien sluit het wel aan bij de ervaringen van de eerste christenen. Marcus, die het oudste Evangelie schrijft, sluit zijn boek af met: Ze gingen naar buiten, vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden (16:8). De vroege kerk heeft daar later over verschijningen van Jezus nog wat aan toegevoegd. Want zo kun je je Evangelie toch niet eindigen. Ik weet het niet. Angst voor de dood, voor de marteling die soms aan de dood voorafgaat, verbaasde schrik over de opstanding. Kan dat ook? Het maakt het voor mij wel authentieker. En het komt dichterbij onze eigen ervaringen. Ik bedank Bartelomeo Suardi voor zijn visie op de opgestane Christus. Bert Louwerse, † 1 augustus 2014, Bond van Vrije Evangelische Gemeenten 20 Hoop voor de hopelozen 1 Petrus 1:3-4 De Amerikaanse gospelzanger Don Francisco heeft op zijn album ‘Forgiven’ op een zeer indrukwekkende wijze bezongen hoe de opstanding van Jezus het grote keerpunt is geweest in het leven van Simon Petrus. In zijn eerste brief beschrijft Petrus die verandering zoals die voor hemzelf heeft plaatsgevonden. Tegelijk maakt Petrus duidelijk dat dit niet alleen een zeer persoonlijke ervaring is, maar dat de opstanding van Jezus van betekenis is voor allen die zonder hoop zijn in deze wereld. Hij tekent de gevolgen, zo je wilt, de vrucht van de opstanding van de Here Jezus Christus als een nieuwe geboorte ‘waardoor wij leven in hoop’ (vers 3b). Petrus schrijft zijn brief aan mensen die een zwaar en moeitevol leven hebben. In vers 1 zegt hij: ik schrijf aan vreemdelingen, die verspreid leven. Dat ze ‘verspreid leven’ betekent niet alleen maar dat ze in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bithynië leven. Het zegt ook dat ze niet in het beloofde land leven, maar dat ze in de verstrooiing, de diaspora zijn. Ver van het beloofde land. Hun leven is een leven vol moeiten. Petrus schrijft ze deze brief om ze te bemoedigen en ze troost te schenken. Je zou dan kunnen bedenken dat je begint met iets te zeggen over de situatie waarin die mensen zijn. Zoiets als: ik weet wat voor moeite jullie meemaken. Ik ken jullie situatie. Ik ken jullie problemen, en ik voel met jullie mee. Maar Petrus begint heel uitbundig God te loven en te prijzen. Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus ... (3) Waarom? Omdat Hij ons laat leven in hoop door de opstanding van de Here Jezus Christus. En dat is in feite zoiets als een nieuwe geboorte. Op de dag van de opstanding van de Heer kreeg niet alleen Hij het leven weer, maar toen Hij opgewekt werd, kregen de gelovigen weer nieuwe hoop. 21 Petrus weet als geen ander hoe waar dat is. Voor de kruisiging van de Heer Jezus had Petrus hele grote woorden gesproken. Niet één keer, maar verschillende keren. Toen Jezus in de kring van de leerlingen had gezegd dat Hij veel zou moeten lijden door toedoen van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden, en dat hij gedood zou worden, maar op de derde dag uit de dood zou worden opgewekt had Petrus het uitgeroepen: God verhoede het, Heer! Dat zal u zeker niet gebeuren! (Mattheüs 16:21-22) Later, toen Jezus erover door gegaan was, en het bijna zover was, had Jezus gezegd: jullie zullen Mij allemaal verlaten. Petrus had gezegd: Nee hoor, ik laat u niet in de steek! Ja, ook jij Petrus. Nee Heer, ik niet. Al zouden ze u allen in de steek laten, neem van mij aan, dat ik met u de gevangenis in ga, ja, de dood als het moet. Ik laat u niet alleen, ik zal met u zijn. Maar toen kwam dat moment, dat Jezus gevangen genomen werd. En Petrus? Hij bleef nergens. Hij rende eerst bang weg, en toen hij later het paleis van de hogepriester binnen wilde gaan, klonk het uit zijn mond: Ik hoor niet bij hem! Ik ken hem niet! Met vloeken en zweren erbij ontkende hij iets van Jezus te weten. Tot drie keer toe. De haan had gekraaid. En toen had hij weer aan die woorden van Jezus gedacht, en hij had zichzelf gezien in zijn zondigheid en schuld. Vooral toen Jezus hem ook nog had aangekeken. Maar wat kon hij nog doen? Hij kon niet naar Jezus toegaan om te zeggen hoeveel het hem speet, want Jezus was gevangen en elk moment daarna maakte de kans kleiner dat het goed kon komen. Alle hoop van Petrus was vervlogen, toen Jezus gestorven was en in het graf gelegd. Hij zou de rest van zijn leven moeten leven met zijn falen, met zijn tekort, met zijn schuld. Maar na drie dagen was Jezus opgewekt. De vrouwen hebben Hem gezien, en ze hoorden hoe de engel tegen ze zei: ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: Hij gaat jullie voor naar Galilea en daar zullen jullie hem zien. Tegen zijn leerlingen en tegen Petrus! Hij werd apart genoemd! En later op die dag had Petrus zelf ook de Heer gezien. We weten niet waar de Heer met Petrus over gesproken heeft maar Petrus is er een heel nieuw mens van geworden. God had hem opnieuw geboren doen worden, waardoor hij leefde in hoop. 22 En vanuit die ervaring van Petrus met de levende Heer die hem weer hoop had gegeven spreekt Petrus nu tegen de gelovigen: geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus. In zijn grote barmhartigheid heeft hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop. Petrus wil zeggen: misschien denk je door de omstandigheden waarin je leeft (buiten het beloofde land, in de diaspora, en je wordt bespot en gehoond en gehaat door de mensen) dat je leven geen hoop en toekomst meer hebt, maar zo is het niet. Want Jezus leeft. Hij is opgewekt uit de doden. En daardoor heeft God ons opnieuw geboren doen worden waardoor wij leven in hoop. Waarover gaat die hoop? Over een erfenis. De eerste lezers van Petrus hebben direct begrepen waar Petrus het over had. De erfenis, die heeft te maken met de belofte die God ooit aan zijn oude volk had gegeven toen het door de woestijn trok, gevlucht uit Egypte, onderweg naar het beloofde land. Daar zouden ze de erfenis ontvangen: een stukje land in het beloofde land, dat van vader op zoon zou worden overgedragen - teken van het veilige, gezegende leven bij God. Die oude erfenis bleek echter niet zo ‘waardevast’. Dat lag niet aan de Heer, dat lag aan de manier waarop Israël met die erfenis was omgegaan. Ze raakten hem kwijt. De mensen die deze brief als eerste lezen, weten daar alles van. Ze leven verstrooid - buiten het beloofde land. Ook het feit dat ze in de Heer Jezus gingen geloven, maakte daar geen einde aan. Maar, zegt Petrus, Jezus is opgestaan uit de dood! Er wacht u, die door Gods kracht gelooft, in de hemel een erfenis! Deze keer is die erfenis onvergankelijk, ongerept en verwelkt niet - en hij is veilig! Wil je ’t nog mooier hebben? We kunnen genieten van de natuur die weer uitloopt. Het frisse groen van de bomen op een voorjaarsdag. Een prachtige bos narcissen - de trompetten van Gods schepping die vertellen van de opgestane Heer. Prachtig. Maar het is zo tijdelijk! Ga eens in het bos lopen, na een storm in het voorjaar. Wat zie je? Afgerukte groene twijgjes, blaadjes, net uit de knop. En ga eens wat verder in de tijd? Aangevreten blaadjes, en na een poos verwelkt het, 23 zoals de mooiste bos bloemen verwelkt na verloop van tijd. Dat is een beeld van ons leven. Maar, zegt Petrus, zo is het niet met die hoop! Want die ligt vast in het leven van Jezus, en is daarom verbonden met het leven zelf! Daarom is die erfenis, dat erfdeel onvergankelijk, ongerept, hij verwelkt nooit en is veilig in de hemel. Geen mens, geen engel, zelfs geen satan kan hem van ons weg stelen, want hij is veilig bij God in de hemel. Zo begint Petrus. Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus. O ja, Petrus weet van moeiten. Maar voorop staat: Jezus Christus leeft. Op de derde dag is Hij opgestaan uit de doden. En daarom kun je beginnen met God te loven. Daarom mag blijdschap je deel zijn. Daarom is er die levende hoop, die erfenis vol heerlijkheid. En daar kun je je in verheugen. Wat is de sleutel tot die blijdschap? Want dat is natuurlijk wel iets om ook te willen hebben. En hoe krijg ik nu deel aan die hoop? Petrus spreekt over het geloof. Omdat u gelooft … Omdat Jezus niet een ver en vreemd figuur uit een oud verhaal is gebleven voor je - maar je hem hebt ontmoet, zoals Petrus hem heeft ontmoet op de Paasdag. En je vertrouwt op zijn woord dat in de Bijbel staat en dat ons verkondigd wordt. En daardoor weet je: hoe vaak ik ook bij hem weggevlucht ben, hem losgelaten heb - hij zoekt mij steeds weer op en houdt mij vast. Daardoor heb ik houvast - hoop. Want Hij leeft! Amen Willem van ‘t Spijker, Christelijke Gereformeerde Kerken 24 Zijn geest leeft voort Over de hele wereld vieren christenen van allerlei gezindten dat Jezus Christus van Nazareth, na een pijnlijk sterven op Goede Vrijdag, na drie dagen met Pasen weer is opgestaan uit de dood. Zo staat het immers in diverse klassieke teksten die christenen dierbaar zijn. Te beginnen met de teksten van de vier evangelisten uit het Nieuwe Testament (Marcus 16, Mattheüs 28, Lukas 24 en Johannes 20), daarnaast ook de diverse brieven uit het Nieuwe Testament die hiervan getuigen (ik noem Romeinen 1:3-4, 2 Timotheüs 2:8 en 1 Korinthiërs 15:3-7), en natuurlijk ook de Geloofsbelijdenis van Nicea (zowel de oudere versie van 325 na Christus als de latere versie van 381 na Christus). En ook in de Apostolische Geloofsbelijdenis, welke voor het eerst in 390 na Christus wordt genoemd, vinden we dit thema terug. Dit zijn teksten die alle christenen samen met elkaar delen als traditie, hoe verschillend ze soms ook denken in theologisch opzicht en over hoe met deze teksten om te gaan. Natuurlijk hebben juist ook deze teksten, omdat ze zo’n centraal en wezenlijk thema van het christendom behandelen, ook zelf wel voor enige theologische controverses gezorgd (bijvoorbeeld de filioquecontroverse met betrekking tot de Geloofsbelijdenis van Nicea, om een punt te noemen). Immers, ook theologen is niets menselijks vreemd, en van datgene wat men ziet als iets dierbaars en onopgeefbaars, wil men dan ook geen millimeter toegeven of afdoen in het gesprek met anderen. Soms heeft dat tot twisten geleid die achteraf gezien vooral haarkloverijen waren, in andere gevallen heeft het na veel overleg juist geleid tot meer begrip tussen verschillende christenen onderling, die immers in oecumenische dialoog tot de ontdekking kwamen dat we ook veel delen samen - veel meer dan men vroeger in de hitte van de polemiek wel dacht, en toen hardop durfde uit te spreken. 25 Genoeg gezegd over christenen in het algemeen. Wat valt er over het sterven en na drie dagen weer opstaan uit de dood van Jezus Christus van Nazareth te zeggen vanuit quaker-perspectief? Hebben Quakers eigenlijk überhaupt wel iets toe te voegen aan de bezinning op dit thema, nu christenen van allerlei gezindten zich al bijna 2000 jaar hierin verdiepen, en daar bibliotheken over volschreven? Je mag aannemen dat inmiddels het thema van Jezus’ opstanding wel uitputtend is behandeld - toch? Tsja, als ik van mening was dat Quakers echt niets meer toe te voegen hebben aan wat andere christenen al over dit onderwerp hebben geschreven (en dat is echt heel erg veel), dan had ik nu gezegd: leest u de klassieke teksten die ik hierboven genoemd heb nog eens rustig door, en als u daar niet genoeg aan heeft, kunt u altijd nog verder gaan met de toelichtingen die klassieke theologen van katholieke, protestantse, orthodoxe, reformatorische, evangelische of vrijzinnige signatuur hieraan hebben toegevoegd (al naar gelang uw eigen smaak en achtergrond - keuze genoeg). Maar dat is mijn mening niet, en Quakers willen wel iets toevoegen aan de al bijna onmetelijk uitgebreide literatuur op dit punt - juist vanuit onze traditie. Hmmm, is dat geen geval van ὕβρις [hubris] of hoogmoed? Wat kan een klein kerkgenootschap als dat van de Quakers nog toevoegen aan alle klassieke teksten en vele commentaren op dit punt? Laat ik maar beginnen met een vorm van bescheidenheid: we hebben geen baanbrekende inzichten te bieden als het gaat om de uitleg die vele theologen van erkende naam en faam uit andere gezindten al geboden hebben ten aanzien van de eerder genoemde klassieke christelijke teksten. Sterker nog, juist Quakers mogen zich wel zeer bescheiden opstellen, als het gaat om Pasen en de opstanding. Immers, juist Quakers hebben een traditie waarin het vieren van bijzondere christelijke feestdagen, zoals Kerstmis en Pasen, wat ongebruikelijk is. Al gaan deze dagen ons ook niet zomaar voorbij. Dat behoeft enige toelichting - en ik maak gelijk van de mogelijkheid gebruik om toe te lichten wat dan wél de bijdrage zou kunnen zijn vanuit quaker-perspectief, als het gaat om bezinning op Pasen en de opstanding. Want, nu ik dit verhaal voortzet. Wat dan wel? 26 Onze quaker-bijdrage ligt niet zozeer in een verdere theologische toelichting op de klassieke christelijke teksten, of de verder uitleg daarvan. En ook niet in de verdere praktische toepassing daarvan in het leven van de gelovige christen, al dan niet binnen zijn of haar parochie of gemeente. Onze bijdrage ligt eerder in onze nogal vrije omgang met de eerder genoemde teksten en tradities. Quakers hebben namelijk hier om historische redenen afstand van genomen - om vervolgens de waarde van deze teksten en tradities opnieuw te ontdekken, maar nu vanuit het perspectief van de verraste buitenstaander, die de waarde van deze teksten opnieuw ontdekt - en opnieuw doorleeft. Laat ik bij het begin beginnen. Quakers hebben een traditie waarin geloofsbelijdenissen - om het even welke, dus ook die van Nicea en de Apostolische Geloofsbelijdenis - worden gezien als momentopnamen van zo geloofde men toen, verwoordde men dat toen, in die tijd, plaats en cultuur. Dergelijke teksten hebben historische waarde, en helpen ons het geloof van onze medechristenen van toen te begrijpen. Zulke teksten kunnen ook ons nu inspireren, als we zelf ons geloof verwoorden. Maar Quakers hebben afstand genomen van de gedachte dat dergelijke teksten normatief zijn, en ook christenen van later datum kunnen voorschrijven wat ze wel en niet mogen geloven. We nemen kennis van zulke geloofsuitspraken - als inbreng in een voortgaande dialoog, niet als eindoordeel. Onze medechristenen van vroeger hebben tóen de vrijheid genomen om hun geloof naar beste inzicht te verwoorden, zo goed en zo kwaad als ze toen konden - en wij nemen dezelfde vrijheid nú opnieuw. Ook wij zullen nu worstelen met onze woorden, en latere christenen zullen het misschien wel weer anders formuleren dan ons nu, in onze tijd en plaats, het beste voorkomt. En dat is goed. Immers, wij gunnen alle christenen van alle tijden dezelfde vrijheid die de eerste christenen hebben genomen: om in alle bescheidenheid hun geloof te verwoorden, in de woorden van hun tijd en plaats. Stamelend soms, vanwege de onmogelijkheid om het wonder van de opstanding ook maar te kunnen vatten in menselijke woorden, met al hun beperktheid. Diezelfde ruimte om te stamelen - en zo het wonder in zijn eigen waarde te laten - gunnen we ook alle gelovigen die na ons komen! 27 Quakers maken een vergelijkbaar voorbehoud als het gaat om het vieren van feestdagen. De eerste quakers maakten bezwaar tegen ‘medechristenen’ die heel vroom in de kerk zaten op zon- en feestdagen, en zich alle overige dagen van de week en het jaar, bar weinig aantrokken van het gebod tot naastenliefde. Men vond eigenlijk dat iemand alleen werkelijk christen was, als diegene zich zijn christelijke plicht tot het naleven van het gebod tot naastenliefde, álle dagen van het jaar aantrok - om het even of het nu wel of niet een zon- of feestdag was. Lippendienst bewijzen aan het gebod tot naastenliefde op zon- en feestdagen was vanuit quaker-perspectief niet goed genoeg. Nee, de echte en werkelijke christen neemt dit gebod altíjd serieus - om het even wat voor dag het is. En zo ontstond er een quakercultuur van het afwijzen van het vieren van zon- en feestdagen: dat riekt naar een gemankeerd christendom, waarin men zijn plicht tot naastenliefde alleen op zon- en feestdagen serieus neemt, en alle andere dagen kennelijk een flink stuk minder. Ook het vieren van traditionele hoogtijdagen als Kerstmis en Pasen sneuvelde hierbij: je hoort immers álle dagen christen te zijn! En toch: Quakers laten zich inspireren door Jezus Christus van Nazareth, in het bijzonder door de Bergrede (Mattheüs 5-7), een van de klassieke teksten die alle christenen met elkaar delen. En dat niet alleen: door de eeuwen heen hebben quakers getuigd van hun geloof in de weg die Jezus Christus van Nazareth ons toont in Zijn leer en levenswandel: een leer van liefde en begrip, van vergeving en verzoening. Ook dan wanneer het moeilijk is, en het offers van ons vraagt - om Hem na te volgen. En zo het Koninkrijk der Hemelen waarover Jezus sprak, naderbij te brengen. Daar wil ik nog iets aan toevoegen: hoe verschillend quakers onderling ook zijn in hun gedachten over Jezus Christus van Nazareth, en ook over de verdere christelijke traditie: zo eensgezind zijn quakers ook over het volgende punt. Met de dood van Jezus aan het kruis is misschien Zijn aardse lichaam verloren gaan, maar niet Zijn geest. Zijn geest leeft voort in Zijn volgelingen, die Zijn leer blijven navolgen en in praktijk blijven brengen. Daarom zeggen ook wij: Halleluja, Hij is waarlijk opgestaan! En zo vieren ook de quakers, zij het met een omweg, het grote wonder van Pasen ...! Jethro Zevenbergen, Genootschap der Vrienden (Quakers) 28 Wordt vervolgd 1 Korinthe 15:1-20 Op een graf, ergens in Engeland, staat op de steen geschreven: To be continued: Wordt vervolgd! Prachtige, gelovige en hoopvolle woorden. Wat het einde lijkt, wordt een nieuw begin. Zoals Petrus ergens zegt: het graf wordt een baarmoeder. Hoe kan dat? Hoe kun je zingen op een kerkhof? Dat kan alleen omdat Jezus’ Pasen ons Pasen is. Dat kan alleen omdat Jezus niet als Eenling, maar als Eersteling opstond. Jezus’ opstanding als het eerste blokje in de dominorij. Zo schrijft Paulus erover in dat machtige hoofdstuk 1 Korinthe 15. Er waren en er zijn genoeg mensen die twijfelen aan de opstanding van de doden. Daar kunnen allerlei redenen voor zijn. Wat Paulus doet, is de opstanding van Jezus koppelen aan die van ons. Dat vind ik het prachtige van dit eerste stuk. Kijk, zegt Paulus, dat Jezus is opgestaan, daar hoef je geen ? achter te zetten. Hij heeft zich laten zien aan honderden mensen. Je kunt het nu, zegt hij, ruim 20 jaar na dato, nog navragen. Hij is trouwens ook aan mijzelf verschenen, terwijl ik daar helemaal niet op mocht rekenen, want ik vervolgde zijn volgelingen. Dus was het wel uiterst onwaarschijnlijk dat ik Hem tegen zou komen. En toch is dat gebeurd: de levende Christus is mij verschenen. Op een oogverblindende manier. Maar wat ik jullie nu wil duidelijk maken, is dat zijn opstanding geen incident is, geen los gebeuren. Dat kon ook eigenlijk niet. Want ook zijn sterven was niet een geïsoleerd iets. Hij stierf voor ons, met ons in zijn hart. Zo hing Hij daar aan dat afschuwelijke kruis. En toen Hij stierf, stierf Hij voor ons. Hij ging met ons in zijn hart dwars door de dood en het graf heen. En toen Hij op Paasmorgen opstond, waren wij nog steeds in zijn hart. We zijn met Hem opgestaan! Daarom zijn zijn opstanding en die van ons niet los van elkaar te denken. Hij is de Eerste van de gestorvenen die opstond, Paulus 29 bedoelt: de Eersteling, denk aan de eersteling van de oogst, die in Israël ook op Pasen aan God werd aangeboden. Pasen is het begin van de oogst! Als ik daarover nadenk, word ik helemaal warm. Want die eersteling garandeert ook het vervolg: to be continued. De hele oogst wordt binnengehaald. Want voor Pasen was het Goede Vrijdag. Degene die op Pasen opstaat, heeft de buit binnen. Hij heeft alle slagen voor ons opgevangen. Wij zijn voorgoed buiten het bereik van dood en verderf. En daarom mòet Pasen gevolgd worden door een enorme opstanding: als niet maar dat ene graf maar alle graven opengaan. Zelfs ons lichaam zal aan het verheerlijkt lichaam van Jezus gelijkvormig worden. En zeker: wij moeten nog sterven. En dat doet pijn. Maar aan de overkant wacht de levende Heer. En Hij steekt ons helemaal in het nieuw. Zijn opstanding garandeert die van ons. Halleluja! Hier past een lied bij: Geprezen zij de Heer die eeuwig leeft! 1 Korinthe 15:21-28 Ik las ergens: voor je 40e jaar moet je in het reine komen met leven; daarna sta je voor de vraag hoe je de dood zult aanvaarden. Het denken aan de dood kan je een bepaalde huiver geven. De dood is niet mooi. Veel Grieken in Paulus’ tijd zeiden wel dat de dood goed is, omdat dan het vogeltje van de ziel vrijgelaten wordt uit de kooi van het lichaam. En vandaag hoor je wel dat er bij het sterven een nieuwe fase aanbreekt in een groot proces. Maar nooit wordt de dood mooi. Paulus spreekt ronduit over de dood als vijand. De laatste vijand nog wel. Geen romantiek rondom de dood aub. De dood scheidt geliefden van elkaar. De dood neemt alles van je af tot en met je eigen lichaam. De dood is bikkelhard en pijnlijk. Je kunt oersterk lijken en dan: één hartinfarct, één hersenbloeding en je bent weg. Eén auto-ongeluk verwoest je leven. De dood ontziet niemand. Een sluipmoordenaar is het. Hij is wonderlijk genoeg door God zelf in het leven geroepen. Als oordeel over de zonde. Stof ben je en tot stof zul je terugkeren. God legt ons in het stof van de dood. Tegelijk is diezelfde dood vijand van God. Vijand net als de kwade machten van de hel. Deze vijand is weliswaar op Pasen verslagen, maar nog niet weg. Hij houdt het nog vol. Hij maakt nog steeds kapot. Maar, zegt Paulus, hij komt aan de beurt, als laatste, maar toch! Vlak voor de 30 regeringsoverdracht. Als Jezus de Middelaar alle macht gaat overdragen aan zijn Vader. Dan legt Hij ook deze vijand over de knie. En wordt de dood voorgoed verbannen. Op dat moment moet de dood al zijn gevangenen teruggeven. Dat dat gebeuren gaat, geeft ons nu al de zekerheid dat onze Paasvorst nu al heerst over de dood. Hij heerst te midden van zijn vijanden. Die vijanden zijn er nog en oefenen nog macht uit. Maar Jezus overwint! Omdat Hij er zelf doorheen gekropen is; daarom is Jezus bij ons, in ons leven en in ons sterven; en Hij zal het probleem van de dood voorgoed oplossen. Daarom zullen wij het vertrouwen van ons hart zonder terughoudendheid, onvoorwaardelijk, op Jezus Christus zetten. Wij kunnen de dood niet aan. Wij blijven er mee worstelen. Maar in die worsteling zijn we nu al veilig in Jezus’ armen. En komt het dus wel goed. Ik denk aan dat verhaal van dat jongetje dat moest sterven, aan een vreselijke ziekte. Het zou niet zo erg zijn als zijn moeder zijn hand maar kon blijven vasthouden. Toen haalde zijn moeder herinneringen op aan de wandelingen door het weiland en aan de sloot met het smalle plankje. Dan ging moeder eerst en hij moest er alleen over heen. Maar moeder stond aan de overkant te wachten, met uitgestoken hand. Wij moeten alleen gaan over dat wiebelige plankje van de dood; maar aan de overkant wacht de levende Heer. En dan kom je uiteindelijk op de nieuwe aarde, waar geen graf meer is; ja, toch, één, met als opschrift: hier ligt voor eeuwig de dood begraven. Want Jezus is Overwinnaar! 1 Korinthe 15:35-49 Vandaag is ons lijf heel belangrijk. Hardlopen, fitness, er goed uitzien, goed voor je lichaam zorgen. Eigenlijk is dat heel bijbels. Want ons lichaam is geen wegwerpartikel. Het heeft toekomst. Wat zeg ik: het zal zo perfect zijn als we met al onze fitness en lichaamsverzorging hier nooit kunnen bereiken. Paulus zegt in dit gedeelte eigenlijk twee dingen: ons lichaam heeft toekomst, en het heeft een perfecte toekomst, een zonder ziekte, aftakeling en dood. Dat eerste maakt hij duidelijk met het beeld van het zaaien. Een boer die de zaadjes, bijvoorbeeld van rogge, in de grond legt, weet dat dat zaadje moet sterven, wegrotten, om er een prachtige aar uit te laten groeien. Het 31 is een geheel en toch helemaal anders. Denk aan Jezus zelf: dat kapotte, bloedende, uitgeputte lichaam van Hem werd op vrijdagmiddag in het graf gelegd; twee dagen later stond Hij op in een prachtig, verheerlijkt lichaam dat eeuwig mee kan! En toch: hetzelfde, kijk maar, de gaten in zijn polsen, de opening in zijn zij. Als je vandaag in de hemel komt, kun je Hem er nog aan herkennen: de Heer der heerlijkheid is de gekruisigde, het Lam van God, zoals Openbaring over Hem spreekt. En als wij nog leven wanneer Jezus terugkomt (wie weet!), zullen we datzelfde meemaken in een nanoseconde. Maar voor die tijd begraven we, zaaien we. Voorzichtig leggen we het lichaam in de aarde, dekken het toe en geloven dat God er straks een onvoorstelbaar mooi lichaam uit zal halen. Het kerkhof is een doden-akker. Zaaiplaats. Gods eigen volkstuin. En als Paulus dan over dat tweede gaat spreken, dat verschil tussen dit lichaam en het verheerlijkte straks, dan gaat hij zingen: er wordt gezaaid in vergankelijkheid, opgewekt in onvergankelijkheid, gezaaid in oneer, opgewekt in heerlijkheid, gezaaid in zwakheid, opgewekt in kracht. Een aards lichaam gezaaid, een geestelijk lichaam opgewekt. Net zo’n lichaam als Jezus heeft! Helemaal beheerst door de Heilige Geest. Een lichaam als zijn tempel, vervuld van God, toegewijd aan God. Met de kracht van de eeuwige jeugd. Voor eeuwig jong! Van geen enkele beperking zul je ooit meer last hebben. Dan zul je het echt beseffen: zo heeft God me bedoeld: met ziel en lichaam, een perfecte eenheid die eeuwig meekan. En zo kun je, juist als je weet dat alle fitness en goede zorg van vandaag je niet jong blijft houden, uitzien naar die grote morgen. En zeker als je zo vaak ruzie hebt met je eigen lijf, je er soms ongemakkelijk in voelt, kun je snakken naar die grote morgen, als alle graven open gaan. Wanneer de laatste bazuin klinkt als een wereldwijde wekker. En dat je dan toch geschikt bent om eeuwig in de buurt van God te zijn! Dan zullen we Hem prijzen, met lichaam en ziel. We kunnen zingen van die grote dag: eens als de bazuinen klinken! 1 Korinthe 15:50-58 Een geweldig einde aan dit hoofdstuk. Het gaat alsmaar over dood en opstanding en eeuwig leven. Dankzij Jezus’ opstanding hebben 32 we toekomst. En wat zegt Paulus dan. Wat zou je verwachten? Dat hij de conclusie trekt: maak je relatie met God in orde, zodat je na dit leven in de hemel kunt komen en eeuwig gelukkig mag leven? Je wordt een keer uit dit kapotte leven verlost? Kwestie van over-leven dus? En wat hier verder in je leven gebeurt, is niet erg interessant? Nee dus. Als Paulus zijn conclusie trekt, kortom … dan volgt er iets heel anders: dan blijkt dus eindeloos interessant wat hier gebeurt. Als Jezus echt is opgestaan, maakt dat juist dit leven zinvol (in de Heer!). Dan kun je nu standvastig en onwankelbaar zijn en je volledig inzetten in dienst van Christus. Van Koning Jezus. Want straks zal dan blijken (als Hij terugkomt) dat al je inspanningen hier niet zinloos zijn geweest. Drie dingen: troost, inzet en bemoediging. Troost: standvastig en onwankelbaar zijn. Je hoeft je niet van je stuk te laten brengen als je hier de afbraak van de dingen meemaakt. Dat doet wel zeer: ziekte, sterven, verdriet, het leven is geen eindeloos groeiproces, maar meer: opgaan, blinken en verzinken. Zeker. Je kunt er zomaar door van je stuk raken, juist omdat ons leven hier zo belangrijk is. We kunnen er niet tegen dat het allemaal kapot gaat, dat dingen niet meer terugkomen, dat mensen niet meer terugkomen. Dat went nooit; we zijn er ook niet voor gemaakt om te sterven, om gesloopt te worden. Maar Paulus zegt toch: laat je niet van je stuk brengen, want Jezus is gekomen om dit leven te verlossen van de zinloosheid en om het eeuwigheidswaarde te geven. Je dagelijkse pijn neemt Hij oneindig serieus. Hij is het niet voor niets komen delen, maar dan om het te helen, nieuw te maken. Kijk, ik hoef niet stoer te doen of extra flink; maar ik kan de pijn van het leven wel onder ogen zien, het uithouden en me niet van m’n stuk laten brengen. Want ook het schrijnend vergankelijke zal onvergankelijkheid aandoen. Dat is troost. En nu mag je je, op welke plek ook, inzetten voor Hem. Je gewone dagelijkse dienst aan God is niet weg, neemt Jezus mee naar de nieuwe aarde en kijkt er straks met jou en met vreugde op terug. We worden niet uìt maar ìn dit leven verlost. Je bent hier op aarde niet bezig met het onderhoud van een auto die zichzelf zo meteen te pletter rijdt. Elke daad van liefde, zorg, aandacht, elke minuut besteed aan het helpen van een gehandicapt kind, elk gebed, elke vorm van goed onderwijs vanuit Gods Woord, het overleeft de dood en het oordeel. Dus 33 moedigt Pasen je aan om je volledig in te zetten voor het werk van de Heer - en dat is dus zo breed als het leven is. Het zal straks heus niet door de gootsteen van de geschiedenis gespoeld worden. In elke tijdelijke daad ligt een eeuwige vrucht. Het heeft eeuwigheidswaarde. En zo kunnen we rechtop gaan staan, dankzij Pasen, ons inzetten voor kerk en Koninkrijk; en zo blij, gelukkig, op weg gaan: eens zal op de grote morgen blank en bruin worden vereend, kleur of ras is niet belangrijk, maar Gods gunst aan ons verleend! Amen Henk Messelink, Gereformeerde Kerken vrijgemaakt 34 Sta niet stil, sta op! Ezechiël 37:12 Luister, mijn volk! Ik zal jullie weer leven geven, net zoals ik graven openmaak en dode mensen uit hun graf laat opstaan. In 597 voor Christus is Ezechiël een van de eersten die samen met vele vooraanstaande volksgenoten is weggevoerd in ballingschap naar Babel. Hij was geboren in een priesterlijke functie, maar heeft niet als priester gewerkt, want hij verbleef ver van Jeruzalem en dus ook ver van de tempel vandaan, daar in Babylonië. In het plaatsje waar hij kwam te wonen, werd hij door God geroepen tot het ambt van profeet en dat was een zware taak. Want een van de eerste opdrachten die hij moest uitvoeren was de ondergang van Jeruzalem en de vernietiging van de tempel aankondigen. Vooral dat laatste, de vernietiging van de tempel, kwam hard aan bij het Judese volk. Want de tempel stond symbool voor Gods aanwezigheid in hun midden en met de vernietiging kwam ook daar een einde aan: God was niet meer van de partij, ze stonden er nu helemaal alleen voor. Dit was het resultaat van verkeerde keuzes. Er zijn momenten in het leven dat er verkeerde keuzes worden gemaakt. Ook bij het volk van God kwam dat voor. Er was sprake van moord, afgoderij, sociale wantoestanden en het steeds maar rijker worden van de rijken ten koste van de armen. Economische en politieke belangen kregen voorrang ten koste van een in vrede levende samenleving. En God? God was voor een belangrijk deel naar de rand van het bestaan gedrongen. Waarden en normen daalden naar een dieptepunt en het korte-termijn-genieten van de enkeling werd als waardevoller ervaren dan het in stand houden en waarborgen van de vrijheid voor het hele volk. Koning Nebukadnezar van Babylonië zag zijn kans schoon en viel het kleine rijk Juda binnen, en liep het 35 volledig onder de voet. En zo werden in verschillende deportaties duizenden volksgenoten weggevoerd in ballingschap. Na jaren van onderdrukking en beroofd te zijn van hun vrijheid, komt er echter een keer in het lot van de ballingen. Op een bepaald moment keert God zich tot de profeet Ezechiël en voert hem in de geest mee naar een dal. Daar ziet hij een dal met enorm veel botten, her en der verspreid en volkomen uitgedroogd. Dat zag er dus niet zo veelbelovend uit, eerder griezelig. En dan vraagt God hem of hij denkt dat deze botten kunnen gaan leven. De profeet zegt niet: ‘Welnee, dat is onmogelijk’, maar zegt ook niet volmondig: ‘Jazeker!’ Eigenlijk geeft hij een ontwijkend antwoord en legt de oplossing voor de vraag bij God zelf neer en zegt: ‘Dat weet U alleen.’ En zo hoort het ook. Want wie is hij dat hij zou kunnen bepalen of dood dood is en ook werkelijk dood blijft, of dat dood omgezet kan worden in leven? Er is er maar één die beschikt over leven en dood, en dat is God. Vervolgens zie je dan ook dat God het initiatief neemt en Ezechiël opdraagt om tot de botten te spreken en hen het volgende te zeggen: ‘Uitgedroogde botten, luister naar de woorden van de Heer! Dit zegt God, de Heer: Ik ga jullie weer levend maken! Ik zal jullie bedekken met spieren en vlees, en daar zal ik huid omheen laten groeien. Ik zal adem in jullie blazen, zodat jullie weer levend worden. Dan zullen jullie begrijpen dat ik de Heer ben.’ Een wat bizarre situatie. Dat de profeet óver de beenderen moet profeteren is nog tot daaraan toe, maar dat hij ook nog het woord tót hen moet richten is toch wel wat vreemd en merkwaardig. Wat heeft dit te betekenen? Nu zijn in een visioen de dingen nooit precies zoals ze lijken te zijn. Zo ook hier. En dat blijkt ook wel uit dat wat God tegen Ezechiël zegt. Hij zegt: ‘Mensenkind, die botten zijn het volk van Israël.’ Het gaat hier dus niet om echte doodsbeenderen, het gaat hier om Gods volk, het gaat hier om levende mensen. Met dit visioen gaat God in op de beeldspraak die onder de volksgenoten van Ezechiël leeft. De Judeeërs zelf hebben namelijk niet in de gaten dat God een keer in hun lot gaat brengen en denken ook helemaal niet in termen van verandering en vernieuwing. Een keer 36 in hun lot? Welnee, dat zit er echt niet in. Zij hebben hun geloof en hoop al lang opgegeven. Zij zeggen: ‘Het is afgelopen met ons! We hebben geen hoop meer. We zijn net als uitgedroogde botten, waar geen leven meer in zit.’ In het boek Spreuken staat in hoofdstuk 17:22: ‘Een vrolijk hart bevordert de genezing, maar een verslagen geest doet het gebeente verdorren.’ En dat laatste is precies wat met het volk gebeurt, ze zijn zo terneergeslagen dat ze aan het wegkwijnen zijn. Zij zien er geen gat meer in. Wat hen betreft, is het afgedaan met het volk van God. Zij zijn volledig afgesneden van alles wat het leven zinvol maakt. Voor hen is er geen toekomst. Het Judese volk staat niet alleen in zo’n ervaring. Elk mens komt tot de ontdekking dat de gevolgen van verkeerde keuzes uitlopen op doodlopende wegen. Je doet soms domme dingen en maakt soms verkeerde keuzes. Je begaat een misstap waardoor je in Babylonische toestanden terechtkomt: weg van familie en vrienden, weg van de gemeente, weg van God. Je kiest voor een vorm van vrijheid waarbij je denkt alles te kunnen doen waar je zin in hebt, om er vervolgens achter te komen dat dat geen vrijheid met zich meebrengt, eerder slavernij. Ook de keus voor geweld, zowel fysiek als verbaal, blijkt uit te lopen op een doodlopende weg. Want geweld als oplossing voor conflicten levert uiteindelijk alleen maar verliezers op en geen winnaars. En wat te denken van de keus waarbij het voornamelijk gaat om de garantie van een goedlopende economie? Ook dit is een doodlopende weg. Dat zie je aan de gaten in de ozonlaag, het smeltende ijs, het uitsterven van diersoorten, het neerhalen van regenwouden en de grote kloof tussen rijke en arme landen. Bij al deze crises mogen we ook bij onszelf te rade gaan welk aandeel wij hierin hebben. Is er een uitweg? God zegt: ‘Luister, mijn volk! Ik zal jullie weer leven geven, net zoals ik graven openmaak en dode mensen uit hun graf laat opstaan.’ God biedt perspectief. Hij creëert openingen in ons soms o zo dorre bestaan. Hij laat ons opstaan uit de dood. Daar waar we klem zitten en zijn vastgelopen, biedt God zijn hand aan, om eruit weg te stappen. Hij vergeeft en Hij heelt en zegt dan: ‘Je mag het op37 nieuw proberen.’ Eenmaal een verkeerde keuze hoeft niet altijd een verkeerde keuze te blijven. Verandering is mogelijk, maar vooral ook wenselijk. Sombere gedachten maken je ziek, maar vrolijke gedachten bevorderen de genezing. Dus, niet bij de pakken neerzitten. Kies voor het leven. Sta niet stil, maar sta op! Jacob Engelgeer, Kerkgenootschap der Zevende-dags Adventisten 38 Zekerheid boven onzekerheid De Here Christus onderging de lichamelijke dood op de vrijdag op het zesde uur. Hij stond op uit de doden in de vroege ochtend van de zondag. Dit betekent dat de Here alleen de gehele zaterdag in het graf heeft gelegen en maar een klein deel van de vrijdag en de zondag. In de oude tradities werd een dagdeel ook benoemd als een dag. ‘Hij stond op toen het nog donker was’ omdat Hij het licht van de wereld is wat schijnt en de duisternis van de zonde verdrijft. Zoals Christus ook gezegd heeft: ‘Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben.’ (Johannes 8:12) Hij stond op uit de dood na drie dagen zonder dat zijn lichaam aan het ontbinden was, terwijl dit proces in feite direct na de dood begint. Dit komt door de eenheid van de goddelijke met de menselijke natuur. Zoals de vader de priester ook zegt in de heilige mis: ‘Ik geloof waarlijk dat zijn goddelijkheid nooit gescheiden is geweest van zijn menselijkheid, geen ogenblik, zelfs geen oogwenk lang.’ David heeft hierover geprofeteerd in de psalmen: ‘Want Gij geeft mijn ziel niet prijs aan het dodenrijk.’ (Psalm 10:16) Jezus stond op en ging het graf uit terwijl het nog gesloten was. Lazarus kwam uit zijn graf nadat de Here geboden had aan de mensen om hem heen om de grafsteen te verwijderen. De Here echter is opgestaan op zijn eigen Goddelijke kracht, zonder hulp van een mens. In Mattheüs staat ‘en er was een grote aardbeving’ bij de opstanding. Het was als een verwelkoming van de Here Christus, net als bij een vertrek of aankomst van een koning men gewoon is geweerschoten af te vuren. Zo zien wij dus in het verlossingsverhaal twee aardbevingen. De eerste bij zijn dood aan het kruis. De tweede bij zijn opstanding. Er is geen twijfel dat deze aardbeving de inwoners van Jeruzalem heeft wakker geschud en grote schrik en angst heeft gebracht bij de hogepriesters. 39 ‘En een engel des Heren daalde neer uit de hemel, rolde de steen weg’ bij de ingang van het graf. De engel berichtte hiermee de mensheid dat Christus is opgestaan uit de doden en vertrokken is uit het graf terwijl het graf nog afgesloten was met de grafsteen. In Mattheüs staat: ‘de bewakers waren met angst bevangen’ toen zij de engel aanschouwden met ‘zijn uiterlijk als een bliksem en zijn kleding wit als sneeuw’. De bewakers vertrouwden immers op hun eigen menselijke kracht. In Lucas staat: ‘En de vrouwen, die met Hem uit Galilea gekomen waren, volgden en zij bezagen het graf en hoe zijn lichaam gelegd werd; en toen zij teruggekeerd waren, maakten zij specerijen en mirre gereed … op de eerste dag der week gingen zij reeds vroeg in de morgenstond met de specerijen, die zij gereedgemaakt hadden, naar het graf. Zij vonden de steen van het graf afgewenteld.’ Zij kwamen bij het graf om de Heer in te balsemen met de specerijen en mirre. De Here die wij lief hebben in zijn leven en na zijn dood. Zij kwamen naar Christus vragen ondanks vele obstakels. Ten eerste is het gebied van de graven angstwekkend, en zeker gezien zij vertrokken toen het nog donker was als een groep bestaande uit enkel vrouwen. Ten tweede werden in het jodendom de vrouwen niet betrokken bij de graven en de doden. Ten derde zouden ze worden blootgesteld aan hun eigen onzekerheid dat het lichaam van Christus was gestolen en niet dat hij was opgestaan uit de doden. Ten vierde was er een enorme grafsteen die het graf afsloot. De Maria’s waren vertrokken in de vroege morgenstond. Dit leert ons dat het goeddunkt om vroeg naar de Here te komen terwijl wij onze rust hiervoor prijsgeven en alle obstakels die ons tegenhouden overwinnen. ‘Na de sabbat, toen de ochtend van de eerste dag van de week gloorde, kwam Maria uit Magdala met de andere Maria naar het graf kijken. Plotseling begon de aarde hevig te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf, rolde de steen weg en ging erop zitten.’ (Mattheüs 28:1-2) 40 De vrouwen vroegen zich onderling af hoe zij het voor elkaar zouden krijgen om de grafsteen te verwijderen, maar bij hun aankomst was deze al verschoven. De grafsteen werd door de vrouwen ervaren als een groot obstakel, de verrassing was de aanwezige engel die neergedaald was en de steen had verschoven. Dit is een les voor ons allen om niet ongemotiveerd te raken door een obstakel wat wij op onze weg tegenkomen. Wij moeten erop vertrouwen dat God op het juiste moment onze obstakels wegneemt. De steen is verschoven door de engel na de opstanding van de Here, het moment van de verzoening tussen God en de mens. Naar dit belangrijke moment verwijst ook het prosferien, het kleed wat over de kelk en de schaal ligt op het altaar tijdens de mis. Dit symboliseert de grafsteen en blijft liggen tot het eind van het gebed van de verzoening. Na dit gebed tilt de priester het kleed op en beweegt het op en neer als teken van de aardbeving bij de opstanding. ‘En zeer vroeg op de eerste dag der week gingen zij naar het graf, toen de zon opging. Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen. Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Hij zei tegen hen: ‘Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.’ (Markus 16:2-8) De vrouwen vertrokken zeer vroeg naar het graf. Dit staat in alle vier de evangeliën vermeld. In Markus staat er duidelijk bij dat de zon net opkwam. Zij zagen een engel in een gedaante van een jongeman. Niet in de vorm van een kind of oud persoon. Dit leert ons dat de opstanding met Christus een leven vol kracht betekent net als een jongeman in de kracht van zijn leven staat. De witte kleding staat symbool voor het leven na de opstanding, waarin de gelovigen vertoeven in de aanwezigheid van God, terwijl zij witte, reine en eervolle kleding dragen. De engel zei tegen de vrouwen dat de Heer was opgewekt. De vrouwen waren de eersten die dit heugelijke nieuws van de opstanding hoorden. De vrouw was ook de eerste die luisterde naar de slang en zondigde. En het gevolg van de zonde is de dood. Daarom zag de Here dat het goed was dat de vrouwen als eerste de stem hoorden van de verlosser die uit de dood opstond. 41 Christus stond op uit de doden ‘als eersteling van hen die ontslapen zijn’. Dit wordt over Christus in Korinthiërs gesproken ondanks dat er meerderen uit de dood weer levend werden, net als de zoon van de weduwe van Sidon (1 Koningen 17:22), de zoon van de vrouw uit Sunem, de dochter van Jaïrus, de zoon van de weduwe van Naïn en Lazarus. De opstanding van Christus was echter anders dan al de andere opwekkingen. Christus was namelijk opgestaan uit eigen wil en op eigen Goddelijke kracht. De anderen waren opgewekt door een ander persoon. Daarnaast was Christus opgestaan in een leven waarop de dood niet meer als straf volgde en de anderen wel nog overleden. Het lichaam waar Christus mee opstond was het verheerlijkte lichaam, de anderen stonden op met hun gewone lichaam. De engel had hun opgedragen om het nieuws te brengen aan de discipelen en Petrus. De vrouw had de man de verleiding van het eten van de verboden vrucht gebracht en het daarbij horende lijden van de zonden. Zo dunkte het de Here goed dat een vrouw de blijde boodschap kon verkondigen aan de man en zo de man blijdschap kon brengen met het nieuws van de opstanding. ‘Petrus dan ging op weg en ook de andere discipel en zij begaven zich naar het graf; en die twee liepen samen snel voort; en de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam het eerst aan het graf, en zich vooroverbuigende, zag hij de linnen windsels liggen; hij ging echter niet naar binnen. Simon Petrus dan kwam ook, hem volgende, en hij ging het graf binnen en zag de windsels liggen, maar de zweetdoek, die op zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de windsels liggen, doch opgerold, terzijde op een andere plaats. Toen ging ook de andere discipel, die het eerst aan het graf gekomen was, naar binnen, en hij zag het en geloofde.’ (Johannes 20:3-8) Johannes kwam als eerste bij het graf aan, hij was namelijk een jongeman en sneller dan Petrus. Petrus ging als eerste het graf binnen omdat hij ouder was en meer ervaren dan Johannes. Zo heeft de kerk ook de kracht van de jongeman en de ervaring van de ouderen nodig. Zij zagen de linnen windsels liggen in het graf die Jezus had achtergelaten, omdat hij deze niet nog een keer nodig zou hebben daar hij niet meer opnieuw zou sterven. Dit is in contrast tot Lazarus die in zijn linnen windsels uit het graf kwam als symbool dat hij op42 nieuw zal gaan sterven. In onze opstanding uit de doden zullen ook wij de wereldse kleding niet meer nodig hebben. Mocht het werkelijk zo zijn dat het lichaam van Jezus was gestolen dan hadden de dieven deze meegenomen met de linnen windsels erom heen, dit is dus opnieuw reden om niet te geloven dat het lichaam gestolen was. De windsels waren wit en schoon van enige vlekken, dit omdat het lichaam van Christus dus niet aan het ontbinden was. Met de opstanding van Christus uit de dood zijn wij vrij geworden van de macht van de zonden en de slavernij van de duivel. Wij zijn verplaatst van de dood naar het leven en hebben het eeuwige leven verkregen, het nieuwe leven van rechtvaardigheid en heiligheid. En door de dood van Jezus en zijn opstanding is de natuur van de dood veranderd en is het geworden tot enkel een overgang van dit leven naar een beter leven. De gelovigen accepteren en verlangen naar de dood met blijdschap. De angst heeft na de opstanding geen macht meer over de mens. Zo kwam Christus naar zijn discipelen en zei: ‘vrede zij met u’ (Johannes 20:19). De angstige discipelen waren niet meer bang en gingen de wereld in om te verkondigen zonder angst voor het lijden en de vervolgingen die ze te wachten stond. De blijdschap was wedergekeerd. De discipelen waren diep bedroefd voor de opstanding omdat hun Heer was overleden. Toen de Heer aan hun verscheen na de opstanding: ‘waren de leerlingen blij omdat ze de Heer zagen’ (Johannes 20:20) Zekerheid in plaats van onzekerheid: de onzekerheid is een van de vruchten van de zonden. De discipelen waren na de dood van Jezus verleid tot onzekerheid en geloofden niet dat Hij zou opstaan. Maar de Here die was opgestaan verloste de discipelen van hun onzekerheid. ‘Na zijn lijden en dood heeft Hij hen herhaaldelijk bewezen dat hij leefde.’ (Handelingen 1:3) De hoop in plaats van droevigheid en bedruktheid: de dood die macht had over allen was overwonnen door Christus. Yosab Thabet, Koptisch-Orthodoxe Kerk 43 44 Dit is het begin Lukas 24:1-12 Ik ga heel graag maar tentoonstellingen. Ik houd van mooie schilderijen en beelden. Sommige van die schilderijen of beelden op de tentoonstelling maken een onvergetelijke indruk. Zo gebeurde dat, toen ik in Londen woonde, de National Gallery in Londen de tentoonstelling ‘Seeing Salvation’ presenteerde. Duizenden mensen kwamen naar die tentoonstelling toe, er werd zelfs ’s avonds geopend en de tentoonstelling werd verlengd. Heel veel mensen wilden de redding zien! Maar je vraagt je dan toch af wat mensen dan werkelijk willen zien of ervaren? Er waren schilderijen te zien met figuren die Jezus uitbeeldden door bekende en onbekende artiesten, veel ervan waren van Nederlandse afkomst. Ik ben er twee keer geweest, zo boeiend was het. Vandaag is het Pasen, vandaag zien wij de redding! Vandaag kunnen ook wij de redding zien! Het heilswerk is volbracht! Terwijl ik daar rondliep op die tentoonstelling realiseerde ik mij dat er niemand bij was toen de eigenlijke opstanding plaatsvond. Ze zagen dat de steen was weggerold. Ze zagen een leeg graf, en het waren vrouwen die het als eerste zagen, een belangrijk onderdeel van het Paasverhaal. Zien is geloven, geloven is zien. Een van de basisprincipes in iedere religie is de autoriteit van wat we geloven. En redding? Hoe kunnen we gered worden? Door ons geloof in Christus. Door de vergevende genade in Hem. Geloof ziet de gekruisigde Jezus en wordt verzekerd van de genade die vergeeft. Aan het kruis wordt het woord onverdraagzaamheid en de diepe tragedie die plaatsvond, veranderd in het meest sublieme cadeau dat we ooit hebben gekregen: de gift van de redding. 45 Dat is het verschil tussen onverdraagzaamheid, lijden en dood van een mens en Christus, Hij stierf om onze ziel te redden, om redding, heil te geven aan deze wereld. Dit is niet het einde, dit is het begin. Pasen begon eigenlijk al op Goede Vrijdag in de middag, aan het kruis, want het was daar waar Jezus het uitriep, en ons verzekerde van de komst van het Paasfeest: Het is volbracht! Deze woorden waren het begin van het nieuwe en eeuwige. Het was niet het einde, het was het begin. Er waren geen deuren meer of muren die Hem tegenhielden, op het ene moment sprak Hij met Maria in de tuin, het andere moment was Hij op de weg in gesprek met de twee ontmoedigde discipelen, een ander moment kwam Hij plotseling in het midden van een groep angstige mensen, die zo bang waren dat de deur op slot zat. Na de Paasmorgen heeft Hij zich vele malen getoond aan mannen en vrouwen, vele jaren, op onverwachte plaatsen en op onaangekondigde tijden. Velen van ons kunnen van harte meezingen: Ik wandel alleen in de tuin, als de dauw nog ligt op de bladeren En dan hoor ‘k Zijn stem als ik wacht op Hem, Mijn ziel voelt Jezus naderen. En met de tekst van het refrein: en Hij wandelt met mij en Hij spreekt met mij, en Hij zegt mij ik ben Zijn kind. De Hogepriester moet wel erg blij zijn geweest toen hij Hem hoorde uitroepen: het is volbracht. Hij had veel onrust gebracht en kwam vaak in conflict met de Joodse wetten en regels: zoals genezing op de sabbat; zich gemengd hebben onder zondaren en publieke vrouwen; Hij raakte melaatsen aan. Het einde? Nee, die woorden signaleerden een begin. Efeziërs 2:8: ‘Door zijn genade bent u nu immers gered, dankzij uw geloof, Maar dat dankt u niet aan uzelf, het is een geschenk van God.’ En vers 13: ‘Maar nu bent u, die eens ver weg was, in Christus Jezus dichtbij gekomen door zijn bloed.’ 46 De oude tekst van lied 494 uit de Leger des Heils-bundel zegt: Zijn graf verliest de dood, Jezus mijn Heiland Daar Hij het graf ontsloot, Jezus mijn Heer Dit maakt ons duidelijk wat daar gebeurd is. Hij is niet in het graf, maar Hij leeft in mij. We zijn niet onder de wet, maar we leven uit de genade. We zijn niet dood door de zonde, maar levend tot eer van God. Dit alles is niet van korte duur, maar voor de eeuwigheid. Omdat Hij leeft, lacht mij het leven tegen Omdat Hij leeft, ken ik geen vrees Want ja, ik weet: Hij zal er wezen Mij wacht een sprank’lend leven, omdat Jezus leeft. Wij leven in een wereld vol twijfelaars, we twijfelen aan veel zaken, onze gezondheid, ons werk, onze relaties. Het verhaal van de opstanding is vol van twijfelaars. Zelfs Jezus’ trouwe discipelen konden niet geloven dat Hij leeft. De opstanding van Christus geeft ons de bevestiging dat het waar is, Hij leeft, en meer dan dat, Hij belooft ons Zijn Geest. Toen de discipelen in de levende Christus geloofden, werden ze nieuwe mensen, met nieuw vuur in hun hart. Angst en twijfel veranderden in hoop en een toekomst, uitzicht, hoop! Laten we sommige nieuwtestamentische christenen vragen waar ze hun kracht vinden in Christus. Wat het betekent het opstandingsgeloof te bezitten. Thomas laat ons zien dat je in Hem kunt geloven, ook al heb je Hem niet gezien. Petrus liefde voor Christus komt tot uiting in gelovig dienen: Heb mij lief - weid mijn schapen. Jacobus vond in de levende Christus een inspiratie om met de daad iets voor de ander te doen. Dienstbaarheid aan de medemens. Laat het voor u duidelijk zijn dat we door de Paaservaring geen geestelijke pessimisten kunnen zijn. Toen de discipelen geloofden dat Hij leeft, werden zij als nieuwe mensen. De omstandigheden veranderden niet, zìj veranderden. 47 Laat uw Paasfeest dit jaar geen herhaling zijn van het vertrouwde, van dat wat u al jaren weet. Wees verrast, wees verbaasd, zoals de vrouwen waren toen zij het graf leeg vonden. Maar neem door deze Paaservaring ook de belofte met u mee voor de toekomst. Ten eerste: ervaar zijn kracht. Hij heeft de dood overwonnen. Nu zijn we dienaren van een Meester wiens autoriteit boven aarde en hemel is verheven, boven alle vragen verheven. Ten tweede: ervaar zijn opdracht: het absolute feit dat het de opdracht van Jezus is om mensen voor Hem te winnen. En tenslotte de ervaring van Zijn beloofde aanwezigheid. Elf eenvoudige Galileeërs werden uitgezonden, zoals wij uitgezonden worden, om de grootse taak in de geschiedenis te vervullen, maar met hen en u, is Hij de grootste aanwezige in deze wereld. U bent zijn Kerk, hij laat u niet alleen zijn werk doen. Christus is er om samen met ons te werken, in en door ons. Christus is het hoofd van de Kerk, Hij is een Heer vol kracht, door de ervaring op Golgotha. Zoals ik al heb gezegd: dit is niet het einde, maar dit is het begin! Zoals de discipelen dat deden moeten ook wij hier vandaan gaan, met vreugde in ons hart, omdat u weet dat u een Meester hebt die niemand van ons kan afnemen. Romeinen 8:38 en 39: Ik ben er van overtuigd dat dood noch leven … ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer. Voor mensen zoals u en ik geeft de Paasboodschap ons de moed om verder te gaan in dit leven. Niet terugzien op de teleurstellingen in het leven, maar vooruitzien, hoop hebben voor de toekomst. Paasfeest 2017 - dit is niet het einde, dit is het begin. Jeanne van Hal, Leger des Heils 48 Mysterie voor alle volken Kolossenzen 1:27 Aan hen heeft God bekend willen maken hoe glorierijk dit mysterie is voor alle volken: Christus is in u, Hij is uw hoop op goddelijke luister. Ongetwijfeld zijn we allen bekend met het schitterende lied ‘U zij de glorie, opgestane Heer, U zij de victorie, nu en immer weer’. De woorden glorie en glorierijk roepen bij ons het gevoel op van de overwinning waar in dit lied sprake van is. De overwinning van de Heer over de dood, zichtbaar geworden in Zijn opstandig die we met Pasen gedenken. De Bijbeltekst die aan deze homilie ten grondslag ligt wordt in Kolossenzen 1:15-20 ook voorafgegaan door een oudchristelijk lied waarin de almacht van Jezus Christus als beeld van God wordt beschreven. Het geeft mij het gevoel dat wij Zijn glorie nog niet ten volle kunnen waarnemen. Het echte beeld hiervan is nog in de toekomst verborgen. Wel kunnen we ons verdiepen in Zijn offer en opstanding om tot dezelfde conclusie te komen die Thomas, toen hij de opgestane Heer mocht ontmoeten, uitdrukte in de woorden: ‘Mijn Heer, mijn God.’ Maar wat heeft dit geloof en het verlangen naar de ontmoeting met Christus voor waarde wanneer het niet zichtbaar wordt in ons leven? Karen Armstrong citeert in haar boek ‘De kwestie God’ Anselmus, die het zo formuleerde: ‘Religieuze waarheden hebben geen enkele betekenis zonder praktisch uitgedrukte betrokkenheid.’ Misschien is een betere vertaling: ik engageer me opdat ik zal begrijpen. Het christendom heeft behoefte aan engagement en wanneer we daar goed over nadenken heeft Christus daar na Zijn offer ook recht op. Pasen is het feest van de opstanding en het leven. Het evangelie leert ons dat ook het leven van de ander ons niet onberoerd mag 49 laten. Heel mooi komt dat tot uitdrukking in het gesprek van Christus met de schiftgeleerde zoals we dat kunnen lezen in Marcus 12:2834. Zij spreken over het gebod van de liefde en de Schriftgeleerde bevestigt dat dit belangrijker is dan alle brandoffers en andere offers. Jezus zegt vervolgens tegen hem: ‘U bent niet ver van het koninkrijk van God.’ Hij vond dat de man verstandig geantwoord had. De liefde tot God en het liefhebben van de naaste hebben dus een belangrijk verband met het koninkrijk van God. Jezus heeft ons gedurende Zijn leven laten zien hoe je in een onrechtvaardige wereld toch rechtvaardig kunt blijven. Zijn leven was vervuld van empathie en betrokkenheid tot de naaste. Waar Jezus het huis van een onrechtvaardige binnenging, bleef er een rechtvaardige over. Christus heeft ons laten zien dat we in een intolerante wereld toch tolerant kunnen zijn. Ook met behoud van onze christelijke identiteit, wanneer we ons best doen om de ander, onze naaste te begrijpen en hem ruimte te geven. Heel duidelijk heeft Christus ons laten zien dat we kunnen vergeven in een wereld waar het oordeel snel geveld is. Een wereld waar haat duidelijk aanwezig is en ervoor zorgt dat het koninkrijk van God weinig zichtbaar wordt. Last but not least: Christus stond voor de waarheid en was de waarheid. En dat in een wereld waar onwaarheid zo dichtbij komt dat we moeite moeten doen om het in ons denken te herkennen. Paulus drukt dat heel mooi uit wanneer hij aan de nog jonge Timoteüs schrijft en zegt: ‘Het doel van je opdracht is de liefde die voorkomt uit een rein hart, een zuiver geweten en een oprecht geloof’ (1 Timoteüs 1:5). Zo is Pasen niet alleen het feest waarbij we de opstanding van Christus vieren maar ook een feest wat ons bepaalt bij het aspect: ‘Christus is in u, Hij is uw hoop op goddelijke luister.’ Peter Klene, Nieuw-Apostolische Kerk in Nederland 50 Hij is waarlijk opgestaan! Deze traditionele paasgroet ‘Christus is opgestaan!‘ en de beantwoording ‘Hij is waarlijk opgestaan!’ klinken de hele paastijd door in de onderlinge begroeting van orthodoxe christenen. Christus’ opstanding uit de dood is immers de kern van het christelijk geloof. Uit het hele Evangelie blijkt overduidelijk dat onze Heer Jezus Christus veel waarde hecht aan het aardse leven. Groot is het aantal wonderen dat Hij heeft verricht om mensen te genezen van ziekten en kwalen, waaraan zij vaak jarenlang leden, ja, soms van hun geboorte af aan. Ook heeft Hij enkele malen mensen die reeds overleden waren, weer naar dit leven teruggebracht. Het meest opmerkelijke voorbeeld hiervan is de opwekking van Lazarus, die al vier dagen dood en reeds begraven was. Uit het Johannesevangelie blijkt dat Hij Zich dit overlijden aantrok. Hij was diep ontroerd en weende zelfs bij Lazarus’ graf. Duidelijker dat Hij dit leven voor elke mens van groot belang achtte, kon Hij niet zijn. Toch gaat het in het christendom niet in de eerste plaats om dit aardse leven. De apostel Paulus zegt in zijn eerste brief aan de Korintiërs zelfs dat wij de beklagenswaardigste zijn van alle mensen indien wij enkel voor dit leven onze hoop op Christus hebben gevestigd. Hoe belangrijk dit aardse leven ook moge zijn, het eeuwige leven is nog veel belangrijker. In de Orthodoxe Kerk wordt elk jaar Christus’ kruisdood en begrafenis, Zijn nederdaling ter helle en Zijn glorierijke opstanding uitvoerig herdacht in de kerkdiensten vlak voor en met Pasen. De teksten van deze diensten vormen een kostbare schat en een grote bijdrage aan de orthodoxe traditie. Maar ook op de Paasicoon, in het type ‘nederdaling ter helle’, zien we deze rijke traditie terug. Jezus staat op Zijn kruis en trekt in de onderwereld Adam en Eva uit het graf. Hij reikt ze niet zozeer de hand. Dat zou al een rijk gebaar zijn, maar Hij grijpt ze 51 bij de pols om te voorkomen dat de vingers en handen van Adam en Eva wellicht niet sterk genoeg zijn om het trekken van de Heer aan te kunnen. Ze zouden dan misschien terugvallen in het graf, en dat mag niet gebeuren! In de diensten en de theologie van de Orthodoxe Kerk komen verscheidene aspecten van de betekenis van het verlossende werk van onze Heer ter sprake. In de Kerk van het Westen is de theologie sterk beïnvloed door Anselmus van Canterbury. Hij legde de nadruk op de genoegdoening die de Vader voor de zonde van Adam en Eva wilde hebben, en die de mens niet kon bieden. Daarvoor moest God in Jezus Christus mens worden, zodat Hij, als mensgeworden Zoon van God, deze genoegdoening met Zijn kruisdood wèl kon bieden. In de orthodoxe gebeden komen we zo het thema van de verscheurde schuldbrief door Jezus’ dood aan het kruis tegen, onder andere in het slotgebed van het Zesde Uur, de Sext. Dit gebed is geschreven door de H. Basilius de Grote en is gericht tot God de Vader. Daarin wordt van de Zoon gezegd: ‘… door Zijn kostbaar kruis hebt Gij de schuldbrief van onze zonden verscheurd …’ In de Paastijd wordt de nadruk echter gelegd op het thema van de bedrogen bedrieger. Satan dacht Jezus in zijn macht te hebben, nu Hij was gestorven. Maar hij kwam bedrogen uit. In de Paasnacht wordt elk jaar de catechetische preek gelezen die Johannes Chrysostomos voor dit feest heeft gehouden. Het slot van deze preek luidt: ‘Niemand vreze meer de dood, want de dood van de Verlosser heeft ons vrijgemaakt. Toen de dood Hem vastgreep, heeft Hij die vernietigd. Uitgeplunderd heeft Hij de hades, toen Hij in de hades was afgedaald. Hij heeft hem verbitterd, toen deze geproefd had van Zijn vlees. Zoals Jesaja, dit voorspellend, heeft uitgeroepen: ‘Hades werd verbitterd, toen hij in de onderwereld met U samentrof.’ Hij werd verbitterd, immers hij werd bespot. Hij werd verbitterd, immers hij werd tot een lijk gemaakt. Hij werd verbitterd, immers hij werd tenietgedaan. Hij werd verbitterd, immers hij werd in boeien gekluisterd. Hij kreeg in handen een lichaam, en hij bevond zich tegenover God. Hij kreeg aarde, en vond tegenover zich een hemel. Hij nam wat hij zag, en viel vanwaar hij niet meer kón zien. Waar is, o dood, uw prikkel? Waar, o hades, uw prooi? Opgestaan is Christus, en gij zijt ter neder geworpen. Opge52 staan is Christus, en gevallen zijn de demonen. Opgestaan is Christus, en de engelen verheugen zich. Opgestaan is Christus, en leven heerst alom. Opgestaan is Christus, en geen dode is er meer in het graf, want Christus, opgestaan uit de doden, is geworden de eersteling der ontslapenen. Hem zij de roem en de kracht in de eeuwen der eeuwen. Amen.’ Verder is het belangrijk te beseffen dat wij dit eeuwige leven na onze dood niet alleen met onze ziel mogen binnengaan, maar ook met ons lichaam. In onze geloofsbelijdenis zeggen we immers: ‘Ik verwacht de opstanding van de doden, en het leven van de komende eeuwigheid.’ Uiteraard is het voor de mens moeilijk zich hiervan een voorstelling te vormen, zeker als het beeld dat we dan oproepen ook nog aantrekkelijk moet zijn, maar die moeilijkheid mag geen reden zijn om dit dan maar niet te geloven. Wie zouden we dan wel denken te zijn om onze eigen denk- en voorstellingsvermogen als maatstaf te gebruiken voor ons geloof? We weten immers dat Christus na Zijn verrijzenis opgevaren is ten hemel. Hij heeft zo onze menselijke gestalte, onze menselijke natuur, meegenomen naar de Vader, en die daardoor een plaats gegeven die nog volmaakter is dan die, welke de mens had vóór de zondeval. Hemelvaart is ook op deze wijze de voltooiing van Pasen. Pasen is voor ons, christenen, elk jaar opnieuw een heerlijk en ontzagwekkend feest. Christus heeft immers voor ons mensen geleden, voor ons is Hij aan het kruis gestorven, en voor ons is Hij uit de dood opgestaan. Door Hem hebben wij deel aan het eeuwige leven, ondanks al onze tekortkomingen en fouten. Laten wij Hem daarvoor danken en bidden dat wij ernaar kunnen streven in ons doen en laten te kunnen tonen dat wij dit alles waardig zijn. Theodoor van der Voort, Orthodoxe Kerk in Nederland 53 54 Te worden tot naaste Johannes 20:9-10 Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat hij uit de doden moest opstaan. De leerlingen gingen terug naar huis. Ontreddering. Dat is het wat de leerlingen het eerst overkomt op deze paasochtend. Het klopt niet. De steen is weggerold van het graf. Inderdaad soms kloppen gebeurtenissen niet. Zo sta je op de luchthaven van Düsseldorf te wachten op je kind dat in Barcelona het vliegtuig heeft genomen en het vliegtuig arriveert niet en zal nooit meer arriveren. Samen met de andere passagiers werd je kind meegesleurd in de destructieve gevolgen van de ziekte van een ander mens. Allen omgekomen als gevolg van andermans depressie. Dat klopt niet. Of je gaat met vakantie en je vliegtuig wordt uit de lucht geschoten. Je wordt onschuldig slachtoffer van een dwaze oorlog die anderen voeren. Het klopt niet. We proberen verklaringen te vinden voor het lijden dat ons overkomt, maar die kloppen natuurlijk evenmin want er is geen verklaring. Het lijden is niet goed te praten en als mensen zijn we nu eenmaal kwetsbaar. Toch willen we liever niet weten van die kwetsbaarheid en dus bouwen we burchten van schijnzekerheden en van schijngelijk en wie daar niet past, wordt geëlimineerd. Zoals Jezus. Of zoals God zelf. God blijkt immers niet de meesterregelaar te zijn die wij er graag van zouden maken: een God die het leven zou weten te manipuleren zodat onze kwetsbaarheid eruit zou verdwijnen. Zoals planten genetisch gemanipuleerd kunnen worden ter verbetering van de soort. Een enkeling wil zijn lichaam zelfs laten invriezen omdat hij of zij verwacht weer tot leven gewekt te kunnen worden als de wetenschap 55 nog wat verder staat dan nu. Inderdaad, de wetenschap krijgt goddelijke status. Anderen beweren dat hun dieet en hun volgehouden gedisciplineerde levenswijze het ouderdomsproces aanzienlijk kunnen vertragen. Mensen worstelen met hun kwetsbaarheid en met hun grenzen, met de dood. Sommigen willen ook graag een teken van de andere kant zodat ze de zekerheid hebben dat er leven is na de dood. Het zijn degenen die speuren naar buitengewone spirituele belevingen, die dat zouden moeten aantonen. De verrijzenis van Jezus vat men vervolgens ook op als een soort van buitenaards antwoord dat korte metten zou maken met onze sterfelijkheid. En dat is ook te begrijpen, vooral als je bijvoorbeeld geliefden verliest aan het noodlot. En toch is de God van Jezus niet een God die onze beperkingen opheft en onze kwetsbaarheid uit ons leven weg kan snijden als een soort van kwaadaardig gezwel. Alhoewel het aantrekkelijk is van Pasen ook zo een buitenaards teken te maken waardoor we van onze beperkingen bevrijd zouden worden, toch heeft het niets met dat soort van pogingen. Uiteindelijk vervreemden die pogingen mensen van wie ze zijn. Pasen manipuleert niet, het opent een ander perspectief. Pasen laat licht schijnen op deze aardse en sterfelijke werkelijkheid van de mensen, ook de werkelijkheid van het lijden. En … voor alles is Pasen een kritiek op al te gemakkelijke verklaringen. Jezus is precies omgekomen op het kruis omdat hij zich niet wilde voegen in pogingen om het ongeluk en mislukking te verklaren langs de lijnen van een simpele opvatting over al dan niet in Gods gunst te staan. Degenen die pech hebben, staan niet in Gods gunst, degene die succes kennen in het leven daarentegen overduidelijk wel. Het is een soort van geloof waar alleen degenen welkom zijn die hun zaakjes voor elkaar hebben, de anderen worden uitgesloten. En als er nu één houding was waarin Jezus zich onderscheidde van het officiële geloof, dan was het dat hij precies naar die laatste mensen toe trok. Hij trok naar hen voor wie het leven duidelijk niet meezat: armen en melaatsen, maar ook de moeder die haar enige zoon aan de dood verliest of Jaïrus, de legerhoofdman, wiens dochter gestorven is, of Martha en Maria die hun broer Lazarus hebben moeten begra56 ven. Over de ontmoeting met de rouwende Maria zegt de evangelist dat er een huiver Jezus doorliep en dat hij begon te wenen, wat de omstaanders de reactie ontlokte: zie eens hoe hij van Lazarus hield. (vergelijk Johannes 11:35-36) Jezus onttrekt zich niet aan het lijden en het verdriet van mensen. Integendeel hij weet zich door God naar hen toe gezonden om hen de hand te reiken. Jezus is de belichaming van Gods trouw en Gods zorg voor mensen. Jezus is dus niet van de gemakkelijke antwoorden, maar van de solidariteit; niet van het met een bocht om de lijdende heen lopen zoals de priester en de leviet in de parabel van de barmhartige Samaritaan, maar van het de hand reiken aan mensen die er verslagen bij liggen. Het blijft onbegrijpelijk dat die solidariteit hem uiteindelijk zelf het leven kostte. Dat kwam omdat hij de lijdende te veel stem gaf en hun roepen niet langer genegeerd kon worden. Door zijn eigen optreden dwingt Jezus ook de succesvollen de lijdenden in de ogen te kijken. Daardoor ontneemt Jezus hen de zelfingenomen illusie van onkwetsbaarheid. En ook wij moeten toch wel erkennen dat de ontkenning van onze kwetsbaarheid ons alleen maar vervreemdt van elkaar en van ons eigen wezen, én van God. Onze angstige ontkenning van onze kwetsbaarheid, hoe begrijpelijk misschien ook, is uiteindelijk bron van egoïsme en vervreemding van ons wezen, maar ook van vervreemding van anderen, en dat leidt tot eenzaamheid en isolement. Maar God is trouw, ook in onze kwetsbaarheid en in ons lijden: dat is het wat de verrijzenis van Jezus ons laat zien. Onze kwetsbaarheid vervreemdt ons niet van God, noch is ons lijden voor God een reden om de andere kant op te kijken. Integendeel. Als mensen met hun kwetsbaarheid leven, dan blijkt dat uiteindelijk het zelfvertrouwen niet naar beneden te halen. Onze menselijke bestaanswijze in kwetsbaarheid zal een vriend blijken te zijn, en geen vijand. Het klopt niet wat de leerlingen aantreffen in die tuin op paasochtend: een leeg graf. Maar ‘ze kenden de Schriften nog niet, dat hij van de dood verrijzen moest’, voegt de evangelist er fijntjes aan toe. Er is een kortsluiting in hun hoofd. Dat Jezus uit de weg was geruimd, is triest maar eigenlijk ook wel logisch volgens de gekende wereldse 57 logica. En dus moet hij toch in het graf te vinden zijn … maar hij is er niet. Zou het lichaam van Jezus dan gestolen zijn? Dat zou nog een logische verklaring zijn, een stoffelijk overschot dat onidentificeerbaar voor altijd verloren gegaan is, voor altijd verloren en vergeten … zoals het trouwens de bedoeling was van degenen die hem om lieten brengen. Maar wat doet het ertoe? Geloof heeft niet te maken met het al dan niet vinden van een dood lichaam. Geloof begint daar waar mensen wakker geschud worden omdat ze zich bewust worden dat ze door zich de distantiëren van Jezus, God zelf ernstig verraden hebben. De schok die van dat besef uitgaat, doet mensen de schellen van de ogen vallen. Ze worden ziende, genezen van de verblinding door het eigenbelang. Ze staan op uit het eenzame graf dat hun narcisme voor hen gegraven had. Ze worden tot naaste en medemens. Aanvankelijk was het nog donker in het evangelie, nu is het licht geworden. De gedachten van de leerlingen en die van ons worden verlicht. Dat licht doorstraalt ons kwetsbaar leven. Angst blijkt uit den boze. Het wordt ons gegeven elkaar te zien als mensen die in hun kwetsbaarheid niet uit Gods genade vallen, noch bij leven noch bij dood. Dat is nu precies de reden dat we aan elkaar toevertrouwd werden. Pasen geeft geen gemakkelijke antwoorden. Pasen is geen stoplap. Pasen schenkt mensen aan elkaar, zoals Maria en Johannes aan de voet van het kruis aan elkaar worden toevertrouwd. (vergelijk Johannes 19:26-27) Zo is het: als mensen elkaar ontmoeten aan de voet van een of ander kruis dan worden ze tot familie van elkaar: ziedaar uw moeder, ziedaar uw zoon. Zo kan de hele mensheid tot een grote familie worden, Gods familie. De kerk mag er alvast de voorbode van zijn. Als Pasen een antwoord geeft op het rouwen van zovele families om hun omgekomen geliefden, dan is het dit: dat hun lijden ons niet uit elkaar speelt, zelfs integendeel dat we meer dan ooit hen nabij willen zijn. Zoals het kruis evenmin de Zoon en de Vader uit elkaar kon spelen, maar integendeel hun intieme band zo mogelijk nog versterkte. God is trouw. Dat lijkt moeilijk te geloven als je geliefde je ontvalt. Het lijkt dat God hem en haar gewoon laat vallen, dat zij - zo onvervang58 baar als ze voor ons zijn - voor God dan toch vervangbaar zijn? De verrijzenis van Jezus wil ons echter overtuigen van het tegendeel, en de band die ondertussen tussen hen die te lijden hebben en rouwen én ons ontstaat, is daarvan een teken. Neen, God is nog lang niet klaar met onze geliefden, noch met ons, dat merken we als we het wagen elkaar tot steun en toeverlaat proberen te zijn. ‘Het’ klopt dan toch, tenminste enigszins. Amen. Joris Vercammen, Oud-Katholieke Kerk 59 60 Alles anders, alles nieuw Markus 16:1-8 Want nu de Heer is opgestaan, nu vangt het nieuwe leven aan. Een regel uit een bekend en veel gezongen paaslied. Nu de Heer is opgestaan, nu vangt het nieuwe leven aan … Nieuw leven voor Hem, nieuw leven voor iedereen die bij Hem hoort. De tekst die ik las aan het begin van de dienst getuigt daar ook van: als wij nu met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven. Wij weten toch dat Christus, nu Hij is opgewekt uit de doden, niet meer sterft. De dood heerst niet meer over Hem. Nieuw leven - voor Hem - en voor wie in Hem gelooft. Iedereen kan aanvoelen hoe groot de blijdschap is over nieuw leven: nieuw leven, als een kindje geboren wordt. Maar ook op andere manieren: iemand die vrijgesproken wordt door de rechter, of iemand die vrijkomt uit de gevangenis en een nieuw leven begint. Of weer anders: leerlingen die hun diploma halen, en daarmee een stuk van hun leven achter zich laten en een nieuwe fase ingaan. Nieuw leven. Dat is vreugde. Dat is feest. Paasfeest. Op Paasfeest gaat het over een nieuw leven dat alles overtreft. Beseffen we dat vandaag, gemeente? En beseffen we iets van het verschil tussen oud leven en nieuw leven? Oud leven, dat is helemaal verbonden met zonde, ongerechtigheid, met de dood. Nieuw leven is de overwinning van de zonde door de genade, overwinning van de ongerechtigheid door de gerechtigheid, overwinning van de dood: Christus, nu Hij leeft, zal niet meer sterven. Oud en nieuw leven - dat is een hemelsbreed verschil. Het oude leven belooft veel, maar loopt uit op de dood. Het nieuwe leven is het leven dat geen einde kent, eeuwig leven. Het oude leven is het leven uit Adam, het nieuwe leven is leven in Christus. Het oude leven - om 61 de schuld daarvan en de vloek daarover weg te doen, is de Here Jezus Christus gestorven. Het nieuwe leven - om de weg daarheen te openen en ons daarin te laten delen, is Hij opgestaan. Daarom is het Paasfeest het grote feest. Zonder de opgestane Heer geen leven. Beseffen we dat? Want we hebben het vaak over de gekruisigde Heiland. Maar als Hij niet ook zou zijn opgestaan, dan zouden we beter over Hem kunnen zwijgen. Ja, dan zouden alle stemmen over Hem ook echt verstomd zijn. Dan had het Nieuwe Testament niet bestaan. Dan was Hij een van de zovele martelaren geweest, die om hun geloof gestorven zijn - ‘wijlen Jezus van Nazareth’. De boodschap over Jezus en over Zijn kruis is pas de wereld ingegaan toen Hij Zichzelf als de levende Heer had getoond, toen Hij aan vele mensen levend was verschenen. In het licht van opstanding zijn de discipelen en de eerste gelovigen toen in Jeruzalem een aantal dingen gaan inzien: * Jezus was echt de Zoon van God. Wie zou anders kunnen opstaan uit de dood? * God verklaart Zijn Zoon onschuldig. Als Jezus zelf schuldig was, zoals de mensen zeiden, dan was Hij in het graf gebleven, gestorven zoals ieder ander mens. * Dat Hij toch leed en stierf, kwam niet door Zijn, maar door onze zonde. Het was het offer van Zijn leven, de prijs die Hij betaalde. * God heeft het offer aanvaard, want anders zou Hij Zijn Zoon niet het eeuwige, onvergankelijke leven schenken. * Nu is er vergeving en leven tot in eeuwigheid. Nu is alles anders en nieuw geworden. De opstanding van de Here Jezus is beslissend. Zonder dat, zegt Paulus later in de eerste Korinthebrief, zonder dat is je geloof ijdel, vergeefs: het stelt niets voor. Het geloof is alleen vast en zeker van Gods genade, doordat Jezus stierf én opstond uit de dood. Een Heiland die in het graf zou blijven, zou nooit mensen kunnen redden. Vanwege de opstanding van Jezus Christus uit de dood is er leven, hoop, toekomst. We zien dat eigenlijk al in de beschrijving die Markus geeft van die vroege morgen. Hij schrijft in vers 1 en 2 niet alleen dat de Sabbat voorbij was en dat het heel vroeg op de eerste dag van de week was - bijna ten overvloede schrijft deze evangelist (alleen hij, de anderen niet) dat de zon opging. Het licht ging op, nu Jezus was opgewekt door de Vader en levend het graf had verlaten. Dat was als het opgaan van de zon. Over het licht was al gezongen toen Jezus 62 geboren werd. Zacharias had er toen van gezongen: dus wordt des Heren volk geleid, door ’t licht dat nu ontstoken is. En Simeon in zijn lofzang: een licht, zo groot, zo schoon, gedaald van ’s hemels troon, straal volk bij volk in d’ogen. Dat was rond het Kerstfeest. Jezus, het Licht der wereld geboren. Maar wat op het Kerstfeest begon, dat is nu pas helemaal waarheid geworden. De Zon van de gerechtigheid, Jezus, Hij werd verduisterd. Het werd donker op Golgotha, drie uren duisternis. Hij werd in een donker graf gelegd. Maar nu gaat de zon in al zijn heerlijkheid op. Nu breekt het volle licht door. Wat is er toch gebeurd, daar in het graf in de stille hof? Je kunt daarover nadenken, en dat mag ook wel, maar je komt er niet uit. De evangelisten vertellen ons veel, maar het gebeuren zelf, de opwekking van Gods Zoon - het was al gebeurd toen de vrouwen aankwamen in de hof. Bezorgd dat zij waren … Wie zal toch de steen wegrollen? Maar die zorg hield hen niet tegen om naar het graf te gaan. Ze hoopten het lichaam van Jezus te kunnen zalven - een soort balseming, waar de avond voor de Sabbat geen tijd meer voor was geweest. Nu zouden ze het toch proberen. Het was liefde, het was hoogachting voor de Heiland waardoor ze op weg gingen. Je merkt eraan hoe ze zich met Hem verbonden wisten, wat een belangrijke plaats Hij had in hun leven. En zo gingen zij daar, gedreven door de liefde, maar ook met de bezorgdheid van de liefde: zou het allemaal wel gaan lukken? Wat zou u tegen de vrouwen willen zeggen? Lieve zusters, een goed streven, wat jullie willen gaan doen. Jullie lieve Here de eer bewijzen. Maar misschien moeten we ook tegen hen zeggen dat we onszelf wel in hen herkennen. Soms doen wij hetzelfde: een gestorven Jezus eren. Als wij over Hem praten als iemand uit het verleden, de Zoon van God, die zo lang geleden geleefd heeft, en die toen heeft geleden en is gestorven aan het kruis. En als wij dan intussen leven alsof Hij nu niet leeft en eigenlijk niets verwachten van deze machtige Heiland. Dan doen wij eigenlijk net als deze vrouwen. We maken dan elke keer weer dezelfde fouten, vallen in dezelfde zonden, zitten vast aan verkeerde gewoonten, en we hopen er maar op dat we vergeving krijgen omdat Jezus gestorven is. Maar er komt geen doorbraak, dat Jezus leeft voor ons - nu! - als de levende Heer die alle macht 63 heeft in hemel en op aarde. Als Hij dat is, verhoogd boven de dood en werkelijk in leven, bekend met ons leven en hoe we dat leven inrichten - als Hij dat is, dan zou dat gevolgen moeten hebben. Dat we niet alleen met ons oude leven bij Hem komen om vergeving, maar dat wij met Hem ook werkelijk een radicaal nieuw leven gaan leiden. Gewoon ophouden met over andere mensen roddelen, stoppen met die serie op tv kijken waarvan je weet dat daar alles gebeurt wat God verboden heeft, gewoon afzeggen voor de feesten waarvan je in je hart weet dat er niets bij is tot eer van God. Dat lukt allemaal alleen met de levende Christus, Jezus nú, aanwezig in je leven door Zijn Woord en Geest. Dat geldt voor ophouden met bepaalde dingen, dat geldt ook voor beginnen met nieuwe dingen. Beginnen met bidden voor anderen, voor je ongelovige klasgenoot of buurvrouw. Beginnen met tijd vrijmaken waarin je iets voor een ander kunt betekenen. Beginnen met een meer geregelde kerkgang. Je bent er graag bij als er iets over God te horen of te leren is. Kortom: beginnen met een nieuw leven. Dat breekt alleen door, als je gelooft dat Jezus lééft, dat Hij er is, nú, hier, en overal waar je heen gaat. Als je gelooft dat Hij zo machtig en goed is, dat Hij ook nu ingrijpt in allerlei situaties en die allemaal in Zijn hand heeft. Zo zien we, wat de vrouwen deden: leven met de herinnering aan een gestorven Jezus, dat kan ook bij ons zo zijn. Eigenlijk blijft dan het oude leven, dat ik aan het begin van de preek noemde, gewoon bestaan. Er komt niet echt iets nieuws voor in de plaats. We lopen misschien wat mee, we praten misschien eens wat over een Jezus die gestorven is, zeggen er zelfs bij ‘voor onze zonden’. Maar bedenk: nu de Heer is opgestaan, nu breekt het nieuwe leven aan! Dat is wat anders. Dat betekent een doorbraak, echt iets nieuws. Het oude gaat eraan. Het kwade wordt overwonnen door het goede. Voelt u het een beetje aan? Zou het niet zo zijn, ondanks al het goede dat er onder ons en bij ons is, dat het er toch allemaal nog heel anders zou uitzien als we meer zouden leven met een lévende Here Jezus Christus, de machtige Zoon van God. Hij is verheerlijkt in de hemelse heerlijkheid om vandaaruit Zijn Geest te geven en door de Heilige Geest ís Hij er. Ook nu. En Hij spreekt in Zijn woord. Hij kent ons menselijk bestaan, want Hij was een van ons. Hij weet wat lijden is. Hij heeft de diepten van de dood ervaren. Hij heeft een schat aan 64 zegen verdiend; wij mogen ervan leven. We mogen mensen worden bij wie de ogen gaan glinsteren als we iets goeds over Hem horen. Mensen die er helemaal voor gaan, voor Zijn zaak, voor Zijn Koninkrijk, Zijn Kerk. Dat gebeurt werkelijk in verbondenheid met de levende Heiland. Nu, de vrouwen hebben iets heel anders gekregen dan zij gehoopt hadden. Zij wilden het lichaam gaan zalven. Maar God had Zijn Kind gezalfd om tot in eeuwigheid de Koning der Koningen te zijn, de Hogepriester in de hemelen, de Leraar van Zijn Kerk alle eeuwen door. God is hen vóór geweest. Hij heeft Zijn Zoon opgewekt, het lichaam is verheerlijkt. Het was Zijn lichaam, herkenbaar. Later at en dronk Hij met de discipelen. En tegelijk kwam Hij binnen door een gesloten deur. Zijn lichaam heeft een hemelse dimensie gekregen. Nu Hij eenmaal is opgewekt, sterft Hij niet meer. Het is zoals al staat in Psalm 21: Hij heeft o God van U begeerd, het onvergankelijk leven. Gij hebt het Hem gegeven. Nooit meer zal Hij sterven. Eeuwig zal Hij leven. En eeuwig zal jij, zult u leven als je Hem hebt ontdekt als de Gekruiste, die is opgestaan en die Hem je leven hebt gegeven. Eeuwig leven, Zijn leven. Dat wordt van u, van jou. Bevrijd van de schuld, bevrijd van de straf, bevrijd van de slavernij van de zonde. En je lichaam dat eerst nog moet sterven, zal bij Zijn tweede komst vernieuwd worden en gelijk zijn aan Zijn lichaam. Dat zou nooit kunnen wanneer Hij niet was opgestaan. Maar nu, Hij ís opgestaan, de Here lééft. De engel heeft het daar in het graf verteld aan de vrouwen, en zij aan de discipelen, en de discipelen weer aan anderen. Het is de meest geweldige boodschap die op deze aarde ooit is verteld. Bij de mensen die de opstanding van Christus hebben meegemaakt, heeft het alles in hun leven veranderd. Kijk maar naar Maria Magdalena. Zo heel erg bedroefd was zij, toen zij haar Here zocht bij het graf. Maar zo heel erg blij was ze toen zij de levende Here haar naam hoorde noemen en Hem ontmoette. Kijk ook maar naar de mannen op weg naar Emmaüs. Wat waren ze teleurgesteld en wat zagen ze de toekomst somber in. Maar toen Jezus met hen mee kwam lopen, gingen hun harten branden van verlangen, en toen Hij zichzelf bekend maakte, toen sprong hun hart op van blijdschap. 65 Alles anders. Alles nieuw. Herken je het? Misschien bij momenten, maar toch … dat er midden in je wanhoop hoop begint te leven, wanneer je vlucht naar de Here Jezus; dat je midden in de tegenspoed en zorgen een opgewekt hart hebt, waarin het zingt: nu de Heer is opgestaan, nu breekt het nieuwe leven aan. En op de momenten dat je bij jezelf zoveel zonde en tekortkoming ziet dat je ervan schrikt, je bij Hem komt en hoort dat Hij vergeeft: de zonde blijft achter in het graf en wij leven in een nieuw leven met Hem. Zelfs de angst om te sterven kan soms weg zijn, omdat je door het geloof in de opgestane Heer zeker weet: als ik sterf, ben ik bij Hem. Nu jaagt de dood geen angst meer aan, want alles, alles is voldaan. Alles anders, alles nieuw. Maar nu blijft nog wel een vraag over: als alles anders en nieuw is door Jezus’ opstanding uit de dood, waarom zien we daar dan niet meer van op de wereld, en om ons heen? Het lijkt allemaal nog steeds het oude leven, het angstige leven, het zondige, het wrede leven. Vele christenen verliezen elke week het leven door geweld. En het gaat maar door. Is alles anders door Jezus’ opstanding? Ja, toch wel. En nu wil ik misschien een wat aparte vergelijking maken, maar ik doe dat omdat het gaat over het nieuwe leven van Pasen. Jullie weten ook wel, jongens en meisjes, dat voordat een kindje geboren wordt, dat kindje negen maanden in de buik van de moeder groeit. Het nieuwe leven is er al. Het groeit, je kunt nog niet zien hoe het kindje er precies uitziet. Zo is er nieuw leven door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. En nu groeit er iets, wereldwijd komen mensen tot geloof in Hem, mensen worden opgewekt uit hun geestelijke dood, zij gaan leven, voluit leven en de Here Jezus volgen en dienen. De Kerk van de Here groeit, de kracht van de opstanding manifesteert zich overal waar het Evangelie wordt gebracht. Maar hoe dichter we bij het einde van de wereld komen, hoe moeilijker het wordt. Zoals een kindje vaak door pijn en moeite heen geboren wordt, zo komt de wereld als het ware door weeën heen tot de volmaakte verlossing. Maar dat het zal gebeuren, dat is zeker. Want met Pasen is iets in gang gezet dat niet meer is tegen te houden. Het nieuwe leven is aangebroken. 66 En laat het er op deze wereld maar vreselijk aan toe gaan - het zijn de geboorteweeën van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Hij die is opgewekt, is nu in de heerlijkheid, en Eens als de bazuinen klinken uit de hoogte, links en rechts, duizend stemmen ons omringen, Ja en Amen wordt gezegd, rest er niets meer dan te zingen, Heer, dan is uw pleit beslecht. Scheurt het voorhang van de wolken, wordt uw aangezicht onthuld, vaart de tijding door de volken dat Gij alles richten zult: Heer, dan is de dood verzwolgen, want de Schriften zijn vervuld. Amen Jan Boom, Protestantse Kerk in Nederland 67 68 Verlangen naar leven Hosea 6:1-10 … Hij redt ons na twee dagen van de dood, de derde dag doet hij ons opstaan: in zijn nabijheid zullen we leven … Zo af en toe overschreeuwen we onszelf in de kerk. Ik heb dat gevoel wel eens als we zingen, als we de liturgie vieren. We zeggen meer dan we kunnen waarmaken. Er zit iets in van overdrijven. Met Pasen is dat gevoel ook sterk aanwezig. Neem dat prachtige paaslied ‘U zij de glorie’, het derde couplet: Zou ik nog vrezen? Hij leeft voor altijd, hem aanbid ik, de prins van vrede. Eigenlijk geen wonder, dat het nieuwe liedboek die tekst op die manier niet meer heeft opgenomen en lied 634 van ‘U zij de glorie’ voorzichtiger heeft gemaakt: Licht moge stralen in de duisternis, nieuwe vrede dalen, waar geen hoop meer is. De dichter heeft het triomfantelijke eraf gehaald. Hij geeft de tekst het karakter van een gebed. Dat gevoel dat we in de liturgie overdrijven, herkent u dat? Je zal maar veel sores aan je hoofd hebben. Of lichamelijke klachten hebben. Hoe verantwoord is dan een al te hoog getoonzette liturgie? Die vragen spelen in Hosea 6. We raken verzeild in een discussie 69 tussen de profeet Hosea en mensen om hem heen. Hosea verwijt de mensen een godslasterlijk leven. De gemeenteleden spreken hem tegen. En dat doen ze door teksten te citeren die de priesters in de tempel gebruiken. Het is liturgie. Ik citeer: ‘God heeft verscheurd, maar hij zal ons genezen.’ De Here God wordt als roofdier getekend. Hij verscheurt zijn volk. Maar dat is voor even. ‘God zal ons ook weer genezen. Gods verschijning staat vast als de dageraad.’ ‘Wacht, wacht’, zegt Hosea, vers 4. ‘Wees voorzichtig met die liturgie. De dageraad. Weet je wel hoe het zit met die dageraad (vers 4)? Weet je hoe het zit met die zonnestralen? Ze geven licht. Maar die zonnestralen laten ook de dauw verdampen. Zo zal blijken dat jullie trouw weg is nog voordat de dag goed en wel is begonnen.’ Hosea laat zien dat je te goedkoop kunt spreken over lieve vrede. Hosea vindt - net als wij dat wellicht voelen - dat de liturgie al te gemakkelijk misbruikt wordt en de verkeerde toon aanslaat. Hij maakt op twee manieren een voorbehoud. Liturgie werkt niet in zichzelf. Liturgie is een opstapje. Het gaat er uiteindelijk om dat je in de teksten je eigen authenticiteit vindt, bij je echtheid komt. Het meest pregnant lees ik dat in vers 6, als God zegt: ‘Ik wil geen offers, ik wil liefde.’ De essentie van geloven, de essentie van leven, is dat je mensen van binnenuit benadert. Dat je je gevoel voor menselijkheid laat spreken. Ik werk af en toe met stagiaires in mijn werk. Sommige stagiaires schrijven precies op wat je zegt en maken daar een soort boodschappenlijstje van. Anderen zeggen: ‘Geef me maar een voorbeeld en dan probeer ik het zelf toe te passen.’ Die laatste groep komt het verst. Deze stagiaires houden het werk niet op afstand. Ze proberen het van binnenuit aan te voelen. Zo is het met ons leven. We staan in relaties. Relaties tot God en relaties tot elkaar. ‘Ik wil geen brandoffers, ik wil liefde.’ De vormen kunnen ons helpen, maar we blijven daarmee in - wat Martin Buber noemt: het ‘Het’. Brandoffers, liturgie houden God op afstand, op feitelijkheid. Uiteindelijk gaat het er om, dat we God toelaten in ons hart. Dat we ons tot hem gaan verhouden. Martin Buber zegt: ‘God is geen Het, God is Jij.’ Geen formule, maar tegenwoordig. Geen som 70 van eigenschappen, maar ‘Jij, bent hier. Jij spreekt me aan. Ik herken je in de muren die spreken, in de ogen van degene die naast me zit. Jij bent kracht in mijn leven.’ Liturgie werkt niet op zichzelf. Het eerste voorbehoud, wat Hosea maakt is je eigen empathie. Hij maakt een tweede voorbehoud. Vers 8: ‘Gilead is een oord van bedrijvers van onrecht’ en vers 9 ‘priesters moorden op de weg naar Sichem’. De plaatsen Gilead en Sichem zijn vrijsteden (Jozua 20:7). Israëlieten en vreemdelingen kunnen er naartoe vluchten als ze hun onschuld willen bepleiten. Welnu, die vrijplaatsen zijn broeinesten geworden van kwaad. Mensen nemen een loopje met het recht. De vreemdeling, de onschuldige kan nergens heil vinden. Liturgie veronderstelt ook maatschappelijk engagement, inzet in goede verhoudingen. Recht en gerechtigheid. Als aan die verwachtingen van empathie en engagement is voldaan, kan je weer terugkeren bij de liturgie. De liturgische tekst bevat een verwachting. Als God deel is van ons leven, is er die belofte (vers 2): ‘Hij redt ons na twee dagen van de dood. Op de derde dag doet hij ons opstaan.’ Hoe zit het met die drie dagen in de Bijbel? Je komt dat idee van ‘drie dagen’ geregeld tegen in de Bijbel. Soms gaat het om teksten op leven en dood. Bijvoorbeeld bij Hizkia (in 2 Koningen 20:5), als hij ziek is en als de profeet Jesaja zegt: ‘God gaat u gezond maken, op de derde dag … Of als Jona drie dagen in de vis verkeert. Of als Jezus na drie dagen opstaat uit het graf. Paulus getuigt ervan (1 Korinthe 15:4): ‘… Jezus is begraven, en opgewekt op de derde dag …’ Drie dagen zijn genoemd als het gaat om zaken op leven en dood. Nog veel vaker is het in de Schrift meer een technische uitdrukking. Als je zoekt in het Oude Testament naar de term ‘drie dagen’ kom je het 25 keer tegen. Ik noem een paar voorbeelden. Als Jakob ziet, dat Laban niet meer zo vriendelijk is als voorheen, staat er ‘zijn gezicht is niet als de dag voor vandaag en als drie dagen geleden’. En als Mozes wil zeggen, dat hij geen goed spreker is, zegt hij: ‘Ik ben geen man van veel woorden, sinds de dag voor vandaag en drie dagen geleden’. Drie dagen wil dan zeggen, dat het is ingesleten, dat het 71 een patroon is geworden. Als de Schrift zegt dat Jezus na drie dagen opstaat uit het graf betekent het dus, dat hij echt dood is. En dat is belangrijk om te weten, omdat je dan ook het wonder ervaart dat hij leeft. Dat nieuwe leven is niet vanzelfsprekend. Het volk citeert in Hosea 6 de liturgie. Dat is hoog gegrepen. En dan is er de gewaarwording dat God zich uiteindelijk aanpast bij het verlangen van het volk. God is bereid rekening te houden met de gevoelens van mensen van goede wil. Het lijkt loze taal. Maar de essentie, het verlangen, blijft - om zo te zeggen - wel in het achterhoofd van God hangen. Hij grijpt er later op terug. Zo legt God zelf het karakter aan de dag, dat hij van ons verlangt. Hij vraagt ons om ons aan te passen bij wat de relatie nodig heeft. En zo doet hij dat zelf. Hij is voortdurend in gesprek met ons. Hij houdt rekening met gevoelens en verlangens van ons. Daarmee neemt hij ons serieus. Wij zijn een reële gesprekspartner voor hem. En zo is zijn opstanding een antwoord op ons diepste verlangen, het verlangen naar leven. Zo zal het zijn, wij zullen leven. Dat belooft hij. Noem het de gang van Kerstmis naar Pasen, naar Pinksteren in je eigen leven. Onze levensweg mag zich telkens weer vernieuwen. We mogen God daar op aanspreken. Dan is leven niet gewoon voortwandelen, maar pelgrimeren. Dan gaat de liturgie in vervulling. Klaas van der Kamp, Protestantse Kerk in Nederland 72 Horen en zien Lucas 24:4 en 8 Lezingen: Jesaja 51:9-11; Kolossenzen 3:1-4 en Lucas 24:1-12 Ontwaak o mens, de dag breekt aan, die u Gods liefde doet verstaan, als nieuw, nu gij door slaap en nacht weer ’t leven vindt, verstand en kracht. (Lied 215:1) Zo zongen we zonet. Ook Paulus roept ons op te ontwaken: ‘Richt u op wat boven is, en niet op wat op aarde is. U bent immers gestorven, en uw leven ligt met Christus verborgen in God’ (Kolossenzen 3:2v). Pasen is het feest van nieuw leven, van nieuw verstand en nieuwe kracht. Pasen brengt reuring in het leven. Het is het feest van de verrassing, van nieuw perspectief. Pasen reframed het leven! Zet het leven in ander licht. Naar dit licht zien we uit. Vandaar dat we zonet bij het binnenbrengen van de paaskaars zongen: O vlam van Pasen, steek ons aan, de Heer is waarlijk opgestaan! De Zoon, voor wie het duister zwicht, de Zoon is als de zon, zo licht! (Lied 637:1) Het paasgebeuren zelf, God de Vader die de Zoon tot leven kust, gaat ons mensen verre te boven. We kunnen niet eens in de stralende zon kijken, laat staan dat we dit meest intieme moment tussen de Vader en de Zoon zouden kunnen zien. Daar zijn wij niet op gebouwd. De opstanding heeft niemand gezien. De evangelisten beschrijven alleen het gevolg van de opstanding: de weggerolde steen, het lege graf, de opgerolde doeken en de ontmoeting met de Opgestane die je leven in ander perspectief plaatst, reframed. 73 Om dit perspectief, deze reframing gaat het op het paasfeest. Iemand noemde Pasen treffend een ‘een onvoltooide revolutie’. Een revolutie die begon op de eerste Paasdag in Jeruzalem en nog steeds woedt waar mensen aangeraakt worden door de vlam van Pasen. Hoe die revolutie ook ons in vuur en vlam kan zetten, zien we bij de vrouwen en bij Petrus op die grote eerste paasmorgen in Jeruzalem. Wat zij horen en zien zet hun leven in een ander licht. Eerst de vrouwen. Zowel bij het kruis als op de paasmorgen zijn zij bij Jezus te vinden. Op de paasmorgen zijn het de vrouwen die als eerste naar het graf gaan. De nieuwe dag is nauwelijks aangebroken of daar gaan ze. Ongetwijfeld heeft de sabbat, waarop ze naar het gebod moesten rusten en dus niet naar het graf van Jezus konden, deze keer wel heel lang geduurd. Zodra het licht doorbreekt, gaan ze op pad. Maar hoewel de zon opkomt, leven zij nog in het donker van hun verdriet en rouw. Zo kan dat gaan. De zon kan schijnen maar niet in jouw hoofd en hart. De zon verdrijft verdriet en rouw niet zomaar. De vrouwen gaan naar het graf om met hun olie de lijklucht van de dode Jezus te verdrijven. Wat een liefde en toewijding voor hun, dode(!), Jezus. Ontroerend met wat voor liefde mensen het graf van hun geliefde kunnen verzorgen. Van tijd tot tijd verse bloemen neerleggen en soms even ‘bijpraten’ met hun gestorven geliefde … De vrouwen willen dit ook. Alleen Pasen zet hun leven in ander licht, reframed het. Lucas komt haast woorden te kort om de dynamiek van de paasmorgen te beschrijven. Aangekomen bij het graf zien de vrouwen direct dat de steen voor het graf is weggerold. Zonder aarzeling lopen ze het graf binnen. Het lichaam van Jezus is weg. Van schrik staan ze te trillen op hun benen. Plotseling staan er twee mannen in witte gewaden bij hen. Pasen zet je leven in ander licht. Voelt u de welhaast iconische betekenis van wat de vrouwen op paasmorgen zien: een open en leeg graf! Wij zien steeds weer open graven waar een geliefde in wordt gelegd en vervolgens wordt gesloten. Pasen zet het leven op z’n kop, leert je anders kijken. Het is geen wonder dat de vrouwen totaal van streek zijn door wat ze zien. Het zal je maar overkomen. - Wat is hier gebeurd? Waar 74 is Jezus? Alleen zien is niet voldoende om te kunnen geloven. De dingen van God en zijn Koninkrijk overrompelen ons. Als we ze zien, verwarren ze ons eerder dan dat ze ons doen geloven. Als Mozes in de woestijn de braamstruik ziet branden zonder dat deze verbrandt, begrijpt hij er niets van. Als de discipelen Jezus over het verwoestende water zien lopen, als teken dat Hij Heer is over alle machten, denken ze dat het een spook is. Als straks in Jeruzalem mensen de leerlingen in vuur en vlam zien staan voor Jezus denken ze dat ze dronken zijn. De dingen van Gods Koninkrijk zijn te groot om te zien en te geloven. Tekens van God, knipoogjes uit de hemel zijn te groot en te diep om zomaar te kunnen plaatsen, te kunnen geloven. Het lege open graf van Jezus maakt de vrouwen van streek. Maar Goddank is er ook nog iets te horen. Geloof leeft niet alleen van wat te zien is, maar ook van wat het hoort. Wat de vrouwen zien verwart hen, wat ze horen geeft richting. De twee hemelse figuren bij het graf zeggen eigenlijk niets nieuws. Ze herinneren de vrouwen aan wat Jezus heeft gezegd. Verschillende keren heeft Hij gezegd dat Hij naar Jeruzalem moest gaan om te lijden, te sterven en op te staan. ‘Wat zoeken jullie daarom de Levende bij de doden’, zo vragen de witte mannen. Door deze vraag gaat de vrouwen het licht op! De woorden van Jezus vallen op hun plek. Nu pas doorzien, vatten ze dingen. Zien ze alles wat gebeurt in het licht van Pasen. Dit verandert alles. Ze keren zich om en worden de eerste verkondigers van de opstanding. Dat is hèt wonder van Pasen. Woorden van Jezus die op z’n plek vallen waardoor je nieuwe moed en kracht ontvangt. Een ander mens wordt. Je leven reframed. Waardoor je van een mens die opgesloten zit in verdriet, teleurstelling en rouw, een mens wordt met hoop en perspectief. Zien en horen maakt het leven van de vrouwen anders. Bij Petrus gaat het precies omgekeerd. Hij hoort eerst en ziet daarna. Prachtig trouwens dat Lucas oog heeft voor Petrus. Het laatste dat hij van Petrus vertelde is dat hij, na Jezus te hebben verloochend en door Hem in de ogen gekeken te zijn, naar buiten gaat en bitter weent. In dit hoofdstuk vertelt Lucas hoe ook voor Petrus Pasen alles in een ander perspectief zet. Zijn leven reframed. Terwijl de anderen het paasbericht van de vrouwen afdoen als kletspraat en hen niet geloven, staat 75 Petrus op en rent hij naar het graf. Wat heeft hem precies gedreven? Ach, wat drijft een mens ten diepste? Wie zal het zeggen? Wat het ook is, Petrus moet naar het graf. Het woord van de vrouwen heeft hem geraakt. Als hij aankomt zijn de witte mannen al weer weg. Petrus ziet in het lege graf alleen de doeken netjes opgevouwen liggen. Hiermee moet Petrus het doen. De vrouwen zien, horen en geloven. Petrus hoort, ziet en … ’verwondert zich over wat er is gebeurd’ (vers 12). Petrus is niet zoals de vrouwen helemaal van streek. Nee, hij verwondert zich. Hoe alles precies zit weet hij niet. Maar dat het totaal anders is dan hij had gedacht is helder. Het open en lege graf doorbreekt zijn gedachten en ideeën. Pasen maakt alles anders. Juist daarom is het te groot om zomaar een, twee, drie te kunnen geloven. Wie hoort over opstaan tot nieuw leven en een knipoog uit de hemel ziet, die heeft veel om zich over te verwonderen. Petrus hoort en ziet en verwondert. Later, zo vertelt Lucas, zal Jezus nog één keer speciaal aan hem verschijnen. De opstanding van Jezus verandert zijn leven radicaal. Hij wordt een van de grondpilaren van de kerk. Op Pasen is er veel te zien en te horen. Een open en leeg graf. Woorden van Jezus die op hun plek vallen. Pasen leert je anders kijken, reframed het leven. De tekens en woorden van God zetten je leven in een ander perspectief. Ze leren je anders horen, zien en zingen: Zing nu de Heer! Hij zag ons aan maakte de nacht tot morgen. Hij die ons riep in ’s Vadersnaam, heeft ons bevrijd van zorgen. Zing het de hoge hemel rond. ‘t Woord aan de dood ontsprongen, werd weer een kracht in onze mond brandend met vuren tongen. (Lied 643:7) Amen. René de Reuver, Protestantse Kerk in Nederland 76 Hoop voor de wereld? Opstanding van Christus - hoop voor de wereld? Deze woorden schreef de Duitse theoloog Jürgen Moltmann zo’n 50 jaar geleden. Wat een pretentie: onze Paasbelijdenis ‘hoop voor de wereld’? Het waren de jaren zestig dat Moltmann zijn ‘Theologie van de hoop’ schreef. Jaren van emancipatie, opstandigheid, vernieuwing en verandering. Hoewel de woorden nog vaak vanaf de kansels klinken in de trits van ‘geloof, hoop en liefde’ lijken die hoopvolle verwachtingen bij hoorders verdwenen. Wij leven met berichten over onbegrijpelijk veel ellende; de lijst wordt steeds langer. Wie kan er nu nog hopen op het goede leven met een goede toekomst, zelfs voor de hele wereld? Individueel kan het nog hier en daar. De sporters die zich warm lopen voor de Olympische Spelen deze zomer in Rio de Janeiro. De jonge dj’s, musici of schrijvers die vol verlangen op weg zijn naar de bühne, naar aandacht, naar een ‘tafelgesprek’ in De Wereld Draait Door (DWDD), naar applaus en naar een sterrencarrière. Daar zijn nog idealen; dat is leven met verwachting en hoop. Ze hebben een ideaal en ze hebben de moed om ‘ervoor te gaan’. De midden en oudere generatie is cynischer geworden. Hoop? Hoop op minder verdriet om het dode leven? Hoop op een minder wrede, met vernietiging van natuur en cultuur bedreigde wereld, hoop op een stabiele wereldvrede? Hoop op niet te veel vluchtelingen en emigranten? Hoop op een meelevende jonge generatie, op zo lang mogelijke gezondheid, lieve aandacht, hartelijke vriendschap? Hoop op goede zorgverlening als ons lichaam en onze geest met de jaren opstandiger worden? Kortom: hoop op vrede en voorspoed van het leven voor allen? Over de wereld zeggen kranten en televisie iets anders. Is ook het weten van aardbevingen, stormen, onder water verdwijnende dorpen, bomaanslagen, moorden en zelfdodingen reden tot hoop? De politiek lijkt zich te overschreeuwen met regelingen voor immigratie en integratie. Daar lijkt onze hoop geen grond te krijgen. Wat misschien 77 in het kleine individuele leven nog mogelijk is, blijkt veelal in de grote wereld onmogelijk: het vasthouden van hoop. Hoop op vrede en een betere toekomst voor echt alle volken. Nee het lukt niet, mij althans niet. En dan komen de predikanten met een proclamatie van Moltmann uit de zestiger jaren: Jezus Christus, de Opgestane, de enige Hoop voor de wereld! Nu in 2016? Niet aan denken; kan niet. Het wordt Pasen. De natuur staat op. Overal zal het zichtbaar zijn: gele bloemen, prachtige boeketten, paashazen, paastaarten en paaseieren; paasaanbiedingen en paasvakanties. En de kerk, wij, de theologen staan met een ongelofelijk verhaal en de mond vol tanden. Wat moeten we zeggen als men naar de betekenis vraagt? Wat moeten de predikanten verkondigen, wat moeten de scribenten schrijven? Als we iets zeggen, moet het toch waar zijn? We kunnen toch niet meer aankomen met een verhaal uit het jaar nul? Hoop moet grond hebben. Maar hoop op grond van een oud verhaal? Een verhaal van een vermoorde man, Jezus, Zoon van God? Uit het jaar nul die als een levende een leeg graf achterliet? Een verhaal dat levend bleef, een verhaal dat geen graf in de geschiedenis vond? Het blijft opmerkelijk. Kunnen de kerken en de theologen ons een bewijs leveren? Zijn de oude ooggetuigen betrouwbaar in hun beschrijving van wat zij beleefden? Kan een ‘toetsingscommissie’ nog iets uitrichten? Nee, het is te lang geleden, een verhaal van gelovigen zal nooit bewezen kunnen worden. Het geloven richt zich op andere verbanden dan commissies voor ‘waarheidsvinding’. Theologie zoekt niet naar feitelijk bewijsbare zaken, die op een afstand objectief beoordeeld kunnen worden. Theologie zoekt naar verhoudingen. Daar zullen we het mee moeten doen. Onze rationalisering die ons een leven lang behulpzaam wil zijn, moet zich tevreden stellen met denkmogelijkheden met een andere achtergrond, een ander kader voor interpretatie, een andere context. De context van het verhaal die ook nu nog bruikbaar blijkt, is de relatie. De jood Jezus behoorde tot een volk dat zich gezocht, geroepen en gekend voelde, een volk dat zich gezien en gehoord wist door een Geest die leven gaf, uitzicht, bevrijding, hoop en kracht en zij 78 noemden Hem met twee namen HERE God: JHWH Elohim: Barmhartige Rechter, Schepper van al wat leeft. Daar deden ze hun leven lang mee. Zij leefden niet meer alleen als vele individuen, maar als individu in een gemeenschap in verbondenheid met die God. Het was een andere God dan de goden van de volken rondom, die vele offers moesten aandragen om de goden vriendelijk te stemmen teneinde vruchtbaarheid en voorspoed te verkrijgen! Maar van hun God hoorden ze dat Hij hen bij zou staan in de werkelijkheid van alledag, tot en met alle dood en verscheurdheid van natuur en daden. Men beleefde een God die geen offers vroeg maar offers gáf; Hij zette Zichzelf als een schaakstuk in het spel der geschiedenis. Dat was ‘relatie’ die rustte op een zo ervaren belofte van trouw in een verbond dat Hij met het volk gesloten had. Men beleefde alle gebeurtenissen, alle profetieën, alle oorlogen en alle bevrijding ten overstaan van die God. Deze God bleek voor hen werkelijkheid te zijn in leven en dood. En zelfs ná de dood. Ezechiël ziet het voor zich en profeteert: ‘Gij dorre beenderen …, zie Ik breng geest in u en gij zult herleven …’(Ezechiël 37). En de joodse strijders in de tijd van de Makkabeeën (rond 150 voor Christus tussen Oude en Nieuwe Testament) die als martelaar stierven, zijn de rechtvaardigen die door God worden opgewekt als vertegenwoordigers voor vele anderen. Latere generaties zien het herstel van de toekomst door het leven en sterven van Jezus, die zij leerden kennen als de verwachte Messias, de werkelijk Rechtvaardige, Gods Offer. Zij delen het verhaal uit aan de wereld, zij gaan hun eigen weg: ‘mensen van de Weg’. Nu wordt Jezus de reeds verwachtte echte Rechtvaardige, die voor allen lijdt en sterft en daarmee de onrechtvaardige, schuldige mens rechtvaardigen zal. De tollenaar, die schuldig is, en om genade vraagt, is niet rechtvaardig, maar wordt gerechtvaardigd (Lukas 18). En doden worden opgewekt: ‘Dochtertje, Ik zeg u sta op’; ‘Lazarus, kom er maar uit’, ‘en de dood week voor dat moment’. Het zijn geen prestaties van genezing, leven of goedheid, maar tekenen van die Andere goddelijke Werkelijkheid; gaven van Jezus als verwijzing naar een nieuwe wereld van leven, zonder grond van eigen goed doen: ‘gewoon’ genade. 79 Kan een dode worden opgewekt? Nee, dat kan niet binnen ons denkraam dat vraagt naar analyses en rationeel bewijsbare gronden. Maar in de context van een verhouding, in de beleving van een relatie van God tot de mens kan de mens iedere keer weer opstaan en eenmaal voor allen: een nieuw leven. Tilt God in de somberte van veel huidig leven even de sluier op die hangt voor die andere wereld van echt Leven? Een Werkelijkheid die wij nog niet aankunnen? Zou het kunnen zijn zoals mensen in een ‘bijna-dood-ervaring’, hetzij door medicijnen hetzij door hoge koortsen, dat mensen een glimp te zien krijgen van een andere Werkelijkheid, en dat zo ook de beleving van de discipelen geweest is als ooggetuigen? Een beleving van teken en verwijzing naar een toekomstige Werkelijkheid? Een andere Werkelijkheid dan de rationeel verifieerbare ervaring van dood of leven; zwart of wit; waar of niet waar, feiten of ficties? Is het zo vreemd dat waar de wetenschap steeds meer niet te ontrafelen geheimen ontdekt, er andere dimensies in het heelal werkzaam zouden zijn, dan onze één, twee of driedimensionale beleefbare wereld? Dus toch nieuwe hoop met Pasen? Niet alleen voor het gelovige individu, maar voor de wereld? Het houdt ons een leven lang bezig. Niet omdat wij met ons wetenschappelijk denken zo intensief ons best doen, maar vanwege de signalen, de tekenen waarmee de onzichtbare God ons door dit leven begeleidt. Tekenen die eenmaal zichtbaar leken: dood en opstanding van Jezus als vertegenwoordiger van God bij de mensen. Bemoeit die andere ‘dynamische werkelijkheid’ (theologen in Trouw) zich met ons? Was en is er ‘contact’; is er een verhouding, een relatie? Hebben aarde en hemel een verhaal aan elkaar? Is de opstanding waar? Nee, het zal nooit een objectief bewijsbare waarheid worden in onze concrete wereld. Het zal nooit een onderdeel zijn van een lange geschiedenis van feiten die de opstanding zullen bevestigen. Het is andersom: het doorgegeven wonder van de opstanding zal onze menselijke geschiedenis bevestigen; het zal een proces blijken te zijn op weg naar toekomst: toekomst van een werkelijk Vrederijk. Niet de menselijke geschiedenis en de wetenschap zullen bepalen of de opstanding in ons wereldbeeld past, maar het doorgegeven verhaal van de opstanding bepaalt ons beeld van 80 de menselijke geschiedenis die Gods Geschiedenis zal blijken te zijn. Dus toch hoop? In Godsnaam: ja. Het verhaal van de opstanding van Christus mag gevierd worden als teken en verwijzing naar een niet te analyseren God die onze geschiedenis gebruikt op weg naar Zijn Rijk van Vrede omdat Hij groter is dan ons verstand, ‘groter dan ons hart’ en groter dan ons ongeloof. Christien Smalbrugge-Hack, Protestantse Kerk in Nederland 81 82 De hemel daagt over iedereen Johannes 20:1-18 Iemand maakt zich los uit de groep. Maria heet ze, Maria, zo noemt het evangelie van Johannes haar, Maria uit Magdala. Iemand dus. Eén mens. Er is iemand die de groep verlaat. Zij maakt zich los uit de gemeenschap. Een individu. Heel vroeg in de ochtend, het is nog donker, gaat een vrouw haar eigen weg. Zij gaat naar het graf. Zo begint het paasverhaal. Met iemand, met een vrouw die vroeg in de ochtend de groep verlaat. En daarom kun je zeggen dat Pasen in het evangelie in eerste instantie de ervaring is van een individu. Van iemand, zoals jij iemand bent en ik iemand ben. Het is namelijk niet een hele groep die daar om dat lege graf heen staat, om vroeg in de ochtend er poolshoogte te nemen. Om eens te kijken wat er gebeurt is en wat dat kan betekenen. Het is één vrouw, die hier komt kijken. Later zijn het twee mannen, die in tweede instantie, op aanwijzing van Maria uit Magdala, het graf bezoeken en daar iets meemaken. Verderop in het verhaal wordt opnieuw gemeld dat het Maria is die alleen haar Jezus ontmoet. Maria huilt. Ze kent nu alleen verdriet. Want Jezus is dood, maar ook het graf is verstoord. Maria is een en al verdriet. Maar dan - terwijl ze daar alleen is - wordt ze geraakt. Ze wordt innerlijk aangeraakt door iets buiten haarzelf. Door haar tranen heen, ontdekt ze ten slotte haar Jezus. Want daar buiten haarzelf is er iets dat vreugde brengt. Iets waar ze in zichzelf geen ruimte voor had. Deze vrouw ontdekt dat waar ze nooit aan had kunnen denken. Ze maakt dat mee waar ze met geen mogelijkheid ooit op had gerekend. Ze ervaart dat hij leeft. Maria wordt geraakt. Ze is er alleen en ontmoet Jezus. 83 Het verhaal van Pasen vertelt ons dus dat er iemand is die zich losmaakt uit de groep en in haar eentje iets meemaakt dat anders is. En het mooie is dat de ervaring van deze ene vrouw voor ons uitgebreid gedocumenteerd wordt in het evangelieverhaal. De ervaring van deze ene vrouw. Het is een volstrekt andere ervaring dan die van de dag ervoor, de dag van de kruisiging en het sterven van Jezus. De andere leerlingen van Jezus zijn daar nog vol van. De hele groep, iedereen is er nog vol van de dood. En hoe kan er dan ooit ruimte ontstaan voor iets anders, wanneer de ervaring van lijden en dood zo sterk zijn? Hoe kan er ooit ruimte ontstaan voor een andere, lichte kleur als de donkere kleuren zo sterk, zo dominant zijn? Je kunt het je niet voorstellen. Maar juist wat je je niet kunt voorstellen, dat gebeurt. De groep heeft daar echter geen ruimte voor. Hoe komt dat? Het heeft ermee te maken dat als wij de kans krijgen we in de groep elkaars gelijk en het gelijk van de groep bevestigen. Als wij met elkaar de kans krijgen, hoor je ten slotte alleen maar wat je altijd al hoort. In de groep presenteren wij altijd de harde, noodzakelijke waarheid. De waarheid die zegt: ‘Zo is het en niet anders. Er is nu geen ruimte voor iets anders. En daar kunnen we niks aan doen. Het is nou eenmaal zo.’ Dat zeggen we tegen elkaar. In de groep zie je namelijk alleen maar wat je altijd al ziet. En je kunt je meestal alleen maar het gemeenschappelijke gelijk voorstellen van de groep waarin je leeft. De groep met wie je je ervaringen gedeeld hebt, die groep die meemaakt wat jij meegemaakt hebt. De groep die daarom zegt: zo is het gegaan en dus zit het zo. Welke groep is dat? Hier, in dit verhaal, zijn het de leerlingen van Jezus. Vol van de dood. Maar in óns leven kan dat elke groep zijn. Het kan je familie zijn waarin het altijd zo gaat. Het kan de gemeenschap van je werk zijn, waarin je precies weet waar je aan toe bent. En wie wat doet of zal gaan zeggen. Het kan onze samenleving zijn, waarin, zoals in iedere samenleving blinde vlekken bestaan voor de dingen die we niet zien, maar die er toch zijn. Dát ze er toch zijn, zie je pas als je ogen opengaan. Je ziet het pas als je het herkent. Het maakt dus niet uit welke gemeenschap het is, of de groep groot of 84 klein is - elke groep koestert z’n eigen gelijk. In dit geval dat het leven van Jezus voorbij is. Dat hij dood is. Maar dan, en daar begint Pasen, vroeg in de ochtend, maakt iemand zich los van de gemeenschap. Gaat iemand, alleen, naar de plaats waar het lichaam van Jezus is achtergelaten. En daar aan zichzelf overgeleverd, buiten de druk van de groep, ervaart Maria, na aanvankelijke schrik, iets wat haar vreugde brengt. Ze had het zelf niet kunnen bedenken. Dat alles net anders is, dan ze gedacht had. Deze ervaring van dit individu, van deze vrouw wordt in het evangelieverhaal serieus genomen. Deze individuele ervaring is waar, in die zin dat het een reële ervaring is. Iemand maakt mee, wat ze zelf niet, nooit had kunnen bedenken. En met die ervaring keert ze terug naar de gemeenschap. In grote haast. Al rennend keert ze terug. Er is geen seconde te verliezen. Als je langer wacht geloof je het misschien zelf niet meer. Als er meer tijd verstrijken zou, zou je weer aan jezelf gaan twijfelen. Zou de waarheid van de groep weer dominant worden. Maria snelt terug om ook de gemeenschap op de hoogte te stellen van wat in de gemeenschap nooit op had kunnen komen. Na haar verhaal rennen onmiddellijk twee van de andere leerlingen naar het graf, de een loopt nog sneller dan de ander. Ook zij zien dat het graf leeg is. Ook zij leren dat alles net anders is dan we geneigd zijn te denken. Ook zij leren dat Pasen kan betekenen dat je er niet op moet rekenen dat het altijd blijft zoals het is. Of beter: zoals wij denken dat het is. Het christelijke Paasfeest kunnen we daarom verstaan als één grote oproep om open te staan voor wat nu nog geen plaats heeft en wat anders is. Je kunt de paasboodschap begrijpen als een luide oproep om open te staan voor wat je in jezelf nog niet kent. Daarom is het zo mooi en niet voor niets dat ons paasfeest in het voorjaar valt. Want de lente is het seizoen waarin onstuitbaar de natuur laat zien dat ze tevoorschijn wil komen. Onvermoeibaar steken elk voorjaar de bloembollen weer hun bloemen omhoog. Onstuitbaar komen er witte en gele bloemknoppen aan de kale takken van de bomen. En ja hoor, daar is het weer: met altijd weer nieuwe energie begint dat groene 85 gras weer te groeien. Het paasverhaal van dood en opstandig betekent dat je elke dag kunt groeien. Dat je elke dag een stapje verder kunt komen. Hoe kun je daaraan gehoor geven? Aan dat ruimte maken voor wat nu geen ruimte krijgt? Om openheid betrachten voor wat nieuw is en vreemd is? Om in je ruimte te maken voor wat je nog niet kent, voor wat nu nog niet past, voor wat verrassend is? Het paasverhaal begint niet voor niets met iemand die zich vroeg in de ochtend losmaakt uit de gemeenschap. En daarom kun je het Paasfeest zien - let op - als één grote uitnodiging om zelf na te denken. Om serieus te nemen wat je zelf hebt meegemaakt en zelf hebt ervaren. Later keert Maria weer terug naar de groep. Ook de twee andere leerlingen zoeken de gemeenschap weer op, om hun ervaring daar in te brengen. Later in het evangelie zal er steeds weer ruimte gemaakt worden voor de ervaring van één individu. Het verhaal de leerling van Jezus die Tomas heet, is daar een (bekend) voorbeeld van. Het wordt uitgebreid beschreven. En daarmee benadrukken de evangeliën dat de kerkelijke gemeenschap gehouden is om de individuele ervaring die (nog) niet strookt met de overtuiging van de groep serieus te nemen. De kerk, kun je ook zeggen, bestaat uit een familie van paaservaringen. En wil de familie goed functioneren, dan moeten - zo zegt men - onderlinge meningsverschillen worden verwoord. Het paasverhaal uit het evangelie van Johannes moedigt ons aan om je vrij te voelen. Want zoals Sursum Corda gezongen heeft: ‘de hemel daagt over iedereen’. Ernst Zoomers, Protestantse Kerk in Nederland 86 Maria huilt echt Pasen valt dit jaar vrij vroeg. Maar gelukkig zit het voorjaar alweer een beetje in de lucht. Hebt u het ook al gemerkt? De natuur begint voorzichtig weer te ontluiken. Er is weer volop kans op nieuw leven. De afgelopen week hadden wij thuis de tuinman op bezoek om onze tuin weer zomerklaar te maken. Maria van Magdala dacht in het evangelieverhaal van vandaag ook de tuinman te zien. Maar het was Jezus: de gestorvene bleek een levende en hij zag eruit als de tuinman. Het radicale van de Paasboodschap is, zo zegt de Amerikaanse theoloog John Caputo, niet dat christenen claimen dat een dode man weer levend is geworden. Christenen geloven niet in een soort wonderdadige zombie: een lijk dat weer rondloopt. Nee, het radicale van de Paasboodschap is dat christenen geloven dat er zelfs in de meest uitzichtloze situatie een nieuw begin mogelijk is. En daarom is het zo mooi dat wij Pasen vieren op het moment dat ook de natuur weer ontluikt. Geloven in de verrijzenis van Jezus is niet geloven in een dood lichaam dat uit het graf opstaat, maar is geloven in een wereld waarin dood, ellende en verdrukking niet het laatste woord hebben. Het is geloven in een wereld waarin vijanden elkaar liefhebben, waarin de armen gezegend worden, waarin gemarginaliseerde mensen in het middelpunt mogen staan, een wereld waarin verloren zonen en dochters weer welkom zijn thuis. Dat, lieve mensen, zijn allemaal vormen van verrijzenis, vormen van nieuw leven, vormen van opstanding. Het verhaal dat wij zojuist hebben horen lezen, het Paasevangelie over de opstanding van Jezus, is eigenlijk vooral een verhaal over Maria uit Magdala. Van de eerste tot de laatste zin is zij de hoofdrolspeler. Jezus is in de eerste helft van het verhaal nog de afwezige. 87 Als Maria bij het graf komt en ziet dat de steen is weggerold, gaat ze de andere leerlingen waarschuwen, en ook zij stellen vast: Jezus is hier niet. Simon Petrus en de andere leerling, de leerling van wie Jezus veel hield (en waarschijnlijk is dat de stichter van de geloofsgemeenschap waarin dit evangelie tegen het eind van de eerste eeuw is ontstaan en die we voor het gemak maar Johannes noemen), die gaan het graf zelfs binnen, maar ze vinden Jezus niet. En ze gaan weer naar huis. Maar Maria blijft. En dan verschijnt, in het tweede deel van het verhaal, ook Jezus op het toneel, maar nog herkent ze hem niet. De tuinman, dat denkt ze. Tot hij haar bij haar naam noemt. Dan herkent ze hem. Maria van Magdala: over haar gaat het dus vooral. De evangelist Lucas (8:2) vertelt ons dat zij door Jezus van zeven demonen is genezen, en dan duikt zij in de evangeliën, ook hier bij Johannes, pas op tijdens de laatste levensdagen van Jezus. Zij is hem kennelijk gevolgd vanuit Galilea. Maar er is geen enkele aanwijzing dat zij dezelfde is als de boetvaardige zondares die volgens het evangelie van Lucas (7:36-50) de voeten van Jezus zalfde. Dat zag de traditie anders, en die maakte van Maria Magdalena inderdaad de bekeerde zondares, de vrouw die de minnares van Jezus werd, zoals in de musical Jesus Christ Superstar (I don’t know how to love him), ja zelfs de vrouw met wie hij kinderen had, zoals in de roman van Dan Brown. Maar haar rol wordt pas duidelijk in de laatste dagen van Jezus. Maria van Magdala stond aan de voet van het kruis toen Jezus gekruisigd werd, zij is er nu bij, nu hij levend blijkt te zijn. Ja, zij is zelfs de eerste die de Levende ontmoet en die hem herkent, niet Petrus en Johannes en al die andere mannen. En zij gaat dat goede nieuws aan de leerlingen brengen: hij leeft, het gaat door, het is niet afgelopen. Zij horen van haar over de opstanding; zij is de eerste getuige. Daarom wordt zij al vroeg de apostel van de apostelen genoemd: apostola apostolorum. Het verhaal van de ontmoeting van Maria van Magdala met de tuinman die Jezus blijkt te zijn, is een prachtig verhaal, vol emotie en diepgang. Maria huilt echt omdat zij Jezus kwijt is. Zij mist hem. Dat 88 huilen is niet zomaar iets, geen goedkoop romantrucje. Het wordt tot vier keer toe genoemd in de lezing die wij hoorden. Maria houdt echt van Jezus, net als die leerling die niet bij naam wordt genoemd en die als eerste van de mannen bij het graf aankwam. En die liefde, die genegenheid, is ook de opmaat naar haar opstanding, naar haar verrijzenis. Ja, u hoort het goed. Dit Paasverhaal gaat eigenlijk meer over de opstanding van Maria van Magdala dan over die van Jezus. Meer dan over Jezus’ opstanding ná de dood gaat het over haar opstanding vóór de dood. Maria van Magdala wordt opnieuw tot leven gewekt, zij wordt omhoog geholpen uit het verdriet waarin zij gevangen zat, zij staat op. En hoe gaat die opstanding in haar werk? In drie stappen, zou ik zeggen. Om te beginnen: doordat een ander aandacht voor je heeft. Jezus spreekt Maria aan, hij heeft aandacht voor haar, hij vraagt haar bezorgd: ‘waarom huil je’, ‘wie zoek je’. De volgende stap is dat Jezus Maria erkent in haar eigenheid, namelijk door haar naam te noemen: ‘Maria’. En zij antwoordt met ‘rabboeni’, meester. Het is de sleutelzin in dit hele verhaal: de ander krijgt een naam, zij is niet zomaar iemand, geen nummer: zij wordt gezien en bij haar eigen naam genoemd. De dichter en dominee Willem Barnard vertelde ooit dat hij dit ene vers nooit kon lezen zonder ontroerd te raken: ‘Het is mij nooit gelukt dat zestiende vers te lezen met vaste ongebroken stem. Hier houdt alles op. Hier begint alles.’ Aldus Willem Barnard. En de derde stap is dat de een zich tot de ander bekeert. ‘Maria keek om’, hoorden we, en ‘Maria draaide zich om’. In allebei de verzen staat in het Grieks een vorm van het werkwoord ‘strefoo’, dat ‘omkeren, wenden’ betekent. Het is dus een bekeringsverhaal, maar dan in de zin van een omkering naar elkaar toe. Maria en Jezus keren zich om naar elkaar toe, en zo komen zij allebei tot nieuw leven, zo begint er voor allebei een nieuwe toekomst. Het Paasevangelie is dus eigenlijk vooral het verhaal over de opstanding van Maria van Magdala. Opstanding zoals ze hier beschreven wordt, kan in ieder leven plaatsvinden. Ook wij kunnen de tuinman tegenkomen of iemand anders in wie wij de Levende herkennen, en ook bij ons kan het even duren voor wie die herkenning hebben. Dat is eigen aan paasverhalen. Zo verging het ook de Emmaüsgangers uit het Lucasevangelie: 89 net als Maria van Magdala herkenden de Emmaüsgangers Jezus eerst ook niet. En toen ze hem herkenden aan het breken van het brood, verdween hij weer uit hun ogen. En zij realiseren zich dan dat zij hem niet kunnen vasthouden, zoals ook Maria van Magdala zich dat realiseert in het evangelie van vandaag. ‘Houd me niet vast’, zegt Jezus tegen haar. En zoals de Emmaüsgangers na hun ontmoeting met de Levende teruggaan naar Jeruzalem om het aan de anderen te vertellen, zo doet ook Maria dat in dit verhaal: zij gaat naar de leerlingen en zegt ‘Ik heb de Heer gezien!’ En allemaal, zowel de Emmaüsgangers als Maria van Magdala, realiseren zij zich: wij moeten het verhaal van de Levende voortzetten. Wíj moeten het nu doen! En ook wij kunnen opstanding ervaren, nieuw leven. De theoloog die ik aan het begin al even citeerde, John Caputo, verzon ooit dat er nog een stukje verdwenen evangelie was. In dat verdwenen stukje vroeg een leerling aan Jezus: ‘Nog een laatste vraag, ik weet dat u het druk hebt, maar na deze vraag houd ik echt op.’ En hij vroeg aan Jezus: ‘Wat betekent de opstanding uit de doden?’ En Jezus antwoordt hem dan: ‘De opstanding uit de doden is een pasgeboren baby, een nieuwe morgen, een andere dag, meer tijd, herstel na een bedreigende ziekte, een daad van vergeving, een sprongetje maken als je denkt niet meer te kunnen bewegen, een terugkeer, een tweede kans, een nieuw …’ Dat is opstanding, lieve mensen: een nieuw begin waar er geen leven meer lijkt te zijn. En daarom is het Paasverhaal ook een soort nieuw scheppingsverhaal. Het begint ook als een scheppingsverhaal: vroeg op de eerste dag, toen het nog donker was. En daarom is het zo mooi dat Jezus als de tuinman verschijnt, als de hovenier. Want die zorgt voor groeikracht, voor ontluikend groen, voor nieuw leven in de schepping. En daarom zal u na afloop van deze dienst namens de kinderen van de pizzakring iets worden aangeboden dat dit nieuwe leven symboliseert. Opdat er ook in uw leven een nieuw begin mag zijn. Gezegende Paasdagen! Peter Nissen, Remonstrantse Broederschap 90 Blijven groeien in geloof Handelingen 10:34a+37-43 Psalm 118:1-2+16a-17+22-23 Kolossenzen 3:1-4 Johannes 20:1-9 De meesten van ons zullen tamelijk doorgewinterde christenen zijn. Voor wie dat niet geldt: geen enkel bezwaar. Welkom! Velen hier zullen niettemin al van kinds af aan vertrouwd zijn geraakt met de Kerk en het geloof. We kunnen ons misschien niet anders heugen dan dat er gebeden werd, de kerkgang bij het gewone leven hoorde, er een kruisbeeld in de kamer hing en natuurlijk dat jaarlijks na een periode van vasten het Paasfeest werd gevierd. De belijdenis dat Jezus die gekruisigd werd uit de dood verrees, is daarom niet nieuw, maar klinkt veeleer vertrouwd. Daar schuilt wel een gevaar in. Namelijk dat het allemaal nogal gewoontjes wordt en we er te snel aan voorbij leven. Alleen al om dat te voorkomen, is het een geweldige zegen elk jaar het Paasfeest te mogen vieren. Als óók een uitnodiging om met frisse ogen naar die bijzondere gebeurtenissen op die eerste paasmorgen te kijken. Ons opnieuw te laten verwonderen. Het evangeliegedeelte van vanmorgen is daarbij een geweldige hulp. We ontmoeten Maria Magdalena die vóór alle anderen naar het graf gaat, maar ziet dat de afsluitende steen is weggerold. Dit is voor haar overduidelijk een teken, maar waarvan? Zij meent aanvankelijk dat het een teken is van lijkroof. Ze hebben het dode lichaam van de Heer meegenomen, maar waarheen? Wanneer ze haar verhaal heeft gedaan bij Petrus en de andere leerling - de traditie leert ons dat het om Johannes zelf gaat - snellen ze naar het graf. Petrus en Johannes gaan het graf binnen en treffen het 91 keurig opgeruimd aan. Opnieuw een teken, maar waarvan? Niet van lijkroof, want dat verloopt vast niet zo ordelijk. Ook niet van zoiets als toen met Lazarus. Die moest nog worden bevrijd van zijn zwachtels, toen hij terug onder de levenden kwam. We hoorden dat Johannes - die andere leerling - als eerste tot geloof komt. Hij is kennelijk in staat geweest de tekenen goed te verstaan. De situatie waarin die drie volgelingen - Maria Magdalena, Petrus en Johannes - zich bevinden lijkt veel op de onze. Tot op dit moment hebben ze de verrezen Heer nog niet in levende lijve ontmoet. Dat komt nog. Net als wij nu, moeten zij het doen met de tekenen die ze krijgen en om duiding vragen: de weggerolde steen, de opgerolde kleden. Het is daarom belangrijk ons af te vragen waarom Johannes tot geloof kon komen. Het zou ons kunnen helpen ons eigen geloof te blijven onderhouden, te vernieuwen. Volgens mij ligt het antwoord in de kennis die Johannes had. Kennis van hoofd en van hart. Kennis niet alleen in de zin van ‘iets weten’ (kennis hebben van), maar ook van ‘in een betrekking tot iemand staan’ (kennis hebben aan). Hij verbond de zichtbare tekenen als eerste met wat hij reeds wist van Jezus, van zijn woorden en daden, maar ook met zijn liefde voor de Heer. Hij was immers, wat het evangelie noemt, de beminde leerling. Doch niet alleen dat. Johannes kon wat hij zag ook verbinden aan het geloof van Israël, dat leeft voor en vanuit het Verbond dat God met hen sloot. Dat alles gaf de doorslag, opende zijn hart en hoofd. Dat alles samen gaf hem de mogelijkheid om tot inzicht te komen. Voor ons zal het niet anders zijn. We hebben kennis van hoofd en hart nodig om de tekenen te verstaan. Ze dienen in de juiste context geplaatst te worden om ook voor ons hun werkelijke betekenis te krijgen. Terwijl we om te beginnen de bereidheid moeten hebben om te zien en ons te verwonderen. We kunnen en mogen het Paasfeest daarom niet vieren als een feest van louter herinnering aan een uniek gebeuren daar en toen. Wanneer we vandaag in de lezingen horen dat de leerlingen het geloof 92 verkondigen en daarmee het getuigenis van de Kerk geven, worden wij eveneens aangesproken. Als eerste om zelf het getuigenis te horen, er met hart en hoofd kennis van te nemen. Maar vervolgens om elkaar en anderen dit getuigenis te gunnen en toe te vertrouwen als een boodschap die nu realiteit is, nu actueel is. Die we daarom met elkaar moeten delen en elkaar moeten gunnen, opdat we niet voorbij lopen aan de tekenen van deze tijd, die we mogen verstaan én die we ook zelf mogen oprichten. Zodat we leren verstaan en waarderen dat overal waar liefde is, overal waar leven het wint van de dood, overal waar onrecht plaats maakt voor het goede - al is het maar in het kleinste - dat dit allemaal tekenen zijn zoals die weggerolde steen en die opgerolde kleden. Hopelijk wordt het zo nooit gewoon. Kunnen we ons blijven verwonderen en blijven groeien in geloof en in dankzegging. Want zie, Hij is niet dood, Hij leeft. En wij? Wij mogen leven met Hem! Alleluia! Arjen Bultsma, Rooms-Katholieke Kerk 93 94 Hij is ook in Voorschoten Handelingen 5:27b-32. 40b-47 Apokalyps 5:11-14 Johannes 21:1-19 De liturgie van de vieringen in deze paastijd is nog vol paasvreugde. En de heel verschillende lezingen van vandaag helpen ons om de opstanding van de Heer te doordenken. In de eerste lezing (Handelingen 5:27b-32. 40b-47) hoorden we hoe de apostelen na Pasen op weerstand stuiten en gevangen genomen worden. We hoorden ook een visioen uit het boek Openbaring (Apokalyps 5:11-14), eigenlijk een grote paasliturgie, maar dan in de hemel, en met heel de schepping erbij betrokken. En weer heel anders was het verhaal uit het evangelie (Johannes 21:1-19), dat zo gewoon begint: ‘Ik ga vissen’, zegt Petrus. En de anderen gaan met hem mee. En toch wordt het ook in dat verhaal opnieuw Pasen … De liturgie belicht deze weken vele kanten van Pasen. En natuurlijk is voor ons de vraag deze weken: Wat betekent Pasen voor ons? De lezing uit het boek Openbaring bevat beelden die op ons vreemd overkomen. Het is dan ook een visioen, het zijn droombeelden, dus dat mag vreemd zijn. Als u droomt zit alles vast ook niet logisch in elkaar … Toch heeft de schrijver wel over alles nagedacht. Het zijn beelden met betekenis, met symbolische waarde. De kern van al die beelden is het Lam. En dat staat ook letterlijk in het midden. Het Lam op een troon, omringd door miljoenen engelen en andere levende wezens. Eerder in dit bijbelboek zijn ook al fantasiewezens voorbijgekomen, en paarden en ruiters, een draak … Het is eigenlijk één grote liturgie van Pasen. Want daar gaat het over: Het Lam is geslacht, maar staat ook rechtop, fier voor de troon. Zo staat het in het gedeelte ervoor: ‘Ik zag midden voor de troon en omgeven door vier dieren het Lam staan.’ Het Lam is geslacht én het is overwinnaar. Het is de 95 kern van het paasverhaal: dat juist het jezelf willen geven, ten einde toe, de overwinning brengt. En dat is geen abstract verhaal, maar het gaat heel concreet over Jezus. Jezus, die is veroordeeld, gedood, en die is opgestaan. De opstanding van Jezus … Dat moet wel een heel wonderlijke ervaring zijn geweest. Maar wat is dat nu toch voor ervaring geweest, met Pasen? Het blijft een moeilijke vraag. En ik geloof dat dat ook een vraag blíjft die we ons steeds weer moeten stellen. Ik denk niet dat de opstanding of de verrijzenis of de hemelvaart op video vastgelegd had kunnen worden. Het is een gebeurtenis van een andere orde. Wel een gebeurtenis die heel de wereld, heel de schepping betreft. Tenminste als je de schrijver van de Apokalyps volgt in zijn visioenen. Het moet enorm indrukwekkend zijn geweest. Voor de leerlingen uit het verhaal van Handelingen, dat we als eerste lazen, wordt het zéker concreet: Zij brengen de Blijde Boodschap met gevaar voor eigen leven. Zij zijn een teken van tegenspraak geworden. Maar ze zijn er niet minder enthousiast om. Ze kunnen niet anders. Ze kúnnen niet zwijgen. Zij spreken. Én de Geest spreekt. Zo voelen ze dat. Laten we eens kijken naar het evangelie van vandaag. Kan dat ons dichter bij Pasen brengen? Dit is het laatste hoofdstuk uit het Johannesevangelie. Heel lang hebben wetenschappers gedacht: het is er later aangeplakt. Een aanhangsel. Dat dachten ze omdat het Johannesevangelie in het hoofdstuk daarvóór al afgelopen lijkt. Maar waarschijnlijk heeft Johannes het zo bedoeld. Het aardse leven van Jezus eindigt in het hoofdstuk ervoor. Maar met dit 21e hoofdstuk laat Johannes zien: daarmee is het verhaal niet afgelopen. Zoals ook Lukas na zijn evangelie ook nog het boek Handelingen van de Apostelen schreef. Het is dus juist een heel belangrijk hoofdstuk. Het verhaal van de wonderbare visvangst staat vol met symboliek. Het getal 153 (ze vangen 153 vissen) is bijvoorbeeld een bijzonder getal. Sommigen denken dat dat het getal is van het toen bekende 96 aantal soorten vissen. Anderen wijzen erop dat 153 de som is van alle getallen 1 t/m 17, en 17 is de som van 10 en 7, twee getallen die volheid, volmaaktheid aanduiden. Én er is nog de symboliek van het net dat niet scheurt, wat waarschijnlijk betekent: de christelijke gemeenschap blijft bij elkaar, of moet bij elkaar blijven. De verschijning van Jezus in dit verhaal vindt vroeg in de morgen plaats. Dat doet denken aan de paasmorgen. In dit verhaal zien we, net als in andere verschijningsverhalen (bijvoorbeeld het Emmaüsverhaal) de beweging van niet-herkennen naar herkennen. En ook zien we dat Jezus eerst de gast is, die vraagt om voor hem vis te halen. Maar later - net als in het Emmaüs-verhaal - wordt Hij zelf de gastheer die uitdeelt. Aan het uitdelen herkennen zij Hem. Het is een teken van overdaad, van overmacht, dat de Heer eerst vraagt aan hen om vis te halen, maar dat Hij even later het vuur en de vis al klaar heeft. Hoe zou dat in ons leven zijn? Zou dat bij ons ook wel eens zo gaan? Dat we de Heer eerst niet herkennen en dan wel? Wat kunnen we leren van verschijningsverhalen? Hoe zit het bij ons? Ontmoeten wij de Heer ook? De vraag hoe God zich laat kennen, houdt mij de laatste dagen erg bezig. Dat komt doordat wij met het pastoraal team een studiemiddag hebben gehad rond het onderzoek ‘God in Nederland’. Dat onderzoek roept vragen op: laat de Heer zich nog wel kennen? Nog maar 25% van de Nederlanders voelt zich met een christelijke kerk verbonden. Van hen gaat maar een klein deel naar de kerk. En zelfs van díe mensen twijfelt een groot deel aan het bestaan van een persoonlijke God, of aan bijvoorbeeld het leven na de dood. Er is heel veel veranderd de laatste decennia, en dat gaat heel hard door. Over zes jaar - dat laten de statistieken zien - is er een halvering van het aantal kerkgangers ten opzichte van nu. Kunt u zich dat voorstellen? Dat we dan met de helft zijn van het aantal mensen dat er nu zit … En nog een paar jaar later, weer de helft daarvan. 97 Veel mensen geloven nog wel ‘dat er iets is’, maar zelfs dat wordt minder. En toch is ons geloof echt meer: wij geloven in een persoonlijke God met wie je een relatie kunt aangaan. Dáárover gaan de verhalen die we hier lezen. De Verrijzenis betekent niet: weggaan, afstand nemen, maar juist dat Jezus altijd bij ons kan zijn, als God, onbeperkt. Kunnen wij dat ervaren? Ervaren wij Jezus in ons leven? Ervaren wij een persoonlijke God? Als we nog eens kijken naar het evangelieverhaal: De leerlingen gaan terug naar Galilea, en Petrus gaat weer vissen. Het begint heel alledaags, heel gewoon: ‘Ik ga vissen.’ En de anderen gaan met hem mee. Blijkbaar heeft de Verrijzenis niet alles veranderd in het leven van de leerlingen. Blijkbaar gaat het leven gewoon door. Dat betekent ook wat voor ons: ook bij ons gaat het gewone leven door en net als bij de leerlingen moet juist in dat dagelijks leven Pasen zichtbaar worden. Pasen moet niet iets zijn van daar en toen, maar van hier en nu. Zou God niet ook aan ons vragen, net als Jezus in dit verhaal: Heb je wat vis voor me? Met andere woorden: Kun je wat voor me doen? Heb je wat te bieden? … Hebben wij wat te bieden? Zou het bij ons ook zo gaan dat wij de Heer gaan herkennen, zodra we ingaan op een vraag uit onze omgeving: om iets te doen, iets te geven, iets bij te dragen, naar iemand toe te gaan? Laten we eens kijken naar het laatste gedeelte van het evangelie van vandaag. Hier horen we Jezus vragen: hou je van me? Tot drie keer toe, vraagt hij het. Dat is natuurlijk de echo van de drie keer dat Petrus Jezus verloochende. Met deze drie vragen van Jezus en de antwoorden van Petrus wordt zijn verraad als het ware vergeven en rechtgezet. ‘Hou je van me?’ Het is een vráág van God. Het is geen verplichting, het is eerder een aanbod. In de laatste zinnen van het Mattheüs-evangelie zegt Jezus: weet wel, ik ben met jullie, alle dagen tot aan de voleinding van de wereld. Dat is een onvoorwaardelijke belofte. Jezus zegt niet: ik blijf bij jullie op voorwaarde dat jullie dit en dat geloven. Ik denk dus dat God ook houdt van die 75% van de bevolking die niks met kerk hebben. Ik ben er vast van overtuigd. 98 Dat neemt niet weg dat het natuurlijk wel moeilijk is als anderen het geloof niet kunnen delen. Juist als het voor jezelf zo belangrijk is. Als je eigen kinderen, je eigen kleinkinderen niet geloven … Natuurlijk mag je daar verdriet over hebben. Maar we hoeven níet te wanhopen. Niet bang te zijn dat God zich niet laat ontmoeten. We mogen geloven dat de Heer steeds weer zich laat kennen. Ook aan mensen die er nog niet voor openstaan, of die er de woorden niet voor hebben om dat te benoemen. Ook voor onszelf is het belangrijk dat wij onze eigen vragen en twijfels serieus nemen. Misschien ís er niet zo heel veel afstand tussen ons als gelovigen en de mensen die niet geloven. Het is belangrijk dat je authentiek bent, bij je zelf blijft, ook in je geloof en je twijfel. Ook daarin is Petrus voor ons een voorbeeld. Hij zegt niet drie keer plichtmatig ‘ja’ op de vraag van Jezus ‘hou je van me’. Nee, hij laat de vraag echt doordringen, en voelt de vraag diep in zijn hart. En zo antwoordt hij ook, uit het diepst van zijn hart: ‘Heer, U wéét toch dat ik van u hou!’ Je zou je kunnen voorstellen dat God dat ook steeds aan ons blijft vragen. Ik dénk ook dat God dat aan ons vraagt: hou je van me? En laten wij die vraag ook echt tot ons doordringen, net als Petrus. En laten we blijven zoeken naar de ontmoeting met de Heer. Blijven kijken: waar herkennen we Hem in ons eigen dagelijks leven. En misschien ook net als de eerste leerlingen uit de lezing uit Handelingen van de Apostelen je afvragen: Hoe kan ik in mijn leven, door mijn doen en laten, laten zien hoe ik door hem geraakt ben. Horen we in onszelf de vraag van de Heer: hou je van me? Vragen wij ons steeds weer af: hou ik van de Heer? Ontmoet ik de verrezen Heer? Durf ik dat te benoemen, waar ik de Heer kan ontmoeten? Ontmoeten we hem hier, in de Eucharistie? De sacramenten zijn bij uitstek plaatsen van ontmoeting met de Heer. Ik heb dat laatst ook weer zo sterk ervaren bij een ziekenzalving waar ik bij was, bij een stervende vrouw. Te midden van haar familie. Daar was de Heer aanwezig. Of ik zie zijn aanwezigheid waar mensen elkaar zorg verlenen, mantelzorg bijvoorbeeld. Ik zie de Heer waar parochianen voor elkaar 99 zorgen, naar elkaar omkijken. Ik zie de Heer waar iemand je echt inspireert of weer op weg helpt. Het lijken zulke alledaagse situaties. Als ik dat verschijningen van de Heer noem, of opstanding … Maak ik de opstanding daarmee dan niet klein? Nee, juist niet! Opstanding is juist zo groot dat het in ons leven zichtbaar wordt, dat de Heer in ons dagelijks leven verschijnt. De opgestane Heer is ook in Voorschoten. Als u de rest van de preek vergeet, maar dit onthoudt, dan is het goed: De opgestane Heer is ook in Voorschoten. Ik denk dat we de woorden van Jezus ‘Ik ben met jullie, alle dagen’ heel serieus moeten nemen, mógen nemen. Dat de Heer zich wil laten herkennen. In ons eigen leven, steeds weer. Als wij maar eerlijk zoeken en openstaan voor de ontmoeting met de Heer. Amen. Dirk Gudde, Rooms-Katholieke Kerk 100 Liefde is alles Johannes 20:1-18 We bestaan voor het grootste deel uit water. Ik had wel eens gehoord voor 80% maar het blijkt 55-60% te zijn. Dat zijn heel wat emmers. Water. Symbool voor leven, symbool voor dood. De zee die geeft, de zee die neemt. Water is van levensbelang, zonder water gaat het mis. Daarom is water ook een sterk symbool in ons geloof. In veel Bijbelverhalen - de Rode Zee, de storm op het meer, maar ook in rituelen - we worden gedoopt met of in water, we zegenen met water. Toch is water niet direct het eerste waar we aan denken als we aan ons lichaam denken. Dat lichaam van ons. Hebben we dat of zijn we dat? Dat is een hele discussie. Laten we die nu even laten en dat beeld van het water vasthouden. Ons lichaam, ons leven, draait om water. En vandaag wordt ons dat water aangereikt om een nieuw begin te maken, om ons weer te verbinden met ons begin, met ons geloof. Maar nu dat lichaam van Jezus. Tja, vandaag kunnen we er niet omheen. Jezus is opgestaan, verrezen, opgewekt. Er zijn allerlei woorden voor. Het is ook de kern van ons geloof, het fundament. Opmerkelijk is dat er geen beelden van zijn vanuit het evangelie. Nergens in het Nieuwe Testament wordt de opstanding beschreven, alleen de momenten ervoor en erna: het lege graf, de verschijningen aan de leerlingen, aan Paulus. Geen beelden, wel woorden. In ons verhaal vandaag horen we: Jezus is opgestaan. Heel fysiek, heel lichamelijk. Het barst in het evangelie van de verwijzingen naar óns lichaam. Daar zijn heel wat beelden van, het lijkt wel een film. Het gaat vandaag over rennen, huilen, zien. Maar van het lichaam van Jezus horen we alleen dat het weg is en later dat - zodra er herkenning is 101 - het beeld weer oplost. Ons lichaam, het lichaam van Jezus, wat is het verband? Rennen, huilen, zien. Ze vatten het verloop van dit verhaal samen. Eerst dat rennen of snel lopen: er is haast in het begin van het verhaal, Maria Magdalena liep snel, Petrus en de andere leerling liepen snel en die andere leerling zette het zelfs op een rennen. Nou, die haast of dat rennen is herkenbaar in ons eigen leven. ‘De waan van de dag’, hoorde ik gisteren nog iemand zeggen, ‘die zit me op de hielen. Ik loop mezelf voorbij.’ Een ander had het over de onrust in de wereld en de vaak te snelle reacties daarop, die de onrust alleen nog maar erger maken. Na Brussel werd er van alles geroepen, de ongenuanceerde meningen buitelden over elkaar heen. En als je hoort dat je erg ziek bent of je geliefde, dan kan haast ook een reactie zijn. Haast om de tijd proberen in te halen. De tijd door je vingers voelen glippen. Met dat rennen komen ze niet ver. Ze gaan niet naar binnen. Ze zien niet wat er is gebeurd. Dan breekt er een volgende scene aan, ook zo menselijk, herkenbaar: verdriet. Maria stond nog bij het graf en huilde. En huilde. Na de klap van de aanslagen kwam het verdriet los, de tranen, de knoop in de maag. En de behoefte om dat verdriet te uiten, te delen. Al die mensen in Brussel - de bloemen, de tekeningen, de kaarsjes - en ook hier: we hebben het er veel met elkaar over. De Matthäus Passion van Bach, the Passion op TV, het werd een verhaal van nu, het werd vanuit dit verdriet beleefd. Tranen van verdriet en pijn vloeien hier in het ziekenhuis ook, elke dag. Zo herkenbaar, zo menselijk. Maar daarmee is het verhaal niet gedaan. We eindigen niet bij het kruis, niet bij het graf. Hoe kan dit verhaal nu een boodschap van hoop worden? Waar vinden we licht en leven als er zoveel verdriet is? Maria Magdalena zocht troost bij het graf van hem die haar had gezien en bij wie ze mocht zijn wie ze was. Maar in plaats van troost werd ze nog erger geraakt: hij was weg. Dit eeuwenoude, moeilijke verhaal raakt ons op 102 dit moment misschien ook wel meer dan ooit en stelt vragen die we intens beleven. Om me heen hoorde ik de afgelopen dagen: ‘Er moet toch iets van troost en hoop in dit verhaal te vinden zijn?’ En ook: ‘Ik kan het nog niet vinden.’ Rennen, huilen … wat volgt? Zien, ook zo lichamelijk, lekker concreet. Maar let op, hier gaat het over een ander zien dan met de ogen. Maria voelt zich gezien. Jezus zegt haar naam: ‘Maria.’ Er is contact, er is verbondenheid. En dan kan ze zien. Kan ze het zien. Jezus is opgestaan, maar niet zoals je uit een stoel opstaat. Ook niet zoals Lazarus uit de dood opstond. Het gaat niet om de fysieke Jezus, die we kunnen vasthouden. ‘Houd me niet vast’, zegt hij, ‘niet op deze manier.’ En ook dat is herkenbaar: we kunnen de doden in Brussel - en op al die andere plekken in de wereld - niet ongedaan maken, we kunnen ziektes en pijn niet vermijden. We kunnen niet terug naar hoe het was. Maar kunnen we vooruit? Is er licht en leven? Voor Maria wel. Ze zag weer licht en leven. ‘Ik heb Jezus gezien’, verkondigde ze. ‘Ik heb er weer vertrouwen in dat zijn verhaal doorgaat. Ik ga verder met zijn verhaal. Hij is niet weg.’ Wat hebben wij vandaag de dag nodig om licht en leven te zien? Hoe kunnen we verder met die dringende vragen naar waarom? Wat kan de haast, de onrust tot rust brengen, waardoor er ruimte komt voor verdriet? En hoe kan naast verdriet ook hoop, licht en leven worden ervaren? Onze vraag, Maria’s vraag. ‘Er moet toch troost of hoop te vinden zijn in dit verhaal?’ De afgelopen dagen, deze Goede Week, deze intense Goede Week, klonk niet alleen dit verlangen. Er waren in mijn omgeving ook opmerkelijk veel verhalen van hoop en troost. Mensen vertelden spontaan van de zin van hun leven. Op een bruiloft, op een uitvaart, aan een bed, aan tafel. De dreigingen in de wereld lijken iets los te maken, lijken ons opener te maken. En ik hoorde in die gesprekken het verhaal, dat ons vandaag wordt aangereikt. Het was het verhaal van Maria Magdalena, met andere woorden. Er waren jaren van zoeken geweest, van onrust, haast, 103 ongeduld. Rennen. Waar hoor ik bij? Wat is mijn bestemming? Wat is de zin? Er was bij ieder ook veel verdriet geweest. Ze zeiden allemaal: het was pittig, het was zwaar. Huilen. Maar bij al die mensen hield het verhaal ook daar niet op. Ze gingen anders kijken, naar zichzelf, naar de wereld. Ze gingen zien. Ieder op zijn eigen manier. De één door te kiezen voor een geloofsgemeenschap buiten haar familie, de ander door zich juist niet te binden, maar vanuit een innerlijke rust inspiratie op te doen bij tal van bronnen. Weer een ander vertelde hoe dat zware proces hem gebracht had tot het werk dat hij nu deed, waarin hij mensen bij kon staan. Wat had hen doen zien, doen geloven in licht en leven, wat had hen doen opstaan? Hoe verschillend ook, in al die gesprekken klonk door wat ook dit verhaal zo ontroerend maakt: liefde, vertrouwen, verbondenheid, gezien worden. Liefde, vertrouwen, verbondenheid, gezien worden, maakten dat ze konden opstaan, dat het licht hen verder trekt. Het donker heeft niet het laatste woord. De dood heeft niet het laatste woord. Liefde, licht, leven. Dat is wat Maria zag, dat is de boodschap van hoop: ‘Mijn God, die is ook jullie God.’ God, licht, leven, liefde hoe we je ook noemen. God, de barmhartige, liefdevolle, de Levende. Of met woorden van schrijfster Griet Op de Beeck van afgelopen dinsdag, die donkere dinsdag: ‘En laten we begrijpen wat de liefde is, onthouden dat dat alles is, of toch bijna. Laten we durven. Ja.’ Zalig Pasen! Marianne Merkx, Rooms-Katholieke Kerk 104 Onze Heer is gerezen uit het graf Wat zegt Paulus hier over de Here Jezus? Dat staat in Romeinen 1 vers 3. Naar het vlees/uiterlijk gekeken, is Jezus gewoon een mens, geboren uit het geslacht van David. Een mens als wij. Hierover bestond geen twijfel. Iedereen wilde wel geloven dat Jezus een mens was. Maar dat Jezus ook Gods Zoon is, dat kon je niet echt zien. Paulus zegt in vers 4: dat zag je pas bij zijn opstanding. Toen werd dat verklaard, bewezen. Soms vroegen mensen: ‘Jezus, U zegt dat U de Zoon van God bent - maar laat dat eens zien?’ De tekenen en wonderen die Hij deed waren nog geen bewijs! Ook Mozes deed grote wonderen: maakte een pad door de zee; gaf brood uit de hemel. Maar daarom was hij nog niet zelf God. En Elia en Elisa en anderen - ze hebben ook zieken genezen en doden opgewekt. Maar daarom waren zij zelf God niet of Gods Zoon. Maar Jezus zegt dat wel: ‘Ik en de Vader zijn één. Wie Mij gezien heeft, heeft God gezien. Dus: Ik ben God.’ Maar Hij zag er uit als een gewoon mens. Daarom geloofden velen Hem niet. Zelfs op Golgota spotten ze nog: ‘Als U dan Gods Zoon bent, kom dan van het kruis af! Bewijs het dan. Laat dan gewoon aan uw uiterlijk zien dat U God bent.’ Maar Jezus gaf zo’n bewijs niet. Waarom niet? Omdat Hij juist moest leven als mens; voor ons in de plaats, als echt mens God dienen, tot zijn dood toe. Jezus noemde als enig bewijs dit: ‘Breek deze tempel af en Ik zal hem in drie dagen weer opbouwen’ (Johannes 2). Dat was eigenlijk een raadsel. Johannes zegt er ook bij: pas achteraf begrepen we dat Jezus het over zijn lichaam had. Ook zei Jezus een keer: ‘Jullie willen zo graag een teken van de hemel hebben; jullie zullen het teken van Jona krijgen: zoals Jona drie dagen in de buik van de vis was, zo zal Ik drie dagen in de aarde zijn. Echt dood en begraven; maar dan zal God Mij weer opwekken. Ik zal opstaan.’ Jezus was als een mens, tot zijn dood toe. Een totaal gaaf mens, vol liefde voor God en zijn naasten; maar wel als een mens. Zijn goddelijke heerlijkheid bleef onzichtbaar. Dat Hij Gods Zoon is, dat moest je geloven. Het echte 105 bewijs - dat kwam onverwacht. Zelfs zijn discipelen verwachtten het niet. Ze hadden Jezus zien sterven - en nog wel aan een kruis - als een machteloos en vervloekt mens. Na Goede Vrijdag konden ze het niet meer geloven dat Hij Gods Zoon was. Had Jezus toch te groot van zichzelf gesproken? Hebben wij, discipelen, ten onrechte in Hem geloofd? Maar toen ... kwam het bewijs. Paaszondagmorgen - de opstanding! God stuurde een engel om het graf te openen. God wekte Hem op; deed Jezus opstaan uit de dood en het graf. Want iemand die echt heilig geleefd heeft, kán niet in de greep van de dood blijven. Die moet leven! De dood hoort niet bij heiligen. En Jezus heeft geen enkele zonde gedaan; ook niet toen Hij zei dat Hij Gods Zoon was. Ook dat is dus waar! De opstanding bewijst het. Jezus leefde dus ook op Golgota, waar Hij als gekruisigde en vervloekte leed en stierf, als een heilige; volkomen liefdevol. Daarom hebben dood en graf geen recht op Hem en kan de dood Hem niet vasthouden. Hij is te sterk. Deze Heilige hoort niet in de dood en in het graf. Daarom moet Hij er uit. De dood is ook een gevolg van onze zonde. Maar alle straf op onze zonden heeft Hij volledig gedragen, betaald tot de laatste cent - dus heeft de dood geen recht meer op Jezus. Daarom is Zijn opstanding heel bijzonder: God wekt Hem op, maar tegelijk staat Hij zelf op. Hij had gezegd: ‘Ik zal deze tempel, mijn lichaam, weer opbouwen.’ En Hij deed het. Door zijn volkomen liefde heeft de dood geen greep op Hem. Hij had gezegd: ‘Ik heb macht mijn leven af te leggen en het weer op te nemen.’ En Hij deed het! Hij is weer levend geworden - maar niet zoals het dochtertje van Jaïrus of Lazarus of zoals de jongeling te Naïn - die werden levend gemaakt, maar zij waren toen gewoon weer de oude. Ze zijn weer gestorven. Maar Jezus heeft nu een nieuw onsterfelijk lichaam. Hij leeft voor altijd. De dood heeft echt totaal geen macht meer over Hem. Hij heeft de dood overwonnen door Zijn heiligheid/liefde. Zijn opstanding is daarom anders, meer dan alleen maar herleven. Johannes en Petrus hebben dat ook gezien in het graf. Het was echt anders dan bij Lazarus. De doeken en windsels - die vormden gewoon nog de huls die om het lichaam had gezeten; maar het was een lege cocon. Daarom dacht Johannes toen hij even het graf in keek: o, het lichaam ligt er nog, en hij 106 ging het graf niet in. Maar toen Petrus even later wel naar binnen ging, zag hij dat er geen lichaam meer in de lege huls zat. Jezus was gewoon uit de cocon. ‘Geen dood en graf hield Hem omkneld, geen doeken of windsels - Hij overwon die sterke Held.’ Toen Johannes dat zag geloofde hij, zo staat er (Johannes 20:8). Bij Lazarus was dat wel anders. Die moest uit de grafdoeken en windsels gehaald worden. Maar Jezus heeft een verheerlijkt lichaam. Wil Hij verdwijnen, dan verdwijnt Hij. Wil Hij verschijnen, dan doet Hij dat waar Hij wil. Ook ‘s avonds: geen muur of gegrendelde deuren hielden Hem tegen. Heiligheid en liefde horen niet in de dood. Daardoor is Jezus overwinnaar, onsterfelijk en verheerlijkt. Wel weer echt mens - tastbaar, voelbaar, verstaanbaar; Hij kan eten en drinken. Maar tegelijk ... toch heel anders: verheerlijkt. Dood en graf - de grootste machten die het leven van een mens machteloos maken - ze zijn door Jezus overwonnen. Hij heeft nu de macht over de dood en het dodenrijk. Als Thomas Hem zo ziet jubelt hij: ‘Mijn Heer en mijn God! Het is dus toch waar wat U altijd gezegd hebt. U hebt eeuwig leven!’ Pasen zegt: Jezus, de gekruisigde, is de Zoon van God. Hij is ook overwinnaar. Hij leeft, ook vandaag. Een levende Heer, die niet alleen vroeger geleefd heeft. Nee, Hij leeft en is bij me. Die Jezus die uit liefde voor u, jou en mij aan het kruis ging. Wij zijn nooit alleen! Pasen is ook de kern van het evangelie. Paulus schrijft er al direct over in het opschrift van deze brief. Maar ook verder in het Nieuwe Testament blijkt het. * Als er in Handelingen 1 een nieuwe apostel gezocht wordt, zeggen de elf discipelen: ‘Er moet iemand van Jezus’ volgelingen mee getuige worden van zijn opstanding.’ De kern van de evangelisatie en zending is: vertellen dat de gekruisigde Jezus echt leeft. * In Handelingen 4:33 lezen we: dat ‘de apostelen met grote kracht hun getuigenis geven van de opstanding van de Here Jezus’. * Van Paulus wordt gezegd (Handelingen 17:18) dat hij het evangelie brengt van Jezus en van de opstanding. * In 1 Korintiërs 15:14 schrijft hij: ‘Als Christus niet is opgewekt dan is onze prediking zonder inhoud, en dan is ook uw geloof zonder inhoud.’ Dan is alles leeg. 107 * In Filippenzen 3 zegt Paulus: we kunnen in dit leven zijn kracht ook leren kennen. Jezus is opgestaan uit de dood en wil ook ons van dode zondaren maken tot nieuwe levende mensen. Hij heeft de kracht om ons nu al te laten opstaan uit zonden en kan ons nu al als nieuwe mensen laten leven. Dat wordt werkelijkheid, nu al, voor iedereen die echt met Jezus omgaat. * Als Petrus zich herinnert hoe hopeloos hij was toen Jezus dood was, dan zegt Hij: ‘Door de opstanding werden we als het ware wedergeboren tot een levende hoop. Door de opstanding is alles anders. Want onze Heer, Jezus, leeft. En Hij heeft alle macht, ook in mijn leven en mijn omstandigheden. Hij heeft me lief.’ Daarom kijk ik nu anders naar mijn leven en allerlei gebeurtenissen. Ik hoef nooit wanhopig te zijn. Want Jezus regeert en houdt van me. We zijn echt altijd veilig in Jezus’ handen. Vertrouw Hem maar. Het is duidelijk - zonder opstanding heeft de kerk geen levende Heer. En dan is ons geloof waardeloos, zonder inhoud. De kern van het geloof is: Jezus leeft en wij mogen leven wandelen/leven met de Levende. Dit moeten we nooit vergeten. Pasen betekent: we hebben een levende, machtige Jezus, die bij ons is. Vergeet nooit dat Jezus bij je is! Echt. Zie dat als de werkelijkheid van jouw leven. Ook al is Hij onzichtbaar. Geloof en weet het vast en zeker! Vertrouw op Jezus, die onzichtbaar bij je is. Altijd. Het gevaar is steeds dat we het vergeten of dat we het wel geloven, maar toch in de praktijk niet echt op Hem vertrouwen. Al heel gauw na de opstanding waren er zulke mensen. In Korinte - in de tijd van Paulus - geloofden velen niet meer in de opstanding. En vandaag zijn er helaas veel gedoopten in ons land, die wel Pasen vieren, maar toch niet echt in de opstanding van Jezus geloven. Dat Hij leeft, echt leeft en bij ons is met zijn macht en zijn liefde - dat geloven ze niet echt. Dood is immers dood. Christenen geloven in de Levende. Zonder de Levende Jezus kun je best heel religieus en vroom zijn, maar geen christen! Gelukkig ben je als je gelooft wat Pasen zegt: dat de Here Jezus leeft en bij ons is. Onzichtbaar maar wel echt. Hij is naast me. Dat geloof is een kracht 108 in je leven. Want alleen de levende Jezus kan ons echt rust geven en vaste hoop in allerlei omstandigheden. Ja, ook als de dood dreigt en echt aanwezig is. Onze Heer die bij ons is, is immers sterker dan wie of wat ook! En door Hem zijn wij ook overwinnaars. Door Hem. Door ons aan Hem vast te houden. Hij, Jezus, leeft en is met liefde en inzet met u, jou en mij, met ons bezig. Wat wil Hij dan? Nou, Hij wil ons helpen om echt te gaan leven als Hij. Jezus wil ons helpen om echt te gaan lijken op Hem, in ons doen en laten en in ons denken en voelen! Dat u, en jij, net zo liefdevol wordt. Dat dezelfde geest van heiligheid ook u, jou en mij gaat beheersen: zijn Heilige Geest. Zo wil Hij zijn Licht verder laten schijnen in onze wereld! Doordat Hij onze harten gaat vullen met dezelfde liefde die in Hem is. Als wij moeten lijden of sterven wil Hij, de Levende, ons troosten, bemoedigen en kracht geven om het vol te houden; net als Hij op Goede Vrijdag. Dat ook wij gaan bidden voor mensen die ons leven kwetsen of kapot maken. Hij wil ons vol maken met liefde, net zoals Hij dat was en is! Hij wil wandelen met ons opdat ook wij God en onze naasten gaan dienen zoals Hij. Soms hoor ik een gelovige zeggen: ik zie weinig verschil tussen mezelf en ongelovigen om me heen. Maar als er geen verschil is: vraag je dan eens af of jij wel echt met Jezus wandelt; met de Levende naast je; geloof dat Hij naast je is, overal waar je bent; jij en Hij horen bij elkaar, zijn één. Dat is onze nieuwe identiteit. Jij bent als gelovige nooit alleen maar mens. Jij bent jij + Jezus. Jij bent iemand met de Geest van Jezus in je, de Heilige Geest. Vergeet dat niet, geloof het. Dan ga je al meer kijken en doen zoals Hij. Het kan niet anders: als we echt met Hem wandelen, dan worden we al meer bewogen met mensen om ons heen, net als Jezus. Dan kom je onder zijn invloed. En Gods geboden en de zo wonderlijke regels die Jezus geeft in de Bergrede, beginnen al meer vanzelfsprekend te worden: bidden voor je vijanden en liefhebben die jou benadelen. Liefdevol blijven in allerlei omstandigheden. Dat groeit als gevolg van je leven met de Levende; als je wandelt met deze Jezus, waarover de evangeliën vertellen. Geloven is: in je dagelijks leven wandelen, 109 je werk doen met Jezus bij je ... in de auto; in bedrijf; in huis. Dan leer je de rust kennen, dat je met lichaam en ziel eigendom bent van Hem, naast je! Dat je altijd en overal in zijn liefdevolle aandacht bent. Veilig onder zijn leiding. In Pasen geloven is: steeds de hulp van jouw levende Heer naast je vragen; en vertrouwen dat Hij door zijn kracht je helpt om te leven zoals Hij; om te kiezen te doen als Hij. Jezus wil jou helpen God lief te gaan hebben als Hij; je naasten lief te hebben zoals Hij zijn naasten liefhad op aarde; zelfs aan het kruis. Hij, de Levende, wil ons zo tot echt eeuwig levende mensen maken; tot volgelingen van Hem, die wandelen met Hem! Daarvoor gaf Hij zijn bloed op Golgota en betaalde Hij voor al onze zonden. Om ons nu ook met zijn zegen, zijn liefde te gaan vervullen, zodat wij gaan leven als Hij. Zo is Hij in jou en u in deze wereld aanwezig en wil Hij zijn licht laten schijnen. Hij was en is het Licht der wereld. Maar met Hem bent u het vandaag, zijn lampen. Als wij maar wandelen met Hem. Het lijkt misschien ongelooflijk; maar Jezus heeft er zelfs om gebeden, dat Hij en wij één zouden mogen worden. Dat dus in onze harten en hoofden dezelfde liefde zou heersen als in zijn hart en hoofd (Johannes 17:20-23); opdat de wereld zou erkennen dat Jezus werkelijk leeft. Altijd liefdevol zijn. Als je daar eerlijk over nadenkt - wie zucht dan niet en ziet dan geen tekorten in z’n leven? Voelen we hoe hard we onze levende Heer naast ons nodig hebben? Gelukkig, Hij leeft om ons te vervullen met zijn liefde en zo ons te laten delen in zijn overwinning. We mogen echt veel van Hem verwachten. Oefen daarom deze week eens nadrukkelijk in het leven met Hem naast je; kijk af en toe even opzij. Echt; Hij is er. Hou je aan Hem vast. Grijp zijn hand even; ja, gewoon doen. Zo oefen je je te leven in die werkelijkheid van Pasen en Pinksteren: Jezus als de levende bij je. Dit praktische geloof maakt ons echt tot andere mensen. Amen. George Acis, Syrisch-Orthodoxe Kerk 110 Behouden van hoop Wat de Evangeliën ons over Pasen vertellen hangt van wonderen aan elkaar. Na de kruisiging is er de steen die op raadselachtige wijze is afgewenteld, is het graf leeg en is er een engel in het graf aanwezig. Het lichaam van Jezus is verdwenen en hij zal later in levende lijve aan zijn discipelen verschijnen. De dode is opgewekt, hij leeft en zijn wedergeboorte wordt aan de hele wereld tot voorbeeld gesteld. Op gezag van de kerk geloofde de christenheid dat deze verhalen allemaal echt gebeurd waren en de opstanding van Christus lichamelijk had plaatsgevonden. Al in het vroege christendom bestonden er stromingen die dit betwijfelden en in de overleveringen liever een geestelijke opstanding zagen, maar zij werden door de kerk monddood gemaakt. Hun mysteriescholen moesten het afleggen tegen de leer van de kerk. Nu, bevrijd van de kerkelijke censuur, kijken wij hoofdschuddend naar de opvattingen van de kerk, maar tegelijk moeten we toegeven dat de vroege kerk met haar letterlijke interpretatie wel ordening bracht in de geloofschaos die zeker in de eerste eeuwen in het christendom heeft geheerst. Zij gaf miljoenen mensen een concreet verhaal uit de geschiedenis tegenover het nevelige verhaal van mystici over de ervaringen van de ziel. Het concrete lag meer voor de hand en werd daarom massaal geaccepteerd en de gnostiek met zijn ingewikkelde redeneringen over de onzichtbare verlosser die in de geest van zijn de kennis van het licht bracht, moest het daartegen afleggen. Overigens werd de onwetendheid van de kerkganger op het punt van de gnostiek en de mysteriewijsheid door de kerk met allerlei maatregelen ook wel sterk in de hand gewerkt. Ik herinner mij dat ik als kind deze verhalen op de lagere school te horen kreeg als voorlezingen uit een geschiedenisboek. Nu, op gevorderde leeftijd, kijk ik anders tegen deze verhalen aan, maar wat me altijd bijblijft, is de fascinatie waarmee ik luisterde naar de mees111 ter of de juf als zij over het lege graf, de opstanding en de verschijningen van Jezus vertelden. Ik had geen flauw idee van de mogelijk dieperliggende betekenis onder het hele relaas van Pasen, maar ik werd er zo door gegrepen dat ik wat ze daarover zeiden nog jaren later bijna letterlijk kon navertellen. Waarom is dit zo, dat je ademloos aan de lippen hangt van iemand die je de meest onwaarschijnlijke verhalen vertelt alsof ze echt zijn gebeurd en je er zonder verder nadenken in gelooft? Ik geloofde er later niet meer in, maar ik heb altijd gevoeld dat het te eenvoudig was om het te laten bij de constatering dat wat ik vroeger geloofde er nu niet meer toe deed. Want daarmee heb je niet de vraag beantwoord waarom dat vroegere verhaal zo’n indruk op je maakte. Nu, na kennis genomen te hebben van wat grote geesten hierover gezegd en geschreven hebben, kom ik tot de conclusie dat het opstandingsverhaal alles te maken heeft met elementaire ideeën die een oerpsychisch karakter hebben. Dat het hier gaat om geestelijke kenmerken van de mens die in hoofdlijnen over de hele wereld dezelfde zijn en dat die geestelijke kenmerken steeds weer opduiken in mythische verhalen over helden en verlossers. De geschiedenis van Jezus als held en verlosser vertoont een gelijksoortig patroon als alle andere oude geschiedenissen over helden en hun daden voor de verlossing van hun volk. De held gaat op pad, krijgt met de meest verschrikkelijke en levensbedreigende toestanden te maken en keert uiteindelijk als overwinnaar terug. Maar het grote verschil zit in het feit dat Jezus werkelijk heeft bestaan, volgelingen heeft gehad en school heeft gemaakt op het geestelijke vlak. Dit maakt het moeilijk om het spoor niet bijster te raken, want de evangelisten laten fictie en werkelijkheid met onbelemmerde vrijmoedigheid door elkaar heen lopen. Hun boeken zijn theologische geschriften, geen historische. Het verhaal dat me uit mijn kindertijd het meest indringend is bijgebleven, is het verhaal van de Emmaüsgangers. Het verdriet van de wandelende leerlingen, hun somberheid over de gestorven meester en dan de onverwachte wending dat zij hem toch ontmoeten en hun verdriet als bij toverslag omslaat in blijdschap. Verhaal van verlies en verdriet met daartegenover de hoop die op onverwachte manier in vervulling gaat. Balsem voor de kinderziel, maar ook nu nog een 112 verhaal dat tot overpeinzing uitnodigt. Laat ik u meenemen in die overpeinzing. Bij Marcus (16:12-13) vinden we een terloopse vermelding van Jezus die na zijn opstanding in een andere gedaante verschijnt aan twee leerlingen, maar alleen Lukas staat zo uitgebreid stil bij de ontmoeting van de leerlingen op weg naar Emmaüs. Dat doet direct al een belletje rinkelen, want het is juist Lukas die graag met concrete beelden iets vertelt over wat zich in de diepere betekenislaag afspeelt. Hier is het concrete beeld dat van twee leerlingen die op weg zijn naar het dorpje Emmaüs en Emmaüs betekent ‘warme bron’. De warme bron ligt op 60 stadiën van Jeruzalem, ons woord stadion is ervan afgeleid, maar het is een afstand van ongeveer twaalf kilometer. Het getal zestig kun je herleiden tot de zes scheppingsdagen, maar dat laat ik nu even rusten. Het is een ingewikkelde becijfering en het leidt af van het begrip voor de strekking van het verhaal. Lukas voert twee wandelende leerlingen ten tonele, maar hij noemt er maar één bij zijn naam, Kleopas. Die naam heeft de betekenis van zoon van een beroemde vader, of glorierijke vader. De tweede wandelaar blijft anoniem, min of meer in de schaduw. Onderweg worden ze opgelopen door een vreemdeling die zich niet bekend maakt, maar wel in gesprek met ze komt over Mozes, de uittocht in Egypte, de voorspellingen van de profeten en de lijdende knecht des Heren. Kleopas en zijn naamloze metgezel vragen de vreemdeling mee naar binnen om gezamenlijk de maaltijd te nuttigen, maar ze vragen niet naar zijn naam of waar hij vandaan komt. En dan komt de kern: Toen hij met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik. Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’ Lukas vertelt hier mijns inziens een inwijdingsverhaal. Zijn relaas gaat om twee personen, Jezus en Kleopas. De derde persoon, de andere leerling, blijft naamloos en op de achtergrond, als een schaduw van Kleopas. En Kleopas is daarmee in gesprek, hij is bezig met 113 de schaduwkant van zijn stemming als hij sombert over de gedode Heer die niet meer teruggekomen is. Maar dan is er een invloed die op hem doorwerkt in de vorm van de vreemdeling die met hem en zijn schaduw oploopt. Die vreemdeling staat voor een ingeving: hij herinnert zich wat hem is bijgebracht over de strekking van de Schriften en wat hij daaraan kan ontlenen. Het doet zijn hart branden en hij wil het vasthouden als hij thuis is en de maaltijd gaat gebruiken. En daar, door Lukas verteld als een concrete handeling in de vorm van de Heer die het brood breekt, breekt in een flits het besef tot hem door dat de Christus als idee niet is gestorven, maar moet doorleven in hemzelf en alle andere volgelingen. In een flits, want daarna onttrekt Jezus zich aan zijn blik. Het is de literaire uitdrukking van wat zich in de geest van Kleopas voltrekt en het inwijdingskaraker van wat er gebeurt, wordt versterkt door de gang naar de zuiverende, warme bron waarmee het verhaal aanvangt. De naam Kleopas betekent natuurlijk ook niet voor niets glorieuze vader, want de mens Kleopas krijgt door zijn inzicht alle trekken van zo’n vader. Emmaüs, de bron. En Kleopas wiens hart brandt en dan in de geest zijn Christus herkent waardoor hij op kan staan en meteen weer naar Jeruzalem kan gaan. Ook weer een beeld dat niet moeilijk in te passen is in de wedergeboorte van een mens na zijn inwijding, want Jeruzalem is het symbool voor de heilzame bestemming van een mens. En dan natuurlijk ook de combinatie van de bron en de geest. Het is een oeroud idee, ons nog bekend uit het doopritueel, dat het transformerende water geestelijk bevrucht moet worden door het vuur van de Heilige Geest. In Johannes 3:4-6 vraagt Nicodemus aan Jezus hoe iemand opnieuw geboren kan worden als hij al oud is. Waarop Jezus antwoordt: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan tenzij hij geboren wordt uit water en geest. Wat geboren is uit een mens is menselijk, wat geboren is uit de Geest is geestelijk. De Emmaüsgangers van Lukas, de gedachtewisseling met Nicodemus bij Johannes, het zijn sleutelbeelden. Het zijn voorstellingen uit een oude, antieke wereld die verwijzen naar de noodzaak van inwijding in de mysteriën van het leven. Die oude voorstellingen worden in 114 ons wereldbeeld niet meer begrepen. Ze worden op een romantische manier opnieuw geïnterpreteerd waardoor Christus, die het zinnebeeld is van de strijd die een mens moet voeren om zijn geestelijke wereld te zuiveren van alle invloeden die zijn zuiverheid verstoren, wordt gereduceerd tot een historische figuur die een voorbeeld van onkreukbaarheid was. Maar het verhaal over zijn opstanding is meer dan een mythe die geen geloof meer verdient. Het gaat niet over Jezus als gestorven en tot leven gewekt mens, het brengt tot uitdrukking wat de Christus-idee vermag als dit idee door alle crises heen bewaard blijft. We zullen er nog veel aandacht en moeite aan moeten besteden om dit allemaal goed te begrijpen en te kunnen ervaren. Gemakkelijk is het niet. Het is allemaal goed en wel om te spreken over de kruisiging als een crisis die overwonnen moet worden door geestelijk weer op te staan, maar iedereen die wel eens echt een crisis heeft moeten overleven, weet hoe zwaar het bestaan dan is en hoe vertwijfeld je kunt zijn. Alles wankelt en je hebt nergens meer houvast aan, niemand die je helpen kan. Maar het verhaal van de Emmaüsgangers wil ons zeggen dat de somberheid en de depressie voorbij kan gaan. Dat dat kan als je je geest de vrijheid geeft om je te leiden naar het inzicht waardoor je in een flits herkent waar het allemaal om draaide: het behouden van de hoop op leven na wat je dood leek te zijn. Johan de Wit, Vrijzinnigen Nederland 115 116 Verzoenen vraagt bekeren December 2014 was ik gast van aartsbisschop Yousif Thomas Mirkis van Kirkuk/Suleymania. Onder het vele dat ik in die dagen hoorde en zag was er die ene zin die ik als theologe sindsdien regelmatig doordenk: ‘In Irak leven we Goede Vrijdag en Pasen ineen, lijden, dood, hoop op nieuw leven en vooral verzoening.’ Lijden en dood heb ik in mijn leven veel gezien: in Nederland, maar vooral ook in Nicaragua, El Salvador, Chili, Colombia. Geweld was doorgaans de context. Oorlogsgeweld, tirannie, extreme armoede, natuurgeweld, ontheemding en last but not least: gezinsgeweld. Vrouwen en kinderen die aan (seksueel) geweld binnen gezinsverband of familie waren onderworpen: 30%, 40%, 60% van de vrouwen en de meisjes, per land verschillend. In die landen leerden we hoe we gaven Gods zoals ons lichaam kunnen inzetten tot wederopstanding, tot hoop, via ontspanningsmassages, verstaan van je energiesysteem en lichaamssignalen, bewegingsexpressie, toneel, bibliodrama, meditatie als zelfobservatie … Altijd veranderen de gezichten binnen een dag: meer innerlijkheid en rust, meer zachtheid én meer kracht. Eerste stappen om zich te verzoenen met het eigen leven. In El Salvador werkten we aan de vraag hoe te verzoenen. Het waren buren, dorpsbewoners, familie geweest die tegen elkaar waren opgezet door de regering, al die vijftien oorlogsjaren. Hoe verzoen je dat? Reeds in 1996, drie jaar na de wapenstilstand, werd ons helder: om te kunnen verzoenen, moet iedereen zich eerst bevrijden uit de eigen rol. Slachtoffers moeten zich bevrijden van het slachtoffer zijn. Militairen en guerrilla moesten afscheid nemen van het geloof in geweld. Degenen die macht hebben, moesten zich bevrijden uit hun gewoonte om alles vanuit die macht te regelen, te beoordelen en de macht te misbruiken. Elke partij stond voor een eigen intensief bevrijdingsproces als opmaat naar een verzoeningsproces. Zonder die bekering van elke partij is verzoenen ondenkbaar en ligt een 117 volgende geweldsgolf in het verschiet. Dramatisch genoeg is dat in El Salvador weer uiterst actueel. Wij ontdekten ook: kerken die níet oproepen tot dat bekeringsproces en wél verzoening preken, onderdrukken dezelfde slachtoffers opnieuw, zij het met andere middelen. Zonder zo’n bekeringsproces moeten de slachtoffers hun diepe emoties en trauma’s negeren, terwijl de machtigen ongecorrigeerd voortgaan met hun macht. Met deze twintig jaar ervaring in die katholieke landen in mijn lijf hoorde ik bisschop Mirkis deze theologische duiding spreken over de situatie van Irak en Syrië. Ik wist meteen dat ik iets nieuws hoorde, en ben nog steeds aan het overwegen wat in zijn woorden het nieuwe voor mij is. Deels kreeg ik al een antwoord bij mijn werken in Colombia. Voor mij was het het eerste land waar ik mensen weerbaar maakte terwijl het geweld voortduurt: geweld van regeringswege, paramilitairen, drugsbendes, grootgrondbezitters, straatbendes, en de FARC. Een land van 43 miljoen inwoners dat binnenslands 34% ontheemden telt, dagelijks nieuwe groepen ontheemden, verdreven van huis en haard. In Colombia stond ik voor de vraag hoe je mensen leert om zich uit hun trauma’s van geweld te bevrijden, terwijl het geweld voortgaat. We vonden wegen om je krachtig en geweldloos te bewegen binnen situaties van geweld. Bisschop Mirkis sprak over Irak. Wat helder is: in Irak leven de mensen sinds 1981 Goede Vrijdag. Lijden en dood alom en telkens weer in andere gestalte: wanhoop, ontreddering, einde, vernieling. Tegelijk leven ze voortdurend van hoop, hoop op beter leven, dat het zal overgaan, dat het anders wordt: Pasen, Opstanding. De christenen onder hen leven dat bewust in deze feesten, in de cyclus van het kerkelijk jaar. Ze vieren het als rituelen die hen samenhouden, samenvoegen en begeleiden. Maar alle Irakezen leven deze uitersten bijeen, al zullen ze er mogelijk andere woorden voor gebruiken. Sinds vijf jaar leven alle Syriërs het ook. Sinds augustus 2015 is een deel van hen voorbij aan de hoop, zij proberen Europa te bereiken. De meesten echter blijven nog steeds daarginds, wanhopig hopend. Wat is het heel eigene in Irak, hetgeen bisschop Mirkis tot deze theologi118 sche uitspraak bracht over zijn volk: in Irak leven we Goede Vrijdag en Pasen ineen? Er is de warmte van de grote gemeenschap, waarbinnen mensen blijkbaar een enorme lijdensdruk aankunnen zonder te vertwijfelen. De hechtheid van de grote families is in Irak niet kapotgegaan, aan al dat geweld niet, integendeel. Familie en geloofsgemeenschap zijn een sociotoop, omgeving die je omvat en herbergt. Leefruimte die aan iedereen een innerlijke kracht geeft. Ze leven de situatie, meer dan ze hem lijden. Krachtige alerte gelatenheid. Samen leven ze hoop. Zonder gemeenschap is het daar onleefbaar. En zonder het geloof in Pasen is Goede Vrijdag niet meer te leven, verwordt het leven tot absurde godsverlatenheid. Gemeenschap stelt Pasen veilig. Bisschop Mirkis spreekt echter van meer dan hoop. Hij spreekt van de opdracht tot verzoenen. Midden in het geweld leven, weten dat het nog lang niet over is, en dan niet alleen leven van hoop op beter, maar werken aan verzoening. Hoe doe je dat? ‘Dat is wat wij als christenen hebben te leven’, is de korte samenvatting van zijn theologie. Op kerstmorgen kwamen de imams uit de stad hem ‘Zalig Kerstfeest’ wensen, en hij zei daar dat christenen de opdracht hebben te verzoenen. De volgende dag galmde de stem van de buurimam door de straten: ‘Jullie moeten worden als de christenen, jullie moeten vergeven en verzoenen.’ IS weigert verzoening. Daartegen houdt de bisschop vol: wij moeten verzoenen leven. Hij drukt het ook pastoraal uit: ‘Wij moeten de moslims helpen, want IS brengt ze in crisis, IS kaapt hun godsdienst.’ Pater Jens, Syrisch katholiek monnik, zegt het strategisch: ‘Noem het in godsnaam niet christenvervolging. Het is niet waar, de moslims zijn veel meer slachtoffer dan wij. Maar vooral: IS leeft ervan de groepen tegen elkaar uit te spelen, dat geeft hen kansen. Leg niet de loper uit voor IS!’ Met zijn verwijzing naar Goede Vrijdag doelt ook de bisschop niet op christenvervolging. Pasen draagt de hoop op nieuw leven. Goede Vrijdag draagt vooral het vermogen tot verzoenen. Pasen verbindt ons met de God van de bevrijding, uit ballingschap, uit slavernij, uit al wat de dood aandoet. 119 Als een gave-opdracht: ‘Ik ben gekomen om Mijn volk uit te leiden, Mozes. Leid jij ze uit!’ Goede Vrijdag verbindt ons met de God die ons bevrijding aanbiedt en daarbij tot het uiterste gaat. Wij mogen die bevrijding leven als een verzoening met de hele wereld: ‘Gaat tot de uiteinden der aarde.’ Verzoenen, anders is er geen hoop en geen nieuw leven. Verzoenen met wie je denkt dat je vijand is. Goede Vrijdag en Pasen zijn één groot proces van vreedzaam samenleven als dochters en zonen Gods, zusters en broeders van Jezus. Het besluit aan verzoening te werken en daar alles voor te geven, ís bevrijding en gaat vooraf aan hoop op leven. God sluit niemand uit. Moslims en joden hoeven niet te geloven in Jezus. God vraagt van hen net als van ons Gods liefde voor alle mensen zichtbaar te maken. Verzoening maakt hoop duurzaam. Bisschop Mirkis is ook pastor. Hij weet dat sommigen van zijn mensen te getraumatiseerd zijn om tot verzoenen in staat te zijn. Geduld is wat hij dan biedt binnen die opdracht tot verzoenen. Hij, als bisschop, zal die weg naar verzoenen moeten gaan. Hij, als beleidsmens, zal wegen naar verzoening moeten banen voor al zijn mensen, geduldig én onvoorwaardelijk. Goede Vrijdag, verzoenen, opdat Pasen mogelijk wordt. Wij, christenen in het Westen, neigen ertoe Pasen en Goede Vrijdag te leven als twee onderscheiden fasen in een leven. We leven het zelfs als geografisch gescheiden fasen: Pasen in het Noorden, Goede Vrijdag in het Zuiden. Wij welvarend en veilig. Zij onze partners op onze voorwaarden. De westerse wereld poneert zich als overwinnaar. Pasen als triomf. Goede Vrijdag ver weg gedrukt, staatkundige bureaucratie om alle onheil af te wenden. Ook het vermogen tot verzoening houden we daarmee buiten de deur. Wij heersen, wij zijn de goeden, wij hoeven onze geschiedenis van schuld niet te kennen. Daarmee maken we onszelf onvermogend om bij te dragen aan een verzoening die de mensheid tot een samenleven in gerechtigheid en vrede kan brengen. De pelgrimstocht van gerechtigheid en vrede waartoe we al enkele jaren worden uitgedaagd, wil echter precies dat zijn, denk ik: als christenen het mysterie van Pasen weer verstaan in zijn onlosmake120 lijke verbondenheid met Goede Vrijdag. Als christenen in het Noorden ons bevrijden uit onze nationale psychologie van overwinnaar, arrogant, dominant, ons beter voelen. Samen weet willen hebben van onze bijdrage aan de passieve Goede Vrijdag in de wereld, het onnoemelijk lijden, Christus die nog steeds wordt gekruisigd. Dit, opdat we kunnen bijdragen aan de actieve Goede Vrijdag: verzoenen mogelijk maken. Ons bekeren uit onze dominante rol en al wat die inhoudt. Om Pasen mogelijk te maken, ook voor het zuiden, ook in het Midden-Oosten. In Irak leven ze Pasen en Goede Vrijdag samen. Wij, die Pasen veilig stellen voor onze eigen wereld, mogen wij toch leren verzoening te leven, zodat Pasen mogelijk wordt voor allen, voor de hele wereld. Het gaat er minder om Christus te preken en meer om Pasen mogelijk te maken. Yosé Höhne-Sparborth, 2of3bijEEN/ v.h. Basisbeweging 121 122 Verwarring - verrijking - verrassing Na alle bijdragen gelezen te hebben, probeer ik voor mezelf tot een evaluatie te komen. Niet om u als lezer daarmee voor de voeten te lopen. Zo verschillend als de bijdragen in dit boekje zijn, zoveel variatie zal er ook onder u als lezers zijn. Dat zal betekenen dat u zich door sommige bijdragen sterk aangesproken zult voelen en dat u misschien bij het lezen van andere bent afgehaakt. De verschillen tussen de bijdragen zijn heel erg groot, zowel inhoudelijk als qua taalveld. Ik probeer voor mezelf tot een evaluatie te komen, die u niet belemmert uw eigen conclusies te trekken, maar die u wellicht daarbij kan helpen. De belangrijkste vraag die ik mezelf gesteld heb tijdens en na het lezen van de bijdragen is: hoe waardeer ik deze breedte? Zie ik ze als een rijkdom of verwart het me? Om eerlijk te zijn, het verwart me ook. Ik zeg niet meteen, omdat dat een oecumenisch gewenst antwoord is, dat het me verrijkt. Verwarring Het verwart me in ieder geval ook vanwege het feit, dat ik heel veel moeite moet doen om de verschillende schrijvers echt te begrijpen. En dan ben ik nota bene theoloog, ook nog iemand die behoorlijk veel literatuur gelezen heeft rondom de verschillende interpretaties van de opstanding van Jezus. Zelfs ik vraag me af: begrijp ik alle bijdragen echt wel? Dat komt misschien ten dele omdat niet ieder even doorzichtig schrijft, maar minstens zozeer doordat ieder schrijft binnen een bepaalde traditie van interpreteren, die een eigen taalwereld heeft geschapen. Dit punt van verwarring kan wellicht tot een winstpunt worden wanneer wij allen ons bewust worden van het specifieke van onze eigen traditie, en daar rekening mee houden wanneer we het onderlinge geloofsgesprek voeren. Met het oog op de bijdragen van dit boekje was iedereen gevraagd te schrijven vanuit zijn en haar eigen traditie. Maar om verder te komen, zullen we 123 ook als toeschouwer naar onze eigen traditie moeten kijken om dan vervolgens de openingen en belemmeringen op te sporen in gesprek met de ander. Om het even te concretiseren: hoe raakt de moderne protestant, die moeite heeft met de lichamelijke opstanding omdat die niet past in zijn wereldbeeld, in gesprek met iemand uit de oosterse orthodoxie, die onbekommerd aansluit bij de taal van de kerkvaders? Dat lukt pas wanneer zij beiden bereid zijn hun paradigma te laten openbreken door de vragen van de ander. Onduidelijke Bijbel? Dat brengt mij bij een nog dieper gaande verwarring dan die van het taalveld en de traditie. Al lezend werd ik soms heftig geplaagd door de vraag, die me wel vaker dwars zit: is de Bijbel zelf dan zo onduidelijk? Ik weet heel goed, dat er in de Bijbel verschillende overleveringen zijn aangaande de opstanding, dat de vertellingen aangaande het lege graf van latere datum zijn dan het getuigenis van Paulus, en dat zijn opstandingsevangelie nog weer iets anders uitgelegd kan worden dan dat van Johannes. Maar liggen deze tradities nu zover uiteen dat de ene tak van de christenheid kan zeggen dat het aardse leven wel belangrijk is, maar dat het uiteindelijk gaat om het eeuwige leven, waaraan we meteen na onze dood deel krijgen, en dat een andere tak van deze zelfde christenheid alle kaarten zet op de relevantie van Pasen voor het hier en nu? In deze verwarring kan ik niet zomaar berusten. Ze daagt me uit om ook deze vorm van verwarring om te buigen in de richting van een verrijking: ik wil opnieuw de poging wagen achter de kerkelijke tradities en historische paradigma’s terug te gaan naar de oer-getuigenissen van de Schrift. Ik ben daarin niet naïef. Toch geloof ik, dat zorgvuldig luisteren naar de getuigenissen van apostelen en profeten ons verder kan helpen. Verrassing Behalve verwarring, die omgebogen kan worden tot verrijking, viel soms ook verrassing me bij het lezen van de preken ten deel. Het heeft me verrast hoe verwant ik me soms voelde met mensen uit heel andere kerkelijk tradities dan de mijne en hoeveel moeite ik soms had met de bijdragen uit mijn eigen protestantse traditie. Ik had die ervaring bij voorbeeld bij het lezen van de bijdrage uit de SyrischOrthodoxe Kerk. Die preek kun je zo houden in een hedendaagse 124 gereformeerde bondsgemeente, dacht ik. Er zal voor de kerkgangers veel herkenning zijn, evenals dat het geval zal zijn bij kerkgangers in evangelisch georiënteerde gemeenten. Ook de anglicaanse, de oosters-orthodoxe en de koptische predikers zouden het in deze kringen goed doen. Wanneer je deze verrassende ervaringen opdoet, vraag je je af: wat is nu het oecumenische probleem? De traditionele oecumenische vragen cirkelen rond de kerkleer, de ambtsleer en de eucharistie. Maar spiritueel gesproken zijn er dwarslagen in de christenheid, die elkaar moeiteloos over de kerkmuren heen herkennen. Waar zijn we in de oecumene dan precies mee bezig? Waarom wordt het protestantisme als een eenheid beschouwd naast of tegenover orthodoxie of rooms-katholicisme? Dat kan je vanuit de visie op dwarslagen ook anders benaderen. Als je teksten leest zonder dat je weet uit welke traditie ze komen, sta je verrast waar je raakvlakken ervaart en waar de distantie overheerst. Wellicht dat u als lezers op uw eigen manier een zelfde soort ervaringen hebt opgedaan. Dan is het de moeite waard daar dieper over na te denken en over door te praten. In dit gesprek zal dan ook aan de orde komen waarom de een veel meer worstelt met het moderne westerse wereldbeeld dan de ander, want daar heeft deze constatering van de dwarslagen door de verschillende kerken heen wel mee te maken. Duidelijk mag zijn, dat ik het niet zonder meer verrijkend vind alles naast elkaar te laten staan, een boeket met alle soorten bloemen. Ik zoek naar verrijking door langer te luisteren naar elkaars tradities ten einde te begrijpen en ik zoek naar verrijking door samen opnieuw weer de Schriften te gaan beluisteren. Ik hoop van harte dat deze bundel aan deze twee vormen van verrijking bij mag dragen. Ik hoop op geloofsgesprekken dwars door alle tradities heen over het verhaal waaraan alles wat christenheid heet, is ontsprongen: ‘De Heer is waarlijk opgestaan.’ Wim Dekker 125 126 Register George Acis - Syrisch-Orthodoxe Kerk - Onze Heer is gerezen uit het graf (105) Dick Akerboom - Rooms-Katholieke Kerk - Kleine paaspostille (7) Jan Boom - Protestantse Kerk in Nederland - Alles anders, alles nieuw (61) Arjen Bultsma - Rooms-Katholieke Kerk - 1e zondag Pasen 2016 Blijven groeien in geloof (91) Ruan Crew - Anglicaanse Kerk in Nederland - Betrouwbare getuigen (15) Wim Dekker - Protestantse Kerk in Nederland - Verwarring - verrijking - verrassing (123) Jacob Engelgeer - Kerkgenootschap der Zevende-dags Adventisten Sta niet stil, sta op! (35) Dirk Gudde - Rooms-Katholieke Kerk - Opgestaan (5); - 3e zondag Pasen 2016 - Hij is ook in Voorschoten (95) Jeanne van Hal - Leger des Heils - Paasfeest 2017- Dit is het begin (45) Yosé Höhne-Sparborth - 2of3bijEEN (Basisbeweging) - Verzoenen vraagt bekeren (117) Klaas van der Kamp - Protestantse Kerk in Nederland - Verlangen naar leven (69) Peter Klene - Nieuw-Apostolische Kerk in Nederland - Pasen 2017 Mysterie voor alle volken (49) Bert Louwerse (†) - Bond van Vrije Evangelische Gemeenten in Nederland - maart 2009 - De doorstane pijn meedragen (19) 127 Marianne Merkx - Rooms-Katholieke Kerk, lekendominicaan - Liefde is alles (101) Henk Messelink - Gereformeerde Kerken vrijgemaakt - Wordt vervolgd (29) Jannie Nijwening - Algemene Doopsgezinde Sociëteit - Want God is liefde (11) Peter Nissen - Remonstrantse Broederschap - Maria huilt echt (87) René de Reuver - Protestantse Kerk in Nederland - Horen en zien (73) Christien Smalbrugge-Hack - Protestantse Kerk in Nederland - Hoop voor de wereld? (77) Willem van ‘t Spijker - Christelijke Gereformeerde Kerken - Hoop voor de hopelozen (21) Yosab Thabet - Koptisch-Orthodoxe Kerk - Zekerheid boven onzekerheid (39) Joris Vercammen - Oud-Katholieke Kerk - Te worden tot naaste (55) Theodoor van der Voort - Orthodoxe Kerk in Nederland - Hij is waarlijk opgestaan (51) Johan de Wit - Vrijzinnigen Nederland - Behouden van hoop (111) Jethro Zevenbergen - Genootschap der Vrienden (Quakers) - Zijn geest leeft voort (25) Ernst Zoomers - Protestantse Kerk in Nederland - De hemel daagt over iedereen (83) 128