UvA-DARE (Digital Academic Repository) Clause structure in Old

advertisement
UvA-DARE (Digital Academic Repository)
Clause structure in Old English
Ohkado, M.
Link to publication
Citation for published version (APA):
Ohkado, M. (2005). Clause structure in Old English
General rights
It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s),
other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).
Disclaimer/Complaints regulations
If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating
your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask
the Library: http://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam,
The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.
UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http://dare.uva.nl)
Download date: 18 Jul 2017
Samenvattingg in het Nederlands
Dee zeven artikelen die hier de zeven hoofdstukken vormen gaan allemaal over
woordvolgordee verschijnselen in het Oudengels. Het is algemeen bekend dat de
woordvolgordee in het Oudengels veel vrijer was dan in het hedendaags Engels en mijn
belangrijkstee interesse is geweest om uit te zoeken op wat voor manier de woordvolgorde in
hett Oudengels afwijkt van het hedendaags Engels en om te onderzoeken welke verborgen
mechanismenn verantwoordelijk zijn voor verschillende woordvolgorde patronen in het
Oudengels. .
Hett eerste hoofdstuk gaat over de onderliggende struktuur van het Oudengels. Toen het
geschrevenn werd in 1991, leek de zogenaamde standaard analyse, zoals onder andere
voorgesteldd door Allen (1975), Closs (1965) en van Kemenade (1987), vrij algemeen
geaccepteerd.. In deze analyse is de onderliggende volgorde SOV en worden de
verschillendee woordvolgordes die daarvan afwijken afgeleid door middel van regels die
werkwoordenn en andere elementen verplaatsen. In dit hoofdstuk concentreer ik me op
constructiess met drie werkwoorden, die ook door Koopman (1990) zijn onderzocht, en
probeerr ik aan te tonen dat we, als we de mogelijke patronen op een theoretisch
consequentee manier af willen kunnen leiden, moeten aannemen dat de onderliggende
structuurr van het Oudengels zowel SOV als SVO zou kunnen zijn. Ik laat ook zien dat we
hett zonder Verb Projection Raising kunnen stellen, mits we ervan uitgaan dat extrapositie
behalvee voor NPs en PPs ook voor VPs mogelijk is.
Hett tweede hoofdstuk houdt zich bezig met de karakteristieken van het Oudengels als een
V22 taal. Het is ook op dit gebied algemeen bekend dat het Oudengels V2 verschijnselen
heeft.. In de standaard analyse worden V2 constructies afgeleid door een verplaatsing naar
linkss van het finiete werkwoord naar de tweede positie in de zin samen met een verplaatsing
naarr links van andere zinselementen naar de eerste zinspositie. De constructies waarop ik
mee in dit artikel concentreer zijn NEG1 constructies, waarin het negatieve partikel ne op de
2»»
2844 Clause Structure in Old English
eerstee positie in de zin staat en gevolgd wordt door het finiete werkwoord. Omdat ne
geanalyseerdd wordt als een clitisch element staat het werkwoord schijnbaar op de eerste
positie.. Ik poog te laten zien dat door de aanname van een lege operator op de eerste positie
NEG11 constructies toch geanalyseerd kunnen worden als V2 constructies.
Inn het derde hoofdstuk onderzoek ik een aantal kenmerken van Oudengelse passieve
constructies,, waarbij de volgende punten centraal staan: (i) passieve constructies met een
geëxtraponeerdd onderwerp hebben andere eigenschappen dan vergelijkbare constructies in
hett hedendaags Engels; (ii) in passieve constructies wordt de volgorde X-v-Subject-V, die
typischh in hoofdzinnen optreedt, ook gevonden in bijzinnen; en (iii) in passieve constructies
mett drie werkwoorden kan het onderwerp tussen het tweede en derde werkwoord
verschijnen.. Ik stel voor deze eigenschappen van Oudengelse passieve constructies te
verklarenn in termen van Nominatief Casus toekenning.
Hoofdstukk vier en vijf gaan over bijzinnen. Een van de intrigerende kenmerken van het
Oudengelss is dat, terwijl hoofdzinnen SVO patronen vertonen, bijzinnen vaak SOV hebben,
nett zoals de huidige Germaanse SOV talen: het Duits en het Nederlands. Echter, in
tegenstellingg tot deze twee talen, wordt in Oudengelse bijzinnen ook vaak SVO
aangetroffen.. Beide hoofdstukken behandelen deze 'variatie' in bijzinnen in het Oudengels.
Hett vierde hoofdstuk betreft constructies met modale werkwoorden en niet-fïniete
werkwoorden.. Modale werkwoorden volgen vaak op niet-fïniete werkwoorden, zodat er een
S(...)VMM volgorde onstaat, maar modale werkwoorden kunnen ook voorafgaan aan het
niet-fïnietee werkwoord, met als resultaat een SMV(...) volgorde. In dit hoofdstuk heb ik
geprobeerdd te achterhalen wat de keuze tussen de twee volgordes bepaalt. Een van de
crucialee factoren blijkt de aanwezigheid te zijn van één (of meerdere) zinselement(en). Bij
(één)) extra element(en) neigt de volgorde naar SMV(...), en zonder extra element(en) voert
S(...)MVV de boventoon. Het vijfde hoofdstuk behandelt de variatie binnen Oudengelse
zinnenn vanuit het perspektief van het type van de bijzin. In het hedendaags Engels vertonen
bijzinnenn in conteksten die als assertief kunnen worden aangemerkt vaak verschijnselen die
Samenvattingg in het Nederlands 285
karakteristiekk zijn voor hoofdzinnen, zoals Subject-Aux inversie. Ik probeer aan te tonen
datt een zelfde mechanisme in het Oudengels aan het werk is, zodat sommige zinnen met
SVOO volgorde die op het eerste gezicht bijzinnen lijken te zijn, beter beschouwd kunnen
wordenn als ingebedde hoofdzinnen.
Hett zesde hoofdstuk onderzoekt de positie van subject pronomina. Sinds het baanbrekende
werkk van van Kemenade (1987) is het vrij algemeen geaccepteerd dat persoonlijke
voornaamwoordenn in het Oudengels clitische elementen kunnen zijn en een aantal
bijzonderee eigenschappen bezitten die volle NPs niet hebben. Er is echter geen
overeenstemmingg over wat de precieze positie is van deze clitische pronomina (zie Fischer
ett al (2000), van Kemenade (1999), Koopman (1990), en Pintzuk (1991, 1999). In dit
hoofdstukk concentreer ik me op de positie van subject pronomina in relatie tot dat van
finietee werkwoorden in zinnen met inversie en laat zien dat ze geanalyseerd moeten worden
alss clitische elementen op de C positie, waar de finiete werkwoorden zich bevinden. Ook
stell ik voor dat de
analyse uitgebreid
zou kunnen worden tot hoofdzinnen zonder
inversie. .
Inn het laatste hoofdstuk komen gecoördineerde zinstypen aan bod. Deze hebben vaak het
karakterr van bijzinnen, zoals herhaaldelijk in de literatuur is opgemerkt. Ik laat zien dat er
eenn onderscheid gemaakt dient te worden tussen gecoördineerde hoofdzinnen en
gecoördineerdee bijzinnen, aangezien zij verschillende eigenschappen hebben. Ik toon ook
aann dat de keuze van de coördinator relevant is voor zowel gecoördineerde hoofdzinnen als
gecoördineerdee bijzinnen. De analyse die hier wordt voorgesteld voor gecoördineerde
hoofdzinnenn zou kunnen worden uitgebreid tot hoofdzinnen die een SOV volgorde
vertonen. .
2005^88 £ 10 MSfêfr
** m * r c J E ^
££MrU4'&3SHTg22#20^ ^
$ | ££ 052-971-2771
www.manah.net t
®[[ ^
On Demand Printing & Publishing
££ t*f mmHCEfëJl|-T i 9#3(H§
« I SS 052-932-5768
assssBasssssssasBBasaBaESSBSssssasssBsaESBSssssssssai i
©© Masayuki Ohkado
2005.Printedd in Japan
ISBN4-901730-57-66 C0082 ¥2381E
www.manah.net/odp/odpbook.jsp/ /
Download