Dokter Jan: Eentje uit de oude doos… Mijmeringen: Amarullis… of apologie voor een huisarts Wat toevallig hoorde ik deze week nieuws over onze betreurde Jan. Je weet wel, die huisarts die een standbeeld kreeg in het Leuvense stadspark. Hoe blij gezind studeerde ik zelf ooit in dat bruisende parkje, wanneer de zon te pesterig was en me uit mijn duffe studeerkamer lokte. Hoe uitdagend toch om arts, en zeker om huisarts te worden: idealen te koop… Je bent jong en je wil wat. We schrijven de jaren zeventig. Dat tijden veranderen hoef je me niet te vertellen, maar de parkwachter, die nog steeds de plantsoenen van het stadspark bewerkt, sloeg me met verstomming toen ik deze week op de Kerstmarkt met hem een praatje maakte. Enkele artikels in een medische krant lokten me naar Leuven omdat, naar ik las, Dr. J. Modaal een echt standbeeld had gekregen in het stadspark. Het bleek nog waar ook… het levendige stadspark bij haar oude huisdokter Jan zitten. Hoe dikwijls was Jan niet thuis geweest om Marcel te overtuigen. Hij bracht geen grote wetenschap, deed soms niet eens zijn stethoscoop om de hals, maar gaf zijn beste woorden om Marcel te bekeren: stoppen met dat roken en drinken. Het was vijf voor twaalf voor Marcel. Jan kende blindelings de weg naar Marcel, zijn keuken, zijn slaapkamer, zijn roeskamer… hij was er kind aan huis. Maar een muur stond tussen hen tweeën. Dovemansorenpraat… Marcel: dokter Jan was wellicht op geld uit, zijn diagnose was gekleurd en niet echt van tel. Daarbij, leven deed je maar één keer en hij wist dat ook Jan het leven niet zo nauw nam. Je moest toch gek zijn om bij dag en ontij steeds klaar te staan. Jan liep er ook soms zo ellendig bij met dikke wallen onder de ogen en zijn kleren in de wind. Nico, zo heette de parkwachter, was eerst wat achterdochtig geweest en dacht aan een flauwe studentengrap: wie poot nu een standbeeld neer voor zo’n potentaat als een huisarts? Standing, mooi leven en dikke slee voor de deur, is dat nu voldoende voor een standbeeld? Het ergerde hem zelfs een beetje. Hij vermoedde dan ook dat Jan snel zou afgevoerd worden of ten prooi zou vallen aan nachtelijke fratsen van studenten. Hij wist welk lot de meeste standbeelden in Leuven beschoren waren. Op een zekere dag zag ze Jan thuis, de handen vol bloed toen Marcel een crisis kreeg. Vijf dagen bleef hij door ziekte van de drank en kreeg een epileptische aanval, waarbij hij bijna in zijn bloed stikte toen hij zijn tong kapot beet. Jan brak Marcel per ongeluk een tand, volhardde de reanimatie en kon toch uiteindelijk heil brengen. Marcel was het even snel weer vergeten. Daar diende Jan toch voor. En toch bleek het niet zo: het liet sommige mensen niet onbewogen: zijn verhaal… Marieke zat op een bank, zo’n dertig meter van onze Jan verwijderd. Ze mijmerde en in gedachten verzonken dacht ze aan haar man Marcel. Ze miste hem en had een afkeer aan het kerkhof; liever kwam ze even in De legitimatie van zijn stelling was het opgestreken ereloon, dat amper voldoende was om Jan zijn bebloede broek in de wasserij te laten stomen. Wie is er zo gek om zijn leven als een roeping te vergooien? Waarom zat Jan ook zo lang op de schoolbanken. Het was toch zijn keuze om dat beroep te kiezen. 1 Daar zat méér achter, of niet soms? Over de taak van een huisarts, of wie anders hiervoor moest opdraaien, was bij Marcel thuis duidelijk nog nooit nagedacht. Zo’n man schreef pillen, verdiende goed geld en gaf verder amper uitleg wat zijn pillen voor uitwerking gaven. De dokter-tovenaar was nog niet helemaal uit de geest verbannen. Je kon Jan even zo goed vragen even te helpen met de belastingbrief. Hij was niet te beroerd om ook daar zijn steentje bij te dragen met wat goede raad. Marieke, met tranen in de ogen, sloot Jan een beetje in haar hart toen ze hem zag vertrekken en ze haar vloekende Marcel verschoonde. Zou Jan dan anders of beter zijn? Het bleek slechts enkele weken later. Marcel was bij het park van zijn fiets gevallen en had zijn roes uitgeslapen tegen een muurtje. Het bekwam hem slecht. Na een korte opname, waar hij agressief werd en weigerde te blijven bij die jonge snotters, die telkens weer je hele familiale stamboom wilden aflopen, werd hij huiswaarts gestuurd met een hele hoop pillen: pneumonie. Marcel verbeterde niet, integendeel. Dag aan dag kwam Jan hem bezoeken, sprak hem moed in, gaf hem te drinken en hielp zelfs bij de lavementen, maar Marcel zijn lever, zijn nieren begaven het. Hij werd verward en schold Jan de huid vol. De laatste nacht, het was op een zaterdag bleef Jan, die op een jubileum van zijn familie hoorde te zijn, drie uur aan het bed waken, toen Marcel uiteindelijk de geest gaf: 45 jaar en versleten. Jan brak en droop huiswaarts met een kater: Don Quichotte tegen de windmolens, alleen en zonder wapens. Waar had het voor gediend? Toch moest hij zich vermannen en zijn familie vervoegen, een rimpel méér op zijn voorhoofd en een frustratie rijker. Hij had zich niets te verwijten, maar piekerde: hoe lang zou hij nog op die dunne koord waar wetenschap te kort schiet en menselijke bijstand zoveel rijker is, kunnen standhouden? Wie anders dan een huisarts, met wat kennis van beide fronten, moest Marcel dan helpen? Jan werd stil en teruggetrokken en twijfelde of hij zo nog door kon gaan… Marieke wist wél beter en plengde een traan. Haar Marcel was ondankbaar geweest, maar onbaatzuchtige Jan wilde helpen. Echte vrienden hadden ze niet meer, maar Jan stond klaar… In al die drukte, had ze nooit eens de tijd gekregen om Jan te bedanken, eigenlijk wou ze hem eens goed vastnemen en uithuilen tegen zijn revers. Het mocht niet baten. Ook Jan was plots gesneuveld en zijn soortgenoten met uitsterven bedreigd. Wie gaat niet ten onder aan het oeverloze? Uit haar tasje haalde ze een mooie purperen amaryllis en legde het stilletjes aan de voet van het beeld. Ze had wel niet gestudeerd, maar van bloemen en planten wist ze alles. Amarullis stond voor de naam van een idyllisch herderinnetje uit de Griekse mythologie. Ze was bekend voor haar onbevangenheid en oprechtheid, Jan waardig. Engelsen noemden de bloem ook de “naked lady”, omdat de bloem geen bladeren droeg, maar toch dapper weerstand bood tegen droogte en wind. Zo kende ze ook haar miskende huisarts, vechtend tegen beter weten in. Voor haar was Jan geen onbekende soldaat maar een held, die een wapenschild verdiende met een amaryllis erop. Was Jan aanhoord, dan zat ze daar nu niet ellendig en alleen op haar achtenveertig in het stil geworden stadspark. Nico, de parkwachter zag de emoties in haar ogen en besefte dat het standbeeld een zinvolle betekenis had. Hij besloot het beeld van Jan in ere te houden en zijn prieeltje een voorkeursbehandeling te geven. Zo kon hij op zijn manier mee getuigen van de schoonheid, die Jan uitstraalde… 2 Ik kreeg het koud in mijn hart. Ik beloofde Nico snel nog eens langs te komen in Leuven, want hij had nog sterke verhaaltjes over Jan en zijn standbeeld. Voor mij was het genoeg nu: kon ik nog ergens een amaryllis kopen, het was al zo laat? Over het muurtje van het park kruipen leek me minder een probleem: ik wist van vroeger waar het kon… Geschreven door dr. Patrick Dufraimont 3