1 1 M•H - Malmberg

advertisement
1
M• H
•
Humboldt
Humboldt
AARDRIJKSKUNDE VOOR DE ONDERBOUW • LEEROPDRACHTENBOEK
Alexander von Humboldt (1769-1859) was een Duitse
wetenschapper en ontdekkingsreiziger. Veel mensen
zien hem als de eerste moderne geograaf. Terwijl andere
wetenschappers vooral bezig waren met het beschrijven
van verschijnselen en gebieden, wilde Humboldt verklaren
wat hij zag. Hij ging op zoek naar de verbanden tussen
verschijnselen in een gebied. Humboldt liet bijvoorbeeld
zien dat de temperatuur in een gebied samenhangt met
de hoogteligging en de afstand tot de zee. Door zijn vele
ontdekkingen werd hij een wereldberoemd man.
Pico del Teide
28° 16’ N.B. 16° 38’ W.L.
De Pico del Teide is een vulkaan op het Canarische eiland
Tenerife. Met 3.718 meter is de vulkaan het hoogste punt
van Spanje. De laatste uitbarsting was in 1909. Daarna heeft
de vulkaan zich rustig gehouden. Toch is de Pico del Teide
volgens geologen één van de gevaarlijkste vulkanen op
aarde.
In 1799 vertrok Humboldt per schip uit Spanje voor een reis
naar Zuid-Amerika. Onderweg maakte hij een tussenstop
op Tenerife. Op 21 juni beklom hij de Pico del Teide tot aan
de rand van de krater. Dat deed hij in een nette jas en met
een hoge hoed op zijn hoofd. Ook bovenop een vulkaan zag
Humboldt eruit alsof hij door de mooiste straten van Berlijn
wandelde.
Humboldt
AARDRIJKSKUNDE VOOR DE ONDERBOUW
1 MH
•
LEEROPDRACHTENBOEK
ISBN 978 90 345 7558 6
544512
544512_OM.indd 2-4
07-11-12 12:00
3
Inhoud
Hoofdstuk
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
3
5
Hoofdstuk
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
2.6
2.7
42
44
46
48
50
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
4.6
6.1
6.2
6.3
6.4
Klimaatgebieden
4
6
54
56
58
60
62
64
66
Mekong
Mekong natuurkundig
Bevolking en ontwikkeling
Thailand, van periferie naar centrum?
Een stuwdam in Laos
Hoofdlijnen & begrippen
Trefwoordenlijst
24
26
28
30
32
34
36
38
Water
Water op aarde
Kringloop van water
Rivieren
Wisselen van schaalniveau
De Rijn van bron tot zee
Waterdamp en rivierdalen
Hoofdlijnen & begrippen
Hoofdstuk
70
72
74
76
78
80
82
2
De invloed van de zon
De invloed van de hoogte en de zee
Neerslag
Klimaatgrafieken
Soorten klimaten
Leven in een extreem klimaat
Klimaten en landschapstypen
Hoofdlijnen & begrippen
Hoofdstuk
Arm en rijk
Centrum en periferie
Economische ontwikkeling
Indicatoren: ontwikkeling meten
Statistiek
Lima
Indexcijfers
Hoofdlijnen & begrippen
544512_VW.indd 3
8
10
12
14
16
18
20
Europa
Europa natuurkundig
De Europese bevolking
Europese Unie
Europa op de kaart
Hoofdlijnen & begrippen
Hoofdstuk
5.1
5.2
5.3
5.4
5.5
5.6
Woonplaats aarde
Planeet aarde
Mensen bevolken de aarde
De onderdelen van de kaart
Plaatsbepaling
Alice Springs
Gps-duel
Hoofdlijnen & begrippen
Hoofdstuk
3.1
3.2
3.3
3.4
1
86
88
90
92
94
96
07-11-12 11:46
HOOFDSTUK 2
544512_02.indd 23
07-11-12 11:26
24
HOOFDSTUK 2
thema KLIMAATGEBIEDEN
De invloed
van de zon
2. 1
jan kranendonk/Shutterstock
Iedereen weet dat het in de zomer
warmer is dan in de winter en dat het
in Nederland meer regent dan in de
woestijn. Maar hoe komt dat eigenlijk? Waarom is het op de Noordpool
kouder dan in Nederland? Waarom is
het in Nederland natter dan in de
Sahara?
Bron 1
Een zonnige zomerse dag
op het strand.
WEER EN KLIMAAT
Regen, zon, wind en bewolking horen allemaal bij het weer. Het weer is de toestand
van de lucht op een bepaald moment en op een bepaalde plaats. De belangrijkste
kenmerken van het weer zijn de neerslag en de temperatuur. Andere kenmerken
van het weer zijn bijvoorbeeld de wind en de bewolking.
Het weer is elke dag anders. Bij aardrijkskunde is het klimaat belangrijker dan
het weer. Het klimaat is het gemiddelde weer, gemeten over dertig jaar of langer.
Uitspraken over het klimaat zijn: ‘in Nederland regent het veel’ en ‘in de Sahara is
het droog’.
DE INVALSHOEK VAN ZONNESTRALEN
De aarde is een bol. De zonnestralen vallen daardoor niet overal even
recht op het aardoppervlak. Bij de polen schijnt de zon heel schuin
op het aardoppervlak en bij de evenaar bijna recht. Anders gezegd:
de invalshoek van de zonnestralen is bij de polen kleiner dan bij de
evenaar. Dit zie je in bron 2.
Bron 2
544512_02.indd 24
Verder van de evenaar vallen zonnestralen schuiner op het aardoppervlak.
De energie van deze stralen wordt over
een groter gebied verspreid, en de
stralen leggen een langere weg af door
de atmosfeer.
Hoe schuiner zonnestralen invallen, hoe minder energie en dus
warmte ze afgeven. Hoe komt dat precies?
1 Zonnestralen die schuin invallen, leggen een langere weg door
de atmosfeer af. Wolken, gassen en stofdeeltjes in de atmosfeer
houden een deel van de zonnestralen tegen. Als zonlicht een
langere weg door de atmosfeer aflegt, komt er dus minder zonlicht
op het aardoppervlak terecht.
2 Zonnestralen die schuin invallen, verspreiden hun energie over een
grotere oppervlakte. Het aardoppervlak wordt daardoor minder
warm.
Bij de evenaar vallen de zonnestralen bijna loodrecht op de aarde. Ze
schijnen op een kleiner gebied en leggen een kortere weg af door de
atmosfeer. Daardoor geldt: hoe dichter bij de evenaar, hoe hoger de
temperatuur.
07-11-12 11:26
THEORIE
Plaatsen op een hoge breedtegraad liggen ver van de evenaar. Op plaatsen
met een hoge breedteligging is het daarom vaak kouder. Dit klopt niet
overal, omdat ook andere factoren de temperatuur bepalen. Je leest
hierover meer in de volgende paragraaf.
Opdrachten
1 Gaan de volgende uitspraken
over het weer of over het
klimaat? Leg steeds je antwoord
uit.
a Morgen wordt het 25 °C.
b Juli is in Nederland de
warmste maand van het jaar.
c Volgens veel wetenschappers
wordt het warmer op aarde.
DAG EN NACHT
De aardas is een denkbeeldige lijn die dwars door de aarde loopt, van de
Noordpool naar de Zuidpool. De aarde draait in ongeveer 24 uur van west
naar oost om deze as. Aan de kant van de aarde die naar de zon is gekeerd,
is het dag. Aan de andere kant van de aarde is het nacht.
ZOMER EN WINTER
In ongeveer een jaar draait de aarde rond de zon. Maar de aardas staat
niet recht ten opzichte van de baan die de aarde rond de zon maakt. De
afwijking is ongeveer 23,5 graden. Door de schuine stand van de aardas is
in december het zuidelijk halfrond naar de zon toe gekeerd. Daar is het
dan zomer. Het noordelijk halfrond staat dan van de zon af en daar is het
winter. In juni is het precies andersom. Dan wijst het noordelijk halfrond
richting de zon.
De schuine stand van de aardas zorgt ervoor dat de zonnestralen rechter
invallen op het halfrond dat naar de zon is gericht. Op dit halfrond is de
invalshoek van de zonnestralen dus groter. Daardoor is het er in de zomer
warmer. Ook krijgt een groter deel van dit halfrond zonlicht. Daarom zijn de
dagen er langer.
maart
N
N
Z
N
zon
Z
Z
juni
N
december
25
2 Leg uit waarom het bij de
evenaar warmer is dan bij de
polen.
3
De steden Hongkong,
Singapore, Ochotsk en Seoul
liggen allemaal in Azië.
a Zoek de vier steden op in
de atlas. Zet ze in de juiste
volgorde. Begin met de plaats
die het dichtst bij de evenaar
ligt. Eindig met de plaats die
het dichtst bij de Noordpool
ligt.
b In welke van de steden uit
vraag 3a verwacht je de hoogste
gemiddelde jaartemperatuur?
Leg je antwoord uit.
c In welke van de steden uit
vraag 3a verwacht je de laagste
gemiddelde jaartemperatuur?
Leg je antwoord uit.
4 In Nederland is het in december
winter. Het is dan kouder dan in
juli. Hoe komt dat?
Z
september
Bron 3
544512_02.indd 25
WERKBLAD 2.1
De stand van de aarde ten opzichte van de zon in december,
maart, juni en september.
07-11-12 11:26
26
HOOFDSTUK 2
thema KLIMAATGEBIEDEN
De invloed van de
hoogte en de zee
S. Hanusch/Shutterstock
2. 2
Bron 1
Op de hoogste toppen blijft de
sneeuw in de zomer liggen.
zonlicht
Stel je voor dat je in de zomer een
bergwandeling maakt. Tijdens het
eerste stuk in het dal, kan het warm
zijn. Maar als je hoger komt, merk je
dat het frisser wordt. Vooral als je
even pauze houdt, heb je een trui of
een jas nodig. Als je maar hoog
genoeg klimt, kun je zelfs in de zomer
sneeuw tegenkomen. Raar eigenlijk,
want je komt toch dichter bij de zon?
HOE HOGER, HOE KOUDER
In het onderste deel van de atmosfeer, de troposfeer, geldt: hoe
hoger, hoe kouder. De temperatuur daalt met ongeveer zes graden
Celsius (°C) per duizend meter hoogte. Dat werkt zo. Wolken en
gassen in de atmosfeer kaatsen ongeveer de helft van al het zonlicht
terug. De andere helft bereikt het aardoppervlak. De zonnestralen
geven energie aan het aardoppervlak, dat hierdoor warm wordt.
De aarde geeft deze warmte weer langzaam af aan de atmosfeer.
De atmosfeer wordt dus van onderaf verwarmd. Bij het aardoppervlak
is het daarom warmer dan hoger in de atmosfeer.
atmosfeer
warmte
aarde
Bron 2
544512_02.indd 26
Het broeikaseffect: de atmosfeer laat
zonlicht door, maar houdt de warmte
van de aarde voor een deel vast.
EEN DEKEN OM DE AARDE
Licht gaat gemakkelijker door de atmosfeer heen dan warmte.
Zonnestralen gaan daarom gemakkelijker door de atmosfeer dan de
warmte die de aarde uitstraalt. Gassen in de atmosfeer houden de
warmte van de aarde vast, waardoor het warm blijft op aarde. Dit
heet het broeikaseffect. Zonder broeikaseffect zou het op aarde te
koud zijn voor leven.
WATER EN LAND
Het land en het water aan de oppervlakte van de aarde nemen
beide zonlicht op en worden daardoor warm. Er is wel een verschil.
De zee warmt veel minder snel op dan het land. Dat komt doordat
zonnestralen diep in het water doordringen. De energie wordt zo
meer verspreid. Ook zorgen de bewegingen van het water voor de
afvoer van warmte.
In de zomer merk je het temperatuurverschil tussen water en land
aan het strand als de zon schijnt. Het zeewater is dan veel koeler
dan het zand. Water wordt niet alleen minder snel warm dan land,
het koelt ook langzamer af. Doordat het water tot diep onder de
oppervlakte verwarmd is, verdwijnt de warmte langzamer.
07-11-12 11:26
THEORIE
27
Opdrachten
1 In een dal in de Alpen is het
in de zomer 21 °C. Wat zal de
temperatuur zijn op een berg
die 1.500 meter boven dit dal
uitstijgt? Geef je berekening.
2 Bekijk bron 2. Maak de volgende
Alexander Fritze
zinnen af door overal ‘licht’ of
‘warmte’ in te vullen.
a Energie van de zon komt naar
de aarde in de vorm van …
b … gaat gemakkelijker door de
atmosfeer dan …
c De aarde straalt de energie
weer uit in de vorm van …
d De atmosfeer houdt energie
vast in de vorm van …
3 Bekijk bron 3. Tijdens de
Bron 3
Elk jaar doen veel mensen op 1 januari mee aan de nieuwjaarsduik in Scheveningen. De zee is dan warmer dan de lucht boven
het land.
ZACHT WEER BIJ DE ZEE
De zee is dus in de zomer koeler dan het land. In de winter is het water
juist warmer. Dat geldt niet alleen voor de zee zelf, maar ook voor gebieden
aan de kust. Hoe dichter een gebied bij de zee ligt, hoe kleiner de verschillen tussen de temperatuur in de winter en de temperatuur in de zomer. In
Nederland zijn temperaturen daardoor bijvoorbeeld veel minder extreem
dan in landen in Oost-Europa, die verder van de zee afliggen.
AAN- EN AFLANDIGE WIND
Hoeveel invloed de zee op de temperatuur heeft, hangt niet alleen af
van de afstand tot de zee. Ook de windrichting is belangrijk. Er zijn twee
soorten wind: aanlandige wind en aflandige wind. Bij aanlandige wind
waait de wind van de zee naar het land. Bij aflandige wind waait de wind
van het land naar de zee. In gebieden met aanlandige wind heeft de zee
een veel grotere invloed op de landtemperatuur dan in gebieden met een
aflandige wind.
nieuwjaarsduik vinden veel
mensen het water helemaal niet
koud. Ze krijgen het pas koud als
ze uit het water komen. Leg uit
hoe dat komt.
4
De Nederlandse plaats De
Bilt ligt op ongeveer dezelfde
breedtegraad als de stad Kiev
in de Oekraïne. In De Bilt is de
gemiddelde temperatuur in juli
bijna 17 °C. In de stad Kiev zijn
de zomers warmer. Hier is de
gemiddelde temperatuur in juli
ruim 19 °C.
a Zoek Kiev op in je atlas.
Waarom zal de zomertemperatuur er hoger zijn?
b Zal het in de winter in Kiev
ook warmer zijn dan in De
Bilt? Leg je antwoord uit.
WERKBLAD 2.2
544512_02.indd 27
09-11-12 13:12
28
HOOFDSTUK 2
thema KLIMAATGEBIEDEN
Neerslag
2. 3
Max Pinucci
In Nederland kan het regenen,
hagelen en sneeuwen. Voor ons is
neerslag in elk seizoen heel gewoon.
Neerslag hoort bij Nederland. Het is
niet altijd prettig, maar de neerslag
zorgt er wel voor dat ons land groen
en bewoonbaar is. In gebieden waar
het bijna niet regent, wonen meestal
maar heel weinig mensen.
Bron 1
Neerslag in Amsterdam.
HOE NEERSLAG ONTSTAAT
In lucht zit water in de vorm van gas. Dit onzichtbare, gasvormige water noemen
we waterdamp. In warme lucht past veel meer waterdamp dan in koude lucht. Als
warme lucht afkoelt, past niet al die waterdamp meer in de lucht. De waterdamp
verandert dan in kleine waterdruppeltjes. Dat heet condenseren. Al deze kleine
condensdruppeltjes samen zijn de wolken die wij vanaf het aardoppervlak kunnen
zien.
Doordat de druppeltjes binnen de wolken tegen elkaar botsen, worden ze groter.
Omdat het hoog in de atmosfeer ijskoud is, bevriezen ze. Als ze te groot en te zwaar
worden om in de lucht te blijven zweven, vallen ze als neerslag naar beneden
(je leert meer over water in hoofdstuk 4).
STIJGENDE EN DALENDE LUCHT
Lucht die opstijgt, wordt kouder. Dalende lucht wordt juist warmer. Neerslag
ontstaat als lucht afkoelt. Daarom ontstaat neerslag vooral op plaatsen waar lucht
opstijgt. Op plaatsen met dalende lucht is het juist droog.
vochtige
chtige luc
lucht
loefzijde
Bron 2
544512_02.indd 28
droge lucht
regenschaduw
lijzijde
WAAROM STIJGT LUCHT OP?
Lucht kan door verschillende oorzaken opstijgen, afkoelen en zo voor
neerslag zorgen:
1 Lucht kan als wind tegen een berg botsen. De berg stuwt de
lucht dan omhoog. De omhoog gestuwde lucht zorgt voor
stuwingsneerslag. Omdat de lucht maar aan één kant opstijgt en
afkoelt, regent het vaak ook maar aan één kant van de berg. Dat
is de loefzijde. Aan de andere kant van de berg, de lijzijde, daalt
de lucht weer en regent het bijna niet. Het droge gebied aan de
lijzijde ligt in de regenschaduw.
Neerslag ontstaat als door botsing met
bergen de lucht opstijgt.
09-11-12 13:13
THEORIE
2
De wind kan ervoor zorgen dat koude lucht op warme lucht botst, of
andersom. Bij zo’n botsing wordt de lichtere, warme lucht naar boven
geduwd. Deze warme lucht koelt daardoor af en er ontstaat neerslag.
Dit noemen we frontale neerslag. In Nederland hebben we vooral met
deze soort neerslag te maken.
29
Opdrachten
1 Hoe ontstaat neerslag? Zet de
stappen in de goede volgorde.
De eerste stap staat al op de
juiste plaats.
A Warme lucht bevat waterdamp.
B De lucht koelt af.
C De lucht stijgt op.
D Er ontstaat neerslag.
E De waterdamp condenseert.
F Er ontstaan wolken.
koude lucht
warme lucht
2 Wat is het verschil tussen
waterdamp en condens?
3 In bron 2, 3 en 4 zie je hoe lucht
Bron 3
3
Neerslag ontstaat bij een botsing van warme en koude lucht.
Warme lucht is lichter dan koude lucht. Lucht die dicht bij het aardoppervlak verwarmd wordt, kan dus opstijgen. Op plaatsen waar het
heel warm is, kan de lucht heel snel heel hoog komen en voor hevige
buien zorgen. Vooral in de tropen komt deze stijgingsneerslag veel voor.
kan opstijgen, zodat er neerslag
ontstaat.
a Hoe heet de soort neerslag die
in bron 2 ontstaat?
b Hoe heet de soort neerslag die
in bron 3 ontstaat?
c Hoe heet de soort neerslag die
in bron 4 ontstaat?
4 Bekijk bron 1.
regenwolken
opstijgende lucht
a Is de neerslag op deze foto
ontstaan door de oorzaak uit
bron 2, bron 3 of bron 4?
b Waarom denk je dat?
WERKBLAD 2.3
heet landoppervlak
Bron 4
Neerslag ontstaat boven een warm gebied.
DROGE EN NATTE ZONES
Als lucht opstijgt, gaat het regenen. Op plaatsen met dalende lucht blijft
het droog. De temperatuurverdeling en de wind op aarde zorgen ervoor dat
er plaatsen zijn waar lucht vaak opstijgt en plaatsen waar lucht vaak daalt.
Zo ontstaan er droge en natte zones. De natte zones vind je vooral rond
de evenaar en rond de 60e breedtegraad, zowel op het noordelijk als het
zuidelijk halfrond. De droge zones liggen bij de polen en rond de
30e breedtegraad. Bij de 30e breedtegraad vind je ook de meeste woestijnen.
544512_02.indd 29
07-11-12 11:26
30
HOOFDSTUK 2
thema KLIMAATGEBIEDEN
Klimaatgrafieken
Simon Fraser/Science Photo Library
2. 4
Bron 1
Een onderzoeker leest een
regenmeter af.
Wat is gemiddeld de warmste maand
in Nederland? Wanneer valt de meeste
regen? Regent het in Nederland meer
dan in Duitsland? Is het in SaudiArabië warmer dan in het binnenland
van Australië? Met klimaatgrafieken
kun je dit soort vragen heel snel
beantwoorden. Hoe kun je klimaatgrafieken gebruiken, en hoe maak je
ze zelf?
GEGEVENS IN EEN KLIMAATGRAFIEK
Een klimaatgrafiek is een grafiek die voor elke maand van het jaar
de gemiddelde temperatuur en de gemiddelde hoeveelheid neerslag
weergeeft. Deze gemiddelden zijn gemeten over een periode van minimaal
dertig jaar.
NEERSLAG IN EEN KLIMAATGRAFIEK
In een klimaatgrafiek geven de balken de neerslag weer. Naast de grafiek
zie je hoeveel millimeter neerslag er bij deze balken hoort. Je herkent de
neerslag aan de aanduiding ‘mm’. Let goed op de schaalverdeling, want
die is niet in elke klimaatgrafiek hetzelfde.
mm
40
300
neerslag in 275
millimeters
35
gemiddelde
temperatuur
per maand
250
225
30
25
200
20
175
15
150
10
125
5
gemiddelde
neerslag
per maand
100
0
75
-5
50
-10
25
-15
-20
0
maanden
Bron 2
544512_02.indd 30
°C
j
f m a m j
j
a s o n d
Klimaatgrafiek van De Bilt,
Nederland.
graden in
Celsius
NEERSLAG METEN
De hoeveelheid neerslag wordt gemeten met een regenmeter. Dit is een
opvangbak in de vorm van een trechter. Op het onderste deel zie je precies
hoeveel millimeter (mm) water er in de meter terecht is gekomen. In
de winter wordt de regenmeter verwarmd tot net boven het vriespunt.
Hierdoor smelt de sneeuw of hagel die op de meter terechtkomt. Zo kun
je ook in de winter zien hoeveel millimeter neerslag er is gevallen.
TEMPERATUUR IN EEN KLIMAATGRAFIEK
De vloeiende lijn in een klimaatgrafiek geeft de temperatuur weer. Je ziet
zo direct wanneer het warm is en wanneer koud. De warme periode is de
zomer. Op het zuidelijk halfrond valt de zomer in de maanden december,
januari en februari.
Bij de temperatuur moet je wel goed opletten welk soort graden de grafiek
weergeeft. In Europa zijn wij gewend aan graden Celsius. Maar op internet
vind je ook veel Amerikaanse klimaatgrafieken. Deze geven de temperatuur
weer in graden Fahrenheit. Je kunt het verschil goed zien aan het symbool
dat gebruikt wordt bij de getallen naast de grafiek: °F voor Fahrenheit of °C
voor Celsius.
07-11-12 11:26
VAARDIGHEDEN
40 °C mm 300
275
35
30
250
25
225
200
20
15
175
10
150
5
125
100
0
-5
75
50
-10
-15
25
-20
0
mm 300
275
250
225
200
175
150
125
100
75
50
25
0
40 °C mm 300
35
275
30
250
25
225
20
200
15
175
10
150
5
125
0
100
-5
75
-10
50
-15
25
-20
0
j f mam j j a s o n d
j f mam j j a s o n d
A
B
40 °C mm 300
275
35
30
250
25
225
200
20
15
175
10
150
5
125
100
0
-5
75
50
-10
-15
25
-20
0
mm 300
275
250
225
200
175
150
125
100
75
50
25
0
40 °C
35
30
25
20
15
10
5
0
-5
-10
-15
-20
j f mam j j a s o n d
C
40 °C mm 300
35
275
30
250
25
225
20
200
15
175
10
150
5
125
0
100
-5
75
-10
50
-15
25
-20
0
40 °C
35
30
25
20
15
10
5
0
-5
-10
-15
-20
j f mam j j a s o n d
j f mam j j a s o n d
j f mam j j a s o n d
D
E
F
31
Opdrachten
1 Een klimaatgrafiek is eigenlijk
een combinatie van twee
verschillende soorten grafieken:
een lijngrafiek en een staafdiagram.
a Wat geeft de lijngrafiek weer?
b Wat geeft het staafdiagram
weer?
2 Bij zware sneeuwval kan er
in Nederland meer dan vijf
centimeter (vijftig millimeter)
sneeuw per uur vallen. Valt
er dan ook meer dan vijftig
millimeter neerslag per uur?
Leg je antwoord uit.
3 De gemiddelde jaartemperatuur
Bron 3
Verschillende klimaatgrafieken.
REKENEN MET CELSIUS EN FAHRENHEIT
Om graden Celsius naar graden Fahrenheit om te rekenen, gebruik je de
volgende formule:
aantal graden °C × 1,8 + 32 = aantal graden °F
Om graden Fahrenheit naar graden Celsius om te rekenen, gebruik je de
volgende formule:
(aantal graden °F – 32) × 0,56 = aantal graden °C
van Nederland is ongeveer tien
graden Celsius. Hoeveel graden
Fahrenheit is dat?
4 Gebruik bij deze opdracht de
klimaatgrafieken uit bron 3.
a Wat was de temperatuur
in april in het gebied waar
grafiek A bij hoort?
b Hoeveel neerslag viel er in
oktober in het gebied waar
grafiek D bij hoort?
c De bovenste drie klimaatgrafieken in bron 3 zijn van
plaatsen op het noordelijk
halfrond. De onderste drie zijn
van plaatsen op het zuidelijk
halfrond. Hoe kun je dat zien?
WERKBLAD 2.4
544512_02.indd 31
07-11-12 11:26
32
HOOFDSTUK 2
thema KLIMAATGEBIEDEN
Soorten klimaten
2. 5
Mark Edwards/Lineair
Het klimaat in Nederland is anders
dan het klimaat op de Noordpool of in
de Sahara. Dat merk je niet alleen aan
de temperatuur en de neerslag. Je
kunt het ook zien aan het soort landschap. Om klimaten met elkaar te
vergelijken, heb je een indeling
nodig. De indeling die we nu nog
altijd gebruiken, werd in 1918 door de
wetenschapper Vladimir Köppen
gemaakt.
Bron 1
Leven in een extreem
klimaat.
KLIMAAT EN LANDSCHAP
Het zuidpoolgebied en het noordpoolgebied liggen heel ver uit elkaar. Toch zijn
er grote overeenkomsten: in beide gebieden is het koud, er zijn geen bomen en
er is nauwelijks andere begroeiing. Ook regenwouden, woestijnen en andere
gebieden, die vaak ver uit elkaar liggen, lijken op elkaar. Als gebieden hetzelfde
klimaat hebben, dan krijgen ze vanzelf dezelfde soort begroeiing. Een
klimaatgebied bestaat uit alle gebieden op aarde met ongeveer hetzelfde klimaat
en dus ook dezelfde begroeiing.
KLIMAATSYSTEEM VAN KÖPPEN
De wetenschapper Vladimir Köppen maakte in 1918 de belangrijkste indeling in
klimaatgebieden. Köppen gebruikte voor zijn indeling de gemiddelde temperaturen
van de warmste en van de koudste maand van het jaar. De droge klimaten vormen
een aparte groep.
nee
Gemiddelde
temperatuur
in warmste maand
lager dan 10 °C
ja
E-klimaat
– Polen en hooggebergte
– Te koud voor bomen
– Toendra, ijsvlakten
Bron 2
544512_02.indd 32
nee
Minder dan 400 mm
neerslag per jaar
ja
nee
Gemiddelde
temperatuur
in koudste maand
hoger dan 18 °C
Gemiddelde
temperatuur
in koudste maand
hoger dan –3 °C
ja
D-klimaat
nee
– Landklimaten
– Heel koude winters
– Taiga (naaldwouden)
ja
B-klimaat
A-klimaat
C-klimaat
– Droge klimaten
– Meeste neerslag verdampt
– Woestijnen, steppen
– Tropische klimaten
– Hele jaar warm
– Regenwouden, savannes
– Gematigde klimaten
– Nooit heel warm of koud
– Soms droge zomer/winter
Met dit diagram kun je opzoeken welk klimaat bij een klimaatgrafiek hoort.
07-11-12 11:26
THEORIE
Opdrachten
VIJF KLIMAATGROEPEN
Het systeem van Köppen bestaat uit vijf klimaatgroepen:
A-klimaat of tropisch klimaat. De gemiddelde maandtemperatuur is hier
het hele jaar hoger dan 18 °C. Dus zelfs in de koudste maand is het gemiddeld warmer dan 18 °C. De A-klimaten vind je vooral rond de evenaar.
B-klimaat of droog klimaat. In een droog klimaat verdampt er bijna net
zoveel neerslag als er valt. Daardoor is het te droog voor bomen. In deze
gebieden vind je dorre woestijnen. Ook vind je er steppes, waar nog wel
struiken en gras groeien.
C-klimaat of gematigd klimaat. De gemiddelde maandtemperatuur van
de koudste maand is hoger dan -3 °C maar lager dan 18 °C. In de warmste
maand wordt het gemiddeld warmer dan 10 °C. In deze klimaten is het
dus nooit heel heet of heel koud. Deze gebieden vind je vooral aan de kust
omdat de zee daar voor matige temperaturen zorgt.
D-klimaat of landklimaat. Net als in het C-klimaat is het hier in de
warmste maand gemiddeld warmer dan 10 °C. Maar in de koudste maand
wordt het kouder dan –3 °C. De zomers zijn dus warm, maar de winters zijn
bitter koud.
E-klimaat of pool- en hooggebergteklimaat. De gemiddelde maandtemperatuur in deze gebieden komt zelfs in de warmste maanden niet
boven 10 °C uit. Deze koude klimaten komen niet alleen dicht bij de polen
voor, maar ook in hooggelegen gebieden en gebergten.
0
33
1 Bekijk bron 1.
a Welk klimaat hoort bij dit
gebied?
b Hoe kun je dit aan het
landschap zien?
2 Gebruik de tekst van deze
paragraaf.
a Wat voor klimaat heeft
Nederland?
b Waar merk je dat in de zomer
aan?
c Waar merk je dat in de winter
aan?
3 Je kunt bron 2 gebruiken om
4.000 km
snel de juiste klimaatsoort bij
een klimaatgrafiek te vinden.
Zoek de juiste klimaten bij de zes
klimaatgrafieken uit bron 3 van
de vorige paragraaf.
Grafiek A – Keulen (Duitsland,
vergelijkbaar met De Bilt)
Grafiek B – Riad (Saudi-Arabië)
Grafiek C – Moermansk (Rusland)
Grafiek D – Manaus (Brazilië)
Grafiek E – Alice Springs (Australië)
Grafiek F – Johannesburg (ZuidAfrika)
4 Bekijk bron 3. Hier zie je de
A Tropisch klimaat
B Droog klimaat
C Gematigd klimaat
D Landklimaat
E Poolklimaat
Bron 3
544512_02.indd 33
De verdeling van de klimaten over de aarde.
verspreiding van de klimaatgebieden op aarde.
a De A-klimaten zijn de warmste
klimaten. Waar vind je deze
klimaten?
b Waarom vind je deze warmere
klimaten juist daar?
WERKBLAD 2.5
09-11-12 13:11
34
HOOFDSTUK 2
thema KLIMAATGEBIEDEN
Leven in een
extreem klimaat
2. 6
loloieg
In het Australische plaatsje Coober
Pedy is het heet en droog. Er staan
dan ook maar weinig huizen. Toch
wonen er meer mensen dan je op het
eerste gezicht zou denken. Veel
mensen wonen in koele, uitgegraven
ruimtes in de zijkanten van heuvels of
onder de grond. Dat is een slimme
oplossing, maar waarom wonen hier
eigenlijk mensen? En waarom gaan
mensen in andere hete gebieden ook
niet onder de grond wonen?
Bron 1
mm
Coober Pedy, Australië.
HET KLIMAAT IN COOBER PEDY
In Coober Pedy valt het hele jaar door nauwelijks neerslag. De gemiddelde
temperaturen zijn niet eens heel hoog, maar de temperatuurverschillen zijn groot.
Van november tot en met maart is het overdag regelmatig warmer dan 40 °C. In deze
maanden daalt de temperatuur ’s nachts naar ongeveer 20 °C. In juli is het overdag
ongeveer 20 °C, maar kan het ’s nachts vriezen. Dat Coober Pedy een droog klimaat
heeft, is niet verwonderlijk. De plaats ligt op 29 graden zuiderbreedte: in de droge
zone met dalende lucht.
°C
300
40
275
35
250
30
225
25
200
20
175
15
150
10
125
5
100
0
75
-5
50
-10
25
-15
-20
0
j
Bron 2
544512_02.indd 34
f m a m j
j
a s o n d
MENSEN IN COOBER PEDY
De oorspronkelijke bewoners van Australië heten Aboriginals. Het waren jagers
en verzamelaars die maar kort op één plaats bleven. Ze kwamen regelmatig op
de plaats waar nu Coober Pedy is, maar ze vertrokken altijd weer. De eerste vaste
bewoners kwamen in 1915. Dat waren blanke bewoners die bij Coober Pedy het
kostbare gesteente opaal ontdekten. Opaal is een edelsteen, net als diamant en
robijn. Al snel bouwden ze de eerste opaalmijnen. Deze groeiden toen in 1917 de
spoorlijn van het noorden naar het zuiden van Australië af was. Deze lijn ligt maar
vijftig kilometer ten westen van Coober Pedy. Er kwamen steeds meer mensen
per trein naar Coober Pedy om in de opaalmijnen te werken. De plaats werd de
belangrijkste opaalproducent ter wereld.
De watervoorziening voor alle mijnwerkers en hun families was een groot probleem.
Water werd aangevoerd en in grote ondergrondse opslagtanks bewaard. Mensen
mochten maar zestig liter per week gebruiken. Tot er buiten Coober Pedy een grote
ondergrondse waterbron ontdekt werd.
De klimaatgrafiek van
Coober Pedy.
09-11-12 13:14
REGIO
LEVEN ONDER DE GROND
Bewoners van Coober Pedy ontdekten dat de temperatuur in de opaalmijnen veel prettiger was dan boven de grond. Ze bouwden daarom
ondergrondse woningen in oude opaalmijnen. Later gingen mensen zelf
hun woning uitgraven. Ze deden dat gewoon met een schep, want er waren
nog geen machines. Zo groeven ze zelfs een hele ondergrondse kerk uit! Het
zandsteen in de ondergrond van Coober Pedy is ideaal om woningen in te
maken. Het is zacht genoeg om weg te graven, maar stevig genoeg om niet
in te storten.
Toen er moderne graafmachines kwamen, werd het wel heel gemakkelijk om
ruimtes uit te graven of uit te breiden. In Coober Pedy zijn de ondergrondse
huizen niet alleen koeler, maar ook goedkoper dan huizen boven de grond.
Naast huizen zijn er restaurants, winkels, hotels en andere voorzieningen
die deels onder de grond liggen. Overal zie je pijpen uit de grond steken die
voor de aan- en afvoer van lucht zorgen. In bron 1 zie je dit soort pijpen op
de voorgrond.
35
Opdrachten
1 Bekijk bron 1 en 2.
a Welk klimaattype heeft Coober
Pedy?
b Hoe kun je dat afleiden uit
bron 2?
c Hoe kun je dit zien in bron 1?
2
Gebruik de kaart van Australië
en Nieuw-Zeeland in je atlas.
De plaats Coober Pedy staat
niet vermeld, maar met de
gegevens in deze paragraaf kun
je toch redelijk nauwkeurig
bepalen waar de plaats ligt: op
29° zuiderbreedte. De plaats ligt
50 kilometer ten oosten van de
spoorlijn tussen Adelaide en
Darwin. In welke woestijn ligt
Coober Pedy?
Phillie Casablanca
3 Op de wereld zijn meer plaatsen
Bron 3
Toeristen in de ondergrondse kerk van Coober Pedy.
BEZOEKERS
De opaalmijnen zijn nog altijd heel belangrijk voor Coober Pedy. Maar er is
een inkomstenbron bijgekomen: toerisme. Vooral buitenlandse toeristen
komen graag om de uitgegraven woningen te bekijken.
544512_02.indd 35
in droge gebieden, maar de
meeste plaatsen liggen wel
in de buurt van een oase of
andere waterbron. In Coober
Pedy was helemaal geen water
tot de waterbron gevonden werd.
Leg uit waarom hier toch een
nederzetting ontstond.
4 In lang niet alle woestijnen
wonen mensen onder de grond.
Hoe kwam het dat deze woonvorm in Coober Pedy wel populair
werd? Geef twee redenen.
WERKBLAD 2.6
09-11-12 13:14
36
HOOFDSTUK 2
thema KLIMAATGEBIEDEN
Klimaten en
landschapstypen
Pi-Lens/Shutterstock
2. 7
Bron 1
Toendra. Dit landschap vind je op plaatsen waar
het te koud is voor bomen. Er groeit vooral mos.
Aan het landschap kun je zien wat
het klimaat in een gebied is. Neem
nu bron 1. Er groeien geen bomen
en weinig planten. Omdat het er
niet droog uitziet, is het waarschijnlijk te koud voor bomen. Dit
gebied hoort bij een E-klimaat.
Ook bij andere klimaten horen
bepaalde landschappen. Tropisch
regenwoud hoort bij een warm en
vochtig A-klimaat. Woestijnen
horen bij het droge B-klimaat.
In dit practicum onderzoek je de
relatie tussen klimaten en landschappen.
PRACTICUM
Hieronder zie je zes plaatsen. Achter elke plaats staat tussen
haakjes het landschapstype dat bij deze plaats hoort.
A Niah, Maleisië (tropisch regenwoud)
B Makangwa, Tanzania (savanne)
C Guchin-Us, Mongolië (woestijn)
D Jurien Bay, Australië (gematigd)
E La Ronge, Canada (taiga)
F Seyakha, Rusland (toendra)
TTphoto/Shutterstock
In dit practicum kies je, in overleg met je docent, twee
plaatsen uit deze lijst. Je gaat het klimaat en het landschap
van deze plaatsen met elkaar vergelijken. Schrijf de resultaten
van je onderzoek op het werkblad.
Bron 2
544512_02.indd 36
De taiga: uitgestrekte naaldwouden.
07-11-12 11:26
PRACTICUM
THEORIE
37
Oriëntatie op het onderwerp
1
Kies (in overleg met je docent) twee plaatsen en
landschapstypen uit de lijst. Deze twee landschapstypen ga je vergelijken. Vul daarvoor de tabel op het
werkblad in.
a Vul bij A de naam van de plaatsen in.
b Vul bij B het landschapstype in (dat staat hierboven
achter de naam van de plaats).
c Open de plaatsen in Google Earth via bron 5 op
de methodesite. Bekijk de satellietbeelden en de
foto’s. Zoek op internet meer afbeeldingen van
beide landschappen (zoek bijvoorbeeld in Google bij
afbeeldingen op ‘tropisch regenwoud’ of ‘toendra’).
Beschrijf de landschappen bij C in je eigen woorden.
d Beschrijf bij D de verschillen tussen de landschappen.
e Kijk ook in Google Earth waar het gebied ligt. Kijk
in je atlas welk klimaattype daarbij hoort. Als dat
niet lukt, zoek dan op internet informatie over het
klimaattype. Vul het klimaattype in bij E.
f Wat is het verschil in temperatuur tussen de beide
klimaattypen? Vul dat in bij F.
g Wat is het verschil in neerslag tussen de beide
klimaattypen? Vul dat in bij G.
h Probeer uit te zoeken waarom dit klimaattype juist
in dit gebied voorkomt. Kijk goed waar de plaats
ligt in Google Earth. Kijk daarna in je atlas. Let
op breedtegraad, de ligging van gebergten, de
afstand tot de zee. Gebruik vooral de kaarten ‘De
aarde – Klimaatgebieden/Zeestromen’ en ‘De aarde
– Oorspronkelijke plantengroei’. Vul je antwoord in
bij H.
ylq/Shutterstock
Practicum
Bron 3
De Afrikaanse savanne: grasvlakten met hier en
daar een boom.
Presenteren
2 Je docent kan je vragen om:
– de resultaten kort te presenteren;
– de resultaten uit te wisselen met een klasgenoot. Zo
kun je de tabel die je gemaakt hebt, vergelijken met
de tabel voor een andere plaats.
WERKBLAD 2.7
544512_02.indd 37
07-11-12 11:26
38
HOOFDSTUK 2
thema KLIMAATGEBIEDEN
Hoofdlijnen
KLIMAAT
Het klimaat is het gemiddelde weer over dertig jaar of langer.
Temperatuur en neerslag zijn de belangrijkste onderdelen van
het klimaat. Je kunt ze weergeven in een klimaatgrafiek. Een
gebied met hetzelfde klimaat noemen we een klimaatgebied.
TEMPERATUUR
De zon verwarmt de aarde. Stofdeeltjes, gassen en wolken
houden ongeveer de helft van het zonlicht tegen. De andere
helft van het zonlicht bereikt het aardoppervlak. De aarde
wordt daardoor warmer. De aarde straalt de warmte weer
uit, zodat de atmosfeer van onderaf verwarmd wordt. De
atmosfeer houdt de warmte die van de aarde komt, voor een
deel vast: het broeikaseffect.
Drie factoren zijn belangrijk voor de temperatuur in een gebied:
1 De breedtegraad of breedteligging. Hoe verder van de
evenaar, hoe kouder het is. Ver van de evenaar vallen
zonnestralen heel schuin op het aardoppervlak. De
invalshoek van de zonnestralen is daar dus klein. De
energie wordt er over een grotere oppervlakte verspreid.
De zonnestralen die schuin invallen, leggen ook een
langere weg door de atmosfeer af. Daardoor wordt een
groter deel van de zonnestralen tegengehouden door
wolken, gassen en stofdeeltjes in de atmosfeer.
2 De hoogte. Hoe hoger, hoe kouder. Iedere duizend meter
die je stijgt, daalt de temperatuur met zes graden Celsius.
3 De nabijheid van de zee. De zee zorgt ervoor dat het in de
zomer minder warm, en in de winter minder koud wordt.
Dat komt omdat water minder snel warm wordt dan land,
en ook minder snel afkoelt. Hoe verder van de zee, hoe
groter het verschil tussen de temperatuur in de zomer
en in de winter. De invloed van de zee is sterker bij een
aanlandige wind en minder sterk bij een aflandige wind.
SEIZOENEN
De aarde draait in 24 uur om zijn eigen as, de aardas. Hierdoor
ontstaat het verschil tussen dag en nacht. De aarde draait ook
in een jaar om de zon. De aardas staat schuin ten opzichte van
de baan rond de zon. De schuinstaande aardas zorgt ervoor
dat het noordelijk halfrond in juni naar de zon is gericht. De
zonnestralen vallen rechter in en geven meer energie aan
het aardoppervlak. In juni begint daarom de zomer op het
noordelijk halfrond. Het zuidelijk halfrond is in juni juist
van de zon afgekeerd. Zonnestralen vallen hier schuiner in,
544512_02.indd 38
waardoor het kouder is. Het is er winter. In december is het
precies omgekeerd: nu wijst het zuidelijk halfrond naar de zon
en is het noordelijk halfrond van de zon afgekeerd.
NEERSLAG
Warme lucht kan meer waterdamp bevatten dan koude
lucht. Als vochtige, warme lucht afkoelt, dan condenseert de
waterdamp: de waterdamp verandert in kleine waterdruppeltjes. Wolken bestaan uit deze druppels. Als de druppels
groot genoeg worden, vallen ze naar beneden als neerslag.
Neerslag ontstaat dus als de lucht afkoelt. De lucht koelt af als
deze opstijgt. Er zijn drie oorzaken voor het opstijgen van lucht:
1 Als de lucht opgewarmd wordt door het aardoppervlak of
de zee. Dat kan alleen als het heel warm is. Stijgingsneerslag ontstaat daarom vooral in de tropen.
2 Lucht kan tegen een berg botsen. De stuwingsneerslag
die zo ontstaat, valt aan de loefzijde van de berg. Aan
de andere kant daalt de lucht weer en is het juist heel
droog. Deze kant van de berg heet de lijzijde en die ligt
in de regenschaduw.
3 Warme en koude luchtstromen kunnen op elkaar botsen.
Als dat gebeurt, wordt de warmste luchtstroom naar
boven geduwd. Op deze manier ontstaat frontale
neerslag. In Nederland hebben we veel met deze neerslagvorm te maken.
KLIMAATSYSTEEM VAN KÖPPEN
Köppen maakte een indeling van alle klimaten op aarde.
Elk klimaattype wordt aangegeven met een hoofdletter.
A-klimaat of tropisch klimaat: in de koudste maand is het
warmer dan 18 °C.
B-klimaat of droog klimaat: te droog voor bomen.
C-klimaat of gematigd klimaat: de temperatuur van de
koudste maand ligt tussen de -3 °C en 18 °C. In de warmste
maand is het warmer dan 10 °C.
D-klimaat of landklimaat: in de warmste maand is het warmer
dan 10 °C. In de koudste maand is het kouder dan –3 °C.
E-klimaat of poolklimaat: in de warmste maand is het
kouder dan 10 °C.
Er is een verband tussen het klimaattype en het landschap.
Zo liggen woestijnen altijd in gebieden met een B-klimaat
en vind je tropisch regenwoud alleen in gebieden met een
A-klimaat.
07-11-12 11:26
HOOFDLIJNEN & BEGRIPPEN
39
Begrippen
A-klimaat/tropisch klimaat
Warm klimaat. De gemiddelde temperatuur van de koudste
maand is niet lager dan 18 °C.
aanlandige wind
Wind die vanaf zee naar land toe waait.
aardas
Denkbeeldige lijn dwars door de aardbol, van de Noordpool
naar de Zuidpool.
aflandige wind
Wind die vanaf land naar zee toe waait.
B-klimaat/droog klimaat
Klimaat met weinig neerslag.
breedteligging
Afstand tot de evenaar, uitgedrukt in graden N.B.
(noorderbreedte) of Z.B. (zuiderbreedte).
broeikaseffect
De atmosfeer houdt de warmte vast die de aarde
terugkaatst.
C-klimaat/gematigd klimaat
Gematigd klimaat met zachte winters. De gemiddelde
temperatuur van de koudste maand ligt tussen –3 °C en
18 °C, de gemiddelde temperatuur van de warmste maand is
hoger dan 10 °C.
condenseren
Een gas verandert in vloeistof. Dit gebeurt bijvoorbeeld
als lucht afkoelt. Omdat koudere lucht minder water kan
bevatten, verandert waterdamp in kleine waterdruppeltjes.
D-klimaat/landklimaat
Klimaat met hete zomers en koude winters. De gemiddelde
temperatuur van de koudste maand is lager dan –3 °C, de
gemiddelde temperatuur van de warmste maand is hoger
dan 10 °C.
E-klimaat/poolklimaat (hooggebergteklimaat)
Zeer koud klimaat. De gemiddelde temperatuur van
de koudste maand is lager dan –3 °C, de gemiddelde
temperatuur van de warmste maand is niet hoger dan 10 °C.
544512_02.indd 39
frontale neerslag
Neerslag die ontstaat doordat lucht omhoog geduwd wordt
bij een botsing van koude en warme lucht.
invalshoek
Hoek tussen zonnestralen en het aardoppervlak.
klimaat
Het gemiddelde weer van een groot gebied gemeten over
dertig jaar of meer.
klimaatgebied
Gebied met hetzelfde klimaat.
klimaatgrafiek
Grafiek met daarin de gemiddelde temperatuur en de
gemiddelde neerslag per maand over minimaal dertig jaar.
lijzijde
Kant van een gebergte waar de lucht daalt (de droge kant).
loefzijde
Kant van een gebergte waar lucht gedwongen wordt te
stijgen (de natte kant).
neerslag
Water in vaste of vloeibare vorm dat uit de atmosfeer op de
aarde neerslaat.
regenschaduw
Het droge gebied aan de lijzijde van een berg.
stijgingsneerslag
Neerslag die ontstaat doordat lucht bij hoge temperaturen
opstijgt.
stuwingsneerslag
Neerslag die ontstaat doordat lucht tegen een gebergte
opstijgt.
waterdamp
Water in de gasfase.
weer
Toestand van de lucht op een bepaald moment en op een
bepaalde plaats. Kenmerken die bij het weer horen, zijn
bijvoorbeeld neerslag en temperatuur.
07-11-12 11:26
Download