Miskraam. Uitgangspunt van de zorg bij miskraam is de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de medische en psychosociale begeleiding van de patiënt. Diagnose: zwangerschap vastgesteld met test; laatste menstruatie normaal; 1e dag laatste menstruatie, cyclusduur obstetrische voorgeschiedenis beloop en aard bloedverlies: mate van bloedverlies, stolsels, weefselresten andere klachten: aard pijn (weeënachtig/continu), duizeligheid, transpireren, schouderpijn, ziektegevoel, temperatuurverhoging risicofactoren voor een EUG: - aanwijzingen voor tubapathologie (PID, een eerdere EUG of subfertiliteit in de anamnese), tubachirurgie in de voorgeschiedenis - gebruik van DES door de moeder (bij vrouwen geboren voor 1976) - zwangerschap ondanks sterilisatie of gebruik van IUD, toepassing van ovulatie-inductie, IVF of vergelijkbare technieken. emotionele beleving. Klinisch onderzoek: palpatie van de buik: pijn, défense musculaire speculumonderzoek: stolsels, herkomst bloed, weefsel in het ostium; vaginaal toucher: grootte, consistentie en ligging uterus; adnexen palpabel / pijnlijk gevoelig cavum Douglasi. Overwegingen: Verwijs met spoed bij een vermoeden van een EUG. Dit is het geval bij: - risicofactoren voor het optreden van een EUG (zie Anamnese); - suspecte bevindingen bij anamnese (pijnklachten op de voorgrond) of lichamelijk onderzoek (pijnlijke adnexen, gevoelig cavum Douglasi, andere tekenen van peritoneale prikkeling, verschijnselen van shock). Bij bloedverlies door vaginale of cervicale aandoeningen is een miskraam minder waarschijnlijk. De diagnose 'miskraam' is zeker bij een uit het ostium puilende vruchtzak. In de overige gevallen is de kans op een miskraam 50%. Bespreek in dit geval de mogelijkheid van echoscopie. Aanvullend onderzoek: Echografie - Bij een intra-uteriene, vitale vrucht is de kans dat de zwangerschap intact blijft 95%. - Transvaginale echografie is mogelijk vanaf 6 w zwangerschapsduur; dit heeft de voorkeur. - Alternatieven zijn transabdominale echografie (vanaf 8 weken zwangerschapsduur) en doptone-onderzoek (vanaf 11-12 weken zwangerschapsduur). Bloedonderzoek - Bloedgroep- en rhesusfactorbepaling indien bloedgroep onbekend en >8 weken zwangerschapsduur. Beleid: Richtlijnen beleid - Indien geen echografie verricht: afwachtend beleid. - Indien wél echografie verricht en geen vitale vrucht: bespreek de voor- en nadelen afwachtend beleid en curettage. - Voorlichting: - Indien geen echografie verricht: de kans op een intacte zwangerschap bij bloedverlies in het eerste trimester van de zwangerschap is 50%, vaak stopt het bloedverlies binnen één week. - Indien wél echografie verricht en geen vitale vrucht: in 40% van de gevallen vindt uitstoting van het vruchtje binnen een week plaats. - Een miskraam is een natuurlijk gebeuren; vaak was er een afwijkend vruchtje. Ongeveer 10% van de zwangerschappen eindigt in een miskraam. - Beloop miskraam: o In de regel is er verlies van wat 'stolsels' en een matige hoeveelheid bloed en weeënachtige pijn; o Het bloedverlies is de eerste dagen het meest hevig; bij toename van het bloedverlies zal de miskraam snel plaatsvinden; soms is er kortdurend, zeer hevig bloedverlies. o Na de miskraam zal het bloedverlies sterk afnemen of stoppen; spotting kan enkele weken aanhouden. - Het is wenselijk dat de vrouw niet alleen thuis is of geregeld heeft dat zij snel hulp kan inroepen. - Bij pijnklachten kan een pijnstiller (bij voorkeur paracetamol) gebruikt worden. - Bespreek de vaak optredende, begrijpelijke gevoelens van opstandigheid, woede, schuld, neerslachtigheid en rouw. - Overweeg patiëntenbrief mee te geven. Afwachtend beleid - Instructie o Controleer 1 week na het begin van het bloedverlies; eerder bij hevig bloedverlies, continue pijn of koorts. - Tussentijdse controle o Herhaal het lichamelijk onderzoek. o Verwijs bij hevig bloedverlies, toegenomen pijn die niet te verklaren is uit krachtige uteruscontracties of koorts. - Controle na een week o Informeer naar aanwezigheid, duur en omvang van het bloedverlies. o Herhaal het lichamelijk onderzoek. o Waarschijnlijk complete miskraam: bij verlies van veel bloed met (stukken) weefsel, stoppen van het bloedverlies, een gesloten portio, en het ontbreken van koorts of pijn. Er kan worden afgewacht. o Mogelijk onvolledige miskraam: bij langdurig soms intermitterend bloedverlies. Vraag echografie aan (indien nog niet eerder gedaan). Bij achtergebleven vruchtdelen bij echografie: eventueel curettage. o Mogelijk intacte zwangerschap: bij gering kortdurend bloedverlies. Eventueel alsnog echografie. - Nacontrole o Bied na de miskraam de mogelijkheid voor een nacontrole aan. o Vraag naar: eventuele afscheiding, of er een normale menstruatie geweest is, onduidelijkheden over de miskraam en verwerking van de miskraam. Antirhesus(-D-)immunoglobuline - Indicatie: alle rhesus(-D-)negatieve vrouwen met een miskraam na de 10e zwangerschapsweek. - Geef een ampul van 375 IE i.m.; het liefst binnen 48 uur, maar tot 2 weken na de miskraam nog zinvol. Recidiverende miskramen - Bespreek na twee miskramen de mogelijkheid van chromosoomonderzoek. - Verwijs bij een afwijkende testuitslag (in 4-6% van de gevallen) naar het regionale klinisch-genetische centrum voor erfelijkheidsvoorlichting, familieonderzoek en verdere begeleiding (prenataal chromosoomonderzoek bij een volgende zwangerschap). - Na drie of meer miskramen kan een verwijzing naar de gynaecoloog overwogen worden. Verwijzing: Indicaties voor verwijzing naar de gynaecoloog zijn: - vermoeden van een EUG of molazwangerschap; - hevig bloedverlies, toenemende pijnklachten, koorts; - bloedverlies dat langer duurt dan een week, terwijl de vrouw niet langer wil afwachten; - een sterke voorkeur van de vrouw voor curettage (bij een niet-vitale intra-uteriene vrucht bij echoscopie). Een verwijzing naar de gynaecoloog kan worden overwogen indien: - echografie niet in eigen beheer kan worden uitgevoerd; - de vrouw drie of meer miskramen heeft doorgemaakt. Verwijzing naar een klinisch-genetisch centrum: - bij een afwijkende uitslag van chromosoomonderzoek. (BRON: NHG-standaarden)