Help hij zit vast! Over het gebruik van de computer in een leefgroep van mensen met een licht verstandelijke handicap Eric Beke Eric Beke is orthopedagoog in het MPC Terbank te Heverlee. Gedurende jaren werd ik in de leefgroepen van het Medisch Pedagogisch Centrum Terbank als orthopedagoog aangesproken met “Eric, kan je even meedenken, hij is wat vastgelopen”. Het betrof dan ondermeer vastgelopen opvoedingssituaties, ernstige gedrags- en emotionele problemen,… bij kinderen en jongeren. Sinds in de leefgroepen de multimediacomputer een centrale plaats heeft ingenomen, is de kans groot dat “kan je even meedenken, hij is wat vastgelopen”, verwijst naar de PC die vastzit. Is de PC een medestander of een tegenstander? Als het aan de jongeren zelf ligt is het een grote medestander. De implementatie van het “hebbeding” in een leefgroep van jongeren met een licht verstandelijke handicap en ernstige gedragsproblemen, vraagt echter bijzondere aandacht. Zoniet dreigt hij snel een tegenstander te worden. Ik hoor in mijn omgeving dat er in een gewoon huisgezin afspraken worden gemaakt rond het gebruik van de computer: hoelang ‘computeren’ per dag, wat met ‘moordspelletjes’, mag de e-mailpost worden nagekeken, hoe beveiligen van de software en internet, enz... In buitengewone leefsituaties - zoals een leefgroep - is specifieke computerondersteuning nodig en moeten goede afspraken worden gemaakt. De orthopedagoog krijgt er een taak bij: die van de ortho-digi-agoog. Ook de opvoeders zelf maken voor hun werk hoe langer hoe meer gebruik van de PC, bijvoorbeeld om evolutieverslagen van kinderen in te brengen, als communicatiemiddel met de centrale diensten, om informatie op het internet op te zoeken, enz… Ik evalueer hieronder onze experimenten met de computer in de leefgroep, zowel door de jongeren als door de opvoeders. Tevens ga ik op zoek naar de minimale voorwaarden om de computer op succesvolle wijze te integreren. 1. Is een PC in de leefgroep overbodige luxe? Velen stellen de vraag vanaf welk verstandelijk niveau een computer kan gebruikt worden. Volgens Dejagere e.a. (s.d.) kan, vanaf het moment dat je plezier beleeft aan actiereactiespelletjes, aandacht kunt opbrengen voor boekjes of kijkt naar eenvoudige TVprogramma’s, de computer ingezet worden. Een aantal argumenten en modellen overtuigen ons van het pedagogisch belang van ICT (Informatie- en Communicatie Technologie) voor kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap. Uit onderzoek van de Gentse Universiteit (Valcke, 2000a) bij kinderen tussen 10 en 13 jaar, blijkt dat 80,9 % van hen thuis een computer heeft. Bovendien heeft 48,6% van deze kinderen thuis toegang tot het internet. ICT neemt een steeds belangrijkere plaats in binnen de vrijetijdsbesteding en in de “sociale” omgang van de jongeren. Ze zijn gek op spelletjes spelen, chatten, mailtjes versturen, c.d.’s bestellen via het internet, muziek downloaden, enz… Ook jongeren met een verstandelijke handicap gaan naarstig op zoek naar aantrekkelijke toepassingsmogelijkheden van ICT. De inclusiegedachte ligt mee aan de basis van de aandacht voor ICT bij jongeren met een vertandelijke handicap. Van Gennep (2000) verwijst naar de resolutie met standaardregels, opgesteld door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (uit 1993), betreffende het scheppen van gelijke kansen voor mensen met een handicap. Het beginsel van Gelijke Rechten impliceert dat de behoeften van iedereen even belangrijk zijn en dat die behoeften het uitgangspunt moeten zijn voor de inrichting van de samenleving. Tevens moeten alle middelen zodanig aangewend worden dat iedereen gelijke kansen op deelname heeft. Van Gennep formuleert als belangrijk speerpunt het toegankelijk maken van de samenleving, met nadruk op immateriële aspecten als informatie in de media en geautomatiseerde informatiesystemen. De persoon met een verstandelijke handicap heeft het recht als volwaardig burger te participeren aan de samenleving, op gelijke kansen om mee te doen aan die samenleving en op specifieke ondersteuning daarbij. “Digitale” zorg op maat kan een belangrijke bijdrage leveren tot de participatie van de kinderen en jongeren met een handicap aan de samenleving. Ze kan mogelijkheden scheppen tot het aangaan van relaties met anderen. Als binnen de ruimtes van een leefgroep gestreefd wordt naar een maximale aansluiting met de leefwereld van een “gewone” puber uit een doorsnee-gezin, mag een computer dus niet ontbreken. Kwatongen beweren dat computergebruik slecht is voor de ontwikkeling. Ik ben van mening dat hier de filosofie van “overdaad schaadt” van toepassing is. Uit een Amerikaanse studie (in: Valcke, 2000b) blijkt bovendien dat internet- en computergebruik niet leidt tot het minder tijd besteden aan hobby’s, buiten spelen, actief muziek spelen, enz... Wat wèl achteruitgaat, is het televisiekijken. Samen spelen is een belangrijke ervaring voor de sociale, emotionele en morele ontwikkeling van kinderen en jongeren. Valcke ziet in de computer (het internet, de chatbox, mail,…) geen vervanger maar wel een versterker hiervoor. Volgens hem kunnen internet en computers in het algemeen sneller aanleiding geven tot samen spelen, samen iets opzoeken, iets tonen aan de ander. Aandacht en concentratie zijn bij kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap meestal heel zwak. De licht- en geluidsprikkels van de ICT-hulpmiddelen verhogen de gerichte en volgehouden aandacht significant. Weinig taken of activiteiten kunnen zo lang de aandacht gaande houden als een educatieve zoektocht met een cd-rom. Ook kan er met specifieke software goed gedifferentieerd worden bij het inoefenen van schoolse vaardigheden. ICT kan op maat van het kind en de jongere met zijn beperkingen een eindproduct afleveren dat het zelfbeeld gunstig kan beïnvloeden. Het gevoel zelf invloed te hebben, zelf dingen in gang te kunnen zetten, komt hun gevoel van eigenwaarde zeker ten goede. Argumenten genoeg dus om de computer binnen te halen in de leefgroep. 2. De web-site-story In 1998 werden in ons centrum met sponsorgeld een aantal moderne multimediacomputers aangekocht voor de leefgroepen van jongeren met een licht verstandelijke handicap. Voordien hadden her en der enkele oudere toestellen reeds hun diensten bewezen (spelletjes op diskette, tekstverwerking, enz…). Voor kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap waren er in die tijd slechts weinig op hun niveau afgestemde initiatieven bekend (i.t.t. computertoepassingen voor kinderen en jongeren met visuele, auditieve of motorische handicap). Om de ICT zo maximaal mogelijk te kunnen benutten werd samen met het binnenhalen een nauwgezette planning gemaakt. Het project kreeg een naam: “de web-site-story”. Snel bleek echter dat vele opvoeders tijd en specifieke computerkennis ontbraken om een goede computerbegeleiding te bieden. Daarom werd een oproep gedaan in het Leuvense (inclusief studenten van de verschillende hogescholen en de Universiteit) om als vrijwilliger het computergebruik in de leefgroep te coachen. Deze vrijwilligers kregen een aantal jongeren “onder hun hoede” om hen te initiëren in het werken met de computer. Een duidelijke fasering werd opgezet. Eerst werd gewerkt rond de basisvaardigheden van ‘Windows’ en ‘Office’ (Word, Paint, enz…). Verbazend snel hadden de jongeren dit onder de knie. Nadien werd specifieke educatieve software geïntroduceerd. Er bleek echter heel wat rommel op de markt te zijn. Het was niet makkelijk om materiaal te vinden dat èn de jongeren kon boeien èn op hun niveau was. Binnen de voorziening werd een ‘multimedia-bibje’ opgezet waar leefgroepen specifieke educatieve software konden ontlenen. De volgende stap was de aansluiting op het internet. Deze werd echter pas gerealiseerd nadat er een eigen ‘portaalsite’ was gemaakt als toegangspoort om te surfen op het internet (de eerste versie is nog te bezoeken onder www.mpcterbank.be maar ondertussen biedt www.wainot.org meer mogelijkheden). Nadien is er over de verschillende leefgroepen heen voor de jongeren een computerclubje ontstaan. Zij staan in voor de redactie van een lokaal krantje. De PC werd vooral gebruikt voor vrijetijdsbesteding. Vaak voorkomende activiteiten waren onder andere: spelletjes spelen, cd-roms uit de multimedia-bib afspelen met educatieve activiteiten (voor bv. dedectivetochten, verkeerslessen, strips maken, enz...), info zoeken op het internet, briefjes schrijven naar vriendinnetjes. Elke jongere had zijn favoriete activiteiten. Na 2 jaar multimediacomputer in de leefgroep bleek dat alle jongeren perfect de muis konden bedienen, hun favoriete site openen en de PC correct afzetten. Driekwart van hen kon programma’s via cd-rom installeren. De helft van de jongeren kon een tekstdocument op een goede wijze opslaan en terugvinden. Een kwart van de jongeren kon een e-mail versturen (Bruyninckx, 2001). We merkten dat als de coachen een tijdje niet kwamen (bv. in schoolvakanties), het gebruik van de PC “verviel” tot uitsluitend schiet- en racespelletjes, vaak tot grote ergernis van de opvoeders. Het inschakelen van zo’n coach is dus belangrijk om de PC als ontplooiingsinstrument te kunnen gebruiken. De meest gestelde vragen aan de coachen waren achtereenvolgens: helpen vertalen naar het Nederlands, helpen zoeken naar concrete informatie, helpen installeren van software, helpen bij het vastlopen van de computer en iets helpen bewaren (Bruyninckx, 2001). De web-site-story werd een “never-ending-story”. We leerden uit de ervaringen en stuurden bij waar nodig. 3. Digitale zorg op maat in de leefgroep: voorwaarden voor een goede implementatie van de computer in een leefgroep met verstandelijk gehandicapten Om de computer binnen een leefgroep optimaal te integreren zijn een aantal dingen belangrijk: beschikken over voldoende en aangepaste hard-ware beschikken over een goede technische ondersteuning beschikken over aangepaste software toegankelijkheid op maat tot het internet 3.1. Aangepaste hard-ware Klassieke multimediacomputers - verkrijgbaar in de gewone handel - zijn voldoende uitgerust voor de doelgroep van mensen met een licht verstandelijke handicap. De meeste jongeren beschikken over voldoende motorische vaardigheden om de muis en het toetsenbord te kunnen bedienen. Het toetsenbord en de muis krijgen het echter vaak zwaar te verduren, zodat ze af en toe stuk gaan (vooral bij het spelen van spelletjes). Veel leefgroepen kochten daarom een ‘joystick’. Tweedehandscomputers (afgeschreven binnen de bedrijfswereld) bieden tijdelijk een alternatief op voorwaarde dat ze voorzien zijn van een voldoende snelle processor, een c.d.rom, een geluidskaart en boxen. Voor kinderen en jongeren met motorische beperkingen voldoet een gewone muis of toetsenbord niet. Gelukkig bestaan hiervoor hulpmiddelen. Aangepaste muizen (‘rollerbal’, ‘trackball’, enz…) en ‘membraantoetsenborden’ (programmeerbaar of met inlegbladen) kunnen in speciaalzaken worden verkregen. Nog eenvoudiger zijn de éénfunctietoetsen die, gecombineerd met aangepaste programma’s, de taak van een volledig toetsenbord en muis kunnen overnemen. Voor kinderen en jongeren met zwakkere verstandelijke mogelijkheden kan een aanraakscherm een oplossing bieden. Algemeen gezien moet er steeds gezorgd worden dat het hulpmiddel volledig aangepast is aan de mogelijkheden, beperkingen en noden van de gebruiker (Lembrecht, Meermans & Helsen, 1999). Ook wat de beveiliging van de hard-ware betreft zijn soms ingrepen nodig. In die zin werd de computer in sommige leefgroepen opgeborgen in een speciale afgesloten kast, zodat enkel muis en toetsenbord gemanipuleerd konden worden. 3.2. Beschikken over technische hulp Veel vragen en problemen bij het computergebruik in de leefgroep zijn van technische aard: hoe komt het dat de computer zo vaak blokkeert, zit er een virus op, waarom start hij niet meer op, enz… Volgend voorbeeld illustreert de weg naar een defecte computer. Daniël (15 jaar) loopt school in het Buitengewoon Onderwijs type 1 en verblijft in één van onze leefgroepen. Hij was een gemotiveerde pupil van de vrijwillige coach die hem in een achttal sessies een initiatie ICT gaf. Hij leerde vervolgens op een correcte manier Windows op te starten en af te sluiten, eigen mappen te maken en te beheren, een c.d.-rom te installeren, enz... Doorheen de cursus leerde Daniël problemen op te lossen en de beperkingen van de computer kennen. Op een dag kreeg Daniël het nieuwe ‘Fifa-spel’ voor zijn verjaardag cadeau. Keurig wachtte hij in de leefgroep zijn beurt af om zijn spel te spelen. Bij de installatie van de c.d.-rom, kreeg hij een foutmelding dat er te weinig geheugen vrij was om het spel te spelen. Vanuit zijn voorkennis ging Daniël dan wat “overbodige rommel” uit de computer verwijderen om wat geheugen vrij te maken. Via de verkenner kreeg hij het overzicht van alle programma’s en software en ging hij lukraak een aantal voor hem onbekende programma’s verwijderen. Een tiental minuten later blokkeerde de computer en mocht hij binnen voor herstelling. Hier zit het zwakke punt van veel computerprojecten. Slechts als er gemakkelijk bereikbare technische hulp aanwezig is, kan een computerproject slagen. Van de 6 computers verdeeld over evenveel leefgroepen, waren er op elk moment gemiddeld 2 die dienst weigerden. Veel had te maken met een gebrekkige beveiliging van de software en de besturingsprogramma’s. Zowel preventief (met bepaalde computerinstellingen) als curatief (door interventies van een technische computerdeskundige) zijn ingrepen nodig. Omdat we binnen onze voorziening dergelijke problemen niet onder controle kregen, zochten we hulp bij een aantal andere organisaties. Dit resulteerde in het initiatief “Link in de kabel” waar ik verder in dit artikel op terugkom. 3.3. Aangepaste software Er bestaat op de softwaremarkt een gigantisch aanbod aan software. Veel educatieve programma's zijn goed te gebruiken. Het is een aantrekkelijke manier om bepaalde cognitieve vaardigheden op een leuke manier in te oefenen. Een overzicht van bestaande educatieve software met een waarderingsschaal vind je onder www.ouders.nl/lsoftwar.htm. Dingen die volledig aangepast zijn aan kinderen en jongeren met verstandelijke beperkingen bestaan, maar zijn echter moeilijk te vinden in de gewone handel. Vaak maakt men voor deze kinderen en jongeren nog gebruik van “gewone” educatieve software (bv. c.d.-roms met interactieve tekenfilms). Hier zijn wel schitterende dingen bij, maar de kans is groot dat men grijpt naar c.d.-roms die gemaakt zijn voor jonge kinderen; terwijl ze gebruikt worden voor oudere kinderen of jongeren met een verstandelijke handicap. Het spreekt vanzelf dat dan de “Interface” (het beeld, de prentjes,het verhaal) niet aangepast is aan de leeftijd. Zoeken we c.d.-roms met een vormgeving die wel aansluit bij de leeftijd, dan zijn die meestal te moeilijk. Steeds moet bekeken worden welke software aanslaat en aansluit bij de verstandelijke leeftijd en de leefwereld van het kind. Een aantal organisaties kunnen geïndividualiseerd advies geven over gepaste soft-ware op maat (o.a. ‘Modem’ in Wilrijk). Voor kinderen en jongeren met een matig of ernstig verstandelijke handicap bestaat eveneens software ter ondersteuning van de communicatie. Sommige programma’s werken met geluidsondersteuning, andere zijn eerder beeldtalen en hebben een goed doordachte systematiek ontwikkeld om door middel van prenten de communicatie te stimuleren. Elk van deze symbooldatabanken en programma’s heeft sterke en zwakke punten, maar ze zijn allen zeker bruikbaar in functie van de Ondersteunende Communicatie (OC) van personen met een verstandelijke handicap (Van Balkom & Welle Donker-Grimbrère, 1994). 3.4. Toegankelijkheid op maat tot het internet We maken een onderscheid tussen de technische toegankelijkheid, de pedagogische toegankelijkheid en de maatschappelijke toegankelijkheid. Wat de technische toegang betreft, wordt voorrang gegeven aan een snelle breedband-(of ADSL) aansluiting. Surfen vraagt voor onze doelgroep immers een snelle actie-reactietijd. Tien seconden wachten vooraleer een pagina wordt geopend is veel te lang. Een bijkomend voordeel is dat de maandelijkse afrekening voorspelbaar en overzichtelijk is. Nadeel is de nog hoge kostprijs van breedband of ADSL. Wil internet echt toegankelijk worden voor maatschappelijk kwetsbare doelgroepen en sociale organisaties is een sociaal tarief vergelijkbaar met de “I-linetarieven” zoals voor scholen en bibliotheken onontbeerlijk. Daarnaast is er de pedagogische toegankelijkheid. Iedereen die zich voor het eerst op het internet waagt loopt gegarandeerd verloren. Voor kinderen en jongeren met verstandelijke beperkingen is de internetchaos nog overweldigender. Een goede begeleiding en structuur dringt zich dan ook op. Er is tevens nood aan goede portaalsites (aangepaste toegangsdeuren) op maat. Om sites toegankelijk te maken voor kinderen en jongeren met verstandelijke beperkingen zijn een aantal principes richtinggevend. Tot op heden zijn er voornamelijk richtlijnen bekend die erop gericht zijn een site toegankelijk te maken voor slechtzienden. Een belangrijke bron hierbij zijn de richtlijnen van het “W3C” van de organisatie “WAI” (Web Accesability Initiative). De toepassing van deze richtlijnen maakt een site veel overzichtelijker en dus ook toegankelijker voor verstandelijk gehandicapten. Indien zoveel mogelijk sites met deze richtlijnen rekening houden zou dit al een belangrijke stap voorwaarts betekenen in het realiseren van de maatschappelijke toegankelijkheid. De Nederlandse regering nam op vlak van toegankelijk maken van het internet een belangrijk en lovenswaardig initiatief. Onder de naam “Drempels Weg” werden in maart 2001 alle bedrijven aangemoedigd hun website toegankelijker te maken voor personen met een handicap met behulp van duidelijk omschreven richtlijnen voor webmasters (www.drempelsweg.nl). Sites die geschikt zijn voor jongeren met een verstandelijke handicap zijn onder andere: www.ookjij.nl, www.wai-not.org. De site www.zoenenenzo.nl werd bekroond als best toegankelijke website op het gebied van zorg en welzijn in Nederland. Het is een site over relaties en seksualiteit voor jongeren (sommige stukken voor volwassenen!) met een handicap. De zoekmachine “Google.nl” kreeg van lichamelijk en verstandelijk gehandicapte internetgebruikers de beste waardering met betrekking tot meest toegankelijke zoekmachine. Een testpanel van de organisatie Drempels Weg komt tot die conclusie na vergelijking van ongeveer 20 Nederlandse websites. 4. Specifieke projecten om ICT optimaal te implementeren Om maximaal te kunnen inspelen op de specifieke ICT-noden en behoeften van onze doelgroep engageerde MPC Terbank zich in een aantal organisatie-overschrijdende ICTprojecten. We beschrijven achtereenvolgens “Wai Not”, een Europees internetproject voor kinderen met verstandelijke beperkingen en “Link In de Kabel”, een vrijwilligersproject voor ICT-hulp. 4.1. Wai Not Onder www.wai-not.org vind je een website die een internetspeeltuin aanbiedt op maat van jongeren met een verstandelijke handicap. Wai Not is een gezamenlijk initiatief vanuit de verschillende geledingen van Terbank: de school voor Buitengewoon Onderwijs type 2, het MPC Terbank, een groep enthousiaste ouders van kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap en vzw Beta (prenten voor communicatie-ondersteuning www.betavzw.be). Het ‘Wai not’-project wil het PC- en internetgebruik voor kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap bevorderen. Het wil bijdragen tot het toegankelijk(er) maken van bestaande ICT voor de doelgroep en tot het exploreren van ICT als leermethode, afgestemd op het niveau van en voor kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap. Daarnaast wil het project de sociale integratie van de doelgroep bevorderen via een aangepaste toegang tot buitenwereld-informatie en het opbouwen en het bevorderen van informatie-uitwisseling rond ICT. Momenteel wordt hard gewerkt aan een internetspeeltuin voor kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap. Het is de bedoeling om specifieke thema’s uit te werken via aangepaste hulpmiddelen, op het niveau van de kinderen. Het thema muziek bijvoorbeeld, is voor elke subgroep leuk, maar moet telkens een andere inhoud en vorm krijgen. Hetzelfde geldt voor actualiteit, dieren, de Euro, enz... Afhankelijk van zijn verstandelijke mogelijkheden en interesses kan het kind kiezen voor een niveau met louter visuele en auditieve ondersteuning (de Klikkers en de Plussers) of voor uitleg in een eenvoudige tekst (de Digispecials). Voor de visuele ondersteuning wordt beroep gedaan op de Beta-prenten. Op termijn wordt gewerkt aan een “messagemate”,een figuurtje dat extra uitleg geeft. Het navigeren wordt zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijk gehouden. Er wordt ruimte voorzien voor creatieve pagina’s (bv. kleuren, tekenen, muziek), (re)creactieve pagina’s (bv. spelletjes, functietraining), educatieve pagina’s (bv. dieren, actualiteit, school) en interactieve pagina’s (bv. gastenboek, berichtenbord, chatpagina). Voor de rubriek “Actualiteit” wordt samengewerkt met de weekkrant Wablieft (de duidelijkste krant van het land). Naast de internetspeeltuin voor kinderen en jongeren wordt gewerkt aan een website voor begeleiders/ouders/leerkrachten. Hierbij is het de bedoeling alle achterliggende informatie rond ICT en verstandelijke handicap te bundelen. Ook organisaties, verenigingen en bedrijven kunnen er informatie vinden. Er wordt informatie samengebracht rond software en softwareondersteuning, rond hardware-ondersteuning (bv. aanwijstools, toetsenborden). Interactieve mogelijkheden zijn er via een forum en berichtenbord. Er wordt onder meer ruimte voorzien voor advies, tips, links, aankondigingen van projecten. Dit stuk van de ‘Wai-not site’ is momenteel in ontwikkeling. In een laatste fase streeft men ernaar te komen tot handleidingen met ICT-advies voor scholen voor buitengewoon onderwijs en voor webdesigners en –bouwers, met andere woorden tot technische implementatiegidsen. Daarnaast zijn er plannen om aangepaste software te ontwikkelen; een aangepaste email-client is momenteel in ontwikkeling in samenwerking met de Katholieke Hogeschool Kempen. Verder zijn er ideeën om een label (criteria, sterrensysteem) toe te kennen aan internetsites die toegankelijk zijn voor kinderen en jongeren met verstandelijke beperkingen. Recentelijk krijgt Wai Not ook steun van het Europese ondersteuningsfonds Minerva binnen het Socrates-programma. Daardoor participeren o.a. ook een organisatie in Portugal, een school in Nederland, een universiteit in Finland en de Hogeschool Kempen in België aan Wai-Not. 4.2. Er zit een Link in de (Leuvense) kabel. Computerproject voor kansarme jongeren Een tiental (Leuvense) jongerenorganisaties (buurtwerkingen, residentiële voorzieningen, vormingsorganisaties, enz…) sloegen met het project “Er zit een Link in de (Leuvense) kabel” de handen in elkaar om hun kansarme jongeren toegang te verschaffen tot “cyberspace”, de moderne ICT-wereld. Elke organisatie was op zijn manier bezig om de computer te introduceren voor zijn doelgroep. Iedereen zat hierbij met dezelfde problemen: de lokale begeleiders hebben te weinig tijd en know-how om de jongeren te initiëren in de ICT. De computer loopt keer op keer vast en we weten geen betaalbare oplossing om hieraan te verhelpen. Het project is een organisatie-overschrijdend initiatief met als doel acties op te zetten rond gemeenschappelijke noden met betrekking tot het overbruggen van de digitale kloof. De voornaamste acties zijn het organiseren van een regionale helpdesk, bemand door vrijwilligers, om de computers aan de praat te houden. Verder is het opstellen van een pool van vrijwilligers die functioneren als pedagogische coaches van de jongeren bij de introductie van de computer een ondernomen actie. Via een raamakkoord engageerden de organisaties zich om de taken te verdelen. Een aantal organisaties staan in voor de recrutering van vrijwilligers. Via het uitdelen van flyers, het verspreiden van affiches en advertenties in studentenbladen en regionale weekbladen, wordt de oproep voor medewerkers verspreid. Vrijwilligers kunnen zich via e-mail melden en werden uitgenodigd op een info-avond. Een aantal mensen staat in voor de begeleiding van de vrijwilligers. Er wordt gezocht naar een engagement op maat van de vrijwilligers, zowel wat betreft investering als wat betreft return. Er wordt een minimaal engagement gevraagd qua intensiteit, maar een duidelijk engagement qua continuïteit (voor minstens enkele maanden). Vervolgens kunnen de vrijwilligers kiezen in welk deelaspect ze zich willen engageren. Een grote groep neemt de taak op van pedagogisch coach. Ze hebben een wekelijks moment in een leefgroep of in het jeugdhuis, waar ze de jongeren een initiatie geven in computergebruik. Niet alleen de basis van het besturingsprogramma wordt aangeleerd, maar tevens de basisnoties van tekstverwerking, een tekenprogramma, enz... Eenmaal dit “beheerst” is, wordt meer projectmatig gewerkt aan een krantje of een website. De opvoeder of de jeugdwerker blijft steeds in de buurt, maar heeft zijn handen vrij om andere pedagogische taken op te nemen. Op een regelmatige bijeenkomst met alle coachen worden ideeën uitgewisseld en inspiratie opgedaan. Enkele andere vrijwilligers proberen preventief rond beveiligingsaspecten te werken. Ze inventariseren problemen uit de verschillende organisaties en geven tips over hoe de computers zo maximaal mogelijk kunnen worden beveiligd. Een laatste groep vrijwilligers bemant de helpdesk. De helpdesk werd ontwikkeld door de vrijwilligers zelf en is bedoeld om technische problemen bij computers van de jongeren op te lossen. Het zijn echter enkel de begeleiders die toegang krijgen tot de helpdesk. Er werd gekozen om te werken via een ‘webinterface’ (messageboard) en niet via een telefonische helpdesk. Enerzijds heeft dit te maken met de onregelmatige beschikbaarheid van de vrijwilligers en anderzijds stimuleert dit het zelfoplossend vermogen van de persoon die het computerprobleem heeft. We omschrijven kort hoe de helpdesk werkt, maar besparen jullie alle technische details (technische ICT-bollebozen zijn immers een uitzondering onder pedagogen; en ondergetekende is er zo geen). Elke organisatie duidt een hoofdverantwoordelijke voor de helpdesk aan. Hij is de “hoofdrechter”. De hoofdrechter bepaalt welke computers toegang krijgen en duidt per computer een “rechter” aan. Via een paswoord krijgt de rechter toegang tot de website. Eenmalig moet hij een programma downloaden die de hard- en softwaregegevens van de computers inleest en plaatst op de database van de helpdesk. Zodoende kan de hulpgevende vrijwilliger van op afstand zien uit welke onderdelen de computer bestaat. De rechter kan via de website zijn probleem melden. Op dat moment krijgt de vrijwilliger van wacht per e-mail een seintje. Hij kan het probleem per kerende e-mail oplossen ofwel hulp inroepen van zijn collega-vrijwilligers. Indien het probleem niet via e-mail kan worden opgelost, komt er iemand langs om te depanneren. De reparaties van de hardware-onderdelen zijn ten koste van de organisatie. Het unieke aan dit systeem is dat iedereen, zowel de organisaties als de vrijwilligers, het verloop van een melding - van probleem tot oplossing - stap voor stap kunnen volgen. Bovendien kunnen op die manier alle gegevens opgeslagen worden in een online database, zodat hiervan op termijn overzichten kunnen gemaakt worden: “Welke problemen doen zich vaak voor? Welke vrijwilligers weten het meest op welk punt? Welke organisaties trekken gemakkelijk aan de alarmbel? Welke mogelijke oplossingen zijn er voor veel voorkomende problemen? Welke vrijwilligers worden misschien overvraagd?”. Door de drie actiedomeinen van Link In de Kabel (pedagogische coachen, beveiliging en helpdesk) kunnen de computers in de organisaties op volle toeren draaien en daarmee worden de primaire voorwaarden vervuld om met de kinderen en de jongeren op de computer aan de slag te kunnen gaan. 5. Computergebruik door de opvoeders via het project “web-site-story” Door de intrede van de PC in de leefgroepen - in eerste instantie bedoeld voor de jongeren kregen ook de opvoeders gelegenheid om dit medium te gebruiken voor werkdoeleinden. Het gaat dan vooral over het inbrengen van verslagen van kindbesprekingen, het bijhouden van de boekhouding van de leefgroep maar ook over het zoeken naar discussieforums rond de doelgroep. 5.1. Inbrengen van verslagen Reeds enkele jaren werken we op het centrum met een software-programma, om de kindbesprekingen op een systematische wijze bij te houden: het ORBIS-programma (Open en Relationeel BeleidsInformatieSysteem voor instellingen uit de welzijnssector). Dit systeem laat toe, volgens vaste rubrieken (cognitieve ontwikkeling, emotionele ontwikkeling, praktische redzaamheid, enz…), een dossier voor zorgplanning te maken. Elke dienst kan via zijn eigen paswoord toegang krijgen en informatie inkijken of toevoegen. Zo heeft naast de medische dienst, de maatschappelijke dienst en de therapeutische dienst, ook de orthopedagogische dienst zijn dossier waar kindgegevens worden ingebracht. De opvoeders kunnen het verslag van de kindbespreking inbrengen via een gewoon tekstverwerkingsprogramma. Dit kan dan getransporteerd worden naar het ‘ORBISdossier’. 5.2. Boekhouding van leefgroep De boekhoudverantwoordelijken van de leefgroepen zijn enthousiast over het inschakelen van de computer voor de boekhouding door middel van een specifiek boekhoudprogramma. 5.3. Gebruik van e-mail Bijna elke leefgroep heeft ondertussen zijn eigen e-mailadres. Dit wordt gebruikt om berichtjes door te geven en overlegverslagen door te sturen tussen de verschillende diensten en leefgroepen. Omwille van gevaar voor virussen werd gekozen voor een mailprogramma op internet, waar de bijlagen automatisch gescreend worden op virussen. Na een proefperiode werden een aantal richtlijnen voor goed gebruik afgesproken: bij het begin van elke dienst bekijkt de opvoeder de mail bij elke berichtje wordt een leesbevestiging teruggestuurd naar de afzender voor persoonlijke gegevens van bewoners wordt enkel gewerkt met initialen er wordt zeer zuinig omgegaan met bijlagen. 5.4. Pedagogische forums Steeds meer zien we op het internet forums verschijnen voor ouders en hulpverleners. Het is niet makkelijk het kaf van het koren te scheiden. Vandaag kun je je opvoedingsvragen rechtstreeks via het internet stellen aan een psycholoog (www.opvoedadvies.nl), een pedagoog of een kinderpsychiater (www.ouders.nl/vpsycho.htm). www.opvoedadvies.nl is een steunpunt voor iedereen die vragen heeft over opvoeding en problemen met en bij kinderen tussen 0 en 18 jaar. Dit steunpunt is niet alleen bedoeld voor ouders, maar voor iedereen die op wat voor manier dan ook - professioneel of privé - te maken heeft met kinderen. Voor 12 Euro per e-mail (dankzij sponsering tijdelijk 5 Euro) kan je een vraag stellen aan een psycholoog. Aan de andere kant antwoordt een kinder- en jeugdpsycholoog met ervaring binnen verschillende Riagg’s [DGGZ]en een autismeteam. De vragen worden binnen de twee werkdagen beantwoord. Voor bijkomend advies wordt steeds 5 Euro per mailtje gevraagd. De initiatiefnemers benadrukken dat ze een aantal grote voordelen hebben ten opzichte van de reguliere instellingen die adviezen geven over opvoeding: er zijn geen wachtlijsten en je kan er 24 uur per dag vragen stellen, op het moment dat het u uitkomt. Niet tevreden geld terug? De initiatiefnemers benadrukken wel dat ze enkel advies geven en dat behandeling via e-mail niet mogelijk is. Gelukkig maar. Interessant is het overzicht van de gestelde vragen binnen ouders.nl (www.ouders.nl/lpsycho2.htm). Je vindt er zeker enkele herkenbare cases. Hoewel een dergelijk laagdrempelig initiatief wel zijn waarde kan hebben, komen er toch een aantal vragen bij me op. Leerden we als hulpverlener niet dat een pedagogisch probleem zelden via het “kookboekprincipe” (met kant en klare standaardreceptjes) kan opgelost worden? Pedagogische situaties zijn meestal erg complex. Lineair en vereenvoudigd denken zou de (ortho)pedagogische werkelijkheid en de complexiteit van de menselijke relaties onrecht aandoen. Daarom bieden actieve, open discussieforums meer mogelijkheden. Er kan - via het net heen-en-weer worden gepraat rond een bepaald aspect. Iedereen die wil kan hier op inspelen: ouder of hulpverlener. Onder www.antenna.nl/zetnet/ vind je zo’n platform voor informatie-uitwisseling en discussie over dienstverlening aan mensen met een verstandelijke handicap. De inhoudelijke items zijn zowel geschikt voor Vlamingen als voor Nederlanders, terwijl de structurele items meer aansluiten bij de Nederlandse wetgeving. Je vindt er trouwens ook een agenda-overzicht van opleidingen, studiedagen en workshops en een inhoudsopgave met korte omschrijving van een aantal Nederlandstalige orthopedagogische vakbladen (bv. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, KLIK, Markant, Nederlands Tijdschrift voor zorg aan verstandelijk gehandicapten, Vlaams Tijdschrift voor Orthopedagogiek,…). Daarnaast kan je je binnen “Outlook” aanmelden voor specifieke nieuwsgroepen (themagerichte gespreksgroepen): nl.support.orthopedagogie, nl.handicap, be.soc.handicap, enz… Een steeds verdere differentiering van de thema’s (eetstoornissen, slaapstoornissen,…) zorgde echter voor een versnippering met als gevolg dat veel nieuwsgroepen op sterven na dood zijn. De nieuwsgroep nl.support.adhd+add blijft echter druk bezocht. Een goede startpagina met heel veel goede links vind je onder http://gehandicaptkind.pagina.nl. 5.5. Evaluatie van computergebruik door begeleiders in de leefgroepen Bij de evaluatie blijkt het feit dat de jongeren en de opvoeders over dezelfde computer moeten beschikken het grootste probleem. De opvoeder wil in het weekend op een rustig moment aan een verslag of aan de boekhouding werken, terwijl een jongere op hetzelfde moment wat wil chatten of een spelletje wil spelen. Daarnaast is ook veiligheid en privacy een probleem. De opvoeder moet er goed op toezien dat hij de kindgegevens niet op de harde schijf bewaart, maar op een diskette. Of als de telefoon gaat op het moment dat er aan een verslag wordt gewerkt en er zijn jongeren in huis, moet eerst de tekst worden bewaard en afgesloten. Naast de beschikbaarheid en de veiligheid, blijken de technische mankementen nog het meest vervelend. Zoals reeds gesteld loopt door allerlei redenen (door een gebrek aan beveiliging van de besturingsprogramma’s) de computer al te vaak vast. Het e-mailverkeer wordt dan ook regelmatig verstoord door technische defecten. Een optie die in de toekomst dan ook zal genomen worden, is te streven naar een aparte computer voor bewoners en voor opvoeders. Maar daar ligt natuurlijk een budgettair probleem. Gelukkig wordt het steeds meer mogelijk om een “afgeschreven” bedrijfscomputer te krijgen die goed genoeg is voor tekstverwerking en e-mailverkeer op het bureau van de opvoeders. De computer van de jongeren moet technisch meer mogelijkheden hebben (om de visuele en auditieve effecten bij spelletjes e.d. tot zijn recht te laten komen). 6. Besluit Voor de kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap kan de ICT meehelpen om hulpmiddelen uit te bouwen die hen ondersteunen in het leren, de vrije tijd, de communicatie, het werken, de school en de relaties met andere mensen. Er zijn echter een aantal valkuilen. Volgens Vignero (2000) stemt het tempo van het leren gebruiken van de computer bij die personen niet overeen met het voortdurend versnellende tempo van de computerwereld. Vignero waarschuwt voor de verwarring tussen doel en middel. De ICT is slechts een hulpmiddel. Het doel mag zich niet richten naar de software en hardware op zich, maar moet in functie staan van de ontwikkeling of ondersteuning van de kinderen en jongeren. De tijd die aan de ontwikkeling wordt besteed dient uiteindelijk de personen zelf ten goede te komen. Men moet er zich voor behoeden noden te creëren. Hij besluit dat de waarden en normen, die heel de informatietechnologie uitademt, sterk geënt zijn op de prestatiegerichte maatschappij en pedagogisch goed dienen te worden gekaderd. Computer in leefgroep als medestander of tegenstander? “Liefde is een werkwoord” is niet alleen de titel van een boek, maar een begrip op zich geworden. We kunnen die filosofie of levenswijze vertalen naar het computergebruik in de leefgroep. Er zijn gerichte inspanningen nodig om een computer op zinvolle manier te gebruiken in de leefgroep. De digitaliserende evolutie kan niet gezien worden als een vrijblijvende uitdaging, maar betekent een onvoorwaardelijke pedagogische opdracht en voornamelijk voor die doelgroepen die maatschappelijk kwetsbaarder zijn. Digitale zorg op maat levert immers een belangrijke bijdrage tot de participatie van de kinderen en jongeren met een handicap aan de samenleving. De informatiesnelweg raast langs ons door. De richting is al duidelijk, de eindbestemming nog niet. Als we die snelweg nemen als metafoor, laat ons dan ook oog hebben voor het landschap, de bebouwde kom, de verkeersopvoeding en zeker ook de zwakke weggebruikers. Het is niet alleen een pedagogische maar ook een maatschappelijke opdracht om te zorgen dat de ICT-mogelijkheden op een verantwoorde manier worden gebruikt. Deze bijdrage is deels gebaseerd op het artikel: Beke, E. (2001), Digitale zorg op m@@t. Computergebruik bij kinderen en jongeren met verstandelijke beperkingen en hun aanverwanten. In: MPC Terbank (Red.), Ruimte geven (pp. 123-144). Leuven: Garant. 7. Referenties Bruyninckx, C. (2001). Integratie van licht mentaal gehandicapten door middel van internet. Leuven: Hoger Instituut Sociale Readaptatiewetenschappen (niet gepubliceerde eindverhandeling). Dejagere, A., Meermans M. & De Backer, W.(s.d.). Als de computer eenvoudig moet zijn. Aangepast computergebruik tot niveau 5 jaar. Tienen: Brabantse dienst voor thuisbegeleiding en Modem (niet gepubliceerd document). Lembrecht, D., Meermans, M. & Helsen, D. (1999). Technische communicatiehulpmiddelen en computeraanpassingen bij personen met een verstandelijke handicap. Echo’s uit de gehandicaptenzorg, 20(6), 38-44. Valcke, M. (2000a). Hoe zit het met het gebruik van internet door kinderen? Gezinsbeleid in Vlaanderen, Tijdschrift van de bond van Grote en van Jonge Gezinnen, 29(4), 15-19. Valcke, M. (2000b). Hoe kunnen kinderen worden begeleid in het gebruik van internet? Gezinsbeleid in Vlaanderen, Tijdschrift van de bond van Grote en van Jonge Gezinnen, 29(4), 20-28. Van Balkom, H. & Welle Donker-Grimbrère, M. (1994). Kiezen en voor communicatie. Een handboek over communicatie van mensen met een motorische of meervoudige handicap. Nijkerk: Intro. Van Gennep, A. (2000). Emancipatie van de zwakste in de samenleving. Amsterdam: Boon. Vignero, G. (2000). Over digibeten, alphageeks en e-mailfabeten. Echo’s uit de gehandicaptenzorg, 21(5), 29-30. WAI (http://www.w3.org) Wai-not: (http://www.wai-not.org)