B&W.nr. 10.0635, d.d. 15 juni 2010 B&W-Aanbiedingsformulier Onderwerp Vrijstelling ten behoeve van de bouw van drie woningen ter hoogte van de Duizenddraadsteeg 2-4. BESLUITEN Behoudens advies van de commissie 1. Op grond van artikel 19 lid 2 Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) een vrijstelling te verlenen van de voorschriften van het bestemmingsplan Binnenstad II voor de nieuwbouw van drie woningen ter hoogte van de Duizenddraadsteeg 2-4 en de gevraagde bouwvergunning te verlenen; 2. Kennis te nemen van de zienswijzen met betrekking tot het bouwplan Duizenddraadsteeg 2-4 en in te stemmen met de beantwoording van de zienswijzen zoals verwoord in bijgevoegde brief aan de indieners van deze zienswijzen; 3. De indieners van de zienswijze dit besluit en een brief met als bijlage de beantwoording van de zienswijze van het bouwplan Duizendraadsteeg 2-4 schriftelijk toe te zenden; Samenvatting Het College van B&W van Leiden verlenen met toepassing van een artikel 19 lid 2 WRO (oud) procedure vrijstelling en de bouwvergunning voor de bouw van drie woningen ter hoogte van de Duizenddraadsteeg 2-4. Procedure Procedureonderdeel Onderwerp Datum Ruimtelijke onderbouwing Duizenddraadsteeg Artikel 19 lid 2 WRO Ruimtelijke Onderbouwing Duizenddraadsteeg November 2009 1 Inleiding Op 24 april 2007 is een bouwplan ingediend door de heer R. Porsius voor het bouwen van drie woningen aan de Duizenddraadsteeg achter de Haarlemmerstraat 206 te Leiden. Dit bouwplan is strijdig met de voorschriften van het vigerende bestemmingsplan ‘Binnenstad II’ waardoor het plan tevens gezien moet worden als een verzoek om vrijstelling. Burgemeester en wethouders zijn voornemens vrijstelling te verlenen voor dit bouwplan en de vereiste procedure op te starten. In deze notitie wordt de vereiste ruimtelijke onderbouwing van het plan, zoals bedoeld in artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), weergegeven. Voor een goed begrip wordt daartoe eerst een beschrijving gegeven van het gebied waar de veranderingen zullen plaatsvinden. Daarna komt de motivering c.q. onderbouwing van het plan aan de orde, gevolgd door een bespreking van de milieuaspecten en van overige aandachtspunten bij realisatie, zoals cultuurhistorische aspecten en de ligging van kabels en leidingen. Tot slot wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan en volgt een conclusie. 2. Het Plangebied 2.1 Locatie Het bouwplan heeft betrekking op de percelen kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie M, nummers 3461 en 2122. Het plangebied is gesitueerd achter de Haarlemmerstraat in de binnenstad. De Haarlemmerstraat kenmerkt zich door de vele winkels die zijn gevestigd. Het is de grote winkelstraat van Leiden. De Duizenddraadsteeg is een zijstraat van de Haarlemmerstraat en hier worden de meeste panden gebruikt als woonruimte. Momenteel zijn de percelen in gebruik als opslag en open ruimte. Op het binnenterrein staat een verouderd pakhuis. Dit moet worden gesloopt. 3. Het plan 3.1 Waarom nieuwbouw? Momenteel bestaat de bebouwing op locatie achter Haarlemmerstraat 206 uit een verouderd pakhuis. Dit pakhuis is gesitueerd op het binnenterrein en werd gebruikt als opslag. Met de nieuwbouw wordt de kwaliteit van de bebouwing verbeterd en gewaarborgd en wordt een mulitifunctioneel gebruik van de ruimte gestimuleerd. 3.2 Beschrijving bouwplan Het project bestaat uit de bouw van drie woningen aan de Duizenddraadsteeg achter de Haarlemmerstraat 206 te Leiden. De winkelfunctie van Haarlemmerstraat 206 zal behouden blijven. Het bestaande verouderde pakhuis op het binnenterrein wordt vervangen door de woningen. Ook wordt de open ruimte gedeeltelijk ingevuld. De huurwoningen zullen een oppervlakte hebben tussen de 50 en 55 vierkante meter en bij het ontwerp is rekening gehouden met de omgeving. 4. Beleid 4.1 Rijksbeleid De visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de daarbij behorende doelstellingen zijn verwoord in de Nota Ruimte. Deze nota is op 17 januari 2006 vastgesteld in het parlement en legt het ruimtelijk beleid vast tot 2020. Tevens bevat de nota een doorkijk naar 2030. Hoofddoel van het ruimtelijk beleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op de beperkte oppervlakte dat Nederland ter beschikking heeft. Dit hoofddoel wordt in gebieden en thema’s verder uitgewerkt. De gemeente Leiden vormt een onlosmakelijk onderdeel van de in de Nota Ruimte beschreven “Randstad Holland”. Voor Randstad Holland heeft het Rijk de volgende doelstelling geformuleerd: “Doelstelling van het rijk is om de internationale concurrentiepositie van de Randstad Holland als geheel te versterken. Versterking van de economie, vergroting van de kracht en dynamiek van de steden en ontwikkeling van de bijzondere kwaliteiten en de vitaliteit van het Groene Hart, dragen daaraan bij. Borging van de veiligheid tegen hoogwater is van essentieel belang. Het rijk wil ruimte scheppen om de grote ruimtevraag voor onder meer wonen en werken zodanig te accommoderen dat dit aan deze doelen optimaal bijdraagt”. Als specifiek stedelijke ruimtelijke opgaven voor de toekomst wordt onder andere benoemd het onder druk staan van de betrouwbaarheid van de bereikbaarheid van de weg en de verouderde stedelijke gebieden met grote ruimtelijke en sociale vernieuwingsopgaven. Verder is in de nota becijferd dat er tussen 2010 en 2030 rekening gehouden moet worden met een vraag naar ca. 8100 hectare bruto bedrijventerreinen en naar ruimte voor ca. 440.000 woningen. Vooral de vraag naar groene woonmilieus is hoog (ongeveer 60% van de vraag). De bouw van drie woningen aan de Duizenddraadsteeg staat de doelstellingen zoals geformuleerd in de Nota Ruimte niet in de weg. 4.2 Provinciaal beleid Nota Regels voor Ruimte De provincie Zuid-Holland is een verstedelijkte provincie waardoor het noodzakelijk is dat er zuinig met de ruimte wordt omgegaan en dat het niet verstedelijkte gebied tegen verstedelijking moet worden beschermd. De provincie richt zich daarbij met name op een efficiënt gebruik van de ruimte voor functies zoals het wonen en werken, die in de streekplannen zijn aangegeven als stads- dorpsgebied en bedrijventerreinen. Streekplan Zuid-Holland West Dit streekplan is goedgekeurd door Provinciale Staten van Zuid-Holland op 19 februari 2003. De Duizenddraadsteeg valt binnen de bebouwingscontour die rond Leiden is getrokken in het streekplan en is aangeduid als “stads- en dorpsgebied”. Het beleid van de provincie is erop gericht dat binnen deze contour uitbreiding en ontwikkeling van de stedelijke functies mag plaatsvinden om hiermee de woonmilieus in Zuid-Holland voor de woonconsument attractief te maken en te houden, door te zorgen voor voldoende kwaliteit van en voldoende diversiteit in de woonmilieus. 4.3 Gemeentelijk beleid Structuurplan “Boomgaard van Kennis” Op 12 juli 1995 heeft de gemeenteraad het structuurplan “Boomgaard van Kennis” vastgesteld. Dit structuurplan geeft de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor Leiden weer. Het is bedoeld als een sturingskader voor op te stellen bestemmingsplannen en vrijstellingsprocedures. De drie pijlers zijn de versterking van de kennisintensieve werkgelegenheid, het gebruik van de monumentale binnenstad en het bieden van gevarieerde woonmilieus. Hier is geconstateerd dat in het stedelijk gebied van Leiden nagenoeg geen ruimte meer is voor geschikte bouwlocaties. Bij het voornamelijk binnenstedelijk realiseren van bouwopgaven wordt dus gestreefd naar doelmatig ruimtegebruik en een verbetering van de stedenbouwkundige vervlechting en ruimtelijke kwaliteit. Voor de binnenstad zijn in dit structuurplan algemene doelstellingen geformuleerd: consolidatie en beheer van het monumentale erfgoed, vergroten van het multifunctioneel gebruik, stimuleren van cultuurfuncties en economische exploitatie op het terrein van de detailhandel en het toerisme. In de Haarlemmerstraat bevinden zich vooral winkels, deze vormen een zogenaamd gesloten winkelfront. Het bouwplan past binnen het vergroten van het multifunctioneel gebruik door ook wonen in dit gebied mogelijk te maken. De stegen die op de Haarlemmerstraat uitkomen hebben deels een gemengde functie en deels een woonfunctie. Ontwikkelingsvisie “Stad van Ontdekkingen” In de ontwikkelingsvisie “Leiden stad van ontdekkingen” wordt het gewenste profiel/toekomstbeeld van de stad Leiden in 2030 geschetst. De gemeente Leiden kiest er voor de bestaande kwaliteiten op een hoogwaardig niveau te brengen en te houden. “Kennis” vormt daarbij het sleutelwoord: Leiden wil kennis in de volle breedte hèt kenmerk van Leiden maken. Immers, de maatschappij wordt steeds meer een kennissamenleving en kennis is een voorwaarde voor maatschappelijk succes en het tot stand brengen van innovatie. Als een van de voorwaarden om kennis te laten bloeien wordt benoemd het investeren in de kwaliteit van de woningen en de woonomgeving. Hierbij zijn de trefwoorden levensloopbestendigheid, aanpasbaarheid van de woningen en differentiatie aan woonmilieus. De bouw van drie woningen aan de Duizenddraadsteeg vormt een waardevolle toevoeging aan het woningenbestand in Leiden en daarmee draagt het bij aan het in stand houden van de kennispijler van Leiden. Woonvisie gemeente Leiden 2005-2015 ‘Stad van ontdekkingen - wonen in Leiden’ De Woonvisie Leiden is op 11 oktober 2005 door de Raad vastgesteld en behelst de periode van 2005 tot 2015. De centrale visie en ambitie is dat Leiden een stad wil zijn waar alle inwoners (binnen hun financiële mogelijkheden) vrij kunnen kiezen voor een woning met de door hen gewenste kwaliteit. De nota geeft een toekomstvisie op wonen en de woningmarktontwikkelingen in Leiden. In de nota wordt gesteld dat de sociale woningmarkt in Leiden op slot zit. De belangrijkste oorzaken zijn het gat tussen de huur- en koopmarkt, de sterk verminderde uitstroom van ouderen, en de lage bouwproductie in de laatste tien jaar door het ontbreken van nieuwe uitleglocaties. Er is een stevige vraag naar meer kwaliteit, met name op het gebied van woninggrootte, levensloopbestendigheid, duurzaamheidaspecten, energiebeperking en veilig wonen. De achtergrond hiervan is de grote voorraad naoorlogse appartementen die een lage kwaliteit hebben, de groei in inkomens en de komende vergrijzing die nieuwe eisen aan woningen stelt. Voordat de Woonvisie uitkwam was al in de Ontwikkelingsvisie aangekondigd dat Leiden zich in de periode tot 2030 verder wil ontwikkelen tot een kennisstad, waarin het prettig wonen en werken is. Voor deze gewenste ontwikkeling zijn kwaliteit en een evenredige groei van woningvoorraad en werkgelegenheid sleutelbegrippen. Dat betekent hoge eisen aan de voorzieningen in de stad, de kwaliteit van de woonomgeving en de woning. Leiden moet proberen mensen aan zich te binden, ook jonge gezinnen en veelverdieners. De Woonvisie concentreert zich verder op de gewenste ontwikkeling van de kwaliteit van de woningen (naar vraag en aanbod) en zegt zijdelings iets over de woonomgeving. Daartoe zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: Doorstroming op de woningmarkt vergroten door snel te bouwen in de segmenten waar de spanning het grootst is; - Het maken van een kwaliteitssprong in de woningvoorraad en de nieuwbouw: voor hoge én lage inkomens, maar vooral ook met het oog op de toenemende vergrijzing; Waarborgen van de huisvesting voor de lage inkomens. Gezien de ambitie, het geschetste toekomstperspectief en de genoemde hoofddoelen, staat Leiden tot 2010 voor twee centrale opgaven. De eerste opgave is het verbeteren van de kwaliteit van de woningvoorraad, onder meer door renovatie van circa 3.500 sociale huurwoningen (waarbij ongeveer 90% in dezelfde huurprijsklasse blijft); het realiseren van circa 3.500 levensloopbestendige woningen, deels in de voorraad en deels in de nieuwbouw en door sloop van circa 1.000 woningen. De tweede opgave is het vergroten van het aanbod door nieuwbouw van 4.000 woningen, in allerlei categorieën en eigendomsvormen. Betaalbaarheid en hoge kwaliteit van woningen zijn echter niet voldoende om Leiden een aantrekkelijke woonstad te laten zijn. Het gaat ook om aantrekkelijke buurten, de buren, de parkeerplaatsen, het groen. De stad moet daarom veel verschillende woongebieden bieden waar vraag naar is, met een verschil in uitstraling, woonklimaat en imago, ofwel met verschillend woonmilieu. Voor grotere projecten is daartoe in de Woonvisie het gewenste toekomstige woonmilieu vastgelegd. Het bereiken van de beleidsdoelen geformuleerd in de Woonvisie is van groot belang. Medewerking van de gemeente zal steeds (mede) hieraan worden getoetst. Op dit moment bestaat ongeveer 60 % van de Leidse woningvoorraad uit (sociale) huurwoningen. Om koopkrachtige huishoudens in Leiden te behouden en tevens de doorstroming te bevorderen wordt voorgesteld een significant deel van de woningen juist in koopsector te ontwikkelen. Een betere differentiatie van het woningbestand, met een grotere nadruk op midden en hogere inkomensgroepen, is voor de langere termijn (ook) voor de stedelijke economie van belang. Het huidige aanbod is te eenzijdig en sluit onvoldoende aan bij de wensen van de (toekomstige) woonconsument; de kwaliteit kan beter. Het huidige woonmilieu in het bestemmingsplangebied Binnenstad II kan worden getypeerd als “Stedelijk wonen/centrum”, dat ondervertegenwoordigd is in de Leidse woningvoorraad. Met name veel jongeren en senioren willen in dit woonmilieu wonen. Dit betekent dat waar kansen op nieuwbouw en ingrijpende verbouw van grotere panden zich voordoen ingezet moet worden op woningen die voor deze groepen geschikt zijn. Het bouwplan betreft het realiseren van drie woningen in de binnenstad die door de omvang en locatie ideaal zijn voor de hier genoemde groepen. 5. Procedure 5.1 Bestemmingsplan De percelen vallen binnen het bestemmingsplan “Binnenstad II” dat is vastgesteld op 16 januari 2007.In dit bestemmingsplan hebben de betreffende percelen de bestemmingen “Woondoeleinden”, “Tuin” en “Winkeldoeleinden”. Met de bestemming “Woondoeleinden” (artikel 8) is geen strijd, deze gronden zijn bestemd voor woondoeleinden, zoals eengezinswoningen, meergezinswoningen en wooneenheden. Een klein gedeelte van het bouwplan valt binnen de bestemming “Tuin” (artikel 15). Deze gronden zijn bestemd voor tuinen en hofjes met de daarbij behorende toegangspaden. Hier mogen geen woningen gebouwd worden. De achterzijde van het perceel Haarlemmerstraat 206 heeft de bestemming “Winkeldoeleinden” (artikel 10). Op gronden met deze bestemming mag de begane grond niet worden gebruikt als woning. Het bouwplan is in strijd met de bestemmingen “Tuin” en ”Winkeldoeleinden”. 5.2 Vrijstellingsprocedure Krachtens artikel 19 lid 2 WRO kunnen B en W vrijstelling verlenen van het vigerende bestemmingsplan mits een verklaring van geen bezwaar is verleend door Gedeputeerde Staten en mits het project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. 5.3 Verklaring van geen bezwaar Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben bij brief van 9 oktober 2007, verzonden 31 oktober 2007 (kenmerk PZH-2007-456952) in een algemene lijst een aantal situaties limitatief opgesomd waarin B en W vrijstelling van het bestemmingsplan kunnen verlenen op grond van artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De algemene lijst is opgesteld op basis van het huidige provinciale ruimtelijk beleid, zoals neergelegd in de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte. Deze verklaring biedt B en W de mogelijkheid om, onder andere, vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan voor “het bouwen ten behoeve van de woonfunctie (woningen, woonzorgcentra, woonwagens, etc.) – inclusief bij die functie behorende bijgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen (garages, carports, parkeerkelders, zwembaden, etc.) – en het omzetten van bestaande functies naar een woonfunctie” en “het veranderen van bestaande en het realiseren van nieuwe lokale weg, water, parkeer- en groenvoorzieningen.” Het bouwen van drie woningen aan de Duizenddraadsteeg valt onder bouwen ten behoeve van de woonfunctie. Na het voeren van de vrijstellingsprocedure kan een bouwvergunning verleend worden, de strijdigheid met het bestemmingsplan is dan ‘opgeheven’ voor dit specifieke plan. 6. Milieu 6.1 Bedrijven en Milieuzonering In de nabije omgeving van de locatie zijn geen bedrijven aanwezig die hinder zullen veroorzaken ter plaatse van de drie woningen. 6.2 Bodem Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in verband met het voorgenomen bouwplan. Dit verkennend onderzoek is opgenomen in rapport met kenmerk, 03044480/GG/rap1, van 02 juli 2003. Er is vervolgens door IDDS bv is op 23 september 2008 een nader bodemonderzoek gedaan met rapportnummer 0807A171/PDI/rap 1 voor de locatie Haarlemmerstraat 206. De Milieudienst West-Holland heeft de gegevens in dit rapport als voldoende beoordeeld. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn geen asbestverdachte materialen op het maaiveld en in de opgeboorde bodem waargenomen. op basis van het verkennend onderzoek en het huidige nader onderzoek blijkt dat de bovengrond over de gehele locatie sterk is verontreinigd met lood en zink. De ondergrond is lokaal sterk verontreinigd met lood en zink. De omvang van de sterke verontreiniging op het buitenterrein bedraagt circa 280 m³. De overige parameters zijn licht tot matig verontreinigd. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Van een geval van ernstige bodemverontreiniging is sprake indien het volumecriterium van meer dan 25 m³ grond en/of 100 m³ grondwater met een concentratie boven de interventiewaarde wordt overschreden. De resultaten van het bodemonderzoek dienen samen met een saneringsplan te worden aangeboden aan Milieudienst West-Holland. Milieudienst West-Holland zal een beschikking afgeven ten aanzien van de voorgenomen sanerende maatregelen. In de bouwvergunning worden voorwaarden opgenomen. De vergunningaanvraag dient te worden aangehouden totdat de beschikking door de Milieudienst West-Holland is afgegeven. 6.3 Geluid Dit bouwplan ligt niet in een zone van de Wet geluidhinder. Het is niet nodig akoestisch onderzoek in het kader van deze procedure te voeren. 6.5 Luchtkwaliteit Het plan is gelegen aan de Duizenddraadsteeg 2-4 in Leiden en bestaat uit de realisatie van drie woningen. De ontsluiting vindt plaats via Van der Werfstraat. De percelen worden nu gebruikt als opslag en open ruimte waardoor het plan minimaal extra verkeer genereert. Op 15 november 2007 is de gewijzigde Wet Milieubeheer in werking getreden. Beoordeeld moet worden of de gewenste functie wel op die locatie kan vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit en of er geen alternatieven beschikbaar zijn. Er moet aannemelijk worden gemaakt dat een project niet in betekenende mate (NIBM) is. Dit kan op verschillende manieren: 1. Geen gevolgen voor de luchtkwaliteit, bijvoorbeeld doordat het project niet leidt tot een toename van verkeersbewegingen of een toename van relevante emissies; 2. Lage achtergrondconcentratie en klein geschat effect van het project, bijvoorbeeld in delen van Nederland waar een erg lage achtergrondconcentratie is van fijn stof en stikstofdioxide. Waar kleine projecten niet zullen leiden tot overschrijding van de grenswaarde is het mogelijk te motiveren zonder dat een specifieke berekening gemaakt hoeft te worden; 3. Gebruik maken van vergelijkbare situaties, als uit eerder onderzoek is gebleken dat een soortelijke activiteit NIBM is, kan op basis van dit eerdere onderzoek aannemelijk gemaakt worden dat de gevolgen beperkt zijn; 4. Berekenen, aan de hand van berekeningen kan het best onderbouwd worden of de concentratietoename de 1% grens overschrijdt. Per ontsluitingsweg worden minder dan 500 woningen gerealiseerd, waardoor het plan volgens bijlage 3B van de Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) een project “niet in betekenende mate” is. Er hoeft niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient wel afgewogen te worden of het aanvaardbaar is om het project op deze locatie te realiseren. Voor deze afweging kan getoetst worden aan de ambitie uit het Milieubeleidsplan 2003-2010. Daarnaast is het van belang of de luchtkwaliteit verslechterd door de realisatie van het plan. De ambitie uit het Milieubeleidsplan 2003-2010 luidt: op het merendeel van de plaasten waar mensen wonen, sporten of anderszins langdurig verblijven is de concentratie aan luchtverontreinigende stoffen in 2010 beduidend lager dan de toegestane grenswaarden. In de praktijk is de term beduidend lager dan de grenswaarden gesteld op 37 µg/m3. Uit berekening van de milieudienst West Holland dat in 2010 ter plaatse van Van der Werfstraat blijkt dat ter hoogte van de bebouwing (waar blootstelling plaatsvindt) de concentraties stikstofdioxide en fijn stof beduidend lager zijn dan de grenswaarden (respectievelijk 29 µg/m3 en 19 µg/m3). Hiermee wordt ook voldaan aan de ambitie uit het Milieubeleidsplan. Door de realisatie van het plan wordt extra verkeer aangetrokken. Er wordt echter verondersteld dat dit geen invloed heeft op het huidige verkeersbeeld. Derhalve is er geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit. Conclusie Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen. Tevens wordt voldaan aan de ambitie uit het milieubeleidsplan 2003-2010. Er zijn daarom geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot luchtkwaliteit. 6.5 Externe Veiligheid Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, te weten: bedrijven waar opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water; vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen. Op 27 oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) in werking getreden. Dit besluit levert normen voor de externe veiligheid van inrichtingen. Bij het aspect externe veiligheid zijn een tweetal begrippen van belang, te weten het plaatsgebonden risico (grenswaarde) en groepsrisico (oriënterende waarde). De grenswaarde van het plaatsgebonden risico voor woningen en kwetsbare objecten is gesteld op een niveau van 10-6 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met schadelijke stoffen op een te bebouwen plek maximaal één op een miljoen per jaar mag zijn. Daarnaast geldt er een inspanningsverplichting voor het groepsrisico ( de kans dat een grotere groep mensen bij een dergelijk ongeval is betrokken). Een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico of een toename van het groepsrisico dient door het bevoegde gezag verantwoord te worden conform artikel 13 van het BEVI. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen geldt voor veiligheid in de nabijheid van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is nog regelgeving in de maak. Zolang deze normen nog geen wettelijke status hebben wordt voor nieuwe situaties uitgegaan van een 10 -6 contour voor het plaatsgebonden risico (PR) en wordt getoetst aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Deze aanpak is vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van 4 augustus 2004. De meest recente gegevens over het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor worden gegeven in de publicatie van Prorail: Capaciteitsplanning ‘Prognose van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor; een beleidsvrije marktprognose’ van 5 december 2003. Dit stuk is op 26 april 2004 door de minister van Verkeer en Waterstaat aan de Tweede Kamer aangeboden en heeft daarmee officiële status gekregen. Hiermee zijn eerder prognoses komen te vervallen. Uit de Prorail prognose voor vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor blijkt dat via Leiden geen structureel vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en dat dit op grond van marktontwikkelingen voor de toekomst ook niet verwacht wordt. In de prognose wordt niet langer uitgegaan van ‘reserveringen’ voor de gevolgen van mogelijke toekomstige beleidsbesluiten. In de prognose van Prorail is aangegeven dat voor ruimtelijke planning uitgegaan moet worden van de gegevens uit deze prognose. Mocht er in de toekomst toch vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden op spoorroutes die volgens de prognose hiervoor niet zijn ingedeeld, dan wordt aandacht gevraagd voor voorzieningen in de sfeer van hulpverlening en zelfredzaamheid. Het pand aan de Duizenddraadsteeg 2 en 4 te Leiden ligt niet binnen een invloedsgebied van een risicovolle inrichting of transportas. Er zijn geen externe veiligheidsaspecten die een belemmering vormen voor de bestemmingswijziging van het pand. 7. Groen, flora en fauna 7.1 Rijks- en of provinciaal groenbeleid De binnenstad van Leiden maakt geen onderdeel uit van een groen- of natuurgebied of van de provinciale ecologische hoofdstructuur (EHS). Provinciale ecologische verbindingszones ontbreken in de nabijheid van het plangebied. 7.2 Ecologisch beleidsplan Leiden (EBL) Het Ecologisch Beleidsplan gemeente Leiden (EBL) is in 1998 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Beleidsplan zet de Leidse ecologische structuur (LES) op de kaart en geeft ideeën voor diverse activiteiten en projecten die deze structuur verder inhoud moeten geven. Bij de (her)inrichting van deze verbindingen moet zoveel mogelijk rekening worden gehouden met deze ecologische nevenfuncties van deze elementen. Het plangebied maakt er geen onderdeel van uit van de LES. Dit betekent dat er op dit punt geen belemmeringen zijn voor het plan. 7.3 Bomen Op de percelen aan de Duizenddraadsteeg zijn geen bomen aanwezig en om de bouwwerkzaamheden uit te kunnen voeren hoeven er geen bomen gekapt te worden. Nader onderzoek op dit punt is dan ook niet noodzakelijk. 8. Water(huishouding en riolering) Het Hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het beheer van de waterkwaliteit en – kwantiteit en voor de zorg van de waterkeringen. Bij bouwplannen waarbij extra verharding van het oppervlak plaatsvindt dient volgens geldende normen van het Hoogheemraadschap Rijnland 15% gecompenseerd te worden in extra waterberging. Deze watercompensatie dient binnen de grenzen van het plangebied te worden gerealiseerd. Indien dit niet mogelijk blijkt kan de waterberging in de nabijheid van het plangebied worden gerealiseerd. Echter, voor afzonderlijke projecten met een te verharden oppervlak kleiner dan 500 m² is geen compensatie vereist. Het voorliggende bouwplan bestaat uit het slopen van de bestaande bebouwing en het bouwen van drie geheel nieuwe woningen. De totale bebouwde oppervlakte voor de uitvoering van de werkzaamheden is 72 m². Na uitvoering van het bouwplan zal de bebouwde oppervlakte zijn toegenomen met 43 m² naar 115 m². Hiermee valt het plan onder de compensatiegrens van het Hoogheemraadschap. Voor het afkoppelen van schoon hemelwater van dakoppervlakken bij bouwactiviteiten houdt het Hoogheemraadschap de uitgangspunten aan uit de Nationale Pakketten Duurzame Stedenbouw en Duurzaam Bouwen. Volgens deze uitgangspunten dient de toepassing van uitloogbare bouwmetalen – zoals koper, zink en lood – voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer of straatmeubilair te worden voorkomen, zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terechtkomen. Bij het bouwplan is rekening gehouden met de hiergenoemde uitgangspunten. De dakgoten zullen bestaan uit zink afgewerkt met kunststof in verband met corrosie. 9. Mobiliteit 9.1 Verkeer Momenteel zijn op het plangebied pakhuizen gevestigd. Door de bouw van drie woningen zal de parkeerdruk ter plaatse toenemen. Ontsluiting van het perceel is geregeld via de Van der Werfstraat. Parkeren Het bouwplan voorziet niet in het creëren van parkeergelegenheid voor de bewoners van de drie woningen. Momenteel zijn de percelen in gebruik als pakhuis en open ruimte. Voor de twee pakhuizen geldt een parkeernorm van 2 * 0,5 = 1 parkeerplaats. In de nieuwe situatie geldt een eis volgens de CROW normen van: 3 * 1,2 = 3,6 = 4 parkeerplaatsen. Voor de berekening van de parkeereis voor het bouwplan geldt dat de oude situatie moet worden vergeleken met de nieuwe situatie. De parkeereis is dan: nieuwe situatie – oude situatie= 4 – 1 = 3 parkeerplaatsen. De binnenstad van Leiden valt in het restrictiegebied. Hiervoor is een ontheffingsregeling opgesteld. Indien er sprake is van de ontwikkeling van de woonfunctie en er minder dan vijf parkeerplaatsen nodig zijn wordt ontheffing verleend van de bouwverordening. Het is daarom ook niet noodzakelijk dat het bouwplan voorziet in het creëren van parkeergelegenheid. 10. Cultuurhistorie 10.1 Nota cultureel erfgoed Leiden Op 20 december 2005 heeft de gemeenteraad de ‘Nota cultureel erfgoed Leiden’ vastgesteld. Deze nota bevat beleidsvoornemens hoe omgegaan dient te worden met het cultureel erfgoed van Leiden in de periode 2005-2015. Dit is onder andere uitgewerkt in het voornemen om een cultuurhistorische paragraaf standaard deel uit te laten maken van projectplannen en bestemmingsplannen. Hierdoor kan het bestaande cultureel erfgoed boven en onder de grond beter beheerd en bewaard blijven voor toekomstige generaties. 10.2 Beschermd Stadsgezicht De Haarlemmerstraat is een beeldbepalende straat in het centrum van Leiden. Veel monumentale panden zijn er te vinden. Ook het pand aan Haarlemmerstraat 206 is een beeldbepalend pand. Voor het bouwplan heeft dit echter geen gevolgen. Het wordt uitgevoerd net achter de beeldbepalende panden aan de Haarlemmerstraat. Dit bouwplan heeft geen ingrijpende gevolgen voor het kenmerkende karakter en aangezicht van de binnenstad. Tevens is advies gevraagd in het kader van de vrijstellingsprocedure aan de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). Op 27 juli 2009 is door hen een positief advies afgegeven voor het bouwplan Duizenddraadsteeg 2-4. 10.3 Monumenten Er is geen sprake van een monument. Er is geen monumentenvergunning nodig. 10.4 Archeologie Het betreffende perceel op de Duizenddraadsteeg is op de Archeologische Waardenkaart aangeduid als gebied van archeologische waarde.1 Bij de geplande verbouwing wordt de bodem verstoord tot op een diepte van 60 cm, waarbij aanwezige archeologische resten voorgoed verloren gaan. Volgens het 1 Hessing, W.A.M., C. Sueur, 2004: Archeologische waarden en verwachtingen op het grondgebied van Leiden, inventarisatie, kaarten en vertaling naar het ruimtelijk beleid, Amersfoort (Vestigia-rapport V120). bouwplan zal de bodem verstoord worden over een oppervlakte van tenminste 51 m 2. In dit gebied gelden voor ruimtelijke plannen de volgende criteria: een archeologisch aanlegvergunning is vereist, indien de bodem wordt verstoord over een oppervlakte van meer dan 25 m 2 en dieper dan 50 cm. Normaliter wordt voorafgaand aan het aanvragen van een aanlegvergunning een archeologisch vooronderzoek vereist. In het geval van de Duizenddraadsteeg is dit niet nodig omdat een vooronderzoek weinig zal bijdragen aan de kennis over de waarde van het terrein. Bovendien kunnen de maatregelen ter bescherming van de archeologische resten al geformuleerd worden zonder dat hiervoor inventariserend onderzoek noodzakelijk is. Indien dit bouwplan zal worden uitgevoerd, moet voorafgaand aan de bouw een aanlegvergunning worden aangevraagd. Hieraan kunnen voorwaarden worden gesteld om aantasting van archeologische waarden te voorkomen. 10.5 Molenbiotoop Deze locatie bevindt zich niet binnen 400 meter van een als rijksmonument aangemerkte traditionele windmolen. Hierdoor is er geen beperking van de bouwhoogte. 10.6 Conclusie Op het gebied cultuurhistorie zijn geen belemmeringen voor het bouwplan. 11. Welstand en stedenbouwkundige aspecten Op 28 januari 2008 is een positief welstandsadvies afgegeven. Het plan overschrijdt de toegestane goothoogte. Ruimtelijk gezien voldoet het echter wel aan de bedoelde opzet. In het bestemmingsplan is namelijk de mogelijkheid opgenomen om één laag met kap te bouwen. Door dat er gebruik gemaakt wordt van een afwijkende kapvorm wordt de goothoogte juridisch gezien te hoog. Dit is echter ruimtelijk geen bezwaar. Het geheel manifesteert zich namelijk als één bouwlaag met een kap. De bezonning speelt bij dit bouwplan geen echte rol. Het belendende perceel van Haarlemmerstraat 204 zou eventueel als enige enigszins kunnen worden benadeeld. De nieuwe bebouwing bevindt zich echter in het oosten en schermt daardoor in theorie de vroege ochtendzon af. In de huidige situatie is deze zon al belemmerd door de bebouwing aan de oostzijde van de Duizenddraadsteeg. Privacy van perceel Haarlemmerstraat 204 wordt enigszins anders. Doordat het nieuwe bouwplan echter nog ruim twee meter afstand behoudt tot de perceelsgrens en de dakterrassen deels worden afgeschermd door een muur, speelt dit geen doorslaggevende rol. 12 Financiële uitvoerbaarheid De grond komt in eigendom van de aanvrager van het bouwplan, die hierdoor de mogelijkheid heeft het bouwplan daadwerkelijk te realiseren. Er zullen geen investeringen door de gemeente Leiden worden gedaan. 13 Communicatie Het voornemen om voor dit bouwplan vrijstelling te verlenen op grond van artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt op de gebruikelijke wijze gepubliceerd in de Stadskrant. Het voornemen ligt vervolgens gedurende 6 weken ter visie. 14 Conclusie Gelet op het bovenstaande is het wenselijk om drie woningen te realiseren aan de Duizenddraadsteeg 2-4. Er doen zich geen belemmeringen voor die de realisatie van het bouwplan in de weg zouden staan.