Grote toetsen december toetsenwijzer Nederlands lezen kennen: de

advertisement
Grote toetsen december
toetsenwijzer Nederlands
lezen
kennen: de kaders in je boek en werkschrift
kunnen: de oefeningen die bij de kaders horen
materiaal: werkschrift en leerboek
Denk aan volgende items die zeker belangrijk zijn:
-
-
-
Verwijswoorden (p. 14, 32, 41, 54, 68)
Signaalwoorden (p. 23)
oorzaak en gevolg (p. 12, 53, 74, 84,
87)
soorten teksten die aan bod kwamen
(fictie of non-fictie, fabel, recept,
gedicht, liedjestekst, reglement,
reclame, publiciteit, script,
programma, studietekst, strip,
verhaal, diagrammen en tabellen,
brief,colofon, tabel, morse,
gebarentaal, pictogram, sms, barcode,
encyclopedie, flaptekst, webpagina,
brief, plattegrond, affiche, sprookje,
…) en hun kenmerken (p. 15, 41, 5253, 55, 63-66, 68-69, 72, 88, 95, 111)
beletselteken, puntkomma (p. 23, 70)
sleutelwoorden selecteren en in een
schema aanvullen, schema’s kunnen
lezen en interpreteren (p. 12, 13, 55,
74, 84, 96, 103, 113)
grote delen van een tekst: inleiding,
midden en slot
woordenboek: de juiste betekenis,
lidwoord, genus, trefwoorden,
synoniemen, samenstellingen,
-
-
-
-
-
uitdrukkingen, alfabetisch ordenen… ,
(p. 4, 10, 31, 46, 67, 83-84, 87, 93, 95)
alinea’s herkennen en vinden, de
hoofdgedachte van een tekst of alinea
in een goede zin neerschrijven,
instapzin herkennen (p. 9, 11, 22, 23,
24, 53-54, 65-66, 70, 86, 104-106)
zender, ontvanger, boodschap, weg,
middelen, lay-out, bedoeling, reactie
bij een tekst (p. 22, 56-59, 67, 72, 85,
88)
inhoudsvragen bij een tekst oplossen
over de gebeurtenissen, de
personages, het thema, … (p. 5, 6, 7,
9, 22, 30, 41, 42, 46, 48, 66, 92-94)
feit of mening (p. 30)
betrouwbaar f niet (p.73, 89)
letterlijk of figuurlijk (p. 32, 73, 93)
de bedoeling van de schrijver:
ontspannen, een mening geven (en
zeggen welke dat is), mensen
overtuigen (en zeggen waarvan),
informatie geven, …
aanhalingstekens (p. 68-69)
taalsystematiek
kennen: de kaders in je boek en werkschrift
kunnen: de oefeningen die bij de kaders horen
materiaal: werkschrift en leerboek, steeds de laatste les van een thema
Denk aan volgende items die zeker belangrijk zijn:
-
Woordsoorten (p. 78-82)
zinnen beschouwen (p. 16-19, 34-40,
97-102, 116-120)
-
werkwoorden (p. 80)
samenstellingen en afleidingen (p. 5962)
Luisteren
Hiervoor moet je je niet voorbereiden. We werken in ons schrift TH6 L2.
spreken
Je spreekoefening wordt voorbereid in de klas aan de hand van een weettekst en een schema met de
W-vragen. Het inoefenen van die voorbereiding is voor thuis. Je werkt hiervoor in je werkschrift. TH6
L5 (vooraf) en T6 L8 (nadien of tijdens het luisteren).
spelling
kennen: spellingsregels en pakketwoorden
kunnen: spellingsregels toepassen op andere woorden
materiaal: spellingschrift (kijkwijzers staan achteraan, bij elk pakket staan de juiste nummers
vermeld)
wat: woordpakket 1 tot en met werkwoorden 3 (p. 24)
BELANGRIJK:
-
verenkeling en verdubbeling (denk aan het schema)
werkwoorden (je moet het schema gebruiken)
afkortingen (zowel schrijfwijze van de afkorting als de betekenis uit het hoofd)
hoofdletters aardrijkskundige namen
verlengingsregel (d of t aan het einde van een woord of woorddeel)
creatief schrijven
Je weet hoe de volgende tekstsoorten er moeten uitzien:
-
een gedicht met vergelijkingen (p. 2628)
een (speurders)verhaal (p. 43-45
-
een limerick
een dagboekfragment
Enkele belangrijke tips op een rij:
-
Bedenk vooraf waarover je allemaal wil schrijven en in welke volgorde. Zorg dat de volgorde
logisch is en erg duidelijk voor de lezer.
Werk netjes en in alinea’s, denk om de indeling van teksten (inleiding, midden, slot).
Zorg voor juiste zinnen die niet te lang zijn.
Maak een tekst leuk om te lezen. Probeer met omschrijvingen en het gebruik van bijvoeglijke
naamwoorden een ‘film’ te maken voor de lezer.
Zorg voor voldoende afwisseling: gebruik niet steeds dezelfde woorden of dezelfde soorten
zinnen.
Herlees zinnen, alinea’s en ten slotte ook je gehele tekst liefst hardop. Zo hoor je ook waar er
nog foutjes zitten of waar je de tekst wat mooier of duidelijker kan maken.
toetsenwijzer WO
De geziene thema’s heb je al wel eens moeten studeren, eigenlijk zou je dus nog veel moeten weten.
Maar herhalen en terug uit je hoofd leren is zeker belangrijk. Niet zomaar kunnen opzeggen, maar
alles goed begrijpen en nauwkeurig kunnen uitleggen, woorden kunnen verklaren. Met een beetje
lezen kom je er dus niet!
Wegwijzers (verkeer)
Dit onderdeel komt enkel op de toets met gesloten boek!
Je werkt voor deze thema’s met je schrift. Achter een thema staat wat er van je wordt verwacht.
Vergeet niet om de verkeersregels en de verkeersborden achteraan het schrift in te studeren!
Thema 1: schoolomgeving
Thema 2: openbaar vervoer
Achteraan: verkeersborden en verkeersregels
Mundo
Je studeert voor deze thema’s steeds met het werkkatern en het bronnenboek. Wat je moet kennen
en kunnen staat duidelijk omschreven in de studiewijzers. Die vind je steeds terug op de laatste
bladzijde van een werkkatern (‘schriftje’). We maakten bovendien samenvattingen en inhoudstafels,
ook die kunnen helpen. Voor het onderdeel gesloten boek mag je geen hulpmiddelen gebruiken, je
moet de leerstof dus uit het hoofd kennen.
Voor het onderdeel open boek is het belangrijk dat je de inhoudstafels gebruikt om snel op te zoeken
in boek en werkkatern. Je moet alle teksten al eens gelezen hebben, je mag plakbriefjes gebruiken
om makkelijker pagina’s of onderwerpen terug te vinden. Je moet ook vlot kunnen werken met de
atlas (thema 2) en de determinatietabellen of kijkfiches (thema 7). Vergeet je materiaal niet mee te
brengen voor deze toets!
Thema 1: Kinderen van alle tijden
Thema 2: Wegwijs in mijn atlas en in mijn land
Thema 7: Leven in de natuur
Download