Huiselijk geweld in Drenthe Maart, 2004 Cees Bos, epidemioloog Nynke van Zanden, epidemioloog GGD Drenthe Overcingellaan 19 9401 LA Assen Tel: 0592 306300 [email protected] www.ggddrenthe.nl Het onderzoek naar huiselijk geweld was mede mogelijk door een financiële bijdrage van de Provincie Drenthe Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. 2.1. 2.2. 2.3. Huiselijk geweld Achtergrond van huiselijk geweld Ontwikkeling vragenlijst huiselijk geweld Dataverzameling 3 3 4 5 3. 3.1. 3.2. 3.2.1. 3.2.2. 3.2.3. 3.2.4. 3.2.5. 3.3. 3.4. 3.5. Resultaten Algemeen Gezondheid, medische consumptie en huiselijk geweld Algemeen Wie betrof het huiselijk geweld Relatie tussen slachtoffer en pleger van huiselijk geweld De frequentie van huiselijk geweld Hoe lang geleden te maken gehad met huiselijk geweld Huiselijk geweld en middelengebruik Melding van huiselijk geweld Non-respons huiselijk geweld onder respondenten 6 6 8 9 10 12 13 14 15 16 16 4. Samenvatting en conclusie 18 Bijlage: gebruikte vragen 20 2 1. Inleiding In de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv, 1989) wordt de gemeenten de zorg voor lokaal gezondheidsbeleid opgedragen. Gezondheidsbeleid is zowel gericht op het bewaken en bevorderen van gezondheid als op het verminderen van eventuele verschillen in gezondheid. De gemeentelijke Nota lokaal gezondheidsbeleid moet onder andere gebaseerd zijn op een periodiek kwalitatief en kwantitatief overzicht van de belangrijkste vraagstukken en problemen op het terrein van de volksgezondheid. Een dergelijk overzicht moet tenminste éénmaal in de vier jaar geleverd worden door de GGD. In november 2003 heeft de GGD Drenthe een gezondheidsenquête gehouden in de twaalf gemeenten in de provincie Drenthe. In totaal zijn ruim 6200 Drenten schriftelijk benaderd. De gezondheidsenquête geeft inzicht in de gezondheidstoestand van de inwoners van 20 tot en met 65 jaar van de provincie Drenthe. Belangrijk is dat dit onderzoek is gebaseerd op informatie die de inwoners zelf geven over hun leefwijze, gezondheidsproblemen en het gebruik van voorzieningen. Er worden gegevens verzameld die niet via andere bestaande registratiesystemen verkregen kunnen worden, zoals de registraties van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dergelijke bestaande informatiesystemen bevatten veelal geen informatie omtrent gezondheidsbeïnvloedende factoren. De gezondheidsenquête voorziet daar wel in. In de enquête zijn onder andere de volgende onderwerpen aan de orde gekomen: de lichamelijke en geestelijke gezondheid, geneesmiddelengebruik en medische consumptie, leefwijzen en woonomgeving. In deze enquête is huiselijk geweld als relevant vraagstuk van dit moment opgenomen als item. De antwoorden met betrekking tot het onderwerp huiselijk geweld zijn gerelateerd aan andere items van de enquête. De resultaten hiervan worden weergegeven in dit verslag. 2. Huiselijk geweld 2.1. Achtergrond van huiselijk geweld Huiselijk geweld is geweld dat plaatsvindt achter de voordeur of binnen het gezin. De definitie van huiselijk geweld is: “Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijk kring wordt gepleegd (gezin, familie, (ex)partner, huisvrienden). Het gaat om lichamelijk, seksueel en/of geestelijk geweld uitgeoefend op uzelf of iemand uit het gezin”. Uit de definitie blijkt dat een aantal elementen een rol spelen: 1e - huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijk kring van het slachtoffer is gepleegd e 2 - bij huiselijk geweld kan het zowel om geestelijk geweld als om lichamelijk geweld gaan. In dit verband valt seksueel geweld onder lichamelijk geweld 3 3e - het geweld vindt plaats in huiselijk kring. Deze kring bestaat uit (ex-)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. In 1997 is door het Ministerie van Justitie een grootschalig onderzoek gedaan naar het voorkomen van huiselijk geweld in Nederland. Uit het onderzoek bleek dat 27% van de ondervraagden ooit slachtoffer is geweest van huiselijk geweld waarbij de voorvallen wekelijks of dagelijks voorkwamen. Niet alleen vrouwen, maar ook jongens en mannen bleken vaak het slachtoffer te zijn. In het algemeen geldt: hoe hechter de relatie tussen dader en slachtoffer, des te intenser het huiselijk geweld. Huiselijk geweld gepleegd door een ‘huisvriend’ betreft vaak incidenten. Bij (ex-)partners of ouders gaat het vaak om geweld met een (zeer) hoge intensiteit. De cijfers maakten zichtbaar dat huiselijk geweld een veel voorkomend probleem is. Ook werd duidelijk dat een groot deel van dit probleem onzichtbaar blijft, omdat vele slachtoffers geen hulp zoeken en geen aangifte doen bij de politie. De relatie die er tussen het slachtoffer en de dader bestaat, maakt het voor een slachtoffer moeilijk in te grijpen. Er is sprake van afhankelijkheid en van liefde ondanks het geweld en angst voor verdere escalatie van het geweld. Huiselijk geweld is een zeer ernstige vorm van geweld, juist omdat het zich afspeelt in de huiselijke sfeer. Het slachtoffer kan zich thuis niet meer veilig wanen. Omdat het geweld zich thuis afspeelt, zal de omgeving zich er niet zo snel mee bemoeien. Er wordt binnen het ‘domein huiselijk geweld’ onderscheid gemaakt in kindermishandeling, ouderenmishandeling en partnermishandeling. Voor de aanpak van huiselijk geweld is het nodig dat er niet alleen eerder wordt ingegrepen in geweldsituaties, maar ook dat opvang voor de slachtoffers wordt geregeld en dat er maatregelen worden getroffen tegen plegers. De aanpak van huiselijk geweld is dan ook niet alleen een taak voor de hulpverlening, maar ook de politie, justitie en de lokale overheid hebben een belangrijke taak. In feite gaat het om een veiligheidsprobleem en zal de aanpak onderdeel moeten worden van het veiligheidsbeleid. Huiselijk geweld heeft ook consequenties heeft voor de gezondheid van de betrokkenen en heeft dus betrekking op de volksgezondheid. Dit betekent dat het onderkennen en vroegtijdig signaleren van huiselijk geweld, alsmede het bieden van hulp aan zowel slachtoffers als daders, een onderdeel moet worden van het volksgezondheidsbeleid. Om huiselijk geweld te voorkomen en te bestrijden heeft de centrale overheid een stimulerende en ondersteunende rol. De lokale overheid heeft de regierol, waarbij volgens de minister van VWS de GGD-en en andere gemeentelijke diensten een taak hebben. 2.2. Ontwikkeling vragenlijst huiselijk geweld Bij het ontwikkelen/ontwerpen van de vragenlijst voor de gezondheidsenquête werd zoveel mogelijk uitgegaan van landelijke standaardvraagstellingen. Echter, 4 nog niet voor alle onderwerpen zijn standaardvraagstellingen beschikbaar. Dit geldt onder andere ook voor het onderwerp huiselijk geweld. De vragen over huiselijk geweld in de gezondheidsenquête Drenthe 2003 zijn ontwikkeld door de epidemioloog, in samenspraak met medewerkers van de Provincie Drenthe, Politie Drenthe en Thuisfront. Uitgangspunt voor de vragen is de vragenlijst van het ministerie van Justitie. Een concept vragenlijst over huiselijk geweld is uitgetest bij een groep vrouwen die verbleven in ‘Blijf van mijn lijf’-huizen. De uiteindelijke serie vragen over huiselijk geweld staan weergegeven in bijlage 1. Twee punten zijn van essentieel belang bij de vragen over huiselijk geweld: ten eerste het feit dat de vragen in de verleden tijd zijn gesteld. Ten tweede het feit dat het huiselijk geweld betrekking heeft op de respondent zelf of iemand anders uit het gezin. Dit houdt in dat de respondent zelf slachtoffer en/of pleger van het huiselijk geweld kan zijn, maar ook getuige kan zijn geweest van huiselijk geweld tegen een ander gezinslid. 2.3. Dataverzameling In november 2003 zijn ruim 6200 inwoners van 20 tot en met 65 jaar in Drenthe schriftelijk benaderd met de Gezondheidsenquête Drenthe 2003. De respons bedraagt 63%, waarbij de steden in Drenthe (Assen , Hoogeveen, Meppel en Emmen) ongeveer een 10% lagere respons laten zien dan het platteland. 5 3. Resultaten 3.1. Algemeen In dit hoofdstuk worden de resultaten over huiselijk geweld beschreven. Niet alleen zal aandacht worden besteed aan hoe vaak huiselijk geweld voorkomt, maar ook welk effect huiselijk geweld heeft op de gezondheid en de medische consumptie van betrokkenen. Naast de 21 vragen over het feitelijke huiselijk geweld, zijn in de Gezondheidsenquête Drenthe 2003 negen vragen opgenomen die meer informatie geven over de individuen die huiselijk geweld hebben meegemaakt. Het betreft bijvoorbeeld vragen over hoe lang het geleden is dat het huiselijk geweld voor het laatst voorkwam, hoe vaak de respondent geconfronteerd werd met huiselijk geweld, wie het slachtoffer en wie de pleger was van het huiselijk geweld en of men het huiselijk geweld ook gemeld heeft bij instanties. Er is vanuit gegaan dat er sprake is van huiselijk geweld indien één van de 21 vragen positief is beantwoord. Van alle respondenten (N=3861) heeft 14% (N=519) te maken gehad met huiselijk geweld. Significant meer vrouwen (16%) hebben te maken gehad met huiselijk geweld dan mannen (10%). Tabel 1. Het voorkomen van huiselijk geweld naar geslacht geslacht mannen vrouwen huiselijk geweld meegemaakt - ja 10% 16% - nee 90% 84% totaal van alle respondenten 14% 86% Ruim 4% van alle respondenten (5% van de mannen en 4% van de vrouwen) heeft alle vragen in de gezondheidsenquête Drenthe 2003 die betrekking hadden op huiselijk geweld overgeslagen. In paragraaf 3.5. wordt deze groep beschreven. Tabel 2 geeft een overzicht van het percentage respondenten naar geslacht die een bepaalde vraag bevestigend beantwoordt. Zoals blijkt uit de tabel scoort bij personen die te maken hebben gehad met huiselijk geweld de vraag over geregeld gekleineerd worden het hoogst. Ruim 53% van de vrouwen en 39% van de mannen die te maken hadden met huiselijk geweld werd geregeld gekleineerd. Bij vrouwen die te maken hebben gehad met huiselijk geweld scoren de vragen over ‘geen eigen bankrekening mogen hebben’ en ‘de eigen post niet mogen bekijken’ het laagst, met respectievelijk 5% en 7%. Bij mannen die te maken hebben gehad met huiselijk geweld scoort ‘het gedwongen kijken naar seksuele handelingen’ het laagst met 4%. 6 Tabel 2. Verdeling van de 21 vragen met betrekking tot huiselijk geweld naar geslacht heeft huiselijk geweld meegemaakt mannen vrouwen - werd geregeld gekleineerd 39% 53% - werd geregeld getreiterd 29% 37% - mocht de eigen post niet bekijken 9% 7% - mocht geen eigen bankrekening hebben 8% 5% - had geen inzicht in eigen financiële situatie 10% 8% - mocht niet zomaar met iemand telefoneren - mocht niet uitgaan op leeftijd dat het gebruikelijk is - mocht niet zelf een afspraak met iemand maken - werd voortdurend gecontroleerd op handel en wandel - werd voortdurend in de gaten gehouden - mocht op feestjes niet met anderen praten 17% 15% 10% 22% 21% 6% 14% 20% 10% 31% 28% 9% - werd wel eens bedreigd met lichamelijk geweld - werd geïntimideerd met bedreiging naar naaste - werd wel eens geslagen of geschopt of van trap gegooid - werd wel eens op andere manier lichamelijk mishandeld - wel eens bedreigd met ongewenste seksuele toenadering 34% 18% 29% 18% 10% 42% 20% 35% 27% 23% - werd geconfronteerd met ontbloot geslachtsdeel - had te maken met ongewenste seksuele aanrakingen - werd gedwongen te kijken naar seksuele handelingen - ooit gedwongen tot het doen van seksuele handelingen - ooit gedwongen tot geslachtsgemeenschap 10% 17% 4% 7% 8% 23% 31% 8% 20% 17% In de gezondheidsenquête Drenthe 2003 werden ook achtergrondgegevens van de respondenten verzameld. Onder andere werden de landelijke standaard vragen over opleidingsniveau en etniciteit gebruikt. Voor het opleidingsniveau worden de respondenten gehergroepeerd in drie groepen, een laag, midden en een hoog opleidingsniveau. Respondenten die alleen het basisonderwijs of het lager of voorbereidend beroepsonderwijs hebben afgerond zijn ingedeeld in het opleidingsniveau laag. Respondenten met een ‘midden’ opleidingsniveau hebben middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of voor bereidend wetenschappelijk onderwijs (MAVO,MULO, MBO, HAVO, VWO, HBS). Hoog opgeleide respondenten hebben een universitaire en HBO-opleiding afgerond. Tabel 3. Het voorkomen van huiselijk geweld naar opleidingsniveau en etniciteit. heeft huiselijk geweld meegemaakt opleidingsniveau - laag 13% - midden 14% - hoog 12% etniciteit - Nederlander - 1e generatie allochtoon - 2e generatie allochtoon 13% 24% 17% 7 Bij etniciteit wordt niet alleen gevraagd naar het geboorteland van de respondent, maar ook naar het geboorteland van zijn/haar vader en moeder. Door middel van deze gegevens kan een indeling in autochtoon en de 1 e en 2e generatie allochtonen worden gemaakt. Hoewel voor de totale groep respondenten geen significant verschil aantoonbaar is in het voorkomen van huiselijk geweld naar opleidingsniveau, is er wel een significant verschil aantoonbaar tussen mannen en vrouwen. Met toenemend opleidingsniveau neemt het percentage mannen dat te maken heeft gehad met huiselijk geweld af, bij vrouwen neemt het juist toe. 12% van de mannen en 14% van de vrouwen met een ‘laag’ opleidingsniveau had te maken met huiselijk geweld. Deze percentages bedragen voor mannen en vrouwen met een ‘midden’ opleidingsniveau respectievelijk 10% en 17% en voor mannen en vrouwen met een ‘hoog’ opleidingsniveau respectievelijk 7% en 17%. Van alle allochtonen (zowel 1e als 2e generatie allochtonen) heeft gemiddeld 20% te maken gehad met huiselijk geweld, tegen 13% van de autochtone bevolking. Dit verschil tussen autochtonen en allochtonen is significant. Tussen de drie regio’s in Drenthe zijn geen verschillen in het voorkomen van huiselijk geweld aanwezig. In de Drentse steden (Assen, Emmen, Hoogeveen en Meppel) ligt het percentage respondenten met huiselijk geweldservaring op 14%, tegen 12% van op het Drentse platteland . In Assen is het percentage respondenten dat te maken heeft gehad met huiselijk geweld meer dan twee keer zo hoog als in de gemeente Westerveld. Tabel 4. Het voorkomen van huiselijk geweld naar gemeente heeft huiselijk geweld meegemaakt AA en Hunze 11% Assen 16% Borger/Odoorn 15% Coevorden 12% Emmen 14% Hoogeveen 15% Meppel 13% Midden-Drenthe 15% Noordenveld 11% Tynaarlo 14% Westerveld 8% De Wolden 15% 3.2. Gezondheid, medische consumptie en huiselijk geweld In de Gezondheidsenquête Drenthe 2003 zijn vragen gesteld over de lichamelijke en geestelijke gezondheid en over de medische consumptie. Met de vraag ‘Wat vindt u, over het algemeen genomen, van uw gezondheid?” wordt de subjectieve gezondheidsbeleving gemeten. De subjectieve gezondheidsbeleving weerspiegelt het oordeel over de eigen gezondheid. Het is een samenvattende gezondheidsmaat van alle gezondheidsaspecten die relevant zijn voor de persoon in kwestie. Deze onderliggende gezondheidsaspecten variëren per 8 persoon, maar hebben vaak betrekking op zowel de lichamelijke als de geestelijke gezondheid. Met behulp van twee meetinstrumenten, de GHQ (General Health Questionaire) en de RAND, worden de psychische gezondheid en het geestelijk welbevinden van de respondenten gemeten. De RAND bestaat uit verschillende vragen. Eén van die vragen gaat over belemmeringen die de respondent ondervindt in zijn of haar sociale contacten. 3.2.1. Algemeen Zoals blijkt uit tabel 5 is er een significant verschil in de subjectieve gezondheidsbeleving, het voorkomen van psychische klachten en het ondervinden van belemmeringen in sociale contacten tussen de groep respondenten die wel en de groep respondenten die geen huiselijk geweld heeft meegemaakt. Tabel 5. Subjectieve gezondheidsbeleving en psychische gezondheid en huiselijk geweld heeft huiselijk geweld meegemaakt nee ja ervaren eigen gezondheid (zeer) goed 81% 62% gaat wel 17% 32% (zeer) slecht 3% 6% psychische gezondheid heeft psychische problematiek 24% 53% ondervindt belemmeringen in sociale contacten voortdurend/meestal soms zelden/nooit 5% 14% 81% 14% 30% 57% In het onderzoek wordt een aantal vragen gesteld over medische consumptie. Zo wordt gevraagd of de respondent voor zichzelf gedurende de afgelopen drie maanden contact heeft gehad met de huisarts, een medisch specialist, het maatschappelijk werk en de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Daarnaast wordt gevraagd of de respondent het afgelopen jaar in een ziekenhuis is geweest voor een poliklinische behandeling of voor een opname en of de respondent bepaalde geneesmiddelen heeft gebruikt. Tabel 6. Medische consumptie naar huiselijk geweld heeft huiselijk geweld meegemaakt nee ja afgelopen 3 maand contact met huisarts 54% 68% afgelopen 3 maand contact met specialist 23% 32% afgelopen 3 maand contact met maatsch. werk 2% 7% afgelopen 3 maand contact met GGZ 2% 13% afgelopen jaar poliklinisch behandeld 13% 21% afgelopen jaar opname in ziekenhuis 9% 10% afgelopen jaar slaap-/kalmeringsmidd. gebruikt 7% 16% afgelopen 14 dagen antidepressiva gebruikt 4% 11% 9 Zoals blijkt uit tabel 6 liggen alle vormen van medische consumptie in de groep die huiselijk geweld heeft meegemaakt hoger dan in de groep respondenten die huiselijk geweld niet heeft meegemaakt. Alle verschillen zijn, met uitzondering van ziekenhuisopnames gedurende het afgelopen jaar, significant. De 21 vragen over huiselijk geweld zijn ingedeeld in vier groepen, waarbij de ernst van het huiselijk geweld toeneemt (zie bijlage 1). De eerste groep bestaat uit de vragen a tot en met e, groep twee omvat de vragen f tot en met k, groep 3 omvat de vragen l tot en met p en groep 4 omvat de vragen q tot en met u. In groep 1 zijn vragen gesteld over treiteren en bijvoorbeeld de eigen post niet mogen inzien, in groep 4 worden vragen gesteld over gedwongen seksuele handelingen. Tabel 7 laat de resultaten zien van de gezondheid en medische consumptie van de respondenten die huiselijk geweld hebben meegemaakt, ingedeeld naar de vier groepen vragen. Tabel 7. Gezondheid en medische consumptie naar groepsindeling vragen over huiselijk geweld heeft huiselijk geweld meegemaakt groep 1 groep 2 groep 3 groep 4 vragen vragen vragen vragen a-e f-k l-p q-u gezondheid ervaren eigen gezondheid (gaat wel/ slecht) 42% 35% 41% 42% heeft psychische problematiek 53% 58% 57% 58% medische consumptie afgel. 3 maand contact met huisarts afgel. 3 maand contact met specialist afgel. 3 maand contact met maatsch. werk afgel. 3 maand contact met GGZ afgelopen jaar poliklinisch behandeld afgelopen jaar opname in ziekenhuis afgel. jaar slaap-/kalmeringsmidd. gebruikt afgel. 14 dagen antidepressiva gebruikt 61% 33% 8% 14% 21% 7% 15% 13% 70% 32% 5% 12% 22% 9% 16% 12% 68% 33% 7% 16% 22% 10% 16% 14% 71% 33% 6% 22% 23% 13% 21% 12% Men zou mogelijk verwachten dat met toenemende ernst van het vergrijp van huiselijk geweld de gezondheidsproblemen en medische consumptie zal toenemen. Dit blijkt slechts ten dele waar te zijn. Tussen de vier groepen bestaat bijvoorbeeld geen of een gering verschil in contacten met een medisch specialist en het gebruik van antidepressiva. De respondenten die een vergrijp uit groep 4 (seksueel georiënteerde vergrijpen) hebben meegemaakt gebruiken vaker slaap- en/of kalmeringsmiddelen en zijn vaker in behandeling bij de GGZ dan respondenten die vergrijpen uit de andere groepen hebben meegemaakt. 3.2.2. Wie betrof het huiselijk geweld Op de vraag wie het slachtoffer van huiselijk geweld was, konden in de vragenlijst meerdere antwoorden worden aangekruist. Hierdoor komt het totaal van (soorten) slachtoffers op meer dan 100%. Dit geeft aan dat in situaties waarin sprake is van huiselijk geweld er meerdere slachtoffers kunnen zijn. 10 Ruim 41% van alle respondenten die te maken had met huiselijk geweld, heeft dit als kind meegemaakt. Van de respondenten die te maken hebben gehad met huiselijk geweld, heeft 45% van de vrouwen en 31% van de mannen als kind met huiselijk geweld te maken gehad. Significant meer vrouwen dan mannen hebben als volwassene te maken gehad met huiselijk geweld. Tabel 8. Wie betrof huiselijk geweld; m.a.w. wie was het slachtoffer naar geslacht heeft huiselijk geweld meegemaakt mannen vrouwen totaal mijzelf als kind 31% 45% 41% mijzelf als volwassene 25% 46% 39% mijn broertje/zusje 12% 12% 12% (een van) mijn (stief)ouders 8% 9% 9% (een van) mijn kinderen 18% 16% 17% mijn partner 10% 8% 9% iemand anders in het gezin 5% 4% 4% ikzelf als pleger 4% 1% 2% Uit de analyses blijkt dat verhoudingsgewijs significant meer personen die als kind te maken hebben gehad met huiselijk geweld de afgelopen 3 maanden contact hebben gehad met de GGZ dan personen die als volwassenen te maken hebben gehad met huiselijk geweld. Van de respondenten die als kind geconfronteerd werden met huiselijk geweld heeft 22% de afgelopen 3 maanden contact gehad met de GGZ, tegen 9% van de respondenten die als volwassene te maken heeft gehad met huiselijk geweld. In tabel 9 staan gegevens over gezondheid en medische consumptie van respondenten die als kind of als volwassene slachtoffer zijn geweest van huiselijke geweld en van respondenten die getuige van huiselijk geweld tegen hun broer/zus of één van de (stief)ouders zijn geweest. Tabel 9. Gezondheid en medische consumptie naar ‘wie was het slachtoffer’. wie was het slachtoffer heeft geen zelf als zelf als broer/zus huiselijk geweld kind volwassene of ouders meegemaakt gezondheid ervaren eigen gezondheid (gaat wel/slecht) 35% 43% 33% 19% heeft psychische problematiek 53% 61% 48% 24% medische consumptie afgel. 3 maand contact met huisarts afgel. 3 maand contact met specialist afgel. 3 maand contact met maatsch. werk afgelopen 3 maand contact met GGZ afgelopen jaar poliklinisch behandeld afgelopen jaar opname in ziekenhuis afgel. jaar slaap-/kalmeringsmidd.gebruikt afgel. 14 dagen antidepressiva gebruikt 69% 24% 5% 22% 25% 11% 17% 8% 71% 38% 8% 9% 21% 11% 20% 16% 60% 28% 7% 14% 17% 9% 14% 11% 54% 23% 2% 2% 13% 9% 7% 4% Uit de tabel komt naar voren dat personen die getuige zijn geweest van huiselijk geweld het over het algemeen ‘beter doen’ in gezondheid en medische consumptie dan personen die zelf slachtoffer zijn geweest van huiselijk geweld, 11 maar het ‘slechter doen’ dan personen die geen huiselijk geweld hebben meegemaakt. Van de respondenten die te maken hebben gehad met huiselijk geweld, heeft ruim 65% er over gepraat met vrienden, kennissen of andere familieleden. Significant meer vrouwen (70%) dan mannen (55%) hebben er met anderen over gepraat. 3.2.3. Relatie tussen slachtoffer en pleger van huiselijk geweld Eén van de vragen die in de Gezondheidsenquête Drenthe 2003 is gesteld en die verdere informatie kan geven over de individuen die huiselijk geweld hebben meegemaakt, betreft de vraag over de relatie tussen de persoon die het voorval heeft gepleegd en degene die het is overkomen. Uit de analyses blijkt dat bij een derde (33%) de (ex-)partner de pleger van het geweld is. Bij vrouwen is de (ex-)partner significant vaker de dader dan bij mannen. Tabel 10. Relatie tussen slachtoffer en pleger: m.a.w. de pleger is ….. naar geslacht. heeft huiselijk geweld meegemaakt mannen vrouwen totaal een van ouders of stiefouders 28% 27% 28% broer/zus 13% 9% 11% (ex-)partner 14% 43% 33% een van mijn (stief)kinderen 7% 4% 5% ander familielid 8% 11% 10% vriend 6% 10% 8% ikzelf 12% 8% 9% Van de respondenten die als kind te maken hadden met huiselijk geweld is bij 47% één van de ouders of stiefouders de pleger van het geweld. Bij deze groep slachtoffers van huiselijk geweld is in 20% van de gevallen een ander familielid de pleger en bij 16% is een broer of zus de pleger van het geweld. Bij 70% van de respondenten die als volwassene te maken heeft gehad met huiselijk geweld, is de (ex-)partner de pleger van het geweld. Een andere vraag in de enquête was of de respondent zelf wel eens bang is voor de (ex-)partner, een gezinslid, een huisgenoot of een huisvriend. Ruim 17% van de respondenten is wel eens bang voor de (ex-)partner, een gezinslid, een huisgenoot of een huisvriend. Verhoudingsgewijs meer vrouwen (21%) dan mannen (8%) zijn wel eens bang voor de (ex-)partner, een gezinslid, een huisgenoot of een huisvriend. Van de respondenten die meer dan 5 jaar geleden te maken hadden met huiselijk geweld is 22% wel eens bang voor de (ex-)partner, een gezinslid, een huisgenoot of huisvriend, tegen 29% van de respondenten die minder dan een jaar geleden te maken hadden met huiselijk geweld. Tenslotte blijkt uit de analyses dat personen die wel eens bang zijn voor de (ex-)partner, een gezinslid, een huisgenoot of huisvriend een significant slechter subjectieve en psychische gezondheid hebben dan personen die wel huiselijk geweld hebben meegemaakt, maar die niet bang zijn voor de (ex-)partner, een gezinslid, een huisgenoot of huisvriend. Ook zijn ze significant vaker poliklinisch behandeld en gebruiken ze significant vaker antidepressiva. 12 Tabel 11. Gezondheid en medische consumptie en ‘bang zijn’ voor (ex-)partner, een gezinslid, een huisgenoot of huisvriend bent u wel eens bang? ja nee gezondheid ervaren eigen gezondheid (gaat wel/slecht) 50% 35% heeft psychische problematiek 72% 48% medische consumptie afgel. 3 maand contact met huisarts afgel. 3 maand contact met specialist afgel. 3 maand contact met maatsch. werk afgel. 3 maand contact met GGZ afgelopen jaar poliklinisch behandeld afgelopen jaar opname in ziekenhuis afgel. jaar slaap-/kalmeringsmidd. gebruikt afgel. 14 dagen antidepressiva gebruikt 77% 40% 13% 15% 30% 6% 21% 20% 67% 30% 6% 12% 19% 11% 15% 10% 3.2.4. De frequentie van huiselijk geweld. In de Gezondheidsenquête Drenthe 2003 is ook gevraagd “Hoe vaak is het voorval of zijn de voorvallen die u bij huiselijk geweld heeft aangekruist voorgekomen?”. Vrouwen die te maken hadden met huiselijk geweld hebben significant vaker dan mannen elke dag met het geweld te maken gehad. Bijna 17% van de vrouwen en 9% van de mannen die te maken hebben gehad met huiselijk geweld werden bijna elke dag geconfronteerd met huiselijk geweld. Tabel 12. Hoe vaak bent u geconfronteerd met huiselijk geweld naar geslacht heeft huiselijk geweld meegemaakt mannen vrouwen totaal bijna elke dag 9% 17% 14% bijna elke week 21% 26% 25% 2-3 keer per maand 16% 14% 14% ongeveer 1 x per maand 9% 12% 11% minder vaak dan een keer per maand 18% 22% 20% het is 1x voorgekomen 17% 17% 17% Zoals blijkt uit de tabel heeft 39% van alle personen die te maken hadden met huiselijk geweld daar minimaal wekelijks mee te maken gehad. 17% van deze respondenten heeft er maar één keer mee te maken gehad. De frequentie van de confrontatie met huiselijk geweld blijkt van invloed te zijn op de gezondheid en de medische consumptie. Personen die aangegeven hebben bijna elke dag te maken hebben gehad met huiselijk geweld vinden hun eigen gezondheid significant slechter dan personen die minder dan 1x per maand te maken hebben gehad met huiselijk geweld. Hetzelfde geldt voor medische consumptie. 13 Tabel 13. Gezondheid en medische consumptie naar hoe vaak men te maken heeft gehad met huiselijk geweld. hoe vaak kwam het huiselijk geweld voor bijna elke dag <1x per maand gezondheid ervaren eigen gezondheid (gaat wel/slecht) 49% 40% heeft psychische problematiek 65% 52% medische consumptie afgelopen 3 maand contact met huisarts afgelopen 3 maand contact met specialist afgelopen 3 maand contact met maatsch. werk afgelopen 3 maand contact met GGZ afgelopen jaar poliklinisch behandeld afgelopen jaar opname in ziekenhuis afgelopen jaar slaap-/kalmeringsmiddelen gebruikt afgelopen 14 dagen antidepressiva gebruikt 78% 42% 6% 23% 25% 6% 25% 21% 66% 33% 6% 9% 17% 14% 15% 7% 3.2.5. Hoe lang geleden te maken gehad met huiselijk geweld Zoals blijkt uit de volgende tabel heeft bijna 60% van de personen die te maken had met huiselijk geweld dit meer dan 5 jaar geleden meegemaakt. Verhoudingsgewijs hebben meer mannen het korter geleden meegemaakt dan vrouwen. Tabel 14. Wanneer voor het laatst te maken gehad met huiselijk geweld naar geslacht heeft huiselijk geweld meegemaakt mannen vrouwen totaal korter dan een jaar geleden 28% 19% 22% tussen 1 en 5 jaar geleden 22% 17% 19% meer dan 5 jaar geleden 51% 64% 60% Er is een verschil tussen personen die korter dan een jaar geleden te maken hebben gehad met huiselijk geweld en personen die meer dan vijf jaar geleden te maken hebben gehad met huiselijk geweld. Personen voor wie het geweld relatief kort geleden plaatsvond, hebben vaker contact met het maatschappelijk werk dan personen die meer dan vijf jaar geleden te maken hebben gehad met huiselijk geweld. Daar staat tegenover dat personen voor wie het geweld meer dan vijf jaar geleden plaatsvond, vaker contact hebben met de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) dan personen die relatief kort geleden te maken hebben gehad met huiselijk geweld. 14 Tabel 15. Gezondheid en medische consumptie van personen die te maken hebben gehad met huiselijk geweld naar periode waarin huiselijke geweld voorkwam. <1 jaar 1-5 jaar >5 jaar geleden geleden geleden gezondheid ervaren eigen gezondheid (gaat wel/slecht) 39% 40% 38% heeft psychische problematiek 55% 58% 52% medische consumptie afgel. 3 maand contact met huisarts afgel. 3 maand contact met specialist afgel. 3 maand contact met maatsch. werk afgel. 3 maand contact met GGZ afgelopen jaar poliklinisch behandeld afgelopen jaar opname in ziekenhuis afgel. jaar slaap-/kalmeringsmidd. gebruikt afgel. 14 dagen antidepressiva gebruikt 65% 29% 10% 6% 19% 7% 13% 12% 74% 42% 11% 11% 23% 12% 19% 15% 69% 31% 4% 17% 21% 11% 18% 10% 3.3. Huiselijk geweld en middelengebruik In de Gezondheidsenquête Drenthe 2003 zijn vragen gesteld over rookgedrag, het alcoholgebruik en het gebruik van (soft)drugs. Uit de analyses blijkt dat van de respondenten die nog nooit met huiselijk geweld te maken hebben gehad 25% rookt, tegen 39% van de respondenten die wel te maken hebben gehad met huiselijk geweld. Uit de vragen over alcoholconsumptie is de ‘landelijke richtlijn verantwoord alcoholgebruik’ berekend. Vrouwen voldoen aan de norm verantwoord alcoholgebruik indien ze gedurende maximaal 5 dagen per week twee glazen alcohol per dag gebruiken. Mannen voldoen aan de norm indien zij gedurende maximaal 5 dagen per week drie glazen alcohol per dag gebruiken. 50% Van de mannen en 37% van de vrouwen die te maken hebben gehad met huiselijk geweld overschrijdt de norm van verantwoord alcoholgebruik. Voor de mannen en vrouwen die niet te maken hebben gehad met huislijk geweld liggen de percentage op respectievelijk 41% en 28%. Tabel 16. Middelengebruik en huiselijk geweld heeft huiselijk geweld meegemaakt nee Ja - percentage rokers - voldoet niet aan norm verantwoord alcoholgebruik 25% 28% 39% 37% - heeft ooit hasj gebruikt - heeft afgelopen maand hasj gebruikt - heeft ooit amfetaminen gebruikt - heeft ooit XTC gebruikt - heeft ook cocaïne gebruikt 7% <1% <1% <1% <1% 22% 4% 3% 2% 2% Het hasjgebruik, evenals het gebruik van andere soorten drugs, ligt onder de respondenten die ooit te maken hebben gehad met huiselijk geweld significant hoger dan onder de respondenten die geen geweldservaring hebben. 15 3.4. Melding van huiselijk geweld Van alle respondenten die te maken hebben gehad met huiselijk geweld, heeft 59% het voorval of de voorvallen van huiselijk geweld bij geen enkele instantie gemeld (tabel 17). Ruim 16% heeft het gemeld bij de politie. Verhoudingsgewijs melden meer vrouwen dan mannen het huiselijk geweld bij de huisarts. Tabel 17. Huiselijk geweld: heeft u het voorval gemeld bij een instantie? heeft huiselijk geweld meegemaakt mannen vrouwen totaal nee 56% 60% 59% ja, bij de politie ja, bij mijn huisarts ja, bij een vertrouwenarts ja, bij slachtofferhulp, AMK ja, bij een andere instantie 15% 9% 2% 4% 8% 16% 15% 3% 3% 15% 16% 13% 2% 3% 12% Ruim een derde (35%) van diegenen die het huiselijk geweld nergens hebben gemeld, hebben dat niet gedaan omdat er volgens hen toch niets mee gedaan wordt (vrouwen: 36%; mannen: 32%). Een kwart (25%) van de respondenten heeft vanwege schaamte het huiselijk geweld nergens gemeld. Behalve de twee bovengenoemde redenen heeft ruim 18% het huiselijk geweld niet gemeld omdat ze het niet durfden en 15% heeft geen melding gedaan, omdat ze niet wisten waar ze het moesten melden. Van de volwassenen die te maken hadden met huiselijk geweld heeft 36% het wel ergens gemeld. Van deze groep volwassenen heeft 19% het gemeld bij de politie en 21% bij hun huisarts. 3.5. Non-respons huiselijke geweld onder respondenten Van de 3898 respondenten die de Gezondheidsenquête Drenthe 2003 naar de GGD Drenthe hebben teruggestuurd, hebben 171 personen geen enkele vraag over het huiselijk geweld ingevuld. Met andere woorden, 4% van alle respondenten hebben de vragen over huiselijk geweld overgeslagen. Bij de groep respondenten die alle vragen over huiselijk geweld heeft overgeslagen rijst de vraag of het hier niet juist personen betreft die al dan niet, als slachtoffer of als dader, te maken hebben gehad met huiselijk geweld. Meer mannen dan vrouwen hebben de vragen over huiselijk geweld overgeslagen: 5% van de mannelijke respondenten heeft de vragen over huiselijk geweld overgeslagen, tegen 4% van de vrouwelijke respondenten. In tabel 18 staan de percentages van gezondheid en medische consumptie weergegeven van de respondenten die geen huiselijk geweld hebben meegemaakt, van de respondenten die wel huiselijk geweld hebben meegemaakt en van de respondenten die alle 21 vragen over huiselijk geweld niet hebben ingevuld. 16 Tabel 18. Gezondheid en medische consumptie voor respondenten die geen huiselijk geweld heeft meegemaakt, de groep respondenten die wel huiselijk geweld heeft meegemaakt en de groep respondenten die alle 21 vragen over huiselijk geweld niet heeft ingevuld. geen wel alle 21 vragen huiselijk huiselijk niet ingevuld geweld geweld gezondheid ervaren eigen gezondheid (gaat wel/slecht) 19% 38% 28% heeft psychische problematiek 24% 53% 31% medische consumptie afgel. 3 maand contact met huisarts afgel. 3 maand contact met specialist afgel. 3 maand contact met maatsch. werk afgel. 3 maand contact met GGZ afgelopen jaar poliklinisch behandeld afgelopen jaar opname in ziekenhuis afgel. jaar slaap-/kalmeringsmidd. gebruikt afgel. 14 dagen antidepressiva gebruikt 54% 23% 2% 2% 13% 9% 7% 4% 68% 32% 7% 13% 21% 10% 16% 11% 63% 37% 6% 5% 13% 17% 12% 4% De percentages over gezondheid en medische consumptie van de groep respondenten die alle 21 vragen over huiselijk geweld heeft overgeslagen wijken af van de prevalenties van de individuen die huiselijk geweld wel of niet hebben meegemaakt. Opvallend is dat de respondenten die alle 21 vragen over huiselijk geweld hebben overgeslagen verhoudingsgewijs vaker het afgelopen jaar in het ziekenhuis zijn opgenomen geweest en vaker bij de specialist zijn geweest. Het percentage van deze respondenten dat de afgelopen 3 maanden contact heeft gehad met de GGZ ligt aanzienlijk onder het percentage respondenten die wel huiselijk geweld hebben meegemaakt en contact heeft gehad met de GGZ. Ook het percentage van de groep respondenten die alle 21 vragen over huiselijk geweld heeft overgeslagen en een afwijkende psychische gezondheid heeft ligt tussen de groepen respondenten die wel of geen huiselijk geweld hebben meegemaakt. Uit de analyse blijkt dat van de respondenten die alle 21 vragen over huiselijk geweld niet heeft ingevuld ook 12% een aantal vragen over de psychische gezondheid niet heeft ingevuld, terwijl van de groep respondenten die geen huiselijk geweld heeft meegemaakt, minder dan 1% een aantal vragen over de psychische gezondheid niet heeft ingevuld. Het lijkt er op dat de groep respondenten die alle 21 vragen over huiselijk geweld heeft overgeslagen, enkele respondenten omvat die wel huiselijk geweld hebben meegemaakt. 17 4. Samenvatting en conclusie Huiselijk geweld komt in alle lagen van de bevolking in Drenthe voor. Het treft kinderen, vrouwen en mannen. Verhoudingsgewijs treft het meer vrouwen dan mannen en meer kinderen dan volwassenen. Ruim 16% van de vrouwen in Drenthe heeft ooit te maken gehad met huiselijk geweld, tegen ruim 10% van de mannen in Drenthe. Ruim 4 % van alle respondenten heeft geen enkele vraag in de vragenlijst over huiselijk geweld ingevuld. Uit de analyse blijkt dat een gedeelte van deze groep respondenten waarschijnlijk te maken heeft gehad met huiselijk geweld. Hierdoor ligt de voorlopige schatting van het percentage Drenten van 20 tot en met 65 jaar dat ooit te maken heeft gehad met huiselijk geweld op 14-16%. In absolute aantallen betekent dit dat circa 40.000 volwassen Drenten ooit te maken hebben gehad met huiselijk geweld. Het werkelijk aantal Drenten dat ooit te maken heeft gehad met huiselijk geweld zal om een aantal redenen aanzienlijk hoger liggen: - de respons op de Gezondheidsenquête Drenthe bedraagt 63%. Onder de 37% van de aangeschreven Drenten, die om wat voor reden dan ook, geen vragenlijst heeft ingevuld, zal zich zeker een aantal personen bevinden die nu of in het verleden te maken hebben gehad met huiselijk geweld. - uit de analyses blijkt dat zo’n 60% van de (volwassen) respondenten die te maken heeft gehad met huiselijk geweld er als kind mee te maken heeft gehad. Ook een aantal van de huidige populatie jongeren heeft reeds te maken gehad met huiselijk geweld. - ook een aanzienlijk aantal ouderen van 65 jaar en ouder heeft ooit te maken gehad met huiselijk geweld. Van alle personen die aangegeven hebben dat ze te maken hebben gehad met huiselijk geweld is 41% als kind en 39% is als volwassene slachtoffer geweest van het huiselijk geweld, 51% is getuige geweest van huiselijk geweld tegen een broer/zus, één van de (stief)ouders, één van zijn/haar kinderen of tegen de partner. In één op de drie gevallen (33%) is de (ex-)partner de pleger van het huiselijk geweld en bij ruim een kwart (28%) van de gevallen van huiselijk geweld is één van de ouders of stiefouders de dader. Uit de analyses blijkt dat huiselijk geweld een enorme invloed heeft op de lichamelijke en psychische gezondheid van de betrokkenen. De psychische gezondheid en het oordeel over de eigen gezondheid is bij personen die te maken hebben gehad met huiselijk geweld significant slechter dan bij personen die nog nooit te maken hebben gehad met huiselijk geweld. Van de personen die ooit te maken hadden met huiselijk geweld heeft 53% psychische problematiek, tegen 24% van de personen die deze geweldservaring niet heeft. Ook de medische consumptie, gemeten in contacten met huisarts, medisch specialist, maatschappelijk werk, de GGZ, poliklinische behandelingen en het 18 gebruik van slaap-/kalmeringsmiddelen en antidepressiva, is bij personen die ooit te maken hebben gehad met huiselijk geweld significant hoger dan bij personen die nooit te maken hebben gehad met huiselijk geweld. Zo gebruikt één op de zes personen met huiselijk geweldservaringen slaap- en/of kalmeringsmiddelen en heeft ruim 13% van deze groep personen de afgelopen 3 maanden contact gehad met de GGZ. Van de groep respondenten die niet te maken heeft gehad met huiselijk geweld gebruikt één op de veertien personen slaap- en/of kalmeringsmiddelen en heeft minder dan 2% de afgelopen 3 maanden contact gehad met de GGZ. De frequentie waarmee het huiselijk geweld plaatsvond, blijkt eveneens van invloed te zijn op de gezondheid en medische consumptie, evenals het feit of men het huiselijk geweld zelf ondergaan heeft of dat men getuige is geweest van huiselijk geweld. Van de personen die bijna elke dag te maken had met huiselijk geweld heeft bijna een kwart (23%) de afgelopen maand contact gehad met de GGZ, tegen 9% van de personen die minder dan één keer per maand te maken hebben gehad met huiselijk geweld. Voor ruim 60% van de personen van 20 tot en met 65 jaar die ooit huiselijk geweld meemaakte is dat meer dan 5 jaar geleden, 22% heeft daar korter dan een jaar geleden mee te maken gehad. Van de personen die korter dan een jaar geleden te maken hebben gehad met huiselijk geweld heeft 10% de afgelopen 3 maanden contact gehad met maatschappelijk werk en 4% van deze groep heeft de afgelopen 3 maanden contact gehad met de GGZ. Van de personen die meer dan 5 jaar gelden te maken hebben gehad met huiselijk geweld heeft ruim 17% de afgelopen 3 maanden contact gehad met de GGZ en 6% van de groep heeft contact gehad met maatschappelijk werk. Uit de analyses blijkt verder dat personen die te maken hebben gehad met huiselijk geweld significant vaker roken, meer alcohol gebruiken en vaker (soft)drugs gebruiken dan personen die geen huiselijk geweld hebben meegemaakt. Een meerderheid (59%) van de personen die te maken hadden met huiselijk heeft het huiselijk geweld niet aangegeven of gemeld bij een instantie. 19 DE VOLGENDE SERIE VRAGEN GAAN OVER HUISELIJK GEWELD Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring wordt gepleegd (gezin, familie, (ex)partners, huisvrienden). Het gaat om lichamelijk, seksueel of geestelijk geweld uitgeoefend op uzelf of iemand uit uw gezin. 1 Heeft ooit een partner, een familielid, een huisgenoot of een huisvriend één van de volgende voorvallen gepleegd ten opzichte van een gezinslid (inclusief u zelf), waarbij dat gezinslid ja nee a b c d e geregeld gekleineerd of bespot werd geregeld getreiterd werd de eigen post niet mocht bekijken geen eigen bankrekening mocht hebben geen inzicht had in de eigen financiële positie f g h i j k niet zomaar met iemand mocht telefoneren niet mocht uitgaan op een leeftijd waarop dat wel gebruikelijk is niet zelf een afspraak met iemand mocht maken voortdurend gecontroleerd werd op zijn/haar handel en wandel voortdurend in de gaten werd gehouden op feestjes niet met anderen mocht praten l m n o p wel eens bedreigd werd met lichamelijk geweld geïntimideerd werd door iemand die dreigde een naaste kwaad te doen wel eens geslagen of geschopt werd of van de trap gegooid wel eens op een andere manier lichamelijk mishandeld werd wel eens bedreigd werd met ongewenste seksuele toenaderingen q geconfronteerd werd met iemand die, tegen de zin van hem/haar in, een geslachtsdeel ontblootte te maken had met ongewenste seksuele aanrakingen gedwongen werd te kijken naar seksuele handelingen ooit gedwongen werd tot het doen van seksuele handelingen ooit gedwongen werd tot geslachtsgemeenschap r s t u Indien u bij vraag 1 minstens éénmaal ‘ja’ heeft aangekruist, ga verder met vraag 11 Indien u bij vraag 1 geen enkele keer ‘ja’ heeft aangekruist, ga verder met vraag 11 2 Hoe lang is het geleden dat het voorval of de voorvallen die u bij vraag 1 heeft aangekruist voor het laatst is/zijn voorgekomen? korter dan een jaar geleden tussen 1 en 5 jaar geleden langer dan 5 jaar geleden 3 Hoe vaak is het voorval of zijn de voorvallen die u bij vraag 1 heeft aangekruist voorgekomen? het is één keer voorgekomen het kwam bijna elke dag voor het kwam bijna elke week voor het kwam 2-3 keer per maand voor het kwam ongeveer 1 keer per maand voor het kwam minder vaak voor (meerdere antwoorden mogelijk) 20 Indien u bij vraag 1 minstens éénmaal ‘ja’ heeft aangekruist, wie betrof het dan? (meerdere antwoorden mogelijk) het betrof mijzelf als kind (t/m/ 18 jr) het betrof mijzelf als volwassene het betrof mijzelf als pleger/dader het betrof mijn broer(tje) en/of mijn zus(je) het betrof (één van) mijn (stief)ouders het betrof (één van) mijn kinderen het betrof mijn partner het betrof iemand anders in het gezin 5 Heeft u het voorval of de voorvallen ook verteld aan vrienden, kennissen of andere familieleden? nee ja 6 Kunt u aangeven wat de relatie is tussen de persoon die het voorval heeft gepleegd en diegene die het is overkomen, m.a.w. de pleger is een: (meerdere antwoorden mogelijk) 7 Heeft u het voorval of de voorvallen aangegeven of gemeld bij een instantie? Zo ja, bij welke? (meerdere antwoorden mogelijk) 8 Indien u het voorval of de voorvallen niet heeft ik wist niet waar ik het moest melden of aangeven gemeld of aangegeven, ik durfde niet kunt u aangeven waarom niet? ik schaamde me ervoor (meerdere antwoorden mogelijk) er wordt toch niets mee gedaan 9 Bent u zelf wel eens bang voor uw (ex-)partner, een gezinslid, een huisgenoot of een huisvriend? nee ga verder met vraag 11 ja 10 Hoe vaak bent u bang voor deze persoon of personen? ik ben één keer bang geweest ik ben af en toe bang ik ben vaak bang ik ben heel vaak bang 4 één van mijn ouders of stiefouders een broer of zus (ex-)partner één van mijn (stief)kinderen een ander familielid een vriend van mij of mijn ouders ikzelf 11 21 ja, bij politie ja, bij mijn huisarts ja, bij een vertrouwensarts ja, bij slachtofferhulp ja, bij Meldpunt Kindermishandeling) ja, bij een andere instantie nee