Hellinggrafieken schetsen y Bij een gegeven functie kun je aan elke x de helling van de grafiek in het bijbehorende punt toevoegen. top top O stijgend deel v.d. grafiek positieve hellingen hellinggrafiek boven de x-as dalend deel v.d. grafiek negatieve hellingen hellinggrafiek onder de x-as top v.d. grafiek helling is 0 hellinggrafiek snijdt de x-as x helling pos. overgang van toenemende daling naar afnemende daling is de helling maximaal laagste punt pos. x O 0 0 laagste punt 6.1 opgave 4 a b c d e x < -3 hellinggrafiek onder de x-as de grafiek is dalend op 〈 , -3 〉 f heeft een top bij x = -3 omdat de hellinggrafiek daar de x-as snijdt dat is het laagste punt f is stijgend op 〈 -3 , 0 〉 hoogste punt schets y top top x O top top 6.1 Hellinggrafiek plotten m.b.v. GR TI MATH – MATH - menu optie nDeriv Casio OPTN – CALC – menu optie d/dx vb. voer in y1 = 0,1x4 – x2 + x + 8 en y2 = nDeriv(y1,x,x) (op de TI) of y2 = d/dx(y1,x) (op de Casio) 6.1 top y top opgave 7 a b voer in y1 = -0,1x³ + x² - 2x + 5 en y2 = nDeriv(y1,x,x) (op de TI) of y2 = d/dx(y1,x) (op de Casio) kies Xmin = -2 , Xmax = 10 , Ymin = -10 , Ymax = 10 helling = [] dy dx = y2(7) = -2,7 x=7 x O helling top x O 0 0 y opgave 9 O a b voer in y1 = (5x² - 38)/(x² + 4) en y2 = nDeriv(y1,x,x) (op de TI) of y2 = d/dx(y1,x) (op de Casio) kies Xmin = -5 , Xmax = 5 , Ymin = -10 , Ymax = 5 voer in y3 = 3 optie intersect met y2 en y3 geeft x ≈ 0,458 en x ≈ 2,354 aflezen helling > 3 voor 0,458 < x < 2,354 x helling 3 O 0,458 2,354 x De afgeleide functie Bij een functie hoort een hellingfunctie. i.p.v. hellingfunctie wordt meestal de naam afgeleide functie of afgeleide gebruikt notatie : f’ (f-accent) De afgeleide van een functie f geeft voor elke x : - de richtingscoëfficiënt van de raaklijn van f in het bijbehorende punt - de helling van de grafiek van f in het bijbehorende punt 3.4 Om de formule van de afgeleide van een functie f te vinden, kijken we naar het differentiecoëfficiënt van f(x) op het interval [ x, x + h ] , dus naar f(x + h) – f(x) f(x + h) – f(x) ∆y = = h ∆x x+h-x Neem je op het interval [ x,x + h ] de waarde van h heel klein, dan geeft f(x + h) – f(x) een goede benadering van de r.c. van de raaklijn van de grafiek van f h in het bijbehorende punt. y f(x+h) y f(x+h) – f(x) f(x) O h klein h x f(x+h) f(x) f(x+h) – f(x) h x+h x O x x+h f(x + h) – f(x) voor h naar 0 is de afgeleide f’(x) h de definitie van de afgeleide f’ van een functie f is f(x + h) – f(x) f’(x) = lim h h0 x de grenswaarde van 3.4 Voorbeeld limietstelling. Neem de functie : f ( x) 2 x 2 4 x 12 y lim f ( x h) f ( x ) x h 0 h y lim (2( x h) 2 4( x h) 12) (2 x 2 4 x 12) x h 0 h y lim 2( x 2 2hx h 2 ) 4 x 4h 12 2 x 2 4 x 12 x h 0 h y lim 2 x 2 4hx 2h 2 4 x 4h 12 2 x 2 4 x 12 x h 0 h y lim 4hx 2h 2 4h x h 0 h y lim 4 x 2h 4 x h 0 y 4x 4 x De afgeleide functie Bij een functie hoort een hellingfunctie. i.p.v. hellingfunctie wordt meestal de naam afgeleide functie of afgeleide gebruikt. notatie : f’ (f-accent) regels voor de afgeleide : f(x) = a geeft f’(x) = 0 f(x) = ax geeft f’(x) = a f(x) = ax² geeft f’(x) = 2ax 6.2 opgave 14a f(x) = (2x – 7)(8 + x) f(x) = 16x + 2x² - 56 – 7x f(x) = 2x² + 9x – 56 f’(x) = 2 · 2x + 9 f’(x) = 4x + 9 eerst haakjes wegwerken dezelfde termen optellen somregel van differentiëren 6.2 opgave 15c h(x) = 5(x – 3)² + 5(x – 1) + 8 h(x) = 5(x – 3)(x – 3) + 5x – 5 + 8 h(x) = 5(x² - 6x + 9) + 5x + 3 h(x) = 5x² - 30x + 45 + 5x + 3 h(x) = 5x² - 25x + 48 h’(x) = 2 · 5x – 25 h’(x) = 10x - 25 opgave 15d k(x) = -3(x – 1)(5 – 2x) – 8(x – 7) k(x) = -3(5x – 2x² - 5 + 2x) – 8x + 56 k(x) = -15x + 6x² + 15 – 6x – 8x + 56 k(x) = 6x² - 29x + 71 k’(x) = 2 · 6x – 29 k’(x) = 12x - 29 De afgeleide van f(x) = axn f(x) = ax3 f’(x) = 3ax² g(x) = ax4 g’(x) = 4ax3 h(x) = ax5 h’(x) = 5ax4 algemeen geldt: k(x) = axn k’(x) = n · axn-1 oude exponent ervoor zetten nieuwe exponent 1 minder (4 – 1 = 3) opgave 17a f(x) = 5x4 – 3x3 + 2x f’(x) = 4 · 5x3 – 3 · 3x2 + 2 f’(x) = 20x3 – 9x2 + 2 opgave 18b g(x) = 7(3x – 2)(x² + 2x) g(x) = 7(3x3 + 6x2 - 2x2 – 4x) g(x) = 21x3 + 42x2 – 14x2 – 28x g(x) = 21x3 + 28x2 – 28x g’(x) = 3 · 21x2 + 2 · 28x – 28 g’(x) = 63x2 + 56x - 28 opgave 18d h(x) = 3px8 – px4 h’(x) = 8 · 3px7 – 4 · px3 h’(x) = 24px7 – 4px3 Vergelijking van raaklijn met behulp van de afgeleide Je weet dat de afgeleide f’ aan elke x de helling in het bijbehorende punt van de grafiek van f toevoegt of f’(x) is de rc van de raaklijn in het bijbehorende punt. y f k algemeen: f’(a) is de rc van de raaklijn van de grafiek van f in het punt A(a, f(a)) A x O xA yA = f(xA) rck = f’(xA) 6.3 opgave 20 a f(x) = 0,5x3 – 2x2 + 2 f’(x) = 3 · 0,5x2 – 2 · 2x f’(x) = 1,5x2 – 4x stel k : y = ax + b xA = 4 a = f’(4) = 1,5 · 42 – 4 · 4 = 8 dit geeft k : y = 8x + b y = f(4) = 0,5 · 43 – 2 · 42 + 2 = 2 2=8·4+b 2 = 32 + b b = -30 dus k : y = 8x - 30 6.3 opgave 20 b stel m : y = ax + b xB = -1 a = f’(-1) = 1,5 · (-1)2 – 4 · -1 = 5,5 dit geeft m : y = 5,5x + b y = f(-1) = 0,5 · (-1)3 – 2 · (-1)2 + 2 = -0,5 dus m : y = 5,5x + 5 -0,5 = 8 · -1 + b -0,5 = -5,5 + b b=5 opgave 23 a h(x) = (x – 1)(x – 4) h(x) = x2 – 4x – 1x + 4 h(x) = x2 – 5x + 4 h’(x) = 2x - 5 stel k : y = ax + b xA = 6 a = h’(6) = 2 · 6 - 5 = 7 dit geeft k : y = 7x + b y = h(6) = 5 · 2 = 10 dus k : y = 7x - 32 10 = 7 . 6 + b 10 = 42 + b b = -32 opgave 23 b stel m : y = ax + b de grafiek h snijdt de y-as in punt B xB = 0 a = h’(0) = 2 · 0 - 5 = -5 dit geeft m : y = -5x + b y = f(0) = 4 B(0, 4) dus m : y = -5x + 4 opgave 23 c de grafiek h snijdt de x-as y = 0 h(x) = 0 (x – 1)(x – 4) = 0 x=1 ⋁ x=4 stel de raaklijn in (1, 0) is m : y = ax + b a = h’(1) = 2 · 1 – 5 = -3 dit geeft n : y = -3x + b 0 = -3 · 1 + b (1, 0) b=3 dus n : y = -3x + 3 stel de raaklijn in (4, 0) is p : y = ax + b a = h’(4) = 2 · 4 – 5 = 3 dit geeft p : y = 3x + b 0=3·4+b (4, 0) b = -12 dus p : y = 3x - 12 Raaklijn met gegeven richtingscoëfficient Teken f(x) = x² - 3x + 1 Teken enkele lijnen met rc = 2 Eén van de lijnen raakt de grafiek het raakpunt is B. Bereken de coördinaten van B rc = 2 dus f’(xB) = 2 xB berekenen f’(x) = 2 oplossen f’(x) = 2x – 3 2x – 3 = 2 f’(x) = 2 2x = 5 x = 2,5 xB = 2,5 yB = f(2,5) = -0,25 -1 B(2,5; -0,25) y 4 3 2 1 0 1 2 ● 3 B x 4 -1 6.3 opgave 25 f(x) = -x² + 2x + 3 a rcraaklijn = 4 dus f’(x) = 4 f’(x) = -2x + 2 b xA = -1 yA = f(-1) = 0 A(-1, 0) k : y = -6x + 8 rcraaklijn = -6 dus f’(xB) = -6 f’(x) = -2x + 2 xB = 4 yB = f(4) = -5 B(4, -5) y 4 -2x + 2 = 4 -2x = 2 x = -1 3 2 f 1 -2x + 2 = -6 A● -2x = -8 x=4 -1 0 -1 1 2 3 4 x k 6.3 opgave 27 a b f(x) = -x³ + x² + 1 f’(x) = -x² + 2x stel l : y = ax + b xA = 3 a = f’(3) = -3² + 2 · 3 = -3 l : y = -3x + b 1 = -3 . 3 + b f(3) = 1 1 = -9 + b b = 10 dus l : y = -3x + 10 rcm = rcl = -3 f’(x) = -3 -x² + 2x = -3 x² - 2x – 3 = 0 (x + 1)(x – 3) = 0 x = -1 v x = 3 xB = -1 yB = 2 m : y = -3x + b B(-1, 2 ) dus m : y = -3x - 2 = -3 · -1 + b 2 = 3 + b b = - Extreme waarden berekenen met behulp van de afgeleide werkschema: het algebraïsch berekenen van extreme waarden raaklijn in een top is horizontaal 1 Bereken f’(x) afgeleide is 0 2 Los algebraïsch op f’(x) = 0 3 Voer de formule van f in op de GR. Plot en schets de grafiek. Kijk in de grafiek of je met max. en/of min. te maken hebt. 4 Bereken de y-coördinaten van de toppen en noteer het antwoord in de vorm max. is f(…) = … en min. is f(…) = … 6.3 opgave 30a f(x) = x³ + 3½x² + 10x + 5 f’(x) = x² + 7x + 10 f’(x) = 0 geeft x² + 7x + 10 = 0 (x + 2)(x + 5) = 0 x = -2 ⋁ x = -5 voer f in op je GR optie maximum max. is f(-5) = en optie minimum min. is f(-2) = -3 y ● x -5 -2 ● O 50 opgave 32 a b f(x) = -x³ - 3x² + 24x + 10 f’(x) = -3x² - 6x + 24 f’(x) = 0 geeft -3x² - 6x + 24 = 0 x² + 2x – 8 = 0 (x + 4)(x – 2) = 0 x = -4 ⋁ x = 2 voer f in op je GR optie minimum min. is f(-4) = -70 optie maximum max. is f(2) = 38 f(x) = -50 3 oplossingen y = -50 snijdt de grafiek van f 3 keer f(x) = 50 1 oplossing y = 50 snijdt de grafiek van f 1 keer 38 y ● x -4 O 2 -50 ● -70 c d f(x) = p 3 oplossingen -70 < p < 38 f(x) = p 1 oplossing p < -70 ⋁ p > 38 In de praktijk gaat het bij problemen vaak om het vinden van een maximum of minimum Voorbeelden van optimaliseringsproblemen zijn: • Bij welke afmetingen is de oppervlakte bij een gegeven omtrek het grootst ? • Wat zijn de afmetingen van de doos met de grootste inhoud die je uit een gegeven rechthoekig stuk karton kunt maken ? • Bij welke route horen de laagste kosten ? 6.4 opgave 35 a b stel AD = x CD + 2x = 40 CD = 40 – 2x O = AD · CD O = x(40 – 2x) O = 40x – 2x² dO = 40 – 4x dx dO =0 dx O 200 40 – 4x = 0 -4x = -40 x = 10 AD = 10 m. CD = 40 – 20 = 20 m. x O 10 6.4 Extra opgave De totale lengte van het hekwerk is 160 meter. Druk de oppervlakte van het perceel uit in x? Voor welke x is de oppervlakte van het grasland maximaal? opgave 42 a b c 4 · lengte + 4 · hoogte + 4 · breedte = 12 :4 lengte + hoogte + breedte = 3 4x + h + x = 3 5x + h = 3 l h = 3 – 5x I=l·b·h 0,64 I = 4x · x · (3 – 5x) I = 4x²(3 – 5x) I = 12x² - 20x³ dl dl = 24x – 60x² dx = 0 dx 24x – 60x² = 0 12x(2 – 5x) = 0 12x = 0 ⋁ 2 – 5x = 0 O 0,4 x = 0 ⋁ -5x = -2 x = 0 ⋁ x = 0,4 x = 0,4 lmax = 0,64 m³ bij x = 0,4 hoort h = 3 – 5 · 0,4 h = 1 m. x opgave 44 y = 9 - x² op de parabool ligt punt P met xP = p PQ = yP PQ = 9 - p² O(∆OPQ) = ½ · OQ · PQ O(∆OPQ) = ½p · (9 - p²) O(∆OPQ) = 4,5p – 0,5p³ dO = 4,5 – 1,5p² yP O 3√3 dp dO dp = 0 4,5 – 1,5p² = 0 -1,5p² = -4,5 p² = 3 p = √3 ⋁ p = -√3 O √3 Omax = 4,5 · √3 – 0,5 · (√3)³ Omax = 4,5√3 – 0,5 · 3√3 Omax = 4,5√3 – 1,5√3 = 3√3 p opgave 45 f(x) = 1 - x² g(x) = 1 - x³ verticale lijn : x = p O = O(∆OPR) – O(∆OPQ) O = O(∆OQR) O = ½ · OP · QR O = ½ · p · ((1 - p³) – (1 - p²)) O = ½p(p²- p³) O = ½p³ - ½p4 dO = 1½p² - 2p³ O 0,05 dp dO dp = 0 1½p² - 2p³ = 0 p²(1½ - 2p) = 0 p = 0 ⋁ 1½ - 2p = 0 O ¾ 1 p = 0 ⋁ 2p = 1½ p=0 ⋁ p=¾ O is maximaal voor p = ¾ p