Tussentijdse rapportage van de pilot vrijheid van godsdienst en levensovertuiging Inleiding De pilot ‘vrijheid van godsdienst en levensovertuiging’ is in de zomer van 2009 gestart. De pilot is in het kader van intensivering van activiteiten gericht op de internationale bescherming van de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing, die als één van de prioriteiten in de Mensenrechtenstrategie ‘Naar een menswaardig bestaan’ is opgenomen. In overleg met ambassades en het Breed Overleg Godsdienstvrijheid (BOG) zijn in 2009 vijf landen geselecteerd: China, Egypte, Eritrea, India en Kazachstan. De ambassades in deze landen is verzocht een diepgaande analyse uit te voeren naar de lokale situatie rond godsdienstvrijheid. Daarbij is onder meer aandacht besteed aan de religieuze demografie, bestaande en voorgenomen wetgeving en beleid op het gebied van godsdienstvrijheid, de internationale opstelling van het land ten aanzien van dit onderwerp, en de situatie in de praktijk. Op grond van deze analyse hebben de betrokken ambassades een strategisch actieplan voor godsdienstvrijheid opgesteld, op basis waarvan momenteel activiteiten worden uitgevoerd. Hieronder volgt een tussenstand van de pilot, waarin een overzicht van de uitgevoerde analyse per land is weergegeven. Tevens is een kort overzicht van de lopende activiteiten opgenomen. De pilot zal nog doorlopen tot medio 2011. Aan het eind van de pilot zullen de resultaten van de activiteiten in kaart worden gebracht, aan de hand waarvan ook een evaluatie zal worden uitgevoerd. De Kamer zal hierover uitgebreid worden gerapporteerd. Mede op basis van deze evaluatie, aangevuld met voorstellen van de Kamer en het maatschappelijk middenveld, zal de pilot vervolgens worden uitgebreid met een vijftal extra landen. Egypte Demografisch en juridisch kader De overgrote meerderheid van de Egyptische bevolking bestaat uit Soenni moslims. De schatting over het aantal christenen in Egypte lopen uiteen van 9 tot 11%. De meerderheid van de christenen in Egypte behoort tot de koptisch orthodoxe kerk. Er leven daarnaast ook kleine groepen baha’is en joden in Egypte. De Egyptische grondwet garandeert gelijkheid van alle burgers ondanks verschil in geloof. Volgens de grondwet is de islam de staatsgodsdienst en is de Shari’a de voornaamste bron voor wetgeving. Egypte is sinds 1982 partij bij het IVBPR. Het land heeft evenwel het voorbehoud gemaakt dat het verdrag niet in strijd mag zijn met de regels van de islamitische wet. Egypte heeft verder de nietbindende Cairo Declaration on Human Rights in Islam van de OIC ondertekend. Dit document wordt in internationale mensenrechtenkringen beschouwd als een ondermijning van het universele karakter van de mensenrechten. In Egypte zijn slechts de islam, het christendom en het jodendom officieel erkend. Er bestaat een registratieplicht voor religieuze groepen. Ongeregistreerde groeperingen kunnen worden gearresteerd en vervolgd. Een criterium is of de groep onder de islam, het christendom of het jodendom valt. Op identiteitskaarten wordt vermeld tot welke religie men behoort. Officieel staat het iedereen vrij andere geloven dan de drie officiële stromingen aan te hangen, maar een afwijkend geloof kon tot voor kort niet worden vermeld op een identiteitskaart. Ook kan men zich niet laten registeren als seculier. Geloofsvrijheid in de praktijk Er is sprake van toegenomen conservatisme in de samenleving. Hoewel in 2010 het aantal confrontaties tussen moslims en christenen afnam, waren de incidenten gewelddadiger en de gevolgen ingrijpender. Op 1 januari 2011 vond een aanslag plaats in Alexandrië gericht tegen Koptische christenen die de kerk verlieten na een mis ter gelegenheid van het nieuwe jaar. De regering doet te weinig om sektarische spanningen en onverdraagzaamheid tegen te gaan. Een aantal wetsvoorstellen om discriminatie op basis van geloof tegen te gaan is nog steeds niet in behandeling genomen, zoals de Universal Law on Places of Worship. Hierdoor is bouw en onderhoud van kerken een moeizaam proces. Strafrechtelijke vervolging van plegers van sektarisch geweld komt slechts langzaam op gangen er is sprake van geloofsdiscriminatie op de arbeidsmarkt en de werkvloer. Meningen over de islam die afwijken van de orthodoxe leer of die als beledigend worden ervaren, behoren tot de taboesfeer. In zogenaamde ‘hisba-rechtszaken’ wordt de openbare aanklager opgeroepen personen te vervolgen die zich schuldig zouden hebben gemaakt aan het beledigen van de islam. Hoewel de grondwet vrijheid van godsdienst garandeert en de wet in theorie geen restricties legt op het veranderen van godsdienst, is het in de praktijk haast onmogelijk voor moslims om zich tot het christendom te bekeren. Dit is met name een probleem voor het aanvragen van identiteitskaarten, die benodigd zijn voor bijvoorbeeld het volgen van onderwijs, het genieten van gezondheidszorg, en het verkrijgen van een paspoort. Moslims die zich bekeren tot andere geloven, worden door de maatschappij sterk gestigmatiseerd en kunnen gevaar lopen. Opstelling binnen de VN De laatste jaren maakt Egypte in multilaterale fora vaak bezwaar tegen verwijzingen naar het recht om van godsdienst te veranderen. Daarnaast speelt Egypte een voortrekkersrol in het bewerkstelligen van een verbod op defamation of religions. Egypte werd in mei 2007 lid van de MRR en stelde zich doorgaans assertief op. Egypte stemde tegen de Portugese resolutie Elimination of All Forms of Intolerance and of Discrimination Based on Religion or Belief (een resolutie waarin aanbevelingen worden gedaan om intolerante en discriminatie te voorkomen en te bestrijden). Ook stemde Egypte tegen de door Nederland en Frankrijk geïnitieerde resolutie Discrimination Based on Religion or Belief and its Impact on the Enjoyment of Economic, Social and Cultural Rights, omdat het zich (in OICverband) niet kon vinden in de thematische benadering van de resolutie en graag een verwijzing wilde naar incitement to religious hatred. Activiteiten Sinds het begin van de pilot in 2009 heeft de ambassade een aantal activiteiten in gang gezet. Zo zijn verschillende NGO’s ondersteund die zich in hebben gezet voor godsdienstvrijheid vanuit een seculier perspectief, op aanpassing van discriminatoire bepalingen in de familiewet en op het in kaart brengen van schendingen van godsdienstvrijheid. Ook steunt de ambassade dialoogactiviteiten tussen jeugdleiders met verschillende religieuze achtergronden. Bovendien heeft de ambassade opdracht gegeven aan twee onderzoeksinstituten om een beleidsgericht onderzoek te doen naar het religieus discours van islamitische actoren. Tijdens de volgende UPR van Egypte zal Nederland navraag doen naar eerder door Egypte gedane toezeggingen. Zo heeft Egypte aangegeven de regels voor het bouwen van gebedshuizen tegen het licht te houden en zo nodig te herzien. Ten slotte heeft de ambassade op hoog niveau verschillende gesprekken over godsdienstvrijheid gevoerd met religieuze leiders, zoals de Grootmoefti van Egypte, de Koptische Paus en de Grand Sheikh van het Al Azhar instituut. Eritrea Demografisch en juridisch kader De belangrijkste religies in Eritrea zijn de islam en het christendom. Naar schatting 50% van de bevolking is islamitisch, 30% is lid van de Eritrese orthodoxe kerk, 13% is rooms-katholiek en 5% behoort tot één van de kleinere religieuze bewegingen, waaronder protestanten, Jehova’s getuigen, boeddhisten, hindoes en baha’i. De resterende 2% is aanhanger van één van de traditionele inheemse godsdiensten. Opvallend is dat er in Eritrea vrijwel nooit sprake is van spanningen tussen aanhangers van verschillende godsdiensten onderling. De Eritrese grondwet voorziet officieel in vrijheid van godsdienst. De grondwet werd geratificeerd in 1997, en is volgens het Eritreese ministerie van Justitie per volksraadpleging aangenomen. In Eritrea heeft het People’s Front for Democracy and Justice (PFDJ) van president Isaias Afewerki nog steeds de volledige macht in handen. Geen enkele oppositie wordt toegestaan. De vooruitzichten voor democratisering in de nabije toekomst zijn onzeker. Zicht op algemene verkiezingen is er vooralsnog niet. Eind 2009 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties aan Eritrea sancties opgelegd in antwoord op Eritrese steun aan het Somalische verzet en de aanvankelijke weigering van Eritrea zijn troepen terug te trekken uit het grensgebied met Djibouti. In Eritrea lopen voornamelijk Jehova’s Getuigen (die weigeren wapens te dragen) en 7de dag adventisten (die ervan beschuldigd worden financieel en ideologisch te worden gesteund door de VS) het meeste risico slachtoffer te worden van vervolging en detentie. Geloofsvrijheid in de praktijk Sinds 2003 worden in Eritrea steeds meer leden van ongeregistreerde kerken vervolgd en gedetineerd. Vaak volgt na arrestatie geen aanklacht. Er wordt zelden of nooit melding gemaakt van vrijlating van gevangen. Daarnaast is vanaf 2006 ook de controle op officieel erkende kerken toegenomen. In 2004 werd de leider van de Eritrees orthodoxe kerk uit zijn positie verwijderd nadat hij zich kritisch had uitgelaten over de invloed van de staat op de kerk. Het ontbreken van een alternatieve dienstplicht brengt problemen met zich mee voor Jehova’s Getuigen die vanuit hun geloofsovertuiging niet in het leger willen dienen. Vanwege de ‘weigering de Eritrese regering en haar wetten te accepteren’ (aldus de regering) zijn in 1994 de politieke, economische en sociale rechten van deze groep afgenomen. Sinds 2003 worden leden van ongeregistreerde geloven vervolgd. Zij worden mishandeld en gemarteld in gevangenissen, waar zij onder zeer slechte omstandigheden vastzitten. Daarnaast worden zij onder druk gezet om van geloof te veranderen. De bevolking wordt aangemoedigd een van de erkende officiële godsdiensten aan te hangen en om medeburgers aan te geven wanneer zij een ander geloof belijden. Opstelling binnen de VN Eritrea heeft geen uitgesproken opstelling, en volgt de OIC in stemgedrag. Activiteiten De culturele diversiteit in Eritrea en het feit dat verschillende godsdiensten vreedzaam naast elkaar bestaan biedt openingen voor de Nederlandse ambassade voor het bevorderen van godsdienstvrijheid in het land. De ambassade steunt momenteel diverse projecten op het gebied van mensenrechten. Zo wordt er samengewerkt met de nationale vakbond om gemarginaliseerde groepen een stem te geven. Deze projecten bieden door hun voorbeeldfunctie bij een opening bij de Eritreese autoriteiten voor dialoog op het gebied van mensenrechten, waaronder vrijheid van godsdienst. Daarnaast heeft de ambassade zich ingezet voor vrijspraak en vrijlating van een Jehova’s Getuige. De Mensenrechtenambassadeur heeft het onderwerp godsdienstvrijheid uitgebreid opgebracht tijdens bilaterale consultaties (maart 2010). Tijdens de UPR (30 november 2009) zijn kritische vragen gesteld over het gebrek aan alternatief voor de dienstplicht en het toenemende geweld tegen gebedshuizen. Eritrea stelde in reactie daarop het land godsdienstvrijheid eerbiedigt, en dat gelovigen alleen in de problemen kunnen komen als ze religie voor andere doeleinden gebruiken dan het genieten van hun godsdienstvrijheid. India Demografisch en juridisch kader In India wonen onder meer hindoes, moslims, christenen, sikhs, boeddhisten, jains en joden. Hindoes vormen de meerderheid van de gelovigen (80%). Moslims vormen de grootste religieuze minderheid (13,4%), christenen maken 2.4% van de bevolking uit. Het recht op vrijheid van godsdienst is expliciet vastgelegd in de Indiase grondwet. Verscheidene Indiase staten hebben anti-bekeringswetgeving (zgn. Freedom of Religion Acts) doorgevoerd vanwege toenemende spanningen. Als gevolg van deze wetgeving moet men, als men van religie wil veranderen, een maand van te voren een verklaring afleggen dat men zich uit vrije wil bekeert. Dit heeft als doel effectieve vrijheid van geloof te garanderen. Geloofsvrijheid in de praktijk Over het algemeen is er sprake van veel religieuze tolerantie. Waardevol zijn de grote inzet van Indiase maatschappelijke organisaties en de vele overheidsinitiatieven op het gebied van religieuze verdraagzaamheid. Wel zijn religieuze minderheden met enige regelmaat slachtoffer van discriminatie en religieus geïnspireerd geweld (door onder meer extremistische hindoes). Lokale regeringen en overheden reageren soms traag op interreligieus geweld. Ook het proces van rehabilitatie (schadevergoeding en terugkeer) en verzoening na afloop van dit geweld is in veel gevallen niet bevredigend. Daarnaast bestaan diepgewortelde vooroordelen tussen minderheden, lagere kasten en arme bevolkingsgroepen. Moslims zitten veelal in een sociaaleconomische achterstandspositie, die voor onrust en onvrede binnen deze groep zorgt. Voornoemde anti-bekeringswetgeving wordt door velen verworpen. In de praktijk dienen de wetten vooral de agenda van hindoe-nationalisten. Ze creëren juist verdere polarisatie, door veelal selectieve, incidentele en opportunistische toepassing. Daarnaast is deze wetgeving juridisch moeilijk te verenigen met de grondwettelijke godsdienstvrijheid. De criteria voor ‘dwang’ zijn onvoldoende duidelijk en de bewijslast wordt onterecht bij de bekeerder zelf gelegd. Er bestaat veel verzet tegen deze wetgeving, en deze wetten worden slechts sporadisch toegepast. Opstelling binnen de VN India was van 2006 tot 2009 lid van de MRR. India stemde voor de Pakistaanse resolutie Incitement to Racial and Religious Hatred and Promotion of Tolerance en de Portugese resolutie Elimination of All Forms of Intolerance and of Discrimination Based on Religion or Belief. Ook stemde India voor de door Nederland en Frankrijk geïnitieerde resolutie Discrimination Based on Religion or Belief and its Impact on the Enjoyment of Economic, Social and Cultural Rights. Opvallend is dat India zich onthield van stemming op de drie door de OIC ingediende resoluties over Combatting Defamation of Religions. Het land verklaarde hierover steeds dat de resolutie uit ging van een te nauwe benadering (oneigenlijke link met racisme), dat het een rol voor Speciale Rapporteurs miste en dat de nadruk ten onrechte op slechts één religie lag. Activiteiten Tijdens de EU-India mensenrechtendialoog is het thema geweld tegen religieuze minderheden op constructieve wijze besproken. Verder organiseerde de ambassade een discussiebijeenkomst met Indiase experts over anti-bekeringswetgeving. Ondersteuning van seculiere organisaties kan van groot belang zijn. Veel vraag is er naar financiering voor juridisch en academisch onderzoek naar (de bescherming van) godsdienstvrijheid. Begin februari 2010 vond met Nederlandse deelname een EU follow-up fact finding mission plaats naar het vervolg op de communale geweldsuitbarstingen tegen christenen in de deelstaat Orissa (2008). Sinds 2009 zijn twee speciale fast track rechtbanken ingesteld met onafhankelijke aanklagers om de aanstichters van het geweld (sneller dan gebruikelijk in India) te berechten. Tijdens de UPR (april 2008) was veel aandacht voor anti-bekeringswetgeving en geweld tegen religieuze minderheden als christenen en moslims, alsmede (religieuze) discriminatie van Dalits. Hoewel de Indiase delegatie onderstreepte de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te respecteren, stelden zij publiekelijke kritiek op hun beleid niet op prijs. India accepteert wel dat bespreking van mensenrechten thema’s zoals godsdienstvrijheid bilateraal of in EU-kader plaatsvinden. Kazachstan Demografisch en juridisch kader De traditionele Kazachstanen zijn voornamelijk Soennitische moslims, die liberaal hun godsdienst beleven: alcohol wordt in Kazachstan breed gebruikt en de Ramadan wordt in het land niet strikt nageleefd. Daarnaast zijn er Russisch-orthodoxen en rooms-katholieken. Er bevinden zich ook enkele lutheranen en joden in Kazachstan. Deze godsdiensten worden vaak aangeduid als de ‘traditionele godsdiensten’ en worden voluit geaccepteerd. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie kwamen ook andere overtuigingen naar Kazachstan – onder meer protestante stromingen, Jehova’s Getuigen, Hare Krishna’s en radicale stromingen binnen de islam. Kazachstan is een seculiere staat. De grondwet waarborgt de vrijheid van godsdienst expliciet. Andere nationale wetgeving beperkt deze vrijheid echter aanzienlijk. Er geldt een registratieplicht voor religieuze groeperingen bij de centrale en lokale overheid. Religieuze organisaties die niet geregistreerd zijn of buiten hun statuten handelen, kunnen met bestuursrechtelijke maatregelen te maken krijgen. Bovendien is er een amendement op de wet inzake de vrijheid van geloofsovertuiging en religieuze groeperingen aanhangig. De registratievereisten zullen hierdoor sterk aangescherpt worden: iedere godsdienstige samenkomst zal vergunning plichtig worden. Onder buitenlandse druk is dit amendement voorlopig nog niet doorgevoerd. Geloofsvrijheid in de praktijk Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is in Kazachstan gegarandeerd voor de aanhangers van de traditionele geloven. Een zorgpunt zijn de ‘nieuwe’ godsdienstige groeperingen, met name meer extreme vormen van de islam en groeperingen als Hare Krishna, Scientology, Jehova’s Getuigen en kleine protestantse groeperingen. Veel religieuze groeperingen worden gezien als bedreigingen voor de nationale veiligheid. ‘Traditionele geloven’ kunnen hun geloof zonder merkbare overheidsinmenging uitoefenen. Aanhangers van de niet-traditionele geloven daarentegen worden geconfronteerd met politie-invallen, vervolgingen en negatieve publiciteit. Geloofsovergang van etnische Kazachstanen naar het christendom wordt door velen als maatschappelijk ongewenst beschouwd. In juridische zin is dit echter toegestaan. Opstelling binnen VN-verband Kazachstan heeft geen uitgesproken opstelling, en volgt de OIC in stemgedrag. Activiteiten De Nederlandse ambassade in Kazachstan geeft invulling aan de pilot door ondersteuning van nationale instanties die zich bezighouden met vrijheid van levensovertuiging. Eveneens wordt daarbij in gesprek gegaan met instituties die zich met de regulering van religieuze organisaties bezighouden. Ook steunt de ambassade twee projecten op dit gebied: één die specifiek gericht is op bevordering van de vrijheid van godsdienst in het algemeen, een tweede op het snijvlak tussen de vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid. In multilateraal kader zijn tijdens de UPR van Kazachstan (12 februari 2010) vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing van niet-traditionele religies en effecten van de registratieplicht genoemd als zorgpunten. Religieuze organisaties worden vaak gezien als bedreigingen van de nationale veiligheid en worden dikwijls onderworpen aan antiterrorisme maatregelen. Kazachstan gaf aan dat het een National Human Rights Action Plan voor 2009-2012 heeft opgesteld, waarin onder meer vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing centraal staat. Verschillende aanbevelingen werden gedaan over het garanderen van vrijheid van godsdienst van religieuze minderheden en het bevorderen van de interreligieuze dialoog. De Nederlandse interventie was onder andere gericht op het uitnodigen van de Speciale Rapporteur inzake Godsdienstvrijheid voor een bezoek. China Vanwege de complexe en op een aantal gebieden gevoelige situatie in China is een zeer uitvoerige analyse naar de situatie rond de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging uitgevoerd. Demografisch en juridisch kader Er zijn geen betrouwbare schattingen over het aantal Chinezen dat gelovig is, maar zeker is dat hun aantal groeit. In China wordt een grote diversiteit aan geloofsovertuigingen aangehangen. Sommige onderzoekers schatten dat ongeveer 30% van de Chinese bevolking zichzelf als religieus beschouwt, waarvan de helft zich niet tot een geïnstitutionaliseerd geloof rekent. Vooral in de steden lijkt een deel van de bevolking zich religieus te noemen zonder lid te zijn van een erkend geloofsgenootschap. Aangezien deze gelovigen niet zijn georganiseerd, kan de overheid moeilijk vat op hen krijgen. Gewoonlijk laat de overheid hen dan ook met rust. Volgens academisch onderzoek is ongeveer 12% van de bevolking boeddhistisch, 1% protestant, 1% katholiek en minder dan 1% taoïst of islamitisch. Het protestantisme heeft sinds de jaren vijftig in het land een exponentiële groei doorgemaakt en ook het Tibetaanse boeddhisme wordt steeds populairder. Inheemse religies zoals taoïsme, Chinees boeddhisme en confucianisme zijn tot aan het einde Culturele Revolutie zwaar onderdrukt en vervolgd en daardoor ernstig verzwakt. Toch beleven zij nu ook een opleving in het tolerantere klimaat. Wat betreft internationale regelgeving kan worden opgemerkt dat China het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, waarin het recht op de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging genoemd staat, wel heeft ondertekend (1998), maar niet heeft geratificeerd. China geeft aan eerst nationale wetgeving in lijn te brengen met het Verdrag alvorens tot ratificatie over te gaan. Een tijdpad hiervoor ontbreekt echter. De vrijheid om geen geloof aan te hangen is in China gewaarborgd, aangezien dit past binnen de atheïstische grondslag van het communistische systeem. De Chinese grondwet waarborgt de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing maar China erkent slechts vijf religies: taoïsme, boeddhisme, protestantisme, katholicisme en islam. Religie is uitgebreid gereguleerd. Vrijheid van religie strekt zich uit tot ‘normale religieuze activiteiten’ maar de wet beschrijft niet wat dat zijn. SARA (State Administration for Religious Affairs) is het belangrijkste orgaan direct onder de state council verantwoordelijk voor de supervisie van religieuze zaken. Vanuit de partij is de United Work Front Department actief, belast met het formuleren van beleid voor etnische minderheden en religieuze zaken. Verder is er voor elk van de erkende religies een nationaal overkoepelend orgaan, dat onder toezicht van de regering (SARA) - de patriottische associaties. Benoeming van geestelijke leiders vereist goedkeuring door de Chinese regering. Verder geldt er een registratieplicht voor gebedsplaatsen en religieuze groeperingen. De grondwet verbiedt verder expliciet religieuze activiteiten die de openbare orde verstoren, de gezondheid van burgers in gevaar brengen dan wel het onderwijssysteem van de staat verstoren. De autoriteiten betrachten jegens religie dan ook afgedwongen samenwerking en controle, soms vervolging, waarbij religieuze organisaties (evenals alle andere organisaties in China) onder het leiderschap van de Partij worden gebracht. Religieuze activiteiten die niet onder auspiciën van de patriottische associaties plaatsvinden genieten geen bescherming. Sommige overtuigingen, waaronder de falun gong, zijn in China expliciet verboden. De Chinese strafwet maakt vervolging van deze zogenaamde sekten mogelijk. Dat geldt zowel voor nieuwe stromingen binnen inheems religies als voor nieuwe Chinese vormen van het christendom die beiden door de staat als sekten worden gezien. Geloofsvrijheid en naleving in de praktijk Er is echter een grote mate van eeuwenoud wantrouwen van de autoriteiten tegenover religie als bron van sociale onrust welke in het verleden meer dan eens de val van een dynastie heeft ingeluid. Soms wordt westerse bemoeienis met mensenrechten of met het christendom geassocieerd met westerse invasies in de 19e eeuw. Door de grote waarde die China mede vanwege deze ‘eeuw van vernedering’ hecht aan het soevereiniteitsbeginsel, wordt buitenlandse inmenging in religieuze activiteiten niet geduld en is het Chinese gelovigen niet toegestaan geestelijk leiders of kerkvorsten te erkennen die niet onder Chinees gezag vallen. Tevens bestaan in de praktijk binnen China grote regionale verschillen in de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing, o.a. wegens wisselende toepassing en interpretatie van regelgeving door de diverse (lokale) autoriteiten. Bijvoorbeeld in verscheidene regio’s, vooral in het noorden en rond Beijing, is er verstrekkend toezicht van de autoriteiten. Hetzelfde geldt voor Tibet en Xinjiang, waar een verband wordt verondersteld met separatisme, extremisme en terrorisme. De al dan niet terechte zorg van de autoriteiten jegens deze ‘drie kwaden’ leidt ertoe dat ook vreedzame uitingen van godsdienstbeleving onder druk staan. De aandacht van de overheid voor godsdiensten en gelovigen is bovendien sterker in de steden dan op het platteland. Sommige gelovigen (met name christenen) die zich niet kunnen vinden in de officieel erkende en onder patriottisch toezicht staande stromingen, organiseren zich ‘ondergronds’ bijvoorbeeld via huiskerken. In de praktijk kunnen gelovigen via dergelijke ondergrondse religieuze organisaties regelmatig hun geloof relatief ongestoord belijden, zolang zij de overheid, zowel op lokaal als op hoger niveau, (politiek) geen ‘last’ bezorgen. Dat houdt onder andere in dat dergelijke gemeenschappen niet te groot mogen worden, geen (internationale) netwerken mogen onderhouden en geen protesten mogen organiseren. Ze genieten echter geen enkele wettelijke bescherming, en lokale tolerantie houdt direct op bij mogelijke dreiging voor de positie van de overheid. In sommige gevallen is sinds enkele jaren gebleken dat lokale gemeenschappen met een sterke lobby veel druk kunnen uitoefenen en kleine successen kunnen behalen. Zoals bepaalde Taoïstische lokale cultussen die door deals te sluiten met de lokale overheid toestemming krijgen om tempels en bijbehorende gebruiken weer in ere te stellen. Tot slot lijkt de laatste jaren oogluikend te worden gedoogd dat ook leden van de Communistische Partij een geloof aanhangen. Erkende religies in China De verschillende verschijningsvormen van door China erkende religies worden hier kort besproken. Boeddhisme Het boeddhisme heeft de grootste groep gelovigen (120 miljoen) en er worden vele verschillende stromingen van het boeddhisme beleden in China. De afgelopen decennia is de belangstelling voor het boeddhisme (zeker ook het Tibetaanse boeddhisme) in China toegenomen, vooral ook onder HanChinezen. Net als voor andere erkende religies het geval is, worden niet alle stromingen getolereerd. Binnen de associatie heeft het Tibetaanse boeddhisme een sterke positie. Wel staat deze stroming vanwege maatschappelijke onrust in Tibet (zoals de ongeregeldheden in maart 2008) onder scherpe controle. Evenals in Xinjiang ziet de Chinese overheid een verband tussen geloof en onafhankelijkheidsstreven bij boeddhistische Tibetanen, mede gezien de leidende rol die de Dalai Lama traditioneel heeft binnen de dominante stroming van het Tibetaans boeddhisme en de drie andere hoofdstromingen. Vanwege zijn ballingschap en internationale activisme mogen Chinese en Tibetaanse aanhangers van de Dalai Lama niet als geestelijk (laat staan wereldlijk) leider erkennen. Protestantisme Binnen het protestantisme bestaan naast de officiële associatie van 15 miljoen gelovigen vele ‘ondergrondse’ lokale huiskerken (schattingen lopen uiteen van een totaal dat twee of drie keer zo groot is) die verschillende vormen van het protestantisme aanhangen. Hieronder vallen ook lokale Chinese interpretaties van het protestantisme. Hiertegen treedt de Chinese overheid met enige regelmaat op. Katholicisme Nadat de Communistische Partij van China (CPC) aan de macht kwam heeft China in 1951 de banden met het Vaticaan verbroken en een eigen, patriottische, katholieke organisatie opgezet (van vijf miljoen gelovigen), die de paus niet erkent als hoogste leider. Katholieken die de paus wel erkennen verenigen zich veelal in ‘ondergrondse’ kerken (met naar schatting in totaal 8 miljoen gelovigen). Sinds enige jaren is er echter sprake van meer toenadering en overleg tussen China en de Heilige Stoel. Zij trachten, met wisselend resultaat, overeenstemming te bereiken bij benoeming van bisschoppen in China. Dat de Heilige Stoel diplomatieke betrekkingen onderhoudt met Taiwan is op zichzelf een belemmering voor normalisatie van de betrekkingen met China, maar de Heilige Stoel heeft al meermalen te kennen gegeven bereid te zijn deze op te geven. Taoïsme Ook voor het taoïsme is er een patriottische organisatie. Het taoïsme heeft ernstig geleden onder de vervolgingen in de vorige eeuw ten tijde van de Culturele Revolutie. De traditie van de Hemelse Meesters bijvoorbeeld is nog niet hersteld, maar ook het taoïsme maakt over het algemeen een opleving door, vooral in het zuiden van China. Er zijn geen berichten bekend over onderdrukking van taoïsten, maar het taoïsme opereert vaak buiten de schijnwerpers. Taoïsme fungeert ook als ‘paraplu’ voor sommige elementen van volksreligies, die hiermee legitimiteit te verwerven. Dit heeft een positieve invloed op de instandhouding van lokale tradities. Islam De twee grootste groepen moslims in China, de Oeigoeren en de Hui, hebben een verschillende achtergrond. De Hui wonen verspreid door China, zijn etnisch Han-Chinees en geïntegreerd in de Chinese samenleving. Oeigoeren wonen voornamelijk in Xinjiang, zijn etnisch verwant aan Turkse bevolkingsgroepen en hebben een eigen taal en cultuur. Sommige Oeigoeren streven naar een onafhankelijk Xinjiang. Mede vanwege een verband dat de Chinese overheid ziet tussen de islam, het onafhankelijkheidsstreven van (een deel van) de Oeigoeren en de dreiging van terrorisme sinds 2001, wordt er scherp toezicht op de religieuze activiteiten van de Oeigoeren gehouden. Opstelling binnen de Verenigde Naties China was van 2006 tot eind 2009 lid van de VN Mensenrechtenraad. China stemde voor de Pakistaanse resolutie over Incitement to Racial and Religious Hatred and Promotion of Tolerance (een resolutie waarin meerdere Speciale Rapporteurs worden opgeroepen te rapporteren over godsdienstlastering en het aanzetten tot haat op religieuze gronden) en de drie door de Organisation of Islamic Conference (OIC) ingediende resoluties over godsdienstlastering. China was geen cosponsor van deze resoluties. Tijdens de Universal Periodic Review sessie van China, die plaatsvond op 9 februari 2009, onderstreepte de Chinese delegatie dat de Chinese grondwet vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing garandeert. Bij deze sessie spraken de VN Speciaal Rapporteur inzake Godsdienstvrijheid en meerdere ngo’s hun bezorgdheid uit over de schending van de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing van verscheidene religieuze groeperingen en in verscheidene regio’s in China. Ook ngo’s maakten tijdens de UPR-sessie onder meer melding van vervolging van gelovigen vanwege het ondernemen van ‘criminele activiteiten’. In de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties spelen doorgaans twee resoluties op het gebied van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Over de door de OIC ingediende resolutie over godsdienstlastering vindt altijd stemming plaats. China stemde van 2006 tot heden steeds vóór deze resolutie. De traditioneel door de EU geïntroduceerde resolutie over Elimination of All Forms of Intolerance and of Discrimination Based on Religion or Belief is sinds 2006 ieder jaar met consensus aangenomen, waarbij China geen co-sponsor was. Activiteiten De analyse van de situatie rond de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in China is vanwege de complexe problematiek in het land breder uitgevoerd dan bij de andere vier landen in de pilot. Hierdoor is een meer gedetailleerd beeld geschetst van de situatie, die nu concreet worden vertaald in nieuwe en/of aanvullende activiteiten ter zake, vanuit zowel het ministerie in Den Haag als door de ambassade in Peking. Momenteel wordt in de contacten met China zowel door het ministerie in Den Haag als door de ambassade in Peking reeds regelmatig aandacht besteed aan religie. Ook de projecten ter behoud van de Tibetaanse cultuur die door de ambassade worden ontplooid besteden o.a. aandacht aan boeddhistische groeperingen. Ter aanvulling wordt thans een interventiestrategie opgesteld, die waar mogelijk spoedig zal resulteren in aanvullende projecten en interventies door Nederland.