Filosofie Oost-West , zaterdag 11 – 5 – 2013, te Utrecht. Onderwerp: HET NIEUWE DENKEN Dagdeel 1 Dr. H. Wijffels Naar een groene economie A 1 Wat is de inzinking nu? 2 Wat was het oude denken? 3 Hoe staan we er nu voor? B Hoe kunnen we verder gaan? adA.1 Wat is de inzinking nu Wij zitten nu in de eindfase van de industriële maatschappij. Het model voor de industriële maatschappij is gebaseerd op de Verlichtingsideeën. Het model verkeert nu in een crisis. Wat zijn de aspecten van het vastgelopen model? A.1.1 het financiële aspect Al het geld dat in omloop is en nog in omloop komt, is schuld. Geldcreatie nu creëert geen geld meer maar bubbels (bv.de huizenmarkt). Is geldschepping nog wel goed? Nee, het financiële systeem is voorbij zijn grenzen gegaan. Nu is het financiële systeem een rem en niet meer een stimulans voor de welvaart. A.1.2 Het ecologische aspect Ecologisch zijn we uit de fysieke jas van de wereld gegroeid. De grondstoffenprijzen stijgen sinds 2000. Het duurzame draagvermogen van de planeet zijn wij overstegen. We zitten ca. 30% boven wat de aarde kan leveren (Wereld Natuurfonds). Je ziet het al bij de eindigheid van hulpstoffen en delfstoffen. Kijk je naar de biologische hulpbronnen, bv. vis in de zeeën, en we gaan door zoals tot nu toe dan teren we op de biodiversiteit in. Ook de vruchtbare bovenlaag van de bodem, 20 cm, is sterk aan erosie onderhevig. Ook water wordt eindig voorzover het uit fossiele voorraden wordt gehaald, als gletsjers en bronnen. Het ecologische vraagstuk is heel groot: hoe kun je nog in harmonie leven met wat de planeet levert? A.1.3 Het organisatorische aspect Het gaat met name om de sociaal-organisatorische basisstructuur van de industriële maatschappij: het zgn. piramide model: ∆ . De creatievelingen zitten bovenin, zij denken alles uit en bevelen naar beneden waar de grote groep ongeletterde uitvoerders zitten. Deze basisstructuur past niet meer in deze tijd. Het overgrote deel van de ongeletterden van toen, zijn nu goed opgeleid en kunnen zelf beslissen. Dit is typisch het probleem van het Westen. De verzorgingsstaat is ook zo’n piramide (vroeger particulier, nu van de staat). A.1.4 Het culturele aspect Culturele pervertering. Opkomen van het aandeelhouderskapitalisme, eind jaren 80 begin jaren 90. Scherp neergezet komt dat hierop neer: in bedrijven maar ook daarbuiten: ga voor je eigenbelang. 1 Onderling vertrouwen tussen mens en samenleving is kapot gemaakt. Dit gaan voor het eigenbelang zie je ook bij de zorg, het onderwijs, de woningbouw. A.2 Wat was het oude denken Nu enkele woorden over de onderliggende Verlichtingsideeën van de industriële revolutie. A.2.1 Descartes Met zijn dualistische denken plaatst hij de mens buiten de natuur. De mens gaat de natuur bestuderen en leert hoe je ermee kan werken. A.2.2 Newton Hij kijkt hoe de wereld in elkaar zit. Hij maakt een atomistisch model, hij ging in sectoren kijken. Steeds meer weten van een kleiner deel. Die specialisatie ging ook in de samenleving door. Wat er buiten de specialisatie aan voor- en nadelen kwam, zagen zij niet. Voor Newton was de wereld een mechaniek, geen organisch geheel. De visie hoe om te gaan met natuur (landbouw, veeteelt) was mechanistisch. Via externe impulsen probeer je de intrinsieke waarde te verhogen (bemesten, voeder). A.2.3 Darwin Survival of the fittest. Daar hebben we van gemaakt: de sterkste overwint. Darwin bedoelde: aanpassen aan de omgeving). Dit gegeven functioneerde toen binnen de maatschappelijke grenzen; in onze omstandigheden functioneert het niet meer. Het hele model van het industriële tijdperk blijkt niet meer te functioneren. ∆BBP = ∆ G(eluk) was de hypothese waarop ons maatschappelijk model functioneerde. Dat ging heel lang goed. A.3 Hoe staan we er nu voor ∫ Dit is een systeemcurve. In het begin van het industriële tijdperk zat de samenleving onderin de curve. Naarmate de tijd vorderde ging het steeds beter en verschoven we naar boven. Nu zitten we in de top van de curve en zal het alleen maar afvlakken of neerwaarts gaan. Volgens de systeemtheoretici betekent deze positie het einde van de industriële samenleving. De tijd is nu rijp voor een nieuw model dat misschien opnieuw in opwaartse lijn kan gaan. De mensen zijn onder invloed van de huidige crisis bezig om hun prioriteiten te stellen. De mensen willen nu voor kwaliteit gaan. AdB Hoe kunnen we verder gaan Wat was de wijze van produceren in de industriële samenleving? Er was de lineaire manier van werken: |hulpbronnen -- > | verwerken -- > | afval 2 | In het Engels: take make dump Dit schema is onderdeel van het huidige model. De eerste vraag is nu met welk wereldbeeld wil je de volgende fase in? M.a.w. hoe willen we in het leven staan? We moeten naar een eenheidsbeeld: een samenhangend en onderling verbonden geheel ( de mens in de natuur). Wat beslist niet meer kan: we doen dingen en we doen anderen tekort. Je adopteert, aldus Wijffels, meer de levenshouding uit de wijsheid tradities van het Oosten nl. alles is onderling verbonden. De onderlinge verbondenheid zie je overigens ook terug in de kwantum filosofie. Dit staat haaks op wat Newton proclameerde: het atomistische model. Uit de nieuwe levenshouding volgen enkele doordenkingen. 1 De mens. Relationele ethiek. We moeten ons verbinden met het leven als geheel (en niet op een ego-georiënteerde ethiek). We bevrijden onszelf uit de conditionering van de ratio. We moeten ook gevoel en intuïtie toelaten. Streven naar duurzaamheid wordt dan een hogere kwaliteit van mensen onderling en tussen mens en aarde. Het gaat om de sociale en ecologische relatie. Maar uit het verleden nemen we wel enkele dingen mee. 2 De wetenschap. We moeten naar een wetenschapsbeoefening van integreren van inzichten. Dus niet, zoals Newton, het uiteenrafelen van kennis en specialisatie. 3 Cultureel element. Integratie en integer zijn. Integer was: blijf binnen de regels. Integer wordt: hoe verhouden we ons tot het land, tot de organisatie, als land tot het geheel. Wat kan mijn bijdrage aan het geheel zijn? Er gaat een heel nieuwe cultuur ontstaan: Wat betekent mijn handelen voor anderen en het leefsysteem? (op zijn engels: the cultural creators). De notie van overleving van de sterkste wordt in de nieuwe fase: samenwerken. Het gaat niet alleen om individuele mensen maar ook om ondernemers. Het gaat ook om het verbinden van industrie en ondernemers in wisselwerking met hun omgeving. De ondernemers moeten een bijdrage gaan leveren, een toegevoegde waarde die je met anderen deelt. De ondernemers moeten verantwoord ondernemen; winst maakt plaats voor toegevoegde waarde, zowel sociaal als in productief vermogen investeren.( Een voorbeeld van dit laatste: nachtelijke dauw opvangen en het verzamelde water gebruiken voor irrigatie). Er ontwikkelt zich ook: do it yourself. Mensen benutten de technologie om dingen zelf te doen. Maak je los van de verzorgingsstaat en de grote bedrijven. Bv. zelf of in coöperatief verband energie maken. Bv. In de gezondheidszorg: groep ouderen die zelf zorg inkopen; ouders die gezamenlijk zorg voor hun gehandicapte kinderen inkopen. Deze omschakeling kan alleen als wijzelf andere mensen worden. Nieuwe inzichten moeten wij ons eigen maken, in beeldspraak: wij moeten nieuwe software hebben. Laatste punt. Hoe concretiseren wij de nieuwe uitgangspunten? Een opkomend fenomeen is de circulaire economie. Dit wordt het concept voor de 21e eeuw. |hulpbronnen -- > | verwerken -- > | afval ↑__________________________↓ 3 | We moeten ophouden met verspilling. Het afval moeten we gaan hergebruiken voor een nieuw productieproces. Deze vorm van produceren betekent samenwerken. Er moet ruimte worden gecreëerd om de grondstoffen efficiënter te gebruiken. Niet een keer een grondstof gebruiken maar wel 20x (China). Je moet er belang bij hebben dat een product zo lang mogelijk meegaat en dat de grondstoffen zo lang mogelijk worden hergebruikt. Een consequentie is dat er een regionale economie ontstaat naast de globale economie. Een voorbeeld: DSM gaat van petrochemie naar biochemie. Wat betekent de circulaire economie voor de financiën? Andere ideeën komen hierover op. Zie het boek van Jared Diamond, The collapse. (In het Nederlands vertaald als De ondergang, 2013, Spectrum). Twee kernpunten uit dat boek: 1 de elite wil niet vernieuwen; 2 de uitputting van de natuur. Leidraad van het boek is: er moet een lange termijn transitiebeleid moet worden ontwikkeld: oude processen moeten worden afgeremd, nieuwe processen moeten worden bevorderd. De toegevoegde waarde (welzijn) gaat meer van materiële welvaart naar immateriële welvaart. Dagdeel 2, Prof. Arjo Klamer Wij moeten in ons denken een omslag maken Ons denken is sterk ontwikkeld in termen van: mij <-> dat ding daar; ik <-> zij. In schema: Dat ding Object ik Tussenruimte ↑ Subject De ruimte tussen het object en het subject benutten wij niet. Die tussenruimte gaat om de relatie. In dit dagdeel 2 richten wij ons op die relatie en bouwen die uit. Hoe kun je de relatie gestalte geven en wat kun je ermee doen? Allereerst: welke factoren belemmeren die relatie? Een stukje economische geschiedenis. A. Smith geeft een draai aan markt en subject. Tot dan toe was het God die waarde creëerde. Nee, zegt Smith, het is de mens die waarde creëert. De grondslag voor waarde-creatie is de arbeidende mens. Dit heeft voor Smith alleen zin bij arbeidsdeling. Op zich heeft arbeidsdeling alleen zin als de markt erbij betrokken is. In voorbeeld: de bakker heeft geld nodig en dat geld kan ik verschaffen. Bij deze handelingen is geen God of vorst betrokken. Ondertussen was in de 19e eeuw door wetenschap en techniek de idee van groei tot ontwikkeling gekomen. Tot in de jaren 20 van de vorige eeuw was bij economen de overtuiging: alles is mogelijk. Toen kwam de klap. Eerst stortte alles financieel in elkaar. Daarna stortte de productie in elkaar (de grote depressie). Wat eraan te doen? Vasthouden 4 aan de goudprijs; bezuinigingen. De mensen toen waren radeloos, ze begrepen er niets van.Als reactie ontwikkelde zich de gedachten van een volledig wetenschappelijk geplande economie (communisme) en een min of meer geplande economie (fascisme). Na WO II gaf met name Keynes vorm aan de wereld, waarbij veel aandacht aan de psychologie werd geschonken. Tinbergen, toen nog een jonge ingenieur, omarmde het beeld dat de samenleving een grote machine was. Machines kon je in formules uittekenen. Werkeloosheid bijvoorbeeld kon je oplossen door er formules op los te laten. Voor Tinbergen had je een sterke overheid (G) nodig om rechtvaardigheid te realiseren. Tinbergen geeft de overheid de instrumenten (wiskunde, modellen en meten) om politieke doeleinden te realiseren (Centraal Plan Bureau is hieruit voortgekomen). In deze tijd is het hierboven geschetste beeld maatgevend. Niet alleen de overheid maar ook de bedrijven kun je managen. Bij de bedrijven werd het sturen op getallen: hoeveel winst. De overheid ging ook sturen op getal: hoeveel BBP en hoeveel economische groei. Die getallen bepalen nu ons wereldbeeld. Let wel, de sturing op getallen is een constructie van de volgelingen van Tinbergen. In feite een herconstructie van de economie. Een consequentie van dit denken is ook dat zij de allocatie (verdeling) van schaarse goederen benaderden vanuit het mensbeeld : objectief en subjectief. M.a.w. vanuit beperkingen en preferenties. Tot nu toe voeren we alleen over de beperkingen discussies. De filosoof Charles Taylor zegt: wij denken in middelen. Dat is het denken van managers en burgers (wij willen een zo hoog mogelijke groei). Door echter de preferenties buiten de discussie te laten, laat je fundamentele vragen onbeantwoord. Waar Adam Smith het nog had over de arbeidende mens , is de laatste uit de huidige modellen volledig verdwenen. Hoe kunnen we de wereld anders denken? Na WO II is eigenlijk het volgende plaatje gegroeid: Markt Overheid We gaan nu het plaatje corrigeren. Tussen de markt en de overheid is er een alternatief. Om dit te zien moeten we beginnen met de wereld anders te denken. In de huidige tijd zijn wij verworden tot een individu als nummer, zowel voor de markt als voor de overheid. Maar je moet de mens weer terugbrengen in het plaatje. De ruimte tussen de markt en de overheid moet worden opgevuld en wel met oikos en de samenleving . 5 Markt Samenleving Overheid Oikos Het onderste deel van de twee cirkels is de basis: oikos. Oikos kun je omschrijven als de groep mensen waarmee je lotsverbondenheid hebt. In oikos gebeuren belangrijke dingen. De samenleving , de sociale ruimte, is jouw ervaringswereld. In ons wereldbeeld denken wij sterk in Oikos en samenleving. Jouw belangrijkste bezit kun je niet kopen en de overheid kan dat niet garanderen. In de markt realiseer je instrumenten, maar je kunt er niet je doelen realiseren. De markt laat namelijk onbesproken waarover het gaat. In het instrumentalistisch denken gaat het om het huis. Je kunt ook zeggen dat het niet om jouw huis gaat maar dat om jouw oikos gaat. Door de samenleving en de oikos aan het model van markt en overheid toe te voegen wil Klamer het denken doorbreken. Klamer beroept zich vervolgens op Aristoteles: alle menselijke activiteit is gericht op het goede. Kunnen we dat goede invullen? Kan dat ons denken en handelen richten? Charles Taylor zegt: als we het goede niet meer articuleren dan weten we niet waar we naartoe gaan. Eerst nog een tussenstap, daarna gaan we verder met Aristoteles. Wat is ons belangrijkste bezit? Ons geconditioneerde denken richt zich meteen op de markt en de overheid. Eigendom zien we dan als deels privaat, deels publiek. Privaat eigendom weten we al eeuwen lang goed te formuleren. Sinds de jaren 30 van de vorige eeuw komen daar de publieke goederen bij. Publieke goederen als: lucht, veiligheid, elektriciteit, zorg, etc. Sinds de laatste zestig jaar zijn wij gefixeerd op goederen die een prijs hebben. Door onze wijze van denken gericht op het model van de markt en de overheid zien we niet dat er belangrijker goederen zijn die niet geprijsd zijn. En hier betreden we het terrein van samenleving en dat van de oikos; de ruimte tussen de markt en de overheid in het nieuwe model. Die belangrijkere goederen zijn de sociale goederen en culturele goederen van de samenleving en de oikos. Je kunt ook zeggen door deze verschuiving ga je van de materiële goederen naar immateriële goederen. Deze goederen hebben drie kenmerken en wel: 1 de eigendom is niet privaat maar gedeeld met anderen. 2 er is rivaliteit en uitsluiting. Je kunt ze met anderen betwisten en je kunt zo’n goed binnen je groep zien te houden. 3 in je handelen draag je bij met wat je met anderen deelt. Het gaat om een bijdrage leveren aan. Nu weer terug naar Aristoteles. Denk bij Aristoteles met name aan vriendschap maar ook aan zijn deugden. Voor Aristoteleszijn sociale en culturele goederen (onze benaming) essentieel voor ons. Bij die goederen gaat het met name om een bijdrage te leveren aan iets groters dat belangrijk is. Zo komt hij tot de uitspraak: deze goederen (sociaal en cultureel zeggen wij) kun je ook waarden noemen. 6 Met de hierboven geformuleerde samenleving, oikos en hun immateriële goederen (ook waarden genoemd) gaan we vervolgens uitgangspunten voor onze nieuwe economie opstellen. Hoe realiseren we de waarden? Je moet voor ogen houden dat het bij waarden om immateriële goederen gaat. In feite is dit een omslag omdat wij het in het begin van deze lezing over preferenties spraken en toen impliciet onze voorkeuren voor materiële goederen bedoelden. Realiseren van waarden begint met het bewust worden van de nieuwe waarden. Let op. Commercieel hebben ze het ook over waarden: klantgericht, betrouwbaarheid, professionaliteit, integriteit, authenticiteit. Die laatste twee begrippen zeggen niets. Alle door de commercie opgevoerde waarden zijn middelwaarden. Maar wij hebben het hier over gedragswaarden die op de deugdenleer terug gaan. Wij hebben het dan over doelwaarden, waarmee je een bijdrage levert aan een groter geheel. Tot nu toe hebben we in zijn algemeenheid over de immateriële goederen, waarden gesproken. We maken die waarden nu concreet. Je kunt de waarden (sociale en culturele goederen) in vier categorieën opdelen. 1 sociale goederen: betekenisvolle relatie met anderen, die wij als sociale wezens doen. 2 maatschappelijke doelen. Bv. Solidariteit, duurzaamheid, mensenrechten. 3 transcendente doelen. Bewuster leven: karma, genade, vergeving. In je dagelijks leven wil je daaraan bijdragen. Bijdragen aan de waarheid is een waarde op zichzelf. 4 persoonlijke dimensie. Geluk, vrijheid. (Het persoonlijke doel hierbij is: richting geven voor mijn handelen). Talent, vakmanschap (je krijgt voldoening om te doen waar je goed in bent). Aristoteles ontwikkelt het begrip eudomonia. Je gaat niet rationeel bedenken wat je doelen zijn. Het heeft te maken met gewaarwording. Ik weet vaak niet waarmee ik bezig ben. Ik ervaar , ik ga ontdekken (niet: bedenken). Ik word gewaar wat belangrijk voor mij is. Je moet zelf gewaar worden wat klopt, dat is wat anders zoals de markt het ziet en ook wat anders wat de overheid zegt of iets goed of niet goed is. Je wordt je door het zelf ervaren bewust wat je bijdrage is. Resumé. Kunnen we uit ons instrumenteel denken(we moeten alles meten) breken? Ja, dat kan en dan zien we dat het veel meer om immateriële zaken gaat. (AvdG. Klamer construeert een tussenruimte. Bij de menselijke basis ervaring, zoals hij als eerste schema aanhaalt, is er m.i. geen sprake van een tussenruimte maar van een scheiding. Klamer wil de economische theorie aan ons denken koppelen en construeert daarom de tussenruimte in onze basis ervaring (die hij denken noemt). Vervolgens kan hij op basis van de analogie de economische theorie en ons denken met elkaar verbinden) . --------------- 7