Het experimenteel modulair kader Een inspiratiebundel voor verwijzende instanties 1 Inhoudstafel Inleiding 1. Het experimenteel modulair kader 2. De Modules 2.1 Module Contextbegeleiding 2.2 Module Contextbegeleiding Autonoom Wonen 2.3 Module Dagbegeleiding in groep 2.4 Module Verblijf 2.5 Module kortdurend (crisis)verblijf 2.6 Module Ondersteunende Begeleiding 3. Kernaspecten 4. Gewijzigde organisatiemodellen 5. De toewijzing 5.1 Het principe van toewijzen in modules 5.2 De link tussen de modules en de bestaande maatregelen 5.3 Beschikkingen 5.4 Registratie in DOMINO 5.5 Wachtlijstbeheer 6. Het traject 7. Welke organisaties 8. Opvolging en evaluatie 9. Contact en helpdesk 2 Inleiding 1 januari 2013. De opstart van wat gezien wordt als één van de grootste wijzigingen in de Bijzondere Jeugdzorg van de voorbije 35 jaar. En dat heeft gevolgen op velerlei vlak: voor de cliënt, voor de organisaties, voor de verwijzende instanties en voor het beleid. In deze tekst willen we ons focussen op de inhoudelijke achtergrond van het experimenteel modulair kader, en de praktische gevolgen voor consulenten, wachtlijstbeheerders en magistraten. Deze bundel richt zich op het toewijzen aan organisaties voor Bijzondere Jeugdzorg die vanaf 1 januari 2013 instappen in het experimenteel modulair kader (EMK). Voor het van start gaan van Integrale Jeugdhulp in de pilootregio zal er nog een aangepaste versie opgemaakt worden die de koppeling van het EMK en Integrale Jeugdhulp, en de gevolgen hiervan, zal toelichten. 1. Het experimenteel modulair kader Het experimenteel modulair kader heeft zijn oorsprong in een combinatie van verschillende tendensen. Enkele hiervan zijn de regularisering van het projectmatig aanbod, de aanzet tot flexibelere financiering, een rationalisering van het uitbreidingsbeleid, de opstart van Integrale Jeugdhulp maar ook en vooral vanuit een inhoudelijk aspect. De positieve resultaten die voortvloeiden uit 5 jaar experimenteel werken met multifunctionele centra 1 en de duidelijke visie vanuit de recente Staten-Generaal Jeugdhulp ‘Met de kracht van de jeugd’2, tonen duidelijk aan dat de focus van de jeugdhulpverlening komt te liggen op flexibele cliënttrajecten op maat, met steeds de klemtoon op het werken met, het betrekken van de context van de minderjarige. Voor we de verschillende modules, en de mogelijkheden om deze te hanteren toelichten, kan het handig zijn om even stil te staan bij de term ‘experimenteel modulair kader’: Experimenteel: De ombouw van het huidige hulpverleningslandschap naar gemoduleerde organisaties heeft een grote impact op verschillende domeinen. Om dit op een zorgzame en kwaliteitsvolle manier te doen, werken we stapsgewijs, met de mogelijkheid tot evaluatie en bijsturing. Daarom zal op 1 januari 2013 nog niet de volledige sector mee instappen. Enkel die initiatiefnemers die hiervoor een aanvraag indienden, die op basis van inhoudelijke, legistieke en budgettaire criteria goedgekeurd werden (de oplijsting van de criteria is terug te vinden in de rondzendbrief d.d. 18 juli 2012 inzake het experimenteel modulair kader), nemen in 2013 deel aan het experiment. We starten het experiment in elk geval met een gevarieerd aantal voorzieningen (regio, schaalgrootte, aanbod, …). Op basis van de ervaringen die we tijdens deze eerste experimentfase opdoen, kunnen we aanbevelingen doen aan voorzieningen die in de loop van 2014 of op 1 januari 2015 instappen. Op 1 Eindrapport proefproject Multifunctionele Centra: http://wvg.vlaanderen.be/jongerenwelzijn/inhetnieuws/eindrapport_MFC_2012.htm 2 Staten Generaal Jeugdhulp: http://wvg.vlaanderen.be/jongerenwelzijn/staten_generaal/index.htm 3 dat moment eindigt het experimentele karakter en wordt het modulaire kader in een grondig hertekend hulpverleningslandschap de basis van een fundamenteel gewijzigde regelgeving. Modulair kader: Tot nog toe werden de voorzieningen opgedeeld in erkenningscategorieën, zoals diensten voor begeleid zelfstandig wonen, dagcentra, begeleidingstehuizen, thuisbegeleidingsdiensten, … Jongeren werden aan een voorziening binnen deze erkenningscategorie toegewezen, wat het moeilijker maakte om flexibele cliënttrajecten op maat mogelijk te maken. De beschikking gold namelijk enkel voor deze ene voorziening. Met het modulair kader ontstaat er een aanbod van organisaties die verschillende modules aan kunnen bieden. Afhankelijk van de nood van de jongere zal deze één of meerdere modules van een organisatie kunnen gebruiken. Hierdoor zal er veel meer op maat van de jongere zelf en diens context gewerkt kunnen worden. 2. De modules Om alle componenten van de hulpverlening te kunnen omvatten, zonder te vervallen in een onoverzichtelijk geheel van naast elkaar bestaande vormen waaruit deze hulpverlening zou kunnen bestaan, is er voor gekozen om een beperkt aantal typemodules uit te werken. Deze typemodules worden, waar relevant, nog gedifferentieerd naar frequentie, intensiteit en duur (de FIDparameters). Een voorbeeld: Typemodule contextbegeleiding: omvat wat vroeger vanuit thuisbegeleidingsdiensten, dagcentra, begeleidingstehuizen e.d. werd beschreven als thuisbegeleiding, gezinsbegeleiding, contextbegeleiding, werken in het netwerk, … Kan opgesplitst worden in 3 varianten: contextbegeleiding met hoge, midden of basisintensiteit. De typemodules vormen de basis voor een technische en budgettaire berekening voor de vaststelling van de enveloppe waarover een organisatie zal beschikken. Voor de specifieke manier waarop dit gebeurt verwijzen we naar de nota ‘Hertekening van het private aanbod Jongerenwelzijn: naar een modulair kader’ en naar de rondzendbrief d.d. 18 juli 2012. Aangezien een hulpverleningstraject zo flexibel mogelijk moet kunnen verlopen, en er in de loop van het hulpverleningstraject schommelingen en evoluties kunnen bestaan in de begeleiding (vooral op het niveau van de parameter ‘intensiteit’), zal de toewijzing, en het indiceren, gebeuren tot op het niveau van de functie van de typemodules, en niet tot op het niveau van de FID-parameters. De organisaties voor bijzondere jeugdzorg staat zelf in voor het beheer van de intensiteiten van hun verschillende typemodules en de verdeling ervan over de cliënten die ze begeleiden ; via rapportering door de organisaties blijft Jongerenwelzijn zicht hebben op de effectieve inzet en het gebruik van de typemodules. 4 2.1 Typemodule contextbegeleiding (met hoge, midden of basisintensiteit) Contextbegeleiding wordt gezien als de centrale module binnen het vernieuwde hulpverleningslandschap. Contextbegeleiding omvat wat vroeger benoemd werd als thuisbegeleiding, gezinsbegeleiding, netwerkbegeleiding, … Het is dus veel ruimer dan enkel de contacten met de vader en/of moeder. We begrijpen onder contextbegeleiding de aan hulpverleningsdoelstellingen gekoppelde begeleidingscontacten in en met het netwerk van de jongere. Dit betekent dat hulpverleningscontacten met school, CLB, de sociaal werker, de vertrouwenspersoon van de jongere, de trainer van de sportclub, kunnen inbegrepen zijn. De individuele begeleidingscontacten met de jongere worden ook gevat in deze module. De contacten die vervat zitten in deze module zijn in principe face-to-face. Contextbegeleiding kan mobiel (in de context) en ambulant (in de organisatie) gebeuren. 2.2 Typemodule Contextbegeleiding in functie van Autonoom Wonen (met midden of basisintensiteit) Deze module omvat de vroegere BZW-begeleidingen, zowel vanuit de erkende diensten voor begeleid zelfstandig wonen (categorie 6) als vanuit de begeleidingstehuizen. Deze module sluit inhoudelijk sterk aan bij de module ‘contextbegeleiding’. Het is met het oog op de toekenning van de verblijfssubsidies voor jongeren die autonoom wonen, dat hiervoor een afzonderlijke module ontwikkeld is. 2.3 Typemodule dagbegeleiding in groep Met ‘dagbegeleiding in groep’ willen we het begeleidingsaanbod van de dagcentra een plaats geven. We blijven sterk geloven in de meerwaarde van een laagdrempelige begeleiding in groep, in combinatie met een sterke contextgerichtheid. Dagbegeleiding is de gerichte begeleiding van de minderjarige gedurende een deel van de dag, en behelst in hoofdzaak de periode na schooltijd en in vakantieperiodes. De begeleiding vindt in hoofdzaak plaats in de infrastructuur van de initiatiefnemer (ambulant) en wordt in groep georganiseerd, en heeft primair een hulpverlenende finaliteit. De module ‘dagbegeleiding in groep’ is dus niet hetzelfde als ‘dagbesteding’. Dagbegeleiding wordt evenmin gezien als schoolvervangend, maar wel als naschools en ondersteunend. 2.4 Typemodule verblijf (1-3 nachten, 4-7 nachten, al dan niet in een 1bis voorziening) Met de module verblijf bedoelen we de begeleiding van een jongere waaraan ook overnachting in de organisatie is voorzien. Hieraan zal ook steeds een module contextbegeleiding gekoppeld worden. Vanuit de ervaringen binnen het MFC-experiment wordt de verblijfsfunctie verder gedifferentieerd naar verblijf van gemiddeld 1 tot 3 nachten per week (eerder contextondersteunend) en verblijf van gemiddeld 4 tot 7 nachten (eerder gezinsvervangend). De indicatiestelling door de verwijzers zal echter niet noodzakelijk zo gebeuren, en het blijft de bedoeling dat de jongere het aantal nachten verblijft passend bij zijn traject. 2.5 Typemodule Kortdurend (Crisis)verblijf Dankzij de lineaire ombouw van 1 residentiële capaciteit op 12 (uitgezonderd de capaciteit erkend voor de opvang van -12-jarigen) en de mogelijkheid van een verblijf met een gemiddelde intensiteit 5 van 1 tot 3 nachten per week, ontstaat de mogelijkheid om op organisatieniveau, en mits een goed capaciteitsmanagement, jongeren die nood hebben aan een kortdurend crisisverblijf op te nemen. In de eerste plaats kan dit gaan om jongeren uit de eigen voorziening, met bijvoorbeeld enkel een context- of dagbegeleidingsmodule, maar eventueel kan dit ook aangeboden worden aan externe jongeren. 2.6 Typemodule Ondersteunende Begeleiding Onder deze module vallen pedagogische projecten, time out, ontheming, … Deze kunnen ingezet worden los van, of gekoppeld aan andere modules. Een organisatie die 1 dergelijke module aanbiedt , begeleidt 12 jongeren dagelijks gedurende 2 weken (10 begeleidingsdagen). Ook hier geldt opnieuw het gemiddelde. Men kan dus ook de ene jongere een kort project van 2 dagen aanbieden, en een andere een project van meerdere weken. 3. Kernaspecten Een transparant aanbod, beheer op organisatieniveau van zowel het budget als de invulling van de modules, flexibilisering van mogelijkheden binnen een bepaalde bandbreedte, … het mag duidelijk zijn dat een goeie interne organisatie noodzakelijk is om vlotte trajecten te kunnen garanderen. Vanuit de MFC-ervaring worden enkele goede prakijken behouden binnen het EMK. De uitvoerige omschrijvingen uit de MFC-standaarden nemen we niet over in de gewijzigde regelgeving. We doen appel op de expertise, verantwoordelijkheid en sociale ondernemerszin van de organisaties om deze kernaspecten zelf gestalte te geven. Uiteraard kunnen de standaarden hierbij als inspiratiebron gelden. Voor meer informatie omtrent onderstaande begrippen verwijzen we graag naar het eindrapport MFC 3. Interne regie op cliëntniveau Een hulpverleningstraject voor een jongere op maat uitbouwen, gaat tot nog toe te vaak gepaard met belemmeringen of breuken. Door de nieuwe mogelijkheden van het EMK kan dit veel vlotter, mits de uitbouw van een interne regiefunctie. Dit wordt als volgt omschreven: “Voor elke cliënt (of voor elk cliëntsysteem) wordt een interne regie geactiveerd die het verloop van het traject binnen de organisatie opvolgt, de verwijzende instantie van het verloop op de hoogte houdt, en de naadloosheid en eenduidigheid van het cliënttraject garandeert.” De wijze waarop de interne regie op cliëntniveau vandaag gekoppeld wordt aan personen, kan variëren. De interne regisseur kan gekoppeld worden aan de functie van contextbegeleider, of de interne regisseur kan een eerder coördinerende functie zijn. Dit kan de organisatie zelf bepalen. Interne Regie op organisatieniveau Zoals reeds beschreven wordt het beheer van de capaciteit binnen een gemoduleerde organisatie een cruciale opdracht, die wordt vertaald in een interne regie op organisatieniveau. 3 Eindrapport proefproject Multifunctionele Centra: http://wvg.vlaanderen.be/jongerenwelzijn/inhetnieuws/eindrapport_MFC_2012.htm 6 Ook hier wordt geen standaardmodel naar voor geschoven om (organisatorisch) invulling te geven aan deze functie, en zijn verschillende praktijken mogelijk. De interne regie op organisatieniveau heeft eveneens een belangrijke opdracht in de communicatie met het Centrale Wachtbeheer over beschikbare open plaatsen. Externe regie op cliëntniveau De verwijzende instantie zit in een MFC-traject in de rol van externe regie, die verantwoordelijk is voor de toeleiding en opvolging van het dossier. Bij aanvang van het traject bepaalt de verwijzende instantie de bandbreedte die aangeeft welke zorgmodaliteiten tijdens het traject kunnen worden inof uitgeschakeld. Als externe regisseur waakt de verwijzende instantie over de maatschappelijke noodzaak en de veiligheid, en kan ten gevolge hiervan ingrijpen. Constante vraagverheldering Om trajecten op maat mogelijk te kunnen maken, moet ‘constante vraagverheldering’ centraal staan in de begeleiding. Hieronder begrijpen we het op regelmatige basis nagaan of de aangeboden hulp nog altijd aansluit bij de noden van de betrokken personen. Dit kan resulteren in het bestendigen of wijzigen van de aangeboden modules. De constante vraagverheldering krijgt vorm door zowel intern (begeleidingscontacten, intervisie, supervisie, …) als extern (met de verwijzende instantie of andere betrokken partijen) overleg. 4. Gewijzigde organisatiemodellen Zoals hierboven reeds eerder vermeld, past de invoering van het experimenteel modulair kader binnen de ruimere visie zoals weergegeven in de Staten-Generaal Jeugdhulp. De gevolgen van de keuzes voor modulering, het inzetten op contextbegeleiding, sociaal ondernemerschap en een aangepaste financiering heeft vanzelfsprekend een grote invloed op het hulpverleningslandschap, en in het bijzonder op organisatieniveau. Door de bundeling van deze zaken in een experimenteel modulair kader, willen we organisaties uitnodigen om hun sterktes te consolideren, maar hen bovendien ook uitdagen om het eigen kader te gaan evalueren en aan te passen om nog meer op maat werken mogelijk te maken. De instap in het EMK maakt wijzigingen mogelijk op vlak van leeftijden, samenstelling leefgroep, projecten, personeelsmanagement, innovatieve projecten, … Dit kan echter enkel op voorwaarde dat het vernieuwde profiel geen aardverschuiving veroorzaakt in het aanbod in de regio, en afgetoetst werd bij de verwijzende instanties en goedgekeurd wordt door Jongerenwelzijn als erkennende en subsidiërende overheid. Een transparant aanbod Een organisatie kan er voor kiezen om bij de instap in het EMK dicht aan te blijven leunen bij de oorspronkelijke manier van werken. Het is echter ook mogelijk om een grondige herstructurering door te voeren om flexibiliteit en continuïteit beter en makkelijker mogelijk te maken. Een eerste stap om goed van start te kunnen gaan, is een transparant en duidelijk beeld te creëren van de 7 (eventueel) vernieuwde werking, zowel ten aanzien van de cliënten, de verwijzende instanties als de eigen medewerkers. Welke modules worden er aangeboden; welke trajecten zijn er mogelijk binnen de eigen organisatie of binnen een mogelijk samenwerkingsverband; worden er teams anders samengesteld; worden de financiële middelen op een andere manier aangewend; wat is de invloed van een eventuele afbouw/ombouw/uitbreiding op het aanbod; … ? Door van bij de opstart in het EMK een antwoord te formuleren op dergelijke vragen, en een transparant model aan te bieden, of hiermee aan de slag te gaan, moet het mogelijk zijn om voor alle betrokken partijen duidelijkheid te scheppen, of zich hier minstens voor te engageren. Beheer op organisatieniveau Eén van de expliciete beleidskeuzes is het stimuleren van organisaties tot sociaal ondernemerschap. Deze lijn wordt doorgetrokken in het modulair kader. Een voorbeeld hiervan is de enveloppenfinanciering, waardoor een organisatie meer mogelijkheden krijgt om een invulling te geven aan specifieke noden of uitdagingen van de organisatie. Gedurende het eerste jaar van het experimenteel modulair kader zal er rond dit thema vanuit Jongerenwelzijn ondersteuning geboden worden aan de organisaties. Een andere vorm van beheer op organisatieniveau is het inzetten van de verschillende modules. Om flexibele en continue trajecten toe te laten, voorzien we inhoudelijk geen strikte afbakening tussen bijvoorbeeld contextbegeleiding en contextbegeleiding ifv autonoom wonen. Bij de module verblijf is er evenmin een arbitraire opdeling in het toekennen van een module met hoge intensiteit (4-7 nachten) of een lagere intensiteit (1-3 nachten). De doelstelling van de registratie (zie verder) is zicht krijgen op de totale inzet van de organisatie, en niet op cliëntniveau. Aan de huidige spelregels inzake de minimale bezettingsgraad van 80% wijzigt in het modulaire kader niets: organisaties worden nog steeds verwacht een minimale bezetting van 80% van de erkende modules te halen, ook de bepalingen inzake het niet halen daarvan blijven ongewijzigd. Voorbeeld 1: Een inrichtende macht was erkend voor een thuisbegeleidingsdienst van 32 plaatsen en een dienst voor begeleid zelfstandig wonen van 16 plaatsen. Door te moduleren zal de organisatie beschikken over volgende modules: - Contextbegeleiding: 16 keer basisintensiteit, 13 keer middenintensiteit en 3 keer hoge intensiteit (= 51u). Contextbegeleiding ifv Autonoom Wonen: 3 keer basisintensiteit en 13 keer middenintensiteit (= 29u). Concreet wil dit zeggen dat deze organisatie 48 (32 + 16) jongeren begeleidt, en wekelijks minimaal 80u (51u + 29u)contextbegeleiding moet presteren. 8 Afhankelijk van de noodzaak kan een cliënt de ene week dus intensievere contextbegeleiding kunnen krijgen dan een andere week. Ook de 32 contextbegeleidingen en 16 contextbegeleidingen ifv autonoom wonen, kunnen wanneer nodig als communicerende vaten gezien worden. Voorbeeld 2: Een begeleidingstehuis wordt binnen het EMK erkend als een organisatie met 26 modules verblijf en 28 modules contextbegeleiding basisintensiteit, en zetten die in dmv een eerder gezinsvervangende leefgroep (intensiteit verblijf 4-7 nachten) van 11 jongeren en een eerder gezinsondersteunende leefgroep (intensiteit verblijf 1-3 nachten) van 15 jongeren. Deze organisatie kan 28u contextbegeleiding per week besteden aan 26 jongeren. Jongeren die in de eerder gezinsvervangende leefgroep verblijven kunnen uiteraard ook minder nachten aanwezig zijn, jongeren uit de andere leefgroep kunnen meer dan 3 nachten verblijven. Om een effectief gebruik van de modules mogelijk te maken, is het belangrijk dat de organisatie kan aantonen op welke manier ze invulling geeft aan deze flexibiliteit. Een goed uitgewerkte procedure rond het beheren van de capaciteit en de afstemming met het wachtlijstbeheer kan hiertoe bijdragen. We zien hierin een belangrijke rol voor de interne regie op organisatieniveau. Nadruk op contextbegeleiding en dynamisering van het residentiële aanbod. Zoals reeds eerder aangegeven wordt vanuit de visie van de Staten-Generaal Jeugdzorg en het Experimenteel Modulair Kader contextbegeleiding centraal gesteld. Dit heeft vooral voor begeleidingstehuizen belangrijke consequenties. Eerst en vooral wordt er binnen het EMK voor gekozen om 1 verblijfsplaats per 12 te ‘dynamiseren’. Dit wil zeggen dat er 1 verblijfsplaats wegvalt, maar dat er aan de 11 resterende verblijfsplaatsen 12 contextbegeleidingen gekoppeld worden. Op deze manier willen we alle organisaties ertoe aanzetten om voor élke jongere actief in de context te werken. Dit echter zonder afbreuk te doen aan de blijvende noodzaak aan gezinsvervangende residentiële begeleiding. Daarom wordt in onze beschrijving van ‘contextbegeleiding’ het begrip context breed gedefinieerd (ruimer dan enkel de andere gezinsleden) maar het begrip begeleiding smal (face to face en in relatie met de begeleidingsdoelstellingen). Door de beweging die ingezet is met het modulair kader willen we een transparanter en realistischer zicht krijgen op de functie verblijf. Door het afzonderlijk moduleren van de vroegere BZW-plaatsen in de module Contextbegeleiding Autonoom Wonen, de lineaire afbouw van 1 plaats op 12 en het afschaffen van de flexibele norm moet het voor alle betrokken partijen duidelijker worden hoe de verblijfsmodules van een organisatie ingevuld zijn. Organisaties die de module verblijf aanbieden, krijgen ook de mogelijkheid om de module ‘kortdurend (crisis)verblijf’ in te zetten. Dit kan doordat er ruimte vrijgekomen is door de lineaire afbouw, én omdat het mogelijk is dat een jongere al in de context verblijft. 9 Een voorbeeld : Een organisatie wordt erkend voor 12 modules verblijf, 10 modules dagbegeleiding en 23 modules contextbegeleiding (waarvan 4 aan middenintensiteit). In enkele trajecten (waarin verblijf en context geactiveerd zijn) verblijven de jongeren nog slechts sporadisch in de voorziening. Wanneer er bij één van de jongeren die dagbegeleiding volgt een crisis ontstaat in de thuissituatie, is het mogelijk om hem toch verblijf aan te bieden. 5. De toewijzing 5.1 Het principe van toewijzen in modules Binnen de multifunctionele centra werd er toegewezen binnen op voorhand vastgelegde bandbreedtes, wat het mogelijk maakte om verschillende hulpverleningsvormen te combineren zonder hiervoor een breuk te veroorzaken in het begeleidingstraject, én zonder hiervoor telkens een aanpassing van een beschikking te moeten hebben. Deze goeie praktijk willen we binnen het experimenteel modulair kader nog verder flexibiliseren en koppelen aan Integrale Jeugdhulp. Door de combinatie van verschillende modules mogelijk te maken, kan er een hulpverleningsaanbod op maat van een jongere samengesteld worden. Concreet wil dit dus zeggen dat een verwijzer één of meerdere modules indiceert en samenbrengt in een zgn. bandbreedte, een geïntegreerd pakket hulpverlening dat samengesteld wordt op basis van de noden en mogelijkheden van de minderjarige en zijn context. Binnen deze bandbreedte kunnen de geselecteerde modules flexibel ingezet worden, zonder de beschikking te veranderen. Echter, wanneer uit de ‘constante vraagverheldering’ tijdens het hulpverleningstraject zou blijken dat er modules blijvend kunnen uitgeschakeld worden of dat er nood is aan een andere module, dan zal de samenstelling van de bandbreedte geherindiceerd moeten worden. Dit kan enkel in overleg met de verwijzende instantie, en resulteert in een nieuwe beschikking. Opmerking: onderstaande richtlijnen gelden voor alle regio’s. Enkel voor Oost-Vlaanderen zullen, op het moment van de opstart van Integrale Jeugdhulp in de pilootregio, andere richtlijnen in samenspraak met IJH opgemaakt en gecommuniceerd worden. (Dus tot aan de opstart van deze piloot gelden onderstaande richtlijnen ook voor de Oost-Vlaamse verwijzers en voorzieningen). 10 Bij het samenstellen van een bandbreedte zijn er enkele beperkingen/verplichtingen bij het combineren van de modules. Hierbij een overzicht van de mogelijkheden en de beperkingen: Modules: (1) (2) (3) (4) (5) (6) Contextbegeleiding Contextbegeleiding autonoom wonen Dagbegeleiding in groep Verblijf Ondersteunende Begeleiding Crisisverblijf Combinaties: - De modules ‘contextbegeleiding’, ‘contextbegeleiding ifv autonoom wonen’ en ‘ondersteunende begeleiding’ kunnen afzonderlijk ingezet worden. De modules ‘dagbegeleiding’ en ‘verblijf’ moeten steeds gecombineerd worden met de module ‘contextbegeleiding’ De modules ‘dagbegeleiding’ en ‘verblijf’ kunnen niet gecombineerd worden voor één minderjarige. De modules ‘contextbegeleiding’ en ‘contextbegeleiding ifv autonoom wonen’ kunnen niet gecombineerd worden. Een bandbreedte kan dus minimaal uit 1 module en maximaal uit 4 modules bestaan. 5.2 De link tussen de modules en de bestaande maatregelen Om een jongere te kunnen toewijzen aan een organisatie voor Bijzondere Jeugdzorg binnen het EMK blijven de bestaande maatregelen van toepassing. Het uitgangspunt ‘één minderjarige - één maatregel – 1 of meer modules’ kan gehanteerd worden. Net zoals voorheen kan er slechts één mobiele maatregel per gezin genomen worden (cf. bezetting).4 De verschillende modules kunnen gelinkt worden aan deze maatregelen volgens onderstaand schema, met een aanduiding van welke modules minimaal en optioneel in de bandbreedte opgenomen kunnen worden. 4 Opmerking: indien de verwijzende instantie beslist om meerdere mobiele maatregelen te nemen binnen één gezin, zal in Domino slechts één minderjarige met de effectieve maatregel geregistreerd kunnen worden, voor de andere minderjarigen zal dit in Domino geregistreerd worden onder de maatregel ‘thuisbegeleiding meerdere kinderen’. 11 Comité Bijzondere Jeugdzorg Aard maatregel Jeugdrechtbank POS Brusselse Ordonnantie Minimale modules Optionele modules (registratie in Domino) MOF Begeleiding door erkende voorziening (BVR art. 69, 2°) Gezinsbegeleiding bevelen (decr. art. 38, §1, 3°) Toevertrouwen aan een betrouwbaar persoon of geschikte inrichting (WJB, art. 37 §2, 7°) Een familiale, psychosociale, opvoedende en/of therapeutische begeleiding bevelen (Art. 10, §1, 3° Ordonn.) Contextbegeleiding Crisisverblijf Ondersteunende begeleiding OVBJ zonder verblijf/cb aw De minderjarige voor ten hoogste één jaar een erkende semiresidentiële voorziening kan bezoeken (BVR art. 69, 4°) Voor ten hoogste één jaar de minderjarige een semiresidentiële voorziening doen bezoeken (decr. art. 38 §1, 5°) Toevertrouwen aan een betrouwbaar persoon of geschikte inrichting (WJB, art. 37 §2, 7°) De jongere een semiresidentiële voorziening doen bezoeken (Art. 10, §1, 5° Ordonn.) Contextbegeleiding Dagbegeleiding in groep Crisisverblijf Ondersteunende begeleiding OVBJ zonder verblijf/cb aw Erkende residentiële voorziening (BVR art. 69, 10°) (BVR art. 69, 6°) Geschikte open inrichting (decr. art. 38, §1, 11°) (decr. art. 38, §1, 7°) Toevertrouwen aan een betrouwbaar persoon of geschikte inrichting (WJB, art. 37 §2, 7°) Tijdelijk verblijven in een gepaste open instelling (Art. 10, §1, 10° Ordonn.) Contextbegeleiding Verblijf Crisisverblijf Ondersteunende begeleiding OVBJ met verblijf/cb aw De minderjarige die de leeftijd van zeventien jaar heeft bereikt en over voldoende inkomsten zal beschikken, voor ten hoogste één jaar zelfstandig kan wonen onder de begeleiding van een erkende voorziening (BVR art 69, 5°) Voor ten hoogste één jaar de minderjarige, die de leeftijd van zeventien jaar heeft bereikt en over voldoende inkomsten beschikt, zelfstandig laten wonen (decr. art. 38, §1, 6°) Toevertrouwen aan een betrouwbaar persoon of geschikte inrichting (WJB, art. 37 §2, 7°) Toelaten om zelfstandig of onder permanent toezicht te wonen, en om zich op deze verblijfplaats te laten inschrijven in de bevolkingsregisters (Art. 10, §1, 6° Ordonn.) Contextbegeleiding in functie van autonoom wonen Crisisverblijf Ondersteunende begeleiding OVBJ met verblijf/cb aw 12 De minderjarige, eventueel samen met de personen die over de minderjarige het ouderlijke gezag uitoefenen of hem of haar onder hun bewaring hebben, voor ten hoogste zes maanden kan deelnemen aan een project als vermeld in artikel 38, § 1, 4°, van het decreet, georganiseerd door een organisatie die daartoe een overeenkomst heeft afgesloten met de minister (BVR art 69, 3°) Voor ten hoogste zes maanden de minderjarige een opvoedend project opleggen of de minderjarige, eventueel samen met de personen die over hem het ouderlijk gezag uitoefenen of hem onder hun bewaring hebben, toevertrouwen aan een project; (decr. art. 38 4°) Prestatie opvoedkundige aard en van algemeen nut (WJB, art. 37 §2, 4°) De jongere, zijn familie en/of zijn naasten een opvoedend project opleggen (Art. 10, §1, 4° Ordonn.) Opmerking: ook de voortgezette maatregelen blijven mogelijk. 13 Ondersteunende begeleiding OVBJ zonder verblijf/cb aw 5.3 Beschikkingen: In de beschikking waarbij een jongere wordt toevertrouwd aan een organisatie voor bijzondere jeugdzorg, zal de bandbreedte met benoeming van de modules beschreven moeten worden. Het feit dat de duur van de typemodules op 6 maand gezet is, heeft te maken met de inhoudelijke nadruk op constante vraagverheldering. De regelgevende termijnen van beschikkingen blijven behouden. Ook de intensiteiten die aan typemodules toegevoegd zijn (vb hoge intensiteit contextbegeleiding, verblijf 1-3 nachten, …) hoeven niet noodzakelijk in de beschikking opgenomen te worden. Indien de verwijzende instantie er belang aan hecht om op basis van de casus de keuze te expliciteren, kan dit uiteraard wel. We zullen in de regionale overlegmomenten (cf. infra) opvolgen wat de ervaringen hiermee zijn. In de lopende dossiers (zowel MFC als regulier) hoeft niets gewijzigd te worden tot op het moment van verlenging of herziening maatregel. Hieronder worden twee voorbeelden beschreven van hoe de beschikking er uit kan zien: Voorbeeld 1: Voorbeeld 1 ‘vertrouwen de minderjarige toe aan organisatie voor bijzondere jeugdzorg X, adres, binnen een bandbreedte met modules contextbegeleiding en crisisverblijf, vanaf …/…/…, met kosten ten laste van de subsidiërende overheid.’ Voorbeeld 2: ‘vertrouwen de minderjarige toe aan organisatie voor bijzondere jeugdzorg Y (afdeling Z), adres, binnen een bandbreedte met modules contextbegeleiding en dagbegeleiding in groep, vanaf …/…/…, met kosten ten laste van de subsidiërende overheid.’ 5.4 Registratie in DOMINO Het registratiesysteem DOMINO is nog niet volledig aangepast aan de veranderingen die het Experimenteel Modulair Kader met zich meebrengen. Veranderingen ten gronde kunnen de eerste maanden niet uitgevoerd worden, en bovendien willen we de registratie van het EMK afstemmen met die van Integrale Jeugdzorg. Om de registratie van de dossiers toch mogelijk te maken, en om rekening te houden met een correcte uitbetaling van de kinderbijslag, zijn er enkele kleine wijzigingen in het systeem ingevoerd: Categorie: Organisaties die instappen in het EMK krijgen in het luikje ‘Categorie’ de aanduiding ‘Experimenteel Modulair Kader (EMK)’. 14 Er wordt binnen de organisaties voor bijzondere jeugdzorg in Domino enkel een onderscheid gemaakt in ‘OVBJ (organisatie voor bijzondere jeugdzorg) met verblijf/cb aw’ en ‘OVBJ zonder verblijf/cb aw’. Dit onderscheid is cruciaal inzake de verrekening van de kinderbijslag. Enkel wanneer voor een minderjarige binnen de organisatie ‘OVBJ met verblijf/cb aw’ wordt geselecteerd, zal kinderbijslag verrekend worden. De modules die in een bandbreedte opgenomen worden, moeten worden opgesomd bij ‘bijzondere mededeling’. Hieronder vindt u een printscreen van de registratie in Domino. 15 Opmerking: Het kan gebeuren dat in de beschikking specifiek vermeld wordt aan welke afdeling van een organisatie een minderjarige wordt toevertrouwd, maar dit wordt niet geregistreerd in Domino. Enkel het bovenvermelde onderscheid OVBJ met verblijf/cb aw en OVBJ zonder verblijf/cb aw wordt aangeduid. Alle verwijzingen naar MFC zijn niet meer van toepassing (dus niet langer ‘maatregel binnen MFC-traject’ aanvinken, niet langer bandbreedtemodellen 1-4 aanduiden) (In de volgende revisie van Domino, voorzien eind april 2013, zal dit luikje volledig verwijderd worden) Indien bij aanvang van een traject geen crisisverblijf werd opgenomen in de bandbreedte, maar dit in de loop van het traject alsnog moet ingezet worden, kan dit geregistreerd worden in Domino door in te voeren als aparte maatregel, begin- en einddatum van de opname in te voeren, en te selecteren ‘time-out’ (zie printscreen). In dat geval zal geen verrekening van de kinderbijslag plaatsvinden. Opmerking: de organisatie voor bijzondere jeugdzorg mag voor die periode geen P3-formulier invullen. 5.5 Wachtlijstbeheer Naar analogie van de MFC-werking, waarbij de Centrale Wachtlijstwerking werd opgesplitst in MFC ambulant, MFC mobiel en MFC residentieel, zal ook de Centrale Wachtlijstwerking afgestemd worden op de organisaties voor bijzondere jeugdzorg die een gemoduleerd aanbod aanbieden. Er zal een opsplitsing gemaakt worden volgens de module waarmee de minderjarige kan instromen: - Wachtlijst voor contextbegeleiding Wachtlijst voor dagbegeleiding in groep + contextbegeleiding Wachtlijst voor verblijf + contextbegeleiding Wachtlijst voor contextbegeleiding in functie van autonoom wonen Over de rechtstreekse toewijzing aan organisaties ondersteunende begeleiding, en het al dan niet bijhouden van een wachtlijst hiervoor, volgt snel nog extra communicatie. Aan de voorzieningen wordt gevraagd om aan de verantwoordelijken van de Centrale Wachtlijst in hun regio aan te geven welke wachtlijst-types voor hun organisatie van toepassing zijn, met – indien nodig – een verfijning naar geslacht en/of leeftijd, locatie,… Voorbeeld 1: In een begeleidingstehuis dat instapt in het EMK en dat nagenoeg evenveel modules verblijf als contextbegeleiding aanbiedt, waarbij automatisch aan elke module verblijf een module contextbegeleiding gekoppeld is, zullen minderjarigen enkel kunnen instromen via verblijf + contextbegeleiding. Voor deze organisatie is enkel de ‘wachtlijst voor verblijf + contextbegeleiding’ nodig. 16 Voorbeeld 2: Een andere organisatie die tot voor kort zowel een begeleidingstehuis, een dagcentrum als een thuisbegeleidingsdienst omvatte, zal wachtlijsten voor zowel contextbegeleiding, dagbegeleiding in groep + contextbegeleiding als verblijf + contextbegeleiding hebben. Elke organisatie die erkend wordt voor contextbegeleiding in functie van autonoom wonen, zal ook hiervoor een aparte wachtlijst kunnen hebben, tenzij deze module enkel als uitstroom wordt ingezet voor jongeren die voorheen residentieel verbleven in dezelfde organisatie. De mogelijkheid om een minderjarige op meerdere wachtlijsten te plaatsen blijft behouden, hier gelden de regionale afspraken van vandaag. De erkenning van de organisaties voor bijzondere jeugdzorg gaat in vanaf 1 januari 2013. Dit betekent dat alle jongeren die reeds op de wachtlijst stonden van deze voorzieningen op de vernieuwde wachtlijsten zullen moeten worden gezet, anders zal één voorziening meerdere types wachtlijsten hebben, wat naar volgorde en priorisering van de minderjarigen niet werkbaar is. De concrete afspraken hiervoor worden spoedig gecommuniceerd. Voor de voorzieningen die niet meestappen in het experimenteel modulaire kader blijft uiteraard de huidige reguliere wachtlijstwerking van toepassing. 6. Het traject De verschillende stappen binnen een traject Toewijzing De verwijzende instantie bundelt de toegewezen modules in een bandbreedte. Aan de hand van deze bandbreedte wordt er een organisatie gezocht die dit kan aanbieden, en kan de jongere worden toegewezen. Opstart Tijdens een kennismakingsgesprek tussen de jongere (en mogelijke contextfiguren), de organisatie en de verwijzer worden de wederzijdse verwachtingen omtrent de invulling van de modules toegelicht. Er is van bij dit eerste contact aandacht voor de manier waarop de regie van het hulpverleningstraject vorm zal krijgen, en hoe er bijsturingen kunnen gebeuren wanneer nodig. Begeleiding Het eigenlijke hulpverleningsgedeelte van het traject zal door elke organisatie anders vormgegeven worden, zoals beschreven in hun pedagogisch profiel. Specifiek voor het EMK willen we de aandacht vestigen op enkele kernbegrippen zoals interne regie, gerichtheid op contextbegeleiding en constante vraagverheldering, die centraal moeten staan in deze begeleiding. 17 Eventuele (de-)activering van een module binnen dezelfde bandbreedte Wanneer bij toewijzing verschillende modules opgenomen zijn in de bandbreedte, dan kan een organisatie deze modules flexibel aanwenden gedurende de begeleiding. Dit wil zeggen dat de vroeger noodzakelijke administratieve en tijdrovende formaliteiten niet meer nodig zijn, en dat er snel en zonder hulpverleningsbreuken te veroorzaken kan gehandeld worden. Een voorbeeld: De modules contextbegeleiding, dagbegeleiding en crisisverblijf zijn bij de toewijzing opgenomen in de bandbreedte. Door een ernstig conflict in de thuissituatie dringt een kortdurend verblijf van de jongere zich op, om de verdere context begeleiding niet te hypothekeren. Aangezien de module ‘crisisverblijf’ geactiveerd is, kan de jongere onmiddellijk enkele dagen in de voorziening overnachten, en blijven dezelfde hulpverleners actief in het begeleiden en voorbereiden naar een snelle terugkeer naar huis. Binnen de bandbreedte van een 14-jarig meisje zijn de modules contextbegeleiding en verblijf opgenomen. Dankzij een intensieve ondersteuning kan ze snel terug in de context verblijven. Aangezien er gezamenlijk ingeschat wordt dat dit nieuwe evenwicht nog te broos is om onmiddellijk over te schakelen naar enkel contextbegeleiding, blijft de bestaande bandbreedte met contextbegeleiding en verblijf voorlopig actief. De druk op de module verblijf binnen de organisatie vermindert, waardoor er eventueel ruimte komt voor crisisopnames. Ten laatste 6 maand na de opstart van de modules volgt een evaluatie. (Eventuele) verandering van bandbreedte, al dan niet binnen de eigen organisatie. Wanneer gedurende een begeleiding duidelijk wordt dat de indicatiestelling niet tegemoet komt aan de realiteit van de hulpverlening, en er uit de constante vraagverheldering naar voren komt dat één of meerdere andere modules ingezet moeten worden die meer zou bij de noden, wordt er een overleg gepland met de verwijzende instantie. Deze kan een nieuwe bandbreedte samenstellen, waarbij er bekeken wordt of deze binnen dezelfde organisatie kan uitgevoerd worden, of dat er een andere organisatie dient gezocht te worden. In beide scenario’s wordt er vanuit de regiefunctie nagegaan hoe er zo weinig mogelijk breuken in de hulpverlening kunnen ontstaan. Een voorbeeld: Wanneer gedurende de begeleiding van een jongere, waarbij enkel de module contextbegeleiding geïndiceerd is, blijkt dat er een nood ontstaat aan eerder langdurig verblijf, wordt er een overleg gepland met de jongere, zijn ouders, de interne regisseur en de verwijzende instantie, en komen ze tot een akkoord om een nieuwe bandbreedte op te stellen, waarbij ook de module verblijf toegevoegd wordt. Optie 1: de organisatie biedt ook de module verblijf aan. De contextbegeleider die reeds aanwezig was blijft deze taak op zich nemen. Hierdoor blijft er voor de jongere en zijn context een constante in de hulpverlening. 18 Optie 2: de organisatie biedt de module verblijf niet aan. Bij de overgang naar een andere organisatie kan de interne regisseur een stuk meelopen in het overgangsproces, waardoor het hulpverleningstraject zo vlot mogelijk verloopt. Evaluatie na 6 maanden Uiterlijk 6 maanden na de opstart van de hulpverlening binnen een bepaalde bandbreedte, is er een evaluatie met alle betrokken partijen. Tijdens deze evaluatie kan een bandbreedte bestendigd worden, bijgestuurd worden door modules te (de-)activeren of geopteerd worden om de begeleiding af te ronden. Einde van het hulpverleningstraject Er zijn verschillende manieren waarop een traject kan afgerond worden. Deze allemaal gaan opsommen zou ons in deze tekst te ver brengen, maar het streven is dat er bij het afsluiten van een hulpverleningstraject een overleg is met de verschillende betrokken partijen. 7. Welke organisaties Het experimenteel Modulair Kader gaat op 1 januari van start met 62 organisaties voor Bijzondere Jeugdzorg. Het overzicht van deze voorzieningen wordt op de website van Jongerenwelzijn geplaatst. Voorlopig zijn de OOOC’s en de diensten HCA en CaH nog niet opgenomen in het modulair kader. In 2013 wordt, samen met de sector, onderzocht op welke manier dit aanbod in het modulaire kader geïntegreerd kan worden. 8. Opvolging en evaluatie 8.1 Opvolging De opstart van het Experimenteel Modulair Kader brengt zoals gezegd veranderingen met zich mee op tal van vlakken. We willen van bij de opstart een degelijke opvolging organiseren om eventuele moeilijkheden en problemen snel te detecteren en op accurate wijze bij te sturen waar nodig. Om dit mogelijk te maken zullen verschillende overlegorganen opgericht worden, zodat elk domein (financieel, organisatorisch, inhoudelijk) en elke actor (organisaties, werkgeversfederaties, verwijzende instanties, vakbonden, …) betrokken wordt. Bovendien zullen er ook bilaterale gesprekken gevoerd worden met de organisaties afzonderlijk om de invloed op kleinere schaal te meten en gericht te ondersteunen waar nodig. Hierbij een overzicht: 1. Opstartdag Op 17 januari organiseren we een opstartdag voor alle organisaties die instappen in het EMK, en de betrokken instanties. De opzet is een vlotte opstart voor alle betrokken partijen. 19 2. Toelichting Verwijzende Instanties In de verschillende regio’s is er een overleg met de verwijzende instanties en de diensten wachtbeheer om een vlotte en correcte toewijzing mogelijk te maken. 3. Regionale intervisiegroep Gedurende het eerste jaar van het EMK wordt er per provincie een regionale intervisiegroep opgericht, bestaande uit een afgevaardigde van elke organisatie EMK, enkele verwijzers, de regioverantwoordelijke en Jongerenwelzijn. In Oost-Vlaanderen zal, gezien de opstart van de pilootregio, hier ook een vertegenwoordiging van Integrale Jeugdhulp in zetelen. Aan de hand van uitwisseling van ervaringen, opvolging en goede praktijkvoorbeelden willen we het EMK inhoudelijk en organisatorisch evalueren op het niveau van trajecten, leefgroepen, doelgroep, modules en toewijzing. 4. Stuurgroep koepels De werkgeversorganisaties zijn het engagement aangegaan om samen met Jongerenwelzijn organisaties te ondersteunen op het vlak van werkgeversmaterie en de enveloppenfinanciering. Hiervoor wordt er een stuurgroep opgericht die op regelmatige basis zal samenkomen, en waarvan de resultaten zullen uitgewisseld worden met de organisaties. 5. Intervisiegroep werknemers Samen met de vakbonden willen we ook enkele keren rond de tafel zitten om de impact van het EMK op de werknemers op te volgen. 6. Opvolgingscommissie EMK Voor de algemene opvolging van het EMK wordt er een opvolgingscommissie opgericht, die 4 keer per jaar samenkomt, en bestaat uit een afvaardiging van het kabinet, de werkgeversorganisaties, de werknemersorganisaties, Jongerenwelzijn, de organisaties Bijzondere Jeugdzorg en de regioverantwoordelijken. 7. Bezoek elke organisatie Vanaf april 2013 brengen we een bezoek aan elke organisatie om de impact van het EMK op de organisatie zelf te evalueren. Aan de hand van dit bezoek willen we een beter zicht krijgen op eventuele moeilijkheden, ondersteuning bieden en antwoorden geven op individuele vragen. 8. Reflectiedagen In de loop van 2013 organiseren we 2 reflectiedagen voor de volledige sector om de eerste evaluatieresultaten toe te lichten. Een volledig evaluatierapport zal afgewerkt worden in het eerste kwartaal van 2014. 20 8.2 Evaluatie Aan de hand van de opvolging en de registratie zal er een continue evaluatie van het Experimenteel Modulair Kader gevoerd worden. Dit gebeurt op verschillende niveaus in verschillende werk- en overleggroepen. In de loop van 2013 organiseren we 2 reflectiedagen voor de volledige sector om deze evaluatie toe te lichten. Een volledig evaluatierapport zal afgewerkt worden in het eerste kwartaal van 2014. 9. Contact en helpdesk We hopen dat de opstart van het Experimenteel Modulair Kader behalve veel vragen ook een positieve dynamiek met zich meebrengt, en zal leiden tot een hulpverlening die op een efficiënte en doeltreffende manier kan verlopen. Op de website van Jongerenwelzijn (www.jongerenwelzijn.be ) zal een rubriek met veel gestelde vragen terug te vinden zijn, en daar ook verder aangevuld worden. Bovendien kan u daar vinden wie u kan contacteren mochten uw vragen toch niet beantwoord zijn. Contactgegevens binnen Jongerenwelzijn: Bram Antheunis (opvolging EMK) [email protected] 02/553.06.35 Geert Michiels (regio’s Oost-Vlaanderen en Antwerpen) [email protected] 02/553.31.71 Kim Craeynest (regio’s West-Vlaanderen, Vlaams-Brabant-Brussel en Limburg) [email protected] 02/553.38.06 21