Poëzie uit een doosje Doosje 1 Paul van Ostaijen was een Belgische dichter die bijzondere poëzie schreef. In zijn gedichten maakt hij gebruik van de typografie om zijn woorden duidelijker te maken. Een voorbeeld is Boem Paukenslag. Boem is een woord dat hard klinkt. Door Boem groot en vet af te rukken zie je ook de hardheid van het geluid van de paukenslag: BOEM Opdracht Lees het gedicht Melopee en maak met pastelkrijt een tekening van het gedicht. Doosje 2 Paul van Ostaijen was een Belgische dichter die bijzondere poëzie schreef. In zijn gedichten maakt hij gebruik van de typografie om zijn woorden duidelijker te maken. Een voorbeeld is Boem Paukenslag. Boem is een woord dat hard klinkt. Door Boem groot en vet af te rukken zie je ook de hardheid van het geluid van de paukenslag: BOEM Opdracht Lees het gedicht Marc groet ’s morgens de dingen en teken de dingen die Marc ’s morgens groet. Doosje 3 Paul van Ostaijen was een Belgische dichter die bijzondere poëzie schreef. In zijn gedichten maakt hij gebruik van de typografie om zijn woorden duidelijker te maken. Een voorbeeld is Boem Paukenslag. Boem is een woord dat hard klinkt. Door Boem groot en vet af te rukken zie je ook de hardheid van het geluid van de paukenslag: BOEM Opdracht Lees het gedicht Boem Paukenslag en maak een gedicht waarbij de letters nadruk geven aan de woorden, zoals het woordje BOEM. Doosje 4 KWATRIJN Een kwatrijn is een gedicht van 4 regels. Soms is een gedicht niet groter dan deze 4 regels, soms is het een onderdeel van een langer gedicht. Een voorbeeld van een gedicht dat uit meerdere kwatrijnen bestaat is De blauwe bussen van Hans Andreus. De blauwe bussen Er rijden blauwe bussen door de wijnrode straten er lopen paarse mensen alle mensen zijn paars. En er staan lila luchten rondom de gele zon met het meer oranje zonlicht boven de schotse daken Maar alles is gelogen want alles is hier grijs alleen de bussen rijden blauw maar eenzaam de straat uit Opdracht Lees het gedicht De blauwe bussen en beantwoordt de volgende vragen: 1. Uit hoeveel kwatrijnen bestaat dit gedicht? 2. Welke kleuren komen in het gedicht voor? 3. Zijn de bussen blauw of niet en waarom wel of niet? 4. Rijmt het gedicht? Doosje 5 Acrostichon Een acrostichon is een naamdicht. De naam is verborgen in een gedicht. De eerste letter van een dichtregel is steeds de letter van een naam. De dichter zette dan niet zijn naam onder zijn gedicht. Je moest er naar zoeken. Hier volgt een voorbeeld: Petten En dassen Truien en jassen Rokken en broeken Alles in de volle koffer Als je steeds de eerste letter van de regel opschrijft komt er een naam te voorschijn. Opdracht 1. Welke naam is er in het gedicht verborgen? 2. Maak een naamdicht waarin een naam verborgen is. Doosje 6 Elfje Een elfje is een sprookjesfiguur. Dat wist je al. Misschien wist je ook dat een elfje een klein gedichtje is. Het bestaat uit elf woorden. Regel 1 heeft 1 woord, regel 2 heeft 2 woorden, regel 3 heeft 3 woorden, regel 4 heeft 4 woorden en regel 5 heeft 1 woord. Samen (1+2+3+4+1) is dat 11 woorden. Hier volgt een voorbeeld: Elf Dat is Een mooi getal Dat een gedicht wordt Elfje Opdracht Maak zelf zoveel mogelijk elfjes. Je maakt er minstens 2. Doosje 7 Poëzie album Niet zo heel lang geleden hadden meisjes een vriendenboekje dat er anders uitzag dan nu. Op de bladzijden was niets voorgedrukt. De bladzijden waren helemaal leeg. De meisjes gaven het album aan vrienden of familie met het verzoek er iets in te schrijven. Dat werd meestal in de vorm van een gedichtje gedaan. Het gedicht werd op rechter bladzijde geschreven en op de linker bladzijde kon je een tekening maken en mooie plaatjes plakken: poëzieplaatjes. De gedichten waren wel eens zelf verzonnen door de schrijver, maar vaak werden ze gewoon over geschreven. Soms stonden er ook grapjes: Tip Tap Top De datum heeft een hoedje op. Op de datum was dan een hoedje getekend. Of: Tip Tap top Bayonne houdt van centendrop Hier volgen wat voorbeelden van album gedichtjes. Rozen verwelken Schepen vergaan Maar onze vriendschap Blijft altijd bestaan Als ik een dichtersgeest bezat Dan had ik op dit albumblad Een mooi gedicht geschreven Maar nu ik deze gave mis Wens ik je iets wat nodig is Een echt gelukkig leven Als je later een dametje bent Met opgestoken krulletjes En hele mooie spulletjes Hooggehakte schoentjes En hoedjes met pompoentjes Denk dan eens in stil geluk Aan de schrijfster van dit stuk Opdracht Vouw een blad dubbel. Schrijf aan de linkerkant een versje voor een vriend of vriendin. Versier de bladzijde en maak aan de rechterkant een tekening of plak (poëzie)plaatjes. Schrijf de plaats en de datum erboven en begin met Lieve… Doosje 8 Rijm In sommige gedichten rijmen de regels, in andere gedichten niet. Een dichter kan ook rijm gebruiken dat wij niet vinden rijmen. Een voorbeeld van niet rijmend rijm is beginrijm. Dan beginnen een paar woorden van een dichtregel met dezelfde letter: Er barst uit mijn binnenst een bittere zang… De woorden barst, binnenst en bitter beginnen alledrie met een b. Dat is beginrijm. Een ander voorbeeld is heel oud. Het komt uit de 5e eeuw. Het is een runenspreuk die gevonden is in Duitsland. Ek Hlewagastir Holtingar horna tawido Ik, Hlewegast, Holts zoon, heb de hoorn vervaardigd Opdracht Verzin dichtregels met beginrijm of maak een gedicht van minstens 4 regels waarin beginrijm voorkomt. Doosje 9 Rijm In sommige gedichten rijmen de laatste woorden van de verschillende dichtregels op elkaar. Dat noemen we eindrijm. Een voorbeeld van eindrijm is er in het gedicht van Wiel Kusters: Maart roert zijn staart Mijn meisje heeft een paardenstaart Met speldjes en een strik. Het regent en het waait in maart. Maar in de staartjes heb ik schik. Opdracht 1. Welke woorden rijmen? 2. Maak een gedichtje met eindrijm. Doosje 10 Sonnet Een hele beroemde dichtensoort is het Sonnet. De Engelse dichter William Shakespeare heeft in zijn leven veel sonnetten geschreven. Het woord sonnet komt van het Italiaanse woord sonare wat klinken betekent. Een sonnet bestaat uit 14 dichtregels die volgens een ingewikkeld rijmschema (informatie over rijmschema vind je in doosje 11) zijn geschreven: ababcdcdefefgg of abab abab cdc dcd Opdracht: Schrijf een sonnet. Doosje 11 Rijmschema De rijmwoorden aan het eind van een versregel kunnen op verschillende manieren ten opzichte van elkaar geschreven zijn. Slagrijm: aaaa Voorbeeld: Ik ben vandaag naar school gegaan a Bij de klas ben ik blijven staan a Eindelijk kwam de juf er aan a Die heeft toch maar een leuke baan. a Gepaard rijm: aabbccdd Voorbeeld uit De mislukte fee van Annie M.G. Schmidt Er was er ’s een moeder-fee En had ze kindertjes? Ja, twee. Twee kleine feeënkindertjes Met vleugeltjes als vlindertjes. Ze waren beiden mooi en slank Maar ’t ene kind was lelieblank, Zoals de feetjes wezen moeten, En ’t ander kind was vol met sproeten a a b b c c d d Gekruist rijm: abab Omarmend rijm: abba Gebroken rijm: abac of abcb Verspringend rijm: abcabc Opdracht Schrijf of typ een Sinterklaasliedje uit je hoofd op of schrijf er een over en geef aan welk rijmschema in het liedje wordt gebruikt. Doosje 12 Limerick De limerick komt uit Engeland. Het is een versje van 5 regels met het rijmschema (zie doosje 11) aabba. De regels 1, 2 en 5 zijn langer, regel 3 en 4 zijn korter. De inhoud is meestal grappig. Hier volgt een voorbeeld van Alex van der Heiden: Er was eens een kaasboer in Gouda Die zat om de tafel zijn vrouw na, Maar zij riep heel vief: Alles is relatief Als ik iets harder loop zit ik jou na! Opdracht Schrijf een limerick. Doosje 13 Limerick De limerick komt uit Engeland. Het is een versje van 5 regels met het rijmschema (zie doosje 11) aabba. De regels 1, 2 en 5 zijn langer, regel 3 en 4 zijn korter. De inhoud is meestal grappig. Een Nederlander die zichzelf John O’Mill noemt schrijft limericks in nep Engels. Rot yong A terrible infant called Peter, Sprinkled his bed with a gheter. His father got woost, Took hold of a cnoost And gave him a pack on his meter Opdracht 1. Vertaal de limerick. 2. Probeer zelf een nep Engelse limerick te schrijven Doosje 14 Dobbelsteen gedicht. Je gebruikt een dobbelsteen om je gedicht te schrijven. 1. Gooi met de dobbelsteen om het aantal regels van je gedicht te bepalen. 2. Gooi met de dobbelsteen om het aantal woorden van regel 1 te bepalen. 3. Gooi met de dobbelsteen om het aantal lettergrepen van het rijmwoord te bepalen. 4. Schrijf de eerste regel. 5. herhaal 2 tot en met 4 om de rest van je gedicht te schrijven. Doosje 15 Rijmspelletje Je kiest een woord en verzint, alleen of samen met iemand anders, zoveel mogelijk woorden die op het gekozen woord rijmen. Daarna verzint de ander een woord. Handig voor je Sinterklaasgedichten. Doosje 16 Kies een gedicht uit het boek Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is. Verander de woorden zo dat je een Sinterklaasgedicht krijgt. Je mag natuurlijk ook ergens anders een gedicht uit kiezen, als het maar geen Sinterklaasgedicht is. Doosje 17 Alfabet gedicht Schrijf het hele alfabet onder elkaar op een blaadje. Probeer bij iedere letter een regel te verzinnen die begint met die letter. Doosje 18 Verknipt gedicht 1 In dit doosje zit een gedicht. Alle versregels zijn los geknipt. Probeer de losse stukjes zo neer te leggen dat jij het een mooi gedicht vindt en schrijf het over. Doosje 19 Verknipt gedicht 2 In dit doosje zit een gedicht. Alle versregels zijn losgeknipt. Probeer de losse stukjes zo neer te leggen dat jij het een mooi gedicht vindt en schrijf het over. De dichter maakt gebruik van rijmwoorden aan het eind van de regels. Misschien krijg jij wel een ander rijmschema (zie doosje 11) dan de dichter had gemaakt! Doosje 20 Kies een gedicht uit. Vraag de leerkracht dat voor je te kopiëren en knip alle woorden van het gedicht los. Maak van deze woorden een nieuw gedicht en plak het op.