Tabel 1. Het voorkomen van huiselijk geweld naar geslacht

advertisement
Huiselijk geweld in Drenthe
Maart, 2004
Cees Bos, epidemioloog
Nynke van Zanden, epidemioloog
GGD Drenthe
Overcingellaan 19
9401 LA Assen
Tel: 0592 306300
[email protected]
www.ggddrenthe.nl
Het onderzoek naar huiselijk geweld was mede mogelijk door een financiële
bijdrage van de Provincie Drenthe
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
3
2.
2.1.
2.2.
2.3.
Huiselijk geweld
Achtergrond van huiselijk geweld
Ontwikkeling vragenlijst huiselijk geweld
Dataverzameling
3
3
4
5
3.
3.1.
3.2.
3.2.1.
3.2.2.
3.2.3.
3.2.4.
3.2.5.
3.3.
3.4.
3.5.
Resultaten
Algemeen
Gezondheid, medische consumptie en huiselijk geweld
Algemeen
Wie betrof het huiselijk geweld
Relatie tussen slachtoffer en pleger van huiselijk geweld
De frequentie van huiselijk geweld
Hoe lang geleden te maken gehad met huiselijk geweld
Huiselijk geweld en middelengebruik
Melding van huiselijk geweld
Non-respons huiselijk geweld onder respondenten
6
6
8
9
10
12
13
14
15
16
16
4.
Samenvatting en conclusie
18
Bijlage: gebruikte vragen
20
2
1. Inleiding
In de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv, 1989) wordt de
gemeenten de zorg voor lokaal gezondheidsbeleid opgedragen. Gezondheidsbeleid is zowel gericht op het bewaken en bevorderen van gezondheid als op het
verminderen van eventuele verschillen in gezondheid. De gemeentelijke Nota
lokaal gezondheidsbeleid moet onder andere gebaseerd zijn op een periodiek
kwalitatief en kwantitatief overzicht van de belangrijkste vraagstukken en
problemen op het terrein van de volksgezondheid. Een dergelijk overzicht moet
tenminste éénmaal in de vier jaar geleverd worden door de GGD.
In november 2003 heeft de GGD Drenthe een gezondheidsenquête gehouden in
de twaalf gemeenten in de provincie Drenthe. In totaal zijn ruim 6200 Drenten
schriftelijk benaderd.
De gezondheidsenquête geeft inzicht in de gezondheidstoestand van de inwoners
van 20 tot en met 65 jaar van de provincie Drenthe. Belangrijk is dat dit onderzoek is gebaseerd op informatie die de inwoners zelf geven over hun leefwijze,
gezondheidsproblemen en het gebruik van voorzieningen. Er worden gegevens
verzameld die niet via andere bestaande registratiesystemen verkregen kunnen
worden, zoals de registraties van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Dergelijke bestaande informatiesystemen bevatten veelal geen informatie
omtrent gezondheidsbeïnvloedende factoren. De gezondheidsenquête voorziet
daar wel in. In de enquête zijn onder andere de volgende onderwerpen aan de
orde gekomen: de lichamelijke en geestelijke gezondheid, geneesmiddelengebruik en medische consumptie, leefwijzen en woonomgeving. In deze enquête
is huiselijk geweld als relevant vraagstuk van dit moment opgenomen als item.
De antwoorden met betrekking tot het onderwerp huiselijk geweld zijn
gerelateerd aan andere items van de enquête. De resultaten hiervan worden
weergegeven in dit verslag.
2.
Huiselijk geweld
2.1. Achtergrond van huiselijk geweld
Huiselijk geweld is geweld dat plaatsvindt achter de voordeur of binnen het
gezin. De definitie van huiselijk geweld is: “Huiselijk geweld is geweld dat door
iemand uit de huiselijk kring wordt gepleegd (gezin, familie, (ex)partner, huisvrienden). Het gaat om lichamelijk, seksueel en/of geestelijk geweld uitgeoefend
op uzelf of iemand uit het gezin”. Uit de definitie blijkt dat een aantal elementen
een rol spelen:
1e - huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijk kring van het
slachtoffer is gepleegd
e
2 - bij huiselijk geweld kan het zowel om geestelijk geweld als om lichamelijk
geweld gaan. In dit verband valt seksueel geweld onder lichamelijk geweld
3
3e - het geweld vindt plaats in huiselijk kring. Deze kring bestaat uit
(ex-)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden.
In 1997 is door het Ministerie van Justitie een grootschalig onderzoek gedaan
naar het voorkomen van huiselijk geweld in Nederland. Uit het onderzoek bleek
dat 27% van de ondervraagden ooit slachtoffer is geweest van huiselijk geweld
waarbij de voorvallen wekelijks of dagelijks voorkwamen. Niet alleen vrouwen,
maar ook jongens en mannen bleken vaak het slachtoffer te zijn. In het algemeen
geldt: hoe hechter de relatie tussen dader en slachtoffer, des te intenser het
huiselijk geweld. Huiselijk geweld gepleegd door een ‘huisvriend’ betreft vaak
incidenten. Bij (ex-)partners of ouders gaat het vaak om geweld met een (zeer)
hoge intensiteit.
De cijfers maakten zichtbaar dat huiselijk geweld een veel voorkomend
probleem is. Ook werd duidelijk dat een groot deel van dit probleem onzichtbaar
blijft, omdat vele slachtoffers geen hulp zoeken en geen aangifte doen bij de
politie. De relatie die er tussen het slachtoffer en de dader bestaat, maakt het
voor een slachtoffer moeilijk in te grijpen. Er is sprake van afhankelijkheid en
van liefde ondanks het geweld en angst voor verdere escalatie van het geweld.
Huiselijk geweld is een zeer ernstige vorm van geweld, juist omdat het zich
afspeelt in de huiselijke sfeer. Het slachtoffer kan zich thuis niet meer veilig
wanen. Omdat het geweld zich thuis afspeelt, zal de omgeving zich er niet zo
snel mee bemoeien.
Er wordt binnen het ‘domein huiselijk geweld’ onderscheid gemaakt in
kindermishandeling, ouderenmishandeling en partnermishandeling.
Voor de aanpak van huiselijk geweld is het nodig dat er niet alleen eerder wordt
ingegrepen in geweldsituaties, maar ook dat opvang voor de slachtoffers wordt
geregeld en dat er maatregelen worden getroffen tegen plegers. De aanpak van
huiselijk geweld is dan ook niet alleen een taak voor de hulpverlening, maar ook
de politie, justitie en de lokale overheid hebben een belangrijke taak. In feite
gaat het om een veiligheidsprobleem en zal de aanpak onderdeel moeten worden
van het veiligheidsbeleid.
Huiselijk geweld heeft ook consequenties heeft voor de gezondheid van de
betrokkenen en heeft dus betrekking op de volksgezondheid. Dit betekent dat het
onderkennen en vroegtijdig signaleren van huiselijk geweld, alsmede het bieden
van hulp aan zowel slachtoffers als daders, een onderdeel moet worden van het
volksgezondheidsbeleid.
Om huiselijk geweld te voorkomen en te bestrijden heeft de centrale overheid
een stimulerende en ondersteunende rol. De lokale overheid heeft de regierol,
waarbij volgens de minister van VWS de GGD-en en andere gemeentelijke
diensten een taak hebben.
2.2. Ontwikkeling vragenlijst huiselijk geweld
Bij het ontwikkelen/ontwerpen van de vragenlijst voor de gezondheidsenquête
werd zoveel mogelijk uitgegaan van landelijke standaardvraagstellingen. Echter,
4
nog niet voor alle onderwerpen zijn standaardvraagstellingen beschikbaar. Dit
geldt onder andere ook voor het onderwerp huiselijk geweld.
De vragen over huiselijk geweld in de gezondheidsenquête Drenthe 2003 zijn
ontwikkeld door de epidemioloog, in samenspraak met medewerkers van de
Provincie Drenthe, Politie Drenthe en Thuisfront. Uitgangspunt voor de vragen
is de vragenlijst van het ministerie van Justitie. Een concept vragenlijst over
huiselijk geweld is uitgetest bij een groep vrouwen die verbleven in ‘Blijf van
mijn lijf’-huizen. De uiteindelijke serie vragen over huiselijk geweld staan
weergegeven in bijlage 1.
Twee punten zijn van essentieel belang bij de vragen over huiselijk geweld: ten
eerste het feit dat de vragen in de verleden tijd zijn gesteld. Ten tweede het feit
dat het huiselijk geweld betrekking heeft op de respondent zelf of iemand anders
uit het gezin. Dit houdt in dat de respondent zelf slachtoffer en/of pleger van het
huiselijk geweld kan zijn, maar ook getuige kan zijn geweest van huiselijk
geweld tegen een ander gezinslid.
2.3. Dataverzameling
In november 2003 zijn ruim 6200 inwoners van 20 tot en met 65 jaar in Drenthe
schriftelijk benaderd met de Gezondheidsenquête Drenthe 2003. De respons
bedraagt 63%, waarbij de steden in Drenthe (Assen , Hoogeveen, Meppel en
Emmen) ongeveer een 10% lagere respons laten zien dan het platteland.
5
3. Resultaten
3.1. Algemeen
In dit hoofdstuk worden de resultaten over huiselijk geweld beschreven. Niet
alleen zal aandacht worden besteed aan hoe vaak huiselijk geweld voorkomt,
maar ook welk effect huiselijk geweld heeft op de gezondheid en de medische
consumptie van betrokkenen.
Naast de 21 vragen over het feitelijke huiselijk geweld, zijn in de Gezondheidsenquête Drenthe 2003 negen vragen opgenomen die meer informatie geven over
de individuen die huiselijk geweld hebben meegemaakt. Het betreft bijvoorbeeld
vragen over hoe lang het geleden is dat het huiselijk geweld voor het laatst
voorkwam, hoe vaak de respondent geconfronteerd werd met huiselijk geweld,
wie het slachtoffer en wie de pleger was van het huiselijk geweld en of men het
huiselijk geweld ook gemeld heeft bij instanties.
Er is vanuit gegaan dat er sprake is van huiselijk geweld indien één van de 21
vragen positief is beantwoord. Van alle respondenten (N=3861) heeft 14%
(N=519) te maken gehad met huiselijk geweld. Significant meer vrouwen
(16%) hebben te maken gehad met huiselijk geweld dan mannen (10%).
Tabel 1. Het voorkomen van huiselijk geweld naar geslacht
geslacht
mannen
vrouwen
huiselijk geweld meegemaakt
- ja
10%
16%
- nee
90%
84%
totaal van alle
respondenten
14%
86%
Ruim 4% van alle respondenten (5% van de mannen en 4% van de vrouwen)
heeft alle vragen in de gezondheidsenquête Drenthe 2003 die betrekking hadden
op huiselijk geweld overgeslagen. In paragraaf 3.5. wordt deze groep
beschreven.
Tabel 2 geeft een overzicht van het percentage respondenten naar geslacht die
een bepaalde vraag bevestigend beantwoordt.
Zoals blijkt uit de tabel scoort bij personen die te maken hebben gehad met
huiselijk geweld de vraag over geregeld gekleineerd worden het hoogst. Ruim
53% van de vrouwen en 39% van de mannen die te maken hadden met huiselijk
geweld werd geregeld gekleineerd. Bij vrouwen die te maken hebben gehad met
huiselijk geweld scoren de vragen over ‘geen eigen bankrekening mogen
hebben’ en ‘de eigen post niet mogen bekijken’ het laagst, met respectievelijk
5% en 7%. Bij mannen die te maken hebben gehad met huiselijk geweld scoort
‘het gedwongen kijken naar seksuele handelingen’ het laagst met 4%.
6
Tabel 2. Verdeling van de 21 vragen met betrekking tot huiselijk geweld naar geslacht
heeft huiselijk
geweld meegemaakt
mannen vrouwen
- werd geregeld gekleineerd
39%
53%
- werd geregeld getreiterd
29%
37%
- mocht de eigen post niet bekijken
9%
7%
- mocht geen eigen bankrekening hebben
8%
5%
- had geen inzicht in eigen financiële situatie
10%
8%
- mocht niet zomaar met iemand telefoneren
- mocht niet uitgaan op leeftijd dat het gebruikelijk is
- mocht niet zelf een afspraak met iemand maken
- werd voortdurend gecontroleerd op handel en wandel
- werd voortdurend in de gaten gehouden
- mocht op feestjes niet met anderen praten
17%
15%
10%
22%
21%
6%
14%
20%
10%
31%
28%
9%
- werd wel eens bedreigd met lichamelijk geweld
- werd geïntimideerd met bedreiging naar naaste
- werd wel eens geslagen of geschopt of van trap gegooid
- werd wel eens op andere manier lichamelijk mishandeld
- wel eens bedreigd met ongewenste seksuele toenadering
34%
18%
29%
18%
10%
42%
20%
35%
27%
23%
- werd geconfronteerd met ontbloot geslachtsdeel
- had te maken met ongewenste seksuele aanrakingen
- werd gedwongen te kijken naar seksuele handelingen
- ooit gedwongen tot het doen van seksuele handelingen
- ooit gedwongen tot geslachtsgemeenschap
10%
17%
4%
7%
8%
23%
31%
8%
20%
17%
In de gezondheidsenquête Drenthe 2003 werden ook achtergrondgegevens van
de respondenten verzameld. Onder andere werden de landelijke standaard
vragen over opleidingsniveau en etniciteit gebruikt. Voor het opleidingsniveau
worden de respondenten gehergroepeerd in drie groepen, een laag, midden en
een hoog opleidingsniveau. Respondenten die alleen het basisonderwijs of het
lager of voorbereidend beroepsonderwijs hebben afgerond zijn ingedeeld in het
opleidingsniveau laag. Respondenten met een ‘midden’ opleidingsniveau
hebben middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voor bereidend wetenschappelijk onderwijs (MAVO,MULO, MBO, HAVO, VWO, HBS). Hoog
opgeleide respondenten hebben een universitaire en HBO-opleiding afgerond.
Tabel 3. Het voorkomen van huiselijk geweld naar
opleidingsniveau en etniciteit.
heeft huiselijk
geweld meegemaakt
opleidingsniveau
- laag
13%
- midden
14%
- hoog
12%
etniciteit
- Nederlander
- 1e generatie allochtoon
- 2e generatie allochtoon
13%
24%
17%
7
Bij etniciteit wordt niet alleen gevraagd naar het geboorteland van de respondent, maar ook naar het geboorteland van zijn/haar vader en moeder. Door
middel van deze gegevens kan een indeling in autochtoon en de 1 e en 2e
generatie allochtonen worden gemaakt.
Hoewel voor de totale groep respondenten geen significant verschil aantoonbaar
is in het voorkomen van huiselijk geweld naar opleidingsniveau, is er wel een
significant verschil aantoonbaar tussen mannen en vrouwen. Met toenemend
opleidingsniveau neemt het percentage mannen dat te maken heeft gehad met
huiselijk geweld af, bij vrouwen neemt het juist toe. 12% van de mannen en
14% van de vrouwen met een ‘laag’ opleidingsniveau had te maken met
huiselijk geweld. Deze percentages bedragen voor mannen en vrouwen met een
‘midden’ opleidingsniveau respectievelijk 10% en 17% en voor mannen en
vrouwen met een ‘hoog’ opleidingsniveau respectievelijk 7% en 17%.
Van alle allochtonen (zowel 1e als 2e generatie allochtonen) heeft gemiddeld
20% te maken gehad met huiselijk geweld, tegen 13% van de autochtone
bevolking. Dit verschil tussen autochtonen en allochtonen is significant.
Tussen de drie regio’s in Drenthe zijn geen verschillen in het voorkomen van
huiselijk geweld aanwezig. In de Drentse steden (Assen, Emmen, Hoogeveen en
Meppel) ligt het percentage respondenten met huiselijk geweldservaring op
14%, tegen 12% van op het Drentse platteland . In Assen is het percentage
respondenten dat te maken heeft gehad met huiselijk geweld meer dan twee keer
zo hoog als in de gemeente Westerveld.
Tabel 4. Het voorkomen van huiselijk geweld naar gemeente
heeft huiselijk geweld
meegemaakt
AA en Hunze
11%
Assen
16%
Borger/Odoorn
15%
Coevorden
12%
Emmen
14%
Hoogeveen
15%
Meppel
13%
Midden-Drenthe
15%
Noordenveld
11%
Tynaarlo
14%
Westerveld
8%
De Wolden
15%
3.2. Gezondheid, medische consumptie en huiselijk geweld
In de Gezondheidsenquête Drenthe 2003 zijn vragen gesteld over de
lichamelijke en geestelijke gezondheid en over de medische consumptie. Met de
vraag ‘Wat vindt u, over het algemeen genomen, van uw gezondheid?” wordt de
subjectieve gezondheidsbeleving gemeten. De subjectieve gezondheidsbeleving
weerspiegelt het oordeel over de eigen gezondheid. Het is een samenvattende
gezondheidsmaat van alle gezondheidsaspecten die relevant zijn voor de
persoon in kwestie. Deze onderliggende gezondheidsaspecten variëren per
8
persoon, maar hebben vaak betrekking op zowel de lichamelijke als de
geestelijke gezondheid. Met behulp van twee meetinstrumenten, de GHQ
(General Health Questionaire) en de RAND, worden de psychische gezondheid
en het geestelijk welbevinden van de respondenten gemeten. De RAND bestaat
uit verschillende vragen. Eén van die vragen gaat over belemmeringen die de
respondent ondervindt in zijn of haar sociale contacten.
3.2.1. Algemeen
Zoals blijkt uit tabel 5 is er een significant verschil in de subjectieve gezondheidsbeleving, het voorkomen van psychische klachten en het ondervinden van
belemmeringen in sociale contacten tussen de groep respondenten die wel en de
groep respondenten die geen huiselijk geweld heeft meegemaakt.
Tabel 5. Subjectieve gezondheidsbeleving en psychische gezondheid
en huiselijk geweld
heeft huiselijk geweld
meegemaakt
nee
ja
ervaren eigen gezondheid
(zeer) goed
81%
62%
gaat wel
17%
32%
(zeer) slecht
3%
6%
psychische gezondheid
heeft psychische problematiek
24%
53%
ondervindt belemmeringen in
sociale contacten
voortdurend/meestal
soms
zelden/nooit
5%
14%
81%
14%
30%
57%
In het onderzoek wordt een aantal vragen gesteld over medische consumptie. Zo
wordt gevraagd of de respondent voor zichzelf gedurende de afgelopen drie
maanden contact heeft gehad met de huisarts, een medisch specialist, het
maatschappelijk werk en de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Daarnaast
wordt gevraagd of de respondent het afgelopen jaar in een ziekenhuis is geweest
voor een poliklinische behandeling of voor een opname en of de respondent
bepaalde geneesmiddelen heeft gebruikt.
Tabel 6. Medische consumptie naar huiselijk geweld
heeft huiselijk geweld
meegemaakt
nee
ja
afgelopen 3 maand contact met huisarts
54%
68%
afgelopen 3 maand contact met specialist
23%
32%
afgelopen 3 maand contact met maatsch. werk
2%
7%
afgelopen 3 maand contact met GGZ
2%
13%
afgelopen jaar poliklinisch behandeld
13%
21%
afgelopen jaar opname in ziekenhuis
9%
10%
afgelopen jaar slaap-/kalmeringsmidd. gebruikt
7%
16%
afgelopen 14 dagen antidepressiva gebruikt
4%
11%
9
Zoals blijkt uit tabel 6 liggen alle vormen van medische consumptie in de groep
die huiselijk geweld heeft meegemaakt hoger dan in de groep respondenten die
huiselijk geweld niet heeft meegemaakt. Alle verschillen zijn, met uitzondering
van ziekenhuisopnames gedurende het afgelopen jaar, significant.
De 21 vragen over huiselijk geweld zijn ingedeeld in vier groepen, waarbij de
ernst van het huiselijk geweld toeneemt (zie bijlage 1). De eerste groep bestaat
uit de vragen a tot en met e, groep twee omvat de vragen f tot en met k, groep 3
omvat de vragen l tot en met p en groep 4 omvat de vragen q tot en met u. In
groep 1 zijn vragen gesteld over treiteren en bijvoorbeeld de eigen post niet
mogen inzien, in groep 4 worden vragen gesteld over gedwongen seksuele
handelingen.
Tabel 7 laat de resultaten zien van de gezondheid en medische consumptie van
de respondenten die huiselijk geweld hebben meegemaakt, ingedeeld naar de
vier groepen vragen.
Tabel 7. Gezondheid en medische consumptie naar groepsindeling vragen over
huiselijk geweld
heeft huiselijk geweld meegemaakt
groep 1 groep 2 groep 3 groep 4
vragen
vragen
vragen
vragen
a-e
f-k
l-p
q-u
gezondheid
ervaren eigen gezondheid (gaat wel/ slecht)
42%
35%
41%
42%
heeft psychische problematiek
53%
58%
57%
58%
medische consumptie
afgel. 3 maand contact met huisarts
afgel. 3 maand contact met specialist
afgel. 3 maand contact met maatsch. werk
afgel. 3 maand contact met GGZ
afgelopen jaar poliklinisch behandeld
afgelopen jaar opname in ziekenhuis
afgel. jaar slaap-/kalmeringsmidd. gebruikt
afgel. 14 dagen antidepressiva gebruikt
61%
33%
8%
14%
21%
7%
15%
13%
70%
32%
5%
12%
22%
9%
16%
12%
68%
33%
7%
16%
22%
10%
16%
14%
71%
33%
6%
22%
23%
13%
21%
12%
Men zou mogelijk verwachten dat met toenemende ernst van het vergrijp van
huiselijk geweld de gezondheidsproblemen en medische consumptie zal
toenemen. Dit blijkt slechts ten dele waar te zijn.
Tussen de vier groepen bestaat bijvoorbeeld geen of een gering verschil in
contacten met een medisch specialist en het gebruik van antidepressiva. De
respondenten die een vergrijp uit groep 4 (seksueel georiënteerde vergrijpen)
hebben meegemaakt gebruiken vaker slaap- en/of kalmeringsmiddelen en zijn
vaker in behandeling bij de GGZ dan respondenten die vergrijpen uit de andere
groepen hebben meegemaakt.
3.2.2. Wie betrof het huiselijk geweld
Op de vraag wie het slachtoffer van huiselijk geweld was, konden in de vragenlijst meerdere antwoorden worden aangekruist. Hierdoor komt het totaal van
(soorten) slachtoffers op meer dan 100%. Dit geeft aan dat in situaties waarin
sprake is van huiselijk geweld er meerdere slachtoffers kunnen zijn.
10
Ruim 41% van alle respondenten die te maken had met huiselijk geweld, heeft
dit als kind meegemaakt. Van de respondenten die te maken hebben gehad met
huiselijk geweld, heeft 45% van de vrouwen en 31% van de mannen als kind
met huiselijk geweld te maken gehad.
Significant meer vrouwen dan mannen hebben als volwassene te maken gehad
met huiselijk geweld.
Tabel 8. Wie betrof huiselijk geweld; m.a.w. wie was het slachtoffer naar geslacht
heeft huiselijk geweld meegemaakt
mannen
vrouwen
totaal
mijzelf als kind
31%
45%
41%
mijzelf als volwassene
25%
46%
39%
mijn broertje/zusje
12%
12%
12%
(een van) mijn (stief)ouders
8%
9%
9%
(een van) mijn kinderen
18%
16%
17%
mijn partner
10%
8%
9%
iemand anders in het gezin
5%
4%
4%
ikzelf als pleger
4%
1%
2%
Uit de analyses blijkt dat verhoudingsgewijs significant meer personen die als
kind te maken hebben gehad met huiselijk geweld de afgelopen 3 maanden
contact hebben gehad met de GGZ dan personen die als volwassenen te maken
hebben gehad met huiselijk geweld. Van de respondenten die als kind
geconfronteerd werden met huiselijk geweld heeft 22% de afgelopen 3 maanden
contact gehad met de GGZ, tegen 9% van de respondenten die als volwassene te
maken heeft gehad met huiselijk geweld.
In tabel 9 staan gegevens over gezondheid en medische consumptie van
respondenten die als kind of als volwassene slachtoffer zijn geweest van
huiselijke geweld en van respondenten die getuige van huiselijk geweld tegen
hun broer/zus of één van de (stief)ouders zijn geweest.
Tabel 9. Gezondheid en medische consumptie naar ‘wie was het slachtoffer’.
wie was het slachtoffer
heeft geen
zelf als
zelf als
broer/zus huiselijk
geweld
kind
volwassene
of
ouders meegemaakt
gezondheid
ervaren eigen gezondheid (gaat wel/slecht)
35%
43%
33%
19%
heeft psychische problematiek
53%
61%
48%
24%
medische consumptie
afgel. 3 maand contact met huisarts
afgel. 3 maand contact met specialist
afgel. 3 maand contact met maatsch. werk
afgelopen 3 maand contact met GGZ
afgelopen jaar poliklinisch behandeld
afgelopen jaar opname in ziekenhuis
afgel. jaar slaap-/kalmeringsmidd.gebruikt
afgel. 14 dagen antidepressiva gebruikt
69%
24%
5%
22%
25%
11%
17%
8%
71%
38%
8%
9%
21%
11%
20%
16%
60%
28%
7%
14%
17%
9%
14%
11%
54%
23%
2%
2%
13%
9%
7%
4%
Uit de tabel komt naar voren dat personen die getuige zijn geweest van huiselijk
geweld het over het algemeen ‘beter doen’ in gezondheid en medische
consumptie dan personen die zelf slachtoffer zijn geweest van huiselijk geweld,
11
maar het ‘slechter doen’ dan personen die geen huiselijk geweld hebben
meegemaakt.
Van de respondenten die te maken hebben gehad met huiselijk geweld, heeft
ruim 65% er over gepraat met vrienden, kennissen of andere familieleden.
Significant meer vrouwen (70%) dan mannen (55%) hebben er met anderen over
gepraat.
3.2.3. Relatie tussen slachtoffer en pleger van huiselijk geweld
Eén van de vragen die in de Gezondheidsenquête Drenthe 2003 is gesteld en die
verdere informatie kan geven over de individuen die huiselijk geweld hebben
meegemaakt, betreft de vraag over de relatie tussen de persoon die het voorval
heeft gepleegd en degene die het is overkomen. Uit de analyses blijkt dat bij een
derde (33%) de (ex-)partner de pleger van het geweld is. Bij vrouwen is de
(ex-)partner significant vaker de dader dan bij mannen.
Tabel 10. Relatie tussen slachtoffer en pleger: m.a.w. de pleger is ….. naar geslacht.
heeft huiselijk geweld meegemaakt
mannen
vrouwen
totaal
een van ouders of stiefouders
28%
27%
28%
broer/zus
13%
9%
11%
(ex-)partner
14%
43%
33%
een van mijn (stief)kinderen
7%
4%
5%
ander familielid
8%
11%
10%
vriend
6%
10%
8%
ikzelf
12%
8%
9%
Van de respondenten die als kind te maken hadden met huiselijk geweld is bij
47% één van de ouders of stiefouders de pleger van het geweld. Bij deze groep
slachtoffers van huiselijk geweld is in 20% van de gevallen een ander familielid
de pleger en bij 16% is een broer of zus de pleger van het geweld. Bij 70% van
de respondenten die als volwassene te maken heeft gehad met huiselijk geweld,
is de (ex-)partner de pleger van het geweld.
Een andere vraag in de enquête was of de respondent zelf wel eens bang is voor
de (ex-)partner, een gezinslid, een huisgenoot of een huisvriend. Ruim 17% van
de respondenten is wel eens bang voor de (ex-)partner, een gezinslid, een
huisgenoot of een huisvriend. Verhoudingsgewijs meer vrouwen (21%) dan
mannen (8%) zijn wel eens bang voor de (ex-)partner, een gezinslid, een
huisgenoot of een huisvriend. Van de respondenten die meer dan 5 jaar geleden
te maken hadden met huiselijk geweld is 22% wel eens bang voor de (ex-)partner, een gezinslid, een huisgenoot of huisvriend, tegen 29% van de respondenten die minder dan een jaar geleden te maken hadden met huiselijk geweld.
Tenslotte blijkt uit de analyses dat personen die wel eens bang zijn voor de
(ex-)partner, een gezinslid, een huisgenoot of huisvriend een significant slechter
subjectieve en psychische gezondheid hebben dan personen die wel huiselijk
geweld hebben meegemaakt, maar die niet bang zijn voor de (ex-)partner, een
gezinslid, een huisgenoot of huisvriend. Ook zijn ze significant vaker poliklinisch behandeld en gebruiken ze significant vaker antidepressiva.
12
Tabel 11. Gezondheid en medische consumptie en ‘bang zijn’ voor (ex-)partner,
een gezinslid, een huisgenoot of huisvriend
bent u wel eens bang?
ja
nee
gezondheid
ervaren eigen gezondheid (gaat wel/slecht)
50%
35%
heeft psychische problematiek
72%
48%
medische consumptie
afgel. 3 maand contact met huisarts
afgel. 3 maand contact met specialist
afgel. 3 maand contact met maatsch. werk
afgel. 3 maand contact met GGZ
afgelopen jaar poliklinisch behandeld
afgelopen jaar opname in ziekenhuis
afgel. jaar slaap-/kalmeringsmidd. gebruikt
afgel. 14 dagen antidepressiva gebruikt
77%
40%
13%
15%
30%
6%
21%
20%
67%
30%
6%
12%
19%
11%
15%
10%
3.2.4. De frequentie van huiselijk geweld.
In de Gezondheidsenquête Drenthe 2003 is ook gevraagd “Hoe vaak is het
voorval of zijn de voorvallen die u bij huiselijk geweld heeft aangekruist
voorgekomen?”. Vrouwen die te maken hadden met huiselijk geweld hebben
significant vaker dan mannen elke dag met het geweld te maken gehad. Bijna
17% van de vrouwen en 9% van de mannen die te maken hebben gehad met
huiselijk geweld werden bijna elke dag geconfronteerd met huiselijk geweld.
Tabel 12. Hoe vaak bent u geconfronteerd met huiselijk geweld naar geslacht
heeft huiselijk geweld meegemaakt
mannen
vrouwen
totaal
bijna elke dag
9%
17%
14%
bijna elke week
21%
26%
25%
2-3 keer per maand
16%
14%
14%
ongeveer 1 x per maand
9%
12%
11%
minder vaak dan een keer per maand
18%
22%
20%
het is 1x voorgekomen
17%
17%
17%
Zoals blijkt uit de tabel heeft 39% van alle personen die te maken hadden met
huiselijk geweld daar minimaal wekelijks mee te maken gehad. 17% van deze
respondenten heeft er maar één keer mee te maken gehad.
De frequentie van de confrontatie met huiselijk geweld blijkt van invloed te zijn
op de gezondheid en de medische consumptie.
Personen die aangegeven hebben bijna elke dag te maken hebben gehad met
huiselijk geweld vinden hun eigen gezondheid significant slechter dan personen
die minder dan 1x per maand te maken hebben gehad met huiselijk geweld.
Hetzelfde geldt voor medische consumptie.
13
Tabel 13. Gezondheid en medische consumptie naar hoe vaak men te maken
heeft gehad met huiselijk geweld.
hoe vaak kwam het huiselijk
geweld voor
bijna elke dag <1x per maand
gezondheid
ervaren eigen gezondheid (gaat wel/slecht)
49%
40%
heeft psychische problematiek
65%
52%
medische consumptie
afgelopen 3 maand contact met huisarts
afgelopen 3 maand contact met specialist
afgelopen 3 maand contact met maatsch. werk
afgelopen 3 maand contact met GGZ
afgelopen jaar poliklinisch behandeld
afgelopen jaar opname in ziekenhuis
afgelopen jaar slaap-/kalmeringsmiddelen gebruikt
afgelopen 14 dagen antidepressiva gebruikt
78%
42%
6%
23%
25%
6%
25%
21%
66%
33%
6%
9%
17%
14%
15%
7%
3.2.5. Hoe lang geleden te maken gehad met huiselijk geweld
Zoals blijkt uit de volgende tabel heeft bijna 60% van de personen die te maken
had met huiselijk geweld dit meer dan 5 jaar geleden meegemaakt.
Verhoudingsgewijs hebben meer mannen het korter geleden meegemaakt dan
vrouwen.
Tabel 14. Wanneer voor het laatst te maken gehad met huiselijk geweld naar geslacht
heeft huiselijk geweld meegemaakt
mannen
vrouwen
totaal
korter dan een jaar geleden
28%
19%
22%
tussen 1 en 5 jaar geleden
22%
17%
19%
meer dan 5 jaar geleden
51%
64%
60%
Er is een verschil tussen personen die korter dan een jaar geleden te maken
hebben gehad met huiselijk geweld en personen die meer dan vijf jaar geleden te
maken hebben gehad met huiselijk geweld. Personen voor wie het geweld
relatief kort geleden plaatsvond, hebben vaker contact met het maatschappelijk
werk dan personen die meer dan vijf jaar geleden te maken hebben gehad met
huiselijk geweld. Daar staat tegenover dat personen voor wie het geweld meer
dan vijf jaar geleden plaatsvond, vaker contact hebben met de geestelijke
gezondheidszorg (GGZ) dan personen die relatief kort geleden te maken hebben
gehad met huiselijk geweld.
14
Tabel 15. Gezondheid en medische consumptie van personen die te maken hebben
gehad met huiselijk geweld naar periode waarin huiselijke geweld voorkwam.
<1 jaar
1-5 jaar
>5 jaar
geleden
geleden
geleden
gezondheid
ervaren eigen gezondheid (gaat wel/slecht)
39%
40%
38%
heeft psychische problematiek
55%
58%
52%
medische consumptie
afgel. 3 maand contact met huisarts
afgel. 3 maand contact met specialist
afgel. 3 maand contact met maatsch. werk
afgel. 3 maand contact met GGZ
afgelopen jaar poliklinisch behandeld
afgelopen jaar opname in ziekenhuis
afgel. jaar slaap-/kalmeringsmidd. gebruikt
afgel. 14 dagen antidepressiva gebruikt
65%
29%
10%
6%
19%
7%
13%
12%
74%
42%
11%
11%
23%
12%
19%
15%
69%
31%
4%
17%
21%
11%
18%
10%
3.3. Huiselijk geweld en middelengebruik
In de Gezondheidsenquête Drenthe 2003 zijn vragen gesteld over rookgedrag,
het alcoholgebruik en het gebruik van (soft)drugs.
Uit de analyses blijkt dat van de respondenten die nog nooit met huiselijk
geweld te maken hebben gehad 25% rookt, tegen 39% van de respondenten die
wel te maken hebben gehad met huiselijk geweld. Uit de vragen over
alcoholconsumptie is de ‘landelijke richtlijn verantwoord alcoholgebruik’
berekend. Vrouwen voldoen aan de norm verantwoord alcoholgebruik indien ze
gedurende maximaal 5 dagen per week twee glazen alcohol per dag gebruiken.
Mannen voldoen aan de norm indien zij gedurende maximaal 5 dagen per week
drie glazen alcohol per dag gebruiken. 50% Van de mannen en 37% van de
vrouwen die te maken hebben gehad met huiselijk geweld overschrijdt de norm
van verantwoord alcoholgebruik. Voor de mannen en vrouwen die niet te maken
hebben gehad met huislijk geweld liggen de percentage op respectievelijk 41%
en 28%.
Tabel 16. Middelengebruik en huiselijk geweld
heeft huiselijk geweld meegemaakt
nee
Ja
- percentage rokers
- voldoet niet aan norm verantwoord
alcoholgebruik
25%
28%
39%
37%
- heeft ooit hasj gebruikt
- heeft afgelopen maand hasj gebruikt
- heeft ooit amfetaminen gebruikt
- heeft ooit XTC gebruikt
- heeft ook cocaïne gebruikt
7%
<1%
<1%
<1%
<1%
22%
4%
3%
2%
2%
Het hasjgebruik, evenals het gebruik van andere soorten drugs, ligt onder de
respondenten die ooit te maken hebben gehad met huiselijk geweld significant
hoger dan onder de respondenten die geen geweldservaring hebben.
15
3.4. Melding van huiselijk geweld
Van alle respondenten die te maken hebben gehad met huiselijk geweld, heeft
59% het voorval of de voorvallen van huiselijk geweld bij geen enkele instantie
gemeld (tabel 17). Ruim 16% heeft het gemeld bij de politie. Verhoudingsgewijs
melden meer vrouwen dan mannen het huiselijk geweld bij de huisarts.
Tabel 17. Huiselijk geweld: heeft u het voorval gemeld bij een instantie?
heeft huiselijk geweld meegemaakt
mannen
vrouwen
totaal
nee
56%
60%
59%
ja, bij de politie
ja, bij mijn huisarts
ja, bij een vertrouwenarts
ja, bij slachtofferhulp, AMK
ja, bij een andere instantie
15%
9%
2%
4%
8%
16%
15%
3%
3%
15%
16%
13%
2%
3%
12%
Ruim een derde (35%) van diegenen die het huiselijk geweld nergens hebben
gemeld, hebben dat niet gedaan omdat er volgens hen toch niets mee gedaan
wordt (vrouwen: 36%; mannen: 32%). Een kwart (25%) van de respondenten
heeft vanwege schaamte het huiselijk geweld nergens gemeld. Behalve de twee
bovengenoemde redenen heeft ruim 18% het huiselijk geweld niet gemeld
omdat ze het niet durfden en 15% heeft geen melding gedaan, omdat ze niet
wisten waar ze het moesten melden.
Van de volwassenen die te maken hadden met huiselijk geweld heeft 36% het
wel ergens gemeld. Van deze groep volwassenen heeft 19% het gemeld bij de
politie en 21% bij hun huisarts.
3.5. Non-respons huiselijke geweld onder respondenten
Van de 3898 respondenten die de Gezondheidsenquête Drenthe 2003 naar de
GGD Drenthe hebben teruggestuurd, hebben 171 personen geen enkele vraag
over het huiselijk geweld ingevuld. Met andere woorden, 4% van alle
respondenten hebben de vragen over huiselijk geweld overgeslagen. Bij de
groep respondenten die alle vragen over huiselijk geweld heeft overgeslagen
rijst de vraag of het hier niet juist personen betreft die al dan niet, als slachtoffer
of als dader, te maken hebben gehad met huiselijk geweld.
Meer mannen dan vrouwen hebben de vragen over huiselijk geweld
overgeslagen: 5% van de mannelijke respondenten heeft de vragen over
huiselijk geweld overgeslagen, tegen 4% van de vrouwelijke respondenten.
In tabel 18 staan de percentages van gezondheid en medische consumptie
weergegeven van de respondenten die geen huiselijk geweld hebben
meegemaakt, van de respondenten die wel huiselijk geweld hebben meegemaakt
en van de respondenten die alle 21 vragen over huiselijk geweld niet hebben
ingevuld.
16
Tabel 18. Gezondheid en medische consumptie voor respondenten die geen huiselijk
geweld heeft meegemaakt, de groep respondenten die wel huiselijk geweld
heeft meegemaakt en de groep respondenten die alle 21 vragen over
huiselijk geweld niet heeft ingevuld.
geen
wel
alle 21 vragen
huiselijk
huiselijk
niet ingevuld
geweld
geweld
gezondheid
ervaren eigen gezondheid (gaat wel/slecht)
19%
38%
28%
heeft psychische problematiek
24%
53%
31%
medische consumptie
afgel. 3 maand contact met huisarts
afgel. 3 maand contact met specialist
afgel. 3 maand contact met maatsch. werk
afgel. 3 maand contact met GGZ
afgelopen jaar poliklinisch behandeld
afgelopen jaar opname in ziekenhuis
afgel. jaar slaap-/kalmeringsmidd. gebruikt
afgel. 14 dagen antidepressiva gebruikt
54%
23%
2%
2%
13%
9%
7%
4%
68%
32%
7%
13%
21%
10%
16%
11%
63%
37%
6%
5%
13%
17%
12%
4%
De percentages over gezondheid en medische consumptie van de groep
respondenten die alle 21 vragen over huiselijk geweld heeft overgeslagen wijken
af van de prevalenties van de individuen die huiselijk geweld wel of niet hebben
meegemaakt. Opvallend is dat de respondenten die alle 21 vragen over huiselijk
geweld hebben overgeslagen verhoudingsgewijs vaker het afgelopen jaar in het
ziekenhuis zijn opgenomen geweest en vaker bij de specialist zijn geweest. Het
percentage van deze respondenten dat de afgelopen 3 maanden contact heeft
gehad met de GGZ ligt aanzienlijk onder het percentage respondenten die wel
huiselijk geweld hebben meegemaakt en contact heeft gehad met de GGZ. Ook
het percentage van de groep respondenten die alle 21 vragen over huiselijk
geweld heeft overgeslagen en een afwijkende psychische gezondheid heeft ligt
tussen de groepen respondenten die wel of geen huiselijk geweld hebben
meegemaakt.
Uit de analyse blijkt dat van de respondenten die alle 21 vragen over huiselijk
geweld niet heeft ingevuld ook 12% een aantal vragen over de psychische
gezondheid niet heeft ingevuld, terwijl van de groep respondenten die geen
huiselijk geweld heeft meegemaakt, minder dan 1% een aantal vragen over de
psychische gezondheid niet heeft ingevuld. Het lijkt er op dat de groep
respondenten die alle 21 vragen over huiselijk geweld heeft overgeslagen,
enkele respondenten omvat die wel huiselijk geweld hebben meegemaakt.
17
4. Samenvatting en conclusie
Huiselijk geweld komt in alle lagen van de bevolking in Drenthe voor. Het treft
kinderen, vrouwen en mannen. Verhoudingsgewijs treft het meer vrouwen dan
mannen en meer kinderen dan volwassenen. Ruim 16% van de vrouwen in
Drenthe heeft ooit te maken gehad met huiselijk geweld, tegen ruim 10% van de
mannen in Drenthe. Ruim 4 % van alle respondenten heeft geen enkele vraag in
de vragenlijst over huiselijk geweld ingevuld. Uit de analyse blijkt dat een
gedeelte van deze groep respondenten waarschijnlijk te maken heeft gehad met
huiselijk geweld. Hierdoor ligt de voorlopige schatting van het percentage
Drenten van 20 tot en met 65 jaar dat ooit te maken heeft gehad met huiselijk
geweld op 14-16%. In absolute aantallen betekent dit dat circa 40.000
volwassen Drenten ooit te maken hebben gehad met huiselijk geweld.
Het werkelijk aantal Drenten dat ooit te maken heeft gehad met huiselijk geweld
zal om een aantal redenen aanzienlijk hoger liggen:
- de respons op de Gezondheidsenquête Drenthe bedraagt 63%. Onder de 37%
van de aangeschreven Drenten, die om wat voor reden dan ook, geen
vragenlijst heeft ingevuld, zal zich zeker een aantal personen bevinden die nu
of in het verleden te maken hebben gehad met huiselijk geweld.
- uit de analyses blijkt dat zo’n 60% van de (volwassen) respondenten die te
maken heeft gehad met huiselijk geweld er als kind mee te maken heeft gehad.
Ook een aantal van de huidige populatie jongeren heeft reeds te maken gehad
met huiselijk geweld.
- ook een aanzienlijk aantal ouderen van 65 jaar en ouder heeft ooit te maken
gehad met huiselijk geweld.
Van alle personen die aangegeven hebben dat ze te maken hebben gehad met
huiselijk geweld is 41% als kind en 39% is als volwassene slachtoffer geweest
van het huiselijk geweld, 51% is getuige geweest van huiselijk geweld tegen een
broer/zus, één van de (stief)ouders, één van zijn/haar kinderen of tegen de
partner.
In één op de drie gevallen (33%) is de (ex-)partner de pleger van het huiselijk
geweld en bij ruim een kwart (28%) van de gevallen van huiselijk geweld is één
van de ouders of stiefouders de dader.
Uit de analyses blijkt dat huiselijk geweld een enorme invloed heeft op de
lichamelijke en psychische gezondheid van de betrokkenen. De psychische
gezondheid en het oordeel over de eigen gezondheid is bij personen die te
maken hebben gehad met huiselijk geweld significant slechter dan bij personen
die nog nooit te maken hebben gehad met huiselijk geweld. Van de personen die
ooit te maken hadden met huiselijk geweld heeft 53% psychische problematiek,
tegen 24% van de personen die deze geweldservaring niet heeft.
Ook de medische consumptie, gemeten in contacten met huisarts, medisch
specialist, maatschappelijk werk, de GGZ, poliklinische behandelingen en het
18
gebruik van slaap-/kalmeringsmiddelen en antidepressiva, is bij personen die
ooit te maken hebben gehad met huiselijk geweld significant hoger dan bij
personen die nooit te maken hebben gehad met huiselijk geweld. Zo gebruikt
één op de zes personen met huiselijk geweldservaringen slaap- en/of
kalmeringsmiddelen en heeft ruim 13% van deze groep personen de afgelopen
3 maanden contact gehad met de GGZ. Van de groep respondenten die niet te
maken heeft gehad met huiselijk geweld gebruikt één op de veertien personen
slaap- en/of kalmeringsmiddelen en heeft minder dan 2% de afgelopen 3
maanden contact gehad met de GGZ.
De frequentie waarmee het huiselijk geweld plaatsvond, blijkt eveneens van
invloed te zijn op de gezondheid en medische consumptie, evenals het feit of
men het huiselijk geweld zelf ondergaan heeft of dat men getuige is geweest van
huiselijk geweld. Van de personen die bijna elke dag te maken had met huiselijk
geweld heeft bijna een kwart (23%) de afgelopen maand contact gehad met de
GGZ, tegen 9% van de personen die minder dan één keer per maand te maken
hebben gehad met huiselijk geweld.
Voor ruim 60% van de personen van 20 tot en met 65 jaar die ooit huiselijk
geweld meemaakte is dat meer dan 5 jaar geleden, 22% heeft daar korter dan
een jaar geleden mee te maken gehad. Van de personen die korter dan een jaar
geleden te maken hebben gehad met huiselijk geweld heeft 10% de afgelopen 3
maanden contact gehad met maatschappelijk werk en 4% van deze groep heeft
de afgelopen 3 maanden contact gehad met de GGZ. Van de personen die meer
dan 5 jaar gelden te maken hebben gehad met huiselijk geweld heeft ruim 17%
de afgelopen 3 maanden contact gehad met de GGZ en 6% van de groep heeft
contact gehad met maatschappelijk werk.
Uit de analyses blijkt verder dat personen die te maken hebben gehad met
huiselijk geweld significant vaker roken, meer alcohol gebruiken en vaker
(soft)drugs gebruiken dan personen die geen huiselijk geweld hebben
meegemaakt.
Een meerderheid (59%) van de personen die te maken hadden met huiselijk
heeft het huiselijk geweld niet aangegeven of gemeld bij een instantie.
19
DE VOLGENDE SERIE VRAGEN GAAN OVER HUISELIJK GEWELD
Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring wordt gepleegd (gezin, familie,
(ex)partners, huisvrienden). Het gaat om lichamelijk, seksueel of geestelijk geweld uitgeoefend
op uzelf of iemand uit uw gezin.
1
Heeft ooit een partner, een familielid, een huisgenoot of een huisvriend één van de volgende
voorvallen gepleegd ten opzichte van een gezinslid (inclusief u zelf), waarbij dat gezinslid
ja
nee
a
b
c
d
e
geregeld gekleineerd of bespot werd
geregeld getreiterd werd
de eigen post niet mocht bekijken
geen eigen bankrekening mocht hebben
geen inzicht had in de eigen financiële positie
 
 
 
 
 
f
g
h
i
j
k
niet zomaar met iemand mocht telefoneren
niet mocht uitgaan op een leeftijd waarop dat wel gebruikelijk is
niet zelf een afspraak met iemand mocht maken
voortdurend gecontroleerd werd op zijn/haar handel en wandel
voortdurend in de gaten werd gehouden
op feestjes niet met anderen mocht praten
 
 
 
 
 
 
l
m
n
o
p
wel eens bedreigd werd met lichamelijk geweld
geïntimideerd werd door iemand die dreigde een naaste kwaad te doen
wel eens geslagen of geschopt werd of van de trap gegooid
wel eens op een andere manier lichamelijk mishandeld werd
wel eens bedreigd werd met ongewenste seksuele toenaderingen
 
 
 
 
 
q
geconfronteerd werd met iemand die, tegen de zin van hem/haar in,
een geslachtsdeel ontblootte
te maken had met ongewenste seksuele aanrakingen
gedwongen werd te kijken naar seksuele handelingen
ooit gedwongen werd tot het doen van seksuele handelingen
ooit gedwongen werd tot geslachtsgemeenschap
 
 
 
 
 
r
s
t
u
Indien u bij vraag 1 minstens éénmaal ‘ja’ heeft aangekruist,  ga verder met vraag 11
Indien u bij vraag 1 geen enkele keer ‘ja’ heeft aangekruist,  ga verder met vraag 11
2
Hoe lang is het geleden dat het voorval of de
voorvallen die u bij vraag 1 heeft aangekruist
voor het laatst is/zijn voorgekomen?

korter dan een jaar geleden

tussen 1 en 5 jaar geleden

langer dan 5 jaar geleden
3
Hoe vaak is het voorval of zijn de voorvallen die u
bij vraag 1 heeft aangekruist voorgekomen?
het is één keer voorgekomen

het kwam bijna elke dag voor

het kwam bijna elke week voor

het kwam 2-3 keer per maand voor
 het kwam ongeveer 1 keer per maand voor

het kwam minder vaak voor
(meerdere antwoorden mogelijk)
20
Indien u bij vraag 1 minstens éénmaal ‘ja’ heeft
aangekruist, wie betrof het dan?
(meerdere antwoorden mogelijk)
  

  


het betrof mijzelf als kind (t/m/ 18 jr)

het betrof mijzelf als volwassene

het betrof mijzelf als pleger/dader

het betrof mijn broer(tje) en/of mijn zus(je)

het betrof (één van) mijn (stief)ouders

het betrof (één van) mijn kinderen

het betrof mijn partner

het betrof iemand anders in het gezin
5
Heeft u het voorval of de voorvallen ook verteld
aan vrienden, kennissen of andere familieleden?

nee

ja
6
Kunt u aangeven wat de relatie is tussen de
persoon die het voorval heeft gepleegd en
diegene die het is overkomen, m.a.w. de pleger
is een:
(meerdere antwoorden mogelijk)
7
Heeft u het voorval of de voorvallen aangegeven
of gemeld bij een instantie? Zo ja, bij welke?
(meerdere antwoorden mogelijk)
8
Indien u het voorval of de voorvallen niet heeft 
ik wist niet waar ik het moest
melden of aangeven gemeld of aangegeven,
 ik durfde niet
kunt u aangeven waarom niet?

ik schaamde me ervoor
(meerdere antwoorden mogelijk)
 er wordt toch niets mee gedaan
9
Bent u zelf wel eens bang voor uw (ex-)partner,
een gezinslid, een huisgenoot of een huisvriend?

nee  ga verder met vraag 11

ja
10
Hoe vaak bent u bang voor deze persoon of
personen?

ik ben één keer bang geweest

ik ben af en toe bang

ik ben vaak bang

ik ben heel vaak bang
4



één van mijn ouders of stiefouders

een broer of zus

(ex-)partner
 één van mijn (stief)kinderen

een ander familielid
 
een vriend van mij of mijn ouders

ikzelf
11
21

ja, bij politie

ja, bij mijn huisarts

ja, bij een vertrouwensarts

ja, bij slachtofferhulp

ja, bij Meldpunt Kindermishandeling)

ja, bij een andere instantie

nee
Download