2000 I t - Openbaar Kunstbezit Vlaanderen

advertisement
achtendertigste jaargan<;�
juli/augustus/september 1
I
2000
nr. 3
t
!Otriemaaridelijks tijdschrift
vóOI inwijding in de beeldende
kuns� onder de auspiciën van
de Vlaá�e provincies
en i.s.m. de VRT
Afgiftekante k Gent
i
Kostprijs van een
abonnement
Een abonnement biedt 4 thema­
nummers en 4x OKV-plus,
met Museumkaart.
U kunt zich abonneren door
storting van 968,-BF of 24 Euro
!zonder opbergband)
of 1.268,-BF of 31,44 Euro
!met opbergband)
op rek. nr. 448-0007361-87
van Openbaar Kunstbezit
in Vlaanderen, Sint-Niklaas.
Vanuit Nederland:
56,-NLG of 25,5 Euro
!zonder opbergband)
of 76,-NLG of 34.58
!met opbergbond) uitsluitend op
gironummer 135.20
van Openbaar Kunstbezit
in Vlaanderen, Sint-Niklaas.
Een abonnement kon elk moment
ingaan.
lnh
Jubelparkmuseum
sculptuur
van
tot
Vormgeving
sierkunsten
Middeleeuwen
en
barok
Rob Buytaert
Annemie Vandezande
Correctie
3
Hans Devisscher
Inleiding
Coördinatie en
eindredactie
Alexandra Van Puyvelde
4
Gotiek
Rudy Vercruysse
Ans Behling, Ria Cooreman, Kar/ Marcelis,
Alexandra Van Puyvelde
16
22
Overg�ng van laatgotiek
Renaissance
Productie
Rudy Vercruysse
Geert Verstoen
naar
Ans Behling, Karl Ma ree/is, Alexnndra Van Puyvelde
Abonnementendienst
Renaissance
03/760 16.40
Kristien Van Mieghem
Karl Marce/is
37
Druk
Barok
Drukkerij Die Keure, Brugge
Kar/ Marce/is
,..
: ...
cliekeure.
Pre·press
Grafisch Buro Geert Lefevre
GRAFISCH BLRO GEERT LEFEVRE
Copyright OKV
Niets uit deze uitgave mag
worden verveelvoudigd en/of
openbaar gemaakt door middel
van druk, fotokopie, microfilm of
op welke andere wijze ook
zonder voorgaande toestemming
van de u i tgever.
ISSN 1 373-4873
WD
·�·
.� ..
.� ....�·
..
·�
PAOVINCIE
ANTWERPEN
1 1�1 1
�"
Provincie
Oost-Vlaanderen
2000/7892/14
"tOVIHCIE
VlAAMS •I�AIANT
lid van de Unie
van de Uitgevers van
de Periodieke Pers
Inleiding
•••••••••••••••
Deze publicatie verschijnt naar aanleiding van de
vernieuwing van de zalen gewijd aan de sculptuur en
sierkunsten van Middeleeuwen tot barok. De collectie bevindt
zich in de Albert-Elisabethgalerij, die in 1930 werd in
gebruik genomen en een uitbreiding vormde van het
oorspronkelijk museum in de richting van de
Nerviërslaan. De gerenoveerde zalen liggen in een U-vorm
rondom de sfeervolle kloostertuin, omgeven door een
galerij die een kloostergang evoceert. Of het om een
effectieve kopie van een gotisch origineel gaat, is niet
duidelijk. Aan een van de korte zijden van de tuin. bevindt
zich een kapel gebouwd naar model van de laatgotische
Sint-Joriskapel van rond 1 500, die nu geintegreerd is in de
Koninklijke Bibliotheek. De kapel vormt het ideale kader
voor de verzameling dinanderie (geelkoper), met
overwegend middeleeuwse religieuze kunstwerken.
De vernieuwde zalen zijn onderverdeeld in vier grote
gehelen die elk overeenkomen met een periode uit de
kunstgeschiedenis en die herkenbaar zijn aan een
specifieke kleur. Voor de zalen met de gotische sierkunsten
werd een blauwe kleur gekozen, de overgang van laatgotiek
naar Renaissance herkent men aan de groene kleur.
De renaissancekunstwerken zijn tentoongesteld in
donkerrode zalen en de kunstwerken uit de barok kregen
een lichtgrijze achtergrond.
Gezicht op de tuin vanuit de kloostergang
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VlAANDEREN
2000/3
3
Gotiek
••••••••••••••••
Ontstaan
eeuwse
van
de middel­
beeldhouwkunst
In de vroegchristelijke tij d en de vroege Middeleeuwen
stond men huiverachtig tegenover de monumentale
beeldhouwkunst. Ze herinnerde immers aan de antieke
beelden van afgoden die in de bijbel worden afgekeurd.
Tegenover tweedimensionale voorstellingen, zoals
muurschilderingen en mozaieken, was men toleranter.
Deze minder tastbare media konden immers bijdragen tot
het onderricht van de ongeletterden en aanzetten tot meer
vroomheid en deugdzaamheid. Ook de 'kleinkunst' of
zogenaamde 'schatkamerkunst', zoals ivoren, boekbanden,
reliekschrijnen en andere liturgische voorwerpen, kon zich
vrijer ontwikkelen.
Stilaan kwamen monumentale beelden echter weer
tevoorschijn. In onze gewesten werden de oudste
vrijstaande beelden in het Maasland vervaard igd. In de
schatkamer kan men schitterende voorbeelden uit de llde
tot de 13de eeuw bewonderen. Het gaat vaak om
voorstellingen van Maria als Sedes Sapientiae of 'zetel van
de wijsheid'. Maria is er weergegeven als een tronende
heerseres met op haar schoot het Christuskind, de eeuwige
wijsheid, die zijn heerschappij verkondigt.
In de oudste Romaanse Sedes Sapientiae zit het
Jezuskind in het midden van zijn moeders schoot en kijkt
het frontaal naar de toeschouwer. De beelden zijn
onbeweeglijk, plechtstatig, streng en zonder menselijke
expressie. Bij de iets latere voorbeelden verdwijnt de
strakke symmetrie, zit het kind vaak op Maria's linkerknie
en wordt meer nadruk gelegd op beweging, leven en
tederheid, kortom op de menselijkheid. Een Maaslandse
Sedes van vóór 1300 (inv. 9018) vertegenwoordigt deze
laatste tendens. Het zegenende kind troont nog steeds
verheven op de schoot van de Moeder Gods, maar de
gelaatsuitdrukking van Maria is menselijker, haar
houding en de plooien van haar gewaad zijn natuurlijker.
Deksel van een rond spiegeldoosje
Frankri;k, eerste helft 14de eeuw, ivoor, diameter 21 cm, inv. 3 140
Op dit reliëf zqn een jongeman en een vrouw afgebeeld die samen
een zwoord vasthouden. Het charmante tafereel is omkaderd met een
vierlob waarvan de acht hoekzwikken met fabeldieren zqn gevuld.
Dergelijke voorstelli ngen zqn vaak geïnspi reerd op de geïdealiseerde
wereld van ridderverholen en de Roman de fa Rose. Hoewel veel
zeldzamer don hun religieuze tegenhangers, waren rel iëfs met een
profane voorstel li ng bijzonder geliefd in de l 4de eeuw. Ze werden
gekocht door edelen en welvarende stedelingen als uitbeeldi ng en
tegelijk als bevestiging van hun hoofse idealen. AH
4
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/3
Gotische beeldhouwkunst
en
ivoorsniikunst
Tegen het einde van de 13de eeuw werd een nieuw
type Mariabeeld, Frans van origine, in onze gewesten
geïntroduceerd, met name de staande Madonna. In het
Maasland werden dit nieuwe type en de 'nieuwe zoete
stijl' op een originele wijze geïnterpreteerd. Bij de houten
Staande Madonna met kind (inv. 4549), gemaakt in Luik
rond 1300-1310, herinnert het onderste gedeelte van het
beeld nog lich�es aan de cilindrische vorm van de
zuilbeelden van de Franse kathedraalsculptuur, terwijl de
heup en het bovenlichaam reeds gebogen zijn.
Concentrische plooien verzachten het verticale accent.
Het bovenlichaam is ingeschreven in een ovale compositie
die de relatie tussen moeder en kind benadrukt. In dit
overgangswerk wordt de 13de-eeuwse monumentaliteit
harmonieus gekoppeld aan 14de-eeuwse elegantie.
Bij de mooie marmeren Madonna met kind (inv. 4086)
uit het midden van de 14de eeuw, afkomstig uit het
Henegouwse Arbre en waarschijnlijk vervaardigd in een
Frans atelier, heeft het monumentale plaatsgemaakt voor
elegantie, gratie en bevalligheid. Hierop wijst bijvoorbeeld
de algemene S-vormige lijn van het beeld. De plooien van
het gewaad van deze 'draperingsfiguur' volgen de
lichaamsvormen niet, maar zijn decoratief opgevat.
Het vrij brede gelaat met hoog voorhoofd, amandel­
vormige ogen en hoog opgetrokken wenkbrauwen,
beantwoordt aan een nieuw schoonheidsideaal dat hoofs
en aristocratisch is. De Mariaverering versmelt met de
ridderlijke cultus van de 'dame' en uit de tronende
hemelkoningin is een 'Onze-Lieve-Vrouw' ontstaan.
De apostelen Bartholomeus en MaHhias
Doornik,
Omstreeks het midden van de 1 3de eeuw kwam in
Parijs een grote productie van ivoorsnijkw1st op gang.
Edelen, rijke burgers en geestelijken lieten ivoren snijden
om te voldoen aan hnn behoefte aan persoonlijke devotie
en hun hang naar luxe. Ivoor was kostbaar en werd als
materiaal sterk gewaardeerd. In tegenstelling tot hout­
sculptuur, werd ivoor slechts gedeeltelijk beschilderd met
verf en goud. Kleine diptieken en triptieken met
ontroerende scènes van het passieverhaal en ivoren
beeldjes van de lieflijke Maagd Maria konden inspelen op
de verinnerlijking van het geloofsleven. Behalve religieuze
voorstellingen werden ook profane taferelen in ivoor
gesneden, zo�ls het deksel van een rond spiegeldoosje.
co.
1400, albast, sporen van polychromie,
58 x 18 x 15 cm, inv. 624D-624 1
Beide gebeeldhouwde figuren bewegen zich vri j en stellen zich
nadrukkel ijk op in de ruimte. Ze zi jn exemplarisch voor de nieuwe
artistieke visie die rand de eeuwwende door enkele belangrijke
beeldhouwers zoals André Beauneveu en Claus Sluier werd
aangegeven. Beide beelden behoorden oorspronkel ij k tol een reeks
mei de twaalf apostelen. Rekening houdend mei hun farmaal kunnen
zij deel hebben uitgemaakt van de sculpturale versiering van een
doksaal. De aanwezigheid van apostelbeelden in een laatgotisch
kerkinterieur was welhaast een constante. AH
Laatgotische steensculptuur
In het midden van de 14de eeuw kende Engeland een
aanzienlijke productie van albasten beelden; in de 1 5de
eeuw ontwikkelde de albastbewerking er zich tot een
ware kunstindustrie en werd een deel van de productie
naar het continent geëxporteerd. Albasten reliëfs werden
veelal gepolychromeerd en in een houten retabel gevat.
Een geliefd thema was de 'kroning van Maria'.
De twee albasten apostelbeelden Bartholomeus en
Matthias vormen mooie voorbeelden van de Doornikse
school rond 1400. De toonaangevende rol die Doornik in
de ontwikkeling van de laatgotische stijl speelde, is ons
vooral bekend uit de schilderkunst van Robert Campin
(ca. 1378-1444) en Rogier van der Weyden (1393-1464).
Ook voor de ontwikkeling van de beeldhouwkunst had de
stad een verreikende invloed in de hele Nederlanden en
in Noord-Frankrijk. André Beanneveu (1330-1402) uit
Valendennes was wel de meest eminente
vertegenwoordiger van de Henegouwse sculptuur.
Hij droeg bij tot een nieuwe stijl ontwikkeling, gekenmerkt
door realistische gelaatsuitdrukkingen en een brede,
volplastische uitwerking. Ook beide apostelbeelden zijn
als rondsculpturen opgevat en vooral het beeld van
Matthias heeft een expressief en gedetailleerd uitgesneden
aangezicht.
5
Maria met kind op de maansikkel
Brussel (?), ca. 1 4 35 - 1 440, witte steen, deels bewaarde
Een ander meesterwerk van Doornikse sculptuur is
het ooit gepolychromeerde epitaaf met de begrafenis van
broeder Jean Fièfves (1365-1426) (inv. 3981). Ook deze
ontroerende afbeelding draagt de kenmerken van het
nieuwe realisme in zich. De ingetogen sfeer herinnert aan
de werken van Rogier van der Weyden.
polychromie, 80 x 29 x 22 cm, inv. V2626
De voorstelling von de figuur van Onze-lieve-V rouw en het jezuskind is
een van de meest verspreide thema's i n de westerse kunst. In tolrijke
middeleeuwse hy mnen werd Morio's schoonheid en zu iverheid
ver heerlijkt. De kroon heri n nert eraan dot zi j Koni ngin van de Hemel
is, de maansikkel i beschodigdl wijst op de onbevlekte ontvangenis
De nieuwe stijlrichting maakte eveneens opgang in
Brabant, met de beeldhouwer Claus Sluter (werkzaam in
Brussel rond 1379) als spilfiguur. Mede onder diens
invloed vond zin voor monumentaliteit en realisme meer
en meer ingang in de Brabantse beeldhouwkunst. Mooie
voorbeelden hiervan zijn de Maria met kind op de
maansikkel en de Staande Maria met kind (inv. 1344).
In tegenstelling tot de gemaniëreerde en verstarde
voorstellingen van de 14de-eeuwse 'lieftallige Madonna's',
zien we hier beelden met wijde en zware drapermgen en
een realistische weergave van het gelaat en de handen.
Het bovennatuurlijke karakter van Maria verdwijnt ten
voordele van een menselijke en tedere verschijning van
moeder en kind.
Een
laatgotisch interieur
In het zogenaamd lepers zaaltje is de sfeer gecreëerd
van een laatgotische leefruimte uit onze gewesten. Deze
ruimte dankt zijn naam aan het eikenhouten plafond, dat
afkomstig is uit het 1 5de-eeuwse huis Moerman uit Ieper.
Een fraaie laat-lSde-eeuwse schouwmantel met
muurschildering (inv. 5339) is afkomstig uit een huis in
Brugge. De muurschildering stelt de 'boodschap aan
Maria' voor. Het tafereel speelt zich af in het interieur van
een rijke burger en geeft een mooi beeld van de dagelijkse
leefwereld in de laatgotische tijd. Maria en de aartsengel
Gabriël staan voor een monwnentaal hemelbed. Het keurig
opgemaakte bed wijst op Jezus' maagdelijke geboorte.
Een dergelijk baldakijnbed of coetse was bestemd voor de
heer en vrouw des huizes en werd op een trede geplaatst.
Enkel gegoeden bezaten zo'n slaapmeubel en het werd
dan ook als een statussymbool beschouwd. Het is bekleed
met zogenaamde rijdederen die aan een baldakijn zijn
opgehangen en de mogelijkheid bieden het rondom met
gordijnen af te sluiten. De kamer op de muurschildering
is schaars gemeubileerd. Maria's bidstoel is, net zoals het
hier tentoongestelde meubel (inv. VDP 1 1 ), samengesteld
uit een knielbank en een lessenaar.
In een burgerhuis is er uiteraard behoefte aan ruimte
om kleding, huisraad, doerunenten en kostbaarheden in
op te bergen. Hiervoor dienen in de eerste plaats de
verschillende koffers. De weinige laatgotische koffers in
de musewnverzameling zijn hoogstwaarschijnlijk
vakkundig gemaakte kopieën uit latere tijden. Evenals in
c:ie bouwkunst gold in de gotische meubelkunst het
principe van de skeletbouw, waarbij in een geraamte van
verticale stijlen en horizontale regels afsluitende panelen
werden gezet. Ook veel decoratieve elementen verwijzen
naar de bouwkunst.
6
van Maria 'pulchro ut Iuna'. Opmerkelijk is het motief van het kind dot
de hond uitsteekt om de bl adzi jden van het boek dot Maria in de
hond droogt te verfrommelen. De ongetvvi jfeld diepere, religieuze
betekenis hiervan is in de vergetelheid gerookt. AH
Zitmeubels schijnen in grote aantallen in de woningen
aanwezig te zijn geweest. In oude inventarissen vindt
men talrijke termen voor zitmeubels zoals zedele,
voudezedele, drievoet. De koffer is natuurlijk een aangewezen
meubel om op te zitten en evolueert in de loop van de tijd
tot sittekist, een bank met een eventueel verstelbare
leuning. Ook het bankje (inv. VDP.9) heeft de vorm van
een koffer.
Twee glasramen met portretten van een middeleeuwse
heer en dame
Noord-Frankrijk of Zuidelijke Nederlanden, midden 1 4de eeuw,
inv. 976 A-B
De stic hters knielen in gebed onder gotisc he baldakijnen met pinakels,
aan weerszijden geflankeerd door een fries van kranen. Dankzij de
zeer nauwkeurige voorstelling van de wapenrusting van de heer en
van het kostuum van de dame kan men het ontstaan van de
Het dressoor (inv. 4087) is afkomstig uit Sittard en is
een zeldzaam bewaard gebleven exemplaar van
omstreeks 1500. Een dressoor behoorde tot de traditionele
meubilering van het rijke burgerhuis. Het is een soort
buffet met beperkte bergruimte waarop spijzen werden
klaargezet of waarop waardevol vaatwerk werd uitgestald.
Binnenin werden belangrijke huishoudelijke voorwerpen
bewaard, zilverwerk, klein huisraad, en allerlei zaken die
men bij de hand wilde hebben. De versiering van dit
meubel is vooral aangebracht op de panelen van de
achterwand en van de vooruitspringende bergruimte.
Ze zijn afwisselend rood en blauw geschilderd en vormen
een kleurrijke achtergrond voor het fijn uitgestoken maas­
en traceerwerk. De typische gesneden of gebeeldhouwde
motieven, die verwijzen naar de sierlijke architectuur van
die tijd en meer bepaald naar het patroon van de venster­
vullingen, zijn helaas beschadigd. Het meubel is overhuifd
met een baldakijn om de sierlijkheid ervan te onderstrepen.
Meubels van dit type worden vaak op miniaturen,
schilderijen en wandtapijten aangetroffen. Op het Doornikse
wandtapijt met Judith en Holofemes (inv. 3646) is een
prachtig exemplaar te zien waarop waardevol vaatwerk is
uitgestald.
glasramen rond 1350 situeren. Hetzelfde geldt voo r de elegante
tekening en het kleurpolei die behoren tot de 'internationale stijl' die
vanuit Parijs heel het westen van Europo veroverde. De wapenschilden
van de heer kunnen niet worden geïdentificeerd gezien de gekroonde
leeuw frequent voorkomt in de heraldiek van de Z uidelijke
Nederlanden, Noord-F re nkrijk en het westen van Duitsland. JL
De twee hoge kasten (inv. 1 860, 2037) worden clederkas
of wantkaste genoemd. Naargelang de plaats waar ze
stonden, lag er allerhande huishoudgerief in, meestal
tiimen schotels, lilmen en kleding.
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/3
7
Wandtapiiten
De wandtapijtkunst was vanaf de 15de eeuw een der
bloeiendste kunstnijverheden in onze gewesten en ze
verschafte werk aan duizenden spinners, ververs, wevers
en tekenaars. De honderden karners wandtapijten,
geweven in de ateliers van Doornik, Brussel, Brugge,
Oudenaarde, Edingen en elders, behoorden tot onze beste
exportproducten.
Spel van de Wildemannen
Rijnland, ca. 1425, wol en zijde, 1 14
x
385 cm, inv. 433
Dit archaïsc h en deco ratief wandtapijt beeldt in vier taferelen de
legende van de wildemannen en -vro uwen uit. Aan sluitend bij hun
voo rko men in de middeleeuwse cornavalspelen, worden zij
voo rgesteld als met haren bedekte figuren. De zedenles die wo rdt
gegeven door een kluizenaar aan de koning van de wildemannen
luidt dat de zi nnelijke geneugten weinig inhouden. Het verhaal kan
worden gevolgd door de gesp rekken weergegeven op de
banderollen. De onderste boord is versierd met taferelen
uit
het
dagelijks leven. De gelaatstrekken van de figuren waren oorsp ronkelijk
o p het wandtapijl gesc h ilderd en gebo rduurd. Het tapijt draagt een
geborduurd merkteken. WA
Een wandtapijt is een weefsel van schering- en
inslagdraden, waarbij de ongekleurde wollen schering- of
kettingdraad volledig wordt bedekt met fijnere inslagdraden
die de onderwerpen weergeven. De inslagdraden, die
vóór het weven geverfd werden met plantaardige
kleurstoffen, zijn hoofdzakelijk van wol, maar ook van
zijde en voor de kostbaarste stukken zelfs van wol
omgeven door ziJver- of goudblaadjes. Op het aan de
wand opgehangen weefsel lopen de bedekte kettingdraden
horizontaal. Het aantal kettingdraden, en dus de breedte
van het weefgetouw, bepaalde bijgevolg de hoogte van
het wandtapijt. In de Zuidelijke Nederlanden werd
voornamelijk een horizontaal getouw gebruikt, de lage
schering. Iedere arbeider weefde op een breedte van 50 tot
70 centimeter ketting en hij produceerde 150 tot 200
strekkende centimeter per jaar.
Bij het opbouwen van zijn compositie volgde de
wever de omtreklijnen en de kleuren aangegeven op de
kartons die onder de kettingdraden waren bevestigd.
Een karton - een tekening van het wandtapijt op ware
grootte - is een vergroting van een patroon, een ontwerp
van kleiner formaat dat als origineel model door een
kunstenaar werd geleverd.
In het midden van de 15de eeuw was Doornik het
belangrijkste tapijtcentrum in onze gewesten. Filips de
Goede (1419-1467), hertog van Bourgondië, bestelde er
verschillende beroemde reeksen. De stad was toen tevens
een belangrijk kerkelijk, economisch, politiek en cultureel
centrum. Schilder- en beeldhouwkunst kenden er tijdens
de 14de en 15de eeuw een grote bloei.
De wandtapijten die tentoongesteld worden in de
zalen, worden regelmatig verwisseld. Zo kunnen ze een
tijd rusten en zijn ze niet constant aan het licht blootgesteld,
waardoor ze langer bewaren.
Het zeer decoratieve Doornikse wandtapijt Het scheren
van de schapen is zowel bijzonder omwille van het
landelijke onderwerp als de gave staat van bewaring.
De kleuren van dit uiterst harmonieuze tafereel hebben
niets van hun pracht verloren.
Het oudste wandtapijt van de verzameling bevindt
zich in de schatkamer. De Opdracht in de tempel (inv. 3199)
is geweven rond 1379 en wordt toegeschreven aan een
Parijs atelier. Het is, omwille van zijn leeftijd, een zeldzaam
exemplaar. Een heel apart 15de-eeuws weefsel is het Spel
van de Wildemannen. Dit Rijnlands stuk, geweven rond
1425, sierde vermoedelijk de rugleuning van een sittekist.
Het scheren van de schapen
Doornik (?), co. 1475, wol en ziide, 165 x 224 cm, inv. 3859
De rust die dit wondtopijl uitstraalt, slaaf in fel c anlrasl mei De slag
van Roncevoux daterend uit dezelfde periode en afkomstig uil
dezelfde omgeving. Dit landelijke tafereel beeldt drie personages uil
tijdens het scheren van de schapen en hel eten van een eenvoudig
maal. De herders zitten aan de rand van een kabbelend beekje in het
bos dal wordt weergegeven door een achtergrond van gestileerde
planten en bomen. De schapenschering werd in oude kolenders
gewoonlijk in verbond gebrac ht mei de maand juni Daarom lijkt het
erop dat dil lapijl deel uilmaakte van een reeks mei voorstellingen van
de maanden. WA
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/3
9
De slag van Roncevaux
Doornik, derde kwart van de 15de eeuw, wal, 345 x 570 cm , inv. 3643
Gotische foliotpendule
Duitsland, 1 6de eeuw, ijzer, 39 x 15,5
x
1 5, 5 cm , inv. VdP 379.
Legoot Van den Peereboom
Dit wondtopijl is afkomstig uil een Doorniks atelier. D e herkomst wordt
bevestigd door archivalia en het Daarniks dialect van de opschrihen
D it horloge bestoot uil een eenvoudig mechanisme gevat in een
die het verhaal toelichten. Het goal om de rechterhelft van een groter
kaaivormige smeedijzeren onderbouw. De beweging van het roderwerk
geheel. Het toont taferelen uil de slag tussen de saldoten van Karel de
wordt onderhouden door de vol van gewichten en in de maal gehouden
G rote en de Saracenen. Roe land doodt koning Marci llus met zijn
daar een horizontale slinger, de folio/. Het belangrijkste rad brengt de
zwoord D urendol en wordt vervolgens omgeven daar vijanden.
enige hoofdwijzer in beweging die de uren aanduidt op een geelkope ren
Hij bloost wanhopig op zi jn hoorn en sterft bloedend. WA
wijzerplaat. Een tweede rad activeert een homer die bij hel verstri jken
van de uren een loge toon sl aaf. Op de klei ne centrale wi jzerplooi is
een wekmechanisme ingebouwd dal op hel gewenste ogenblik twee
kleine hamerfjes activeert die een hoge loon slaan.
Op de Doornikse wandtapijten worden taferelen die
elkaar in de tijd opvolgen, samen voorgesteld, waarbij ze
het vlak zo dicht mogelijk vullen. De figuren staan naast
en boven elkaar, zonder enig gebruik van perspectief.
De slag van Roncevaux is zo'n typisch Doorniks weefsel.
Het maakte deel uit van een reeks die de geschiedenis van
Karel de Grote verhaalt. Het onderwerp van de voorstelling
gaat terug op het Roelandslied, waarin Roelands dood
wordt bezongen tijdens een treffen tussen de christelijke
ridders van Karel de Grote en de Saracenen. De vechtende
ruiters zijn zeer trefzeker weergegeven en zowel harnassen
als paarden zijn met veel zin voor realiteit geweven.
De geschiedenis van Judith en Holofemes (inv. 3646) is
een Doorniks wandtapijt uit 1520. Het werd vermoedelijk
geweven in het atelier van Arnould Poisonnier, naar een
karton van Antoine Ferret. Het geheel staat nog vol met
figuren, maar door de taferelen van elkaar te scheiden met
zuiltjes is het verhaal overzichtelijker geworden. Voor het
eerst is het tapijt ook voorzien van een boord.
10
Links worden Judith en haar dienstmeid verwelkomd
door Holofernes. De rechterscène stelt het feestmaal voor
waar Holofernes zich bedrinkt. De feestdis is in detail weer­
gegeven en geeft een beeld van het tafelen in de 16de eeuw.
In de zaal met de Doornikse wandtapijten wordt
tevens een aantal gotische gebruiksvoorwerpen
tentoongesteld, onder meer een zeldzame foliotpendule.
De objecten in glas, aardewerk, zilver en tin refereren aan
het vaatwerk dat wordt afgebeeld op het wandtapijt met
Judith en Holofernes. De toonkast met wapens en
elementen uit de wapenrusting illustreert dan weer het
ridderthema dat aan bod komt in De slag van Roncevaux.
Rond 1500 werd Brussel het voornaamste
weefcentrum van de Nederlanden. De uitzonderlijke
technische kwaliteit van de Brusselse weefsels (zes tot tien
kettingdraden per cm), met gebruik van goud- en zilverdraad
naast zijde en wol, werd toegepast op modellen van hoog
artistiek niveau.
JL
Armet of gesloten helm
Einde 15de-begin 1 6de eeuw, inv. PHN.47
Bewening van Christus
Brussel, eerste kwart lóde eeuw, wol, zi;de en gouddraad,
298 x 328 cm, inv. 858
E lk e belangrijke middeleeuwse stad had ateliers voor de aanmaak
van wapens en wapenrusti ngen. Tijdens de l 5de en l óde eeuw zijn
Deze bewening is van bijzandere waarde voor de tapi jlweefk unst.
de hornossen zo complex van samenstelling dat het maken ervan veel
De centrale groep goot terug op het schilderij Oe Piëta van Perugina
vak manschap vergde. Men moest k u n nen beschikken over de nodige
(ca . 1 493- 1 497). D e Italiaanse composi tie was mogelijk in een
basisgrondstoffen en gespecialiseerd gereedschap . Dit verk laart de
Brussels atelier gekend door een tekening of gravure die naar het
concentratie van ateliers in plootsen waar veel water, hout en
schilderij werd gemaakt. De personages rondom de centrale groep
mineralen voorhanden waren zoals het noorden van Italië en het
werden niet overgenamen moor herlekend in Brabantse k lederdracht.
zuiden van Du itsland. Gedurende deze periode was de armet de
Het harmonieuze ritme van de groepen, de nobele houdingen en
meest gebruik te ruiterhelm. Hij heeft een vizier dat tijdens de strijd
expressieve gelootstrekken van de figuren wijzen op een k lassieke
gesloten werd en bestoot onderaan uit een kin- en nekploat. MR
campositie die technisch met hoge perfectie werd uitgevoerd.
De auteur van het korton noch het weefatelier zijn gekend. WA
Drinkbeker
Antwerpen, co. 1 500, tin,
+
SCINCT EN {vier/ob} DRINGT EN
{vier/ob} GODS GHE {vier/ob} DINCT op de lipboord, hoogte 4,5 cm,
diameter 9 cm, inv. 3364
Dergelijke k leine drink bekers waren vrij courante gebruiksvoorwerpen.
Het materiaalgebruik van dit exemplaar wijst er echter op dat het ooit
in het bezit was van een bemiddeld eigenaar. De bek er is vooral
opmerkelijk vanwege de inscriptie op de liprand - 'scinct en dringt en
gods ghedinct' ( schenk en drink, God zij geloofd) -die ver zonken is
op een geruite achtergrond en bijna de helft van de hoogte bestrijkt.
De verhouding tussen de hoogte van de voet en de diepte van de
beker garandeert zi jn stabiliteit en loot een efficiënte manier van
stapelen toe. Vermoedelijk werd hij gemaakt als reisbek er . MdR
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/3
11
Tafereel met de Dood van Maria
Maasland, Luik, ca. 1 270- 1280, fragment van een gesneden
retabel, eik, gepolychromeerd en verguld, 2 1 , 5 x 25
inv. 9 1 5
x
4, 5 cm,
Het ho utblo k i s slec hts 3,5 c m dik. De perso nages zijn veeleer i n
reliëf gesneden d o n bij na in het ro nd gescu l pteerd zoa ls bq d e lotere
Bra ba ntse reta bels het geval is. De oo rspro n kelijke vergulding is nog
fragmentarisc h bewa ard gebleven . O ndanks de kl eine afmetingen
maakt het tafereel een monumentale indruk. De compositie getuigt van
grote eenvoud. Het zware doo dsbed, de brede figuren en de
hoofden netjes o p een rij leggen een sterk horizontaal acc ent, dot
wor dt doorbroken doo r het strak vertical isme van de kleding, de
bedsprei en de streepjes van de haartoo i . AH
Retabels
De laatgotische retabels en losse retabelfragmenten
vormen door hun kwaliteit en door hun indrukwekkend
aantal een van de hoogtepunten van de collectie. Zij bieden
een prachtige illustratie van de evolutie en verscheidenheid
van de Brabantse retabelproductie. Ook enkele Maaslandse
stukken zijn in de verzameling opgenomen. De Brabantse
retabels werden niet alleen lokaal, maar ook internationaal
verhandeld. Aanvankelijk werden zij besteld door de
kerkelijke en adellijke elite om hun privé-kapel of het
hoofdaltaar van de plaatselijke parochiekerk te sieren.
Na verloop van tijd kwamen er in de kerken meer
kapellen en dus ook meer altaren die door gilden en
belangrijke burgers werden ingericht. De bedoeling van
een retabel was de aanwezigen iets bij te brengen over de
religie en hen vooral aan te zetten tot devotie.
Kenmerkend voor het Zuid-Nederlandse retabel is de
combinatie van beeldhouwkunst en schilderkunst in een
enkel kunstwerk.
Een van de oudste retabelfragmenten stelt de Dood van
Maria voor. Het is een tafereel uit een Maaslands retabel
dat waarschijnlijk gewijd was aan het leven van Maria.
Negen apostelen staan rond het doodsbed gegroepeerd.
Ze dragen geen attributen. Allen hebben ze dezelfde
onpersoonlijke uitdrukking en zijn nauwelijks van elkaar
te onderscheiden.
12
OPENBAA R KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/3
Een ander Maaslands werk is het Apostelretabel uit de
Sint-Catharinakerk van het Begijnhof van Tongeren
(inv. 2957). Het is het enige bewaarde retabel in België dat
nog herinnert aan de oorspronkelijke functie van retabels,
namelijk die van bewaarplaats en toonkast van relieken.
Volgens een verslag uit 1738 bevonden zich in het retabel
twintig hoofdrelieken van de elfduizend maagden van
Sint-Ursula samen met andere niet nader gespecificeerde
relieken. Ze werden waarschijnlijk uitgestald in de negen
nissen in de onderste fries. In het centrale vakje, dat
achteraan voorzien is van een deurtje, werd vermoedelijk
een deellje van het Heilig Kruis bewaard, dat in het bezit
was van de kerk. Ter vervanging staat er nu een 1 6de­
eeuws kruisbeeldje in.
Een mooi voorbeeld van de 1 5de-eeuwse Brabantse
retabelproductie is het in 1994 door het museum
verworven Brussels Passieretabel (inv. Sc.l30). Het snijwerk
is zeer verfijnd en de architecturale versiering is bijna
volledig bewaard gebleven. De nog gedeeltelijk originele
polychromie, met de goudbrokaatapplicaties op de
kleding, illustreert de rijke versiering die het volledig
retabel oorspronkelijk moet hebben getooid.
Stijlonderzoek en iconografische vergelijking laten toe dit
werk als een Brussels retabel uit de tweede helft van de
15de eeuw te omschrijven.
Het Passieretabel (inv. 3006) dat rond 1470 door de
Piëmontese bankier Claudio Villa en zijn vrouw Gentina
Solara werd besteld, draagt de merktekens van de stad
Brussel. Op de stijl aan de zijkant is een schaaf tussen de
open benen van een passer zichtbaar. Ook is een ponsoen
van het atelier in de vorm van een bloempje ingeslagen.
De schenker is samen met zijn vrouw, onder de bescherming
van Sint-Pieter en de Heilige Magdalena, knielend op de
voorgrond voorgesteld. Zijn wapenschild en zijn
lijfspreuk 'Droit et Avant' sieren de opengewerkte fries
aan de basis.
Jan Borman
Sint-Joris-retabel
Brussel, 1 4 93, eik, 1 63, 5 x 284,5 x 30,5 cm, inv. 362
Sintj oris is geïdealiseerd voorgesteld. Z ij n lichaam is mooi, zijn
houdingen nobel, zi j n uitdrukk ing heldhoftig. De tolrijke 'barbaarse'
accessoires en de kari kat urale voorstelling van de 'slechteriken'
maken hen tot een typerende uitdrukking van het kwaad.
De bewegingen van de fi guren l i jk en als het ware gestold . Om aan
de n arratieve dimensie van zijn werk geen afbreuk te doen, hee�
Barman de momenten met zorg gekozen . Zo is bij het radbraken
het lichaam van Sin tjoris voorgesteld op het ogen blik dat de
marteling ondraaglijke pijn gaat veroorzaken . De toeschauwer zal
spon taan het verhooi verder verbeelden. AH
Het meer realistische Sint-Jorisretabel getuigt van de
overgang van gotiek naar Renaissance. De ruimtelijke en
concentrische ordening van de figuren rondom het
hoofdpersonage is duidelijk vernieuwend. Het retabel
werd besteld door het schuttersgilde voor de kapel van
Onze-Lieve-Vrouw van Ginderbuyten te Leuven.
Archiefmateriaal, Brusselse merktekens, de datum 1493
en de signatuur 'IAN', gesneden in het foedraal van de
degen van een soldaat, wijzen erop dat het Sint-Jorisretabel
het werk is van de Brusselse beeldsnijder Jan Barman
(werkzaam ca. 1479-1520). Niettegenstaande het snijwerk
zeer gedetameerd is, was het waarschijnlijk toch de
bedoeling het retabel te polychromeren. Om een onbekende
reden is dit nooit gebeurd. Aangezien het polychromeren
een zeer kostbare aangelegenheid was, is het best mogelijk
dat financiële motieven daarin hebben meegespeeld.
13
Een juweeltje van Brusselse laatgotische beeldsnijkunst
is het kleine Passieretabel uit het legaat Vermeersch
(uw. V. 198). Het werd waarschijnlijk gebruikt als altaartje
voor privé-devotie. Met zijn miniatuurpersonages van
maximum 22 cm groot en zijn fijne versieringen straalt het
een intimiteit uit die herinnert aan de sfeer van de
middeleeuwse reisaltaartjes van vorsten en edellieden.
Het retabel gewijd aan de Heilige Anna munt uit door
de goedbewaarde polychromie. De 'maagschap van
Sint-Anna' wordt in de christelijke iconografie als de
vrouwelijke tegenhanger van de 'boom van Jesse' gezien.
Beide benadrukken de afstamming van Christus uit een
goddelijk geslacht en vereren de onbevlekte ontvangenis
van Maria. Het is een thema dat in onze streken in de
lSde en 16de eeuw vaak voorkwam. Naast het retabel
hangt een wandtapijtje (inv. 3152) met de drie hoofd­
personages uit de maagschap. Een dergelijke beperkte
familiegroep noemt men een Sint-Anna te drieën.
Duitse sculptuur
Ook in Duitsland werden retabels gemaakt. In een
aparte zaal is een aantal beeldhouwwerken
samengebracht uit Duitsland en Oostenrijk, vervaardigd
tussen 1475 en 1520. Op dat ogenblik deed zich in de
Duitse beeldhouwkunst een grote vernieuwing voor
onder invloed van enkele belangrijke kunstenaars.
De grote vernieuwer is Nicolaes Gerhaert van Leyde,
die werkte in Straatsburg en in diezelfde stad overleed
in 1473. Hij beeldhouwde psychologisch goed
uitgewerkte personages die als het ware tot leven lijken
te komen, zoals het stenen beeld van de Sint-Adriamts
(inv. V.2638) dat in de zaal met Doornikse wandtapijten
staat opgesteld. Het beeld is geen gesloten blok meer,
maar heeft volumes die uitdeinen in de ruimte.
Verschillende beeldhouwers zoals onder meer
Michael Pacher, Tilman Riemenschneider en Veit Stoss,
werden door Gerhaerts levendige stijl beïnvloed.
De beeldengroep met Sint-Joris en de Heilige Emerich van
Hongarije (inv. 8648) vertoont invloed van de stijl van
Veit Stoss. Joris wordt vergezeld door Emerich, zoon
van koning Stefaan van Hongarije en symbool van het
middeleeuwse ridderideaal. Het prachtige beeld van
Sint-Florian (inv. V184) is omstreeks 1515-1520 gemaakt.
Deze sierlijke, lichamelijk sterk aanwezige mannelijke
figuur sluit goed aan bij de nieuwe humanistische
opvattingen.
Het retabel met in de centrale kast De aanbidding der
wijzen (inv. 8650) werd omstreeks 1496 vervaardigd in
Tirol. Heel opvallend zijn de grote beelden en de half
vergulde zijpanelen. Op het linkerluik staat een
onbekende heilige en op het rechterluik Sint-Antonius
de Heremiet.
Retabel met de Maagschap van de Heilige Anna
Brussel, ca. 1 500 - 1 5 1 0, eik, oorspronkeliike vergulding en
polyc hrom ie 106 x 93,5 x 23 cm, inv. 327
,
Op de troonzetel in hel m id den zit Maria met hoor moeder, lussen
hen in stoot het jezuskind. Zij vormen de Trias Humana, een soor t
aardse 'Drievuldigheid' , naar analogie van de Trinifas Dei, de Hei l ige
Dr ievuldigheid die hier vert ic aal wordt uit geb eeld: een zegenende
God de Vader bevindt zich boven het Christuski nd; de duif die de
Heilige Geest symbol iseerde, is verloren gegaan. De hoof dpersonages
worden omgeven door 24 verwonten van de Heilige Anno.
Het retabel werd i n l 844 aan de Koninklijke Musea voor Kunst en
Gesc hiedeni s toegewezen. V oorheen stond het in de toen malige
paroc hiekerk van Oudergem ( Brussel). AH
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/3
15
De overgang
van laatgotiek
naar Renaissance
••••••••••••••••
Beeldhouwkunst
Een doorgedreven zin voor realisme kenmerkt het
beeld van de Heilige Silvester. De fijne gelaatstrekken van
zijn karaktervolle, baardloze gezicht lijken zeer natuur­
getrouw uitgewerkt, alsof het om een portret gaat.
Deze evolutie van geïdealiseerde naar realistische
voorstellingen zal nog meer worden gestimuleerd door de
Renaissance. Zo krijgen historische heiligen steeds meer
geïndividualiseerde trekken en worden ze voorboden van
de latere portretbeelden.
Dat met de opkomst van de Renaissance de
kunstenaars meer bewust worden van hun eigenwaarde,
toont het beeld van de Heilige Odilia (inv. 8080) aan.
De vervaardiger van dit fijn gesneden beeld heeft immers
zijn naam en meesterteken in de sokkel gesneden: 'IAN
VAN WEERD A 1509'. Het gaat om Jan van Steffesweert,
die vooral actief was in Maastricht. Hij is een van de
weinige beeldsnijders die in de vroege 16de eeuw zijn
werken signeerde en veelal ook dateerde. Dit charmant
heiligenbeeld is niet zozeer monumentaal opgevat, maar
getuigt van een maniëristische aandacht voor de kledij en
de sieraden. Ook de geaffecteerde manier waarop de
figuur de zijkant van haar overkleed omhooghoudt, doet
wat gekunsteld aan. Odilia lijkt hier als het ware een
prinses, waardoor het beeld zijn sacraal karakter verliest.
Deze kenmerken vinden we ook terug bij de 16de-eeuwse
Antwerpse retabels.
Andries I Keldermans
Heilige Silvester
Mechelen, eind 1 5de eeuw, kalksteen, oorspronkelijke polychromie,
1 18
x 42 x
3 1 cm, inv. 2288
Di t beeld zou afkomstig zq n van het doksaal dat in de
Sint-Romboutskothedrool te Mechel en door A ndries I Keldermans
(werk zaam tol 1 481) werd opgericht en in 1 664 werd afgebroken.
Het stelt de Heilige Silvester voor, die paus was vo n co . 3 1 4 lot
335. Silvester zou een aantol mirakels verricht hebben en zou erin
geslaagd zijn de draak van het Capilool ie muil korven. Deze
populaire heilige was de pat roon van metsers en steenhouwers. I n de
volkskunst goot hij door "als beschermer van de huisdieren. In dit beel d
houdt h i j een touw vost dot de muil snoert van de draak die als een
huisdier aan zi jn voelen ligt. AH
Antwerpse
retabels
Tegen het eind van de 15de eeuw was Antwerpen
uitgegroeid tot de belangrijkste retabelproducent in de
Nederlanden. De vraag naar retabels was in de loop van
de 15de eeuw zo groot geworden dat de kunstenaars op
eigen risico begonnen te produceren en hun werk te koop
aanboden in het Onze-Lieve-Vrouwepand, een permanente
markt voor kunstwerken. Voor deze markt kwamen twee
soorten retabels in aanmerking: het passieretabel en het
MariaretabeL In het Antwerps Mariaretabel van Paihle
(inv. 425) zijn twee beeldsnijders actief geweest, van wie
de ene nog op een traditionele manier werkte en de andere
reeds maniëristisch. Het retabel van Oplinter (inv. 3196) en
het retabel van Herbais-sous-Piétrain (inv. 4009) zijn beide
aan de passie van Christus gewijd. Van beide kunstwerken
zijn de beschilderde luiken en de originele polychromie
met de typische Antwerpse sgraffito- en ponstechniek nog
goed bewaard.
De houdingen en de uitdrukkingen van vele
personages in de Antwerpse retabels zijn lang niet meer
zo ingetogen en sereen als in de Brusselse retabels van de
15de en de vroege 16de eeuw. Door deze wat karikaturale
weergave verloren ze enigszins hun sacrale karakter en
verzwakte hun functie om de toeschouwers tot devotie
aan te zetten.
Het museum bezit ook enkele zeer fraaie devotie­
beeldjes van Mechelse makelij . Deze zogenaamde
'Mechelse popjes' hebben kleine eivormige gezichten met
fijn geschilderde wenkbrauwen, een groot voorhoofd,
amandelvormige halfgesloten ogen, een dunne scherpe
neus en een glimlachende mond. Zij werden als
geïsoleerd cultusbeeldje gebruikt of per drie geplaatst in
een retabelkast, die opgevat is als een kapel met drie
nissen. Mechelse retabelkasten hebben kleine afmetingen
en zijn dan ook vaak bestempeld als huisretabeL
Drie redetwistende mannen van een Kruisiging
Antwerpen, ca. 1 5 1 5, fragment van een gesneden retabel, eik,
afgeloogd, 56 x 50 x 1 5 cm, inv. 8653
Twee soldaten en een derde persoon staan in een groepje bij elkaar.
Hun uitdrukkingen en bewegingen zijn zeer levendig en expressief,
Meubels
hun kleding rijk, gecompliceerd en fantasievoL Wellicht heeft het feit
dat ze oosterl ingen moesfen voorstellen de verbeelding van de
kunstenaar extra geprikkeld. De kledij en de houdingen laten toe het
werk als vroeg· l 6de-eeuws te omschrijven. Dit fragment is van hoge
I n d e late Middeleeuwen bezaten kerken e n kloosters
talrijke en diverse gebeeldhouwde kerkmeubels. In tegen­
stelling tot de vaak zwaargehavende, gerestaureerde en
herstelde koffers en kasten veronderstellen we dat deze
stukken, die sinds eeuwen met zorg bewaard werden,
authentiek en dus onvervalst zijn. De preekstoel uit de kerk
van Alsemberg (inv. 4009) en de lessenaar van een
koorgestoelte uit Sint-Laureins-Berchem (inv. 3631) zijn
hiervan belangrijke getuigen. Het zijn echte meesterwerken
van de schrijnwerkerij van de late gotiek, zowel in perfectie
van de proporties als in schoonheid van de beelden.
kwaliteit en bewijst de artistieke begaafdheid van de Antwerpse
beeldhouwer die het gesneden heeh. AH
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VlAANDEREN 2000/ 3
17
Wandtapiiten
De overgang
van
laatgotiek
naar
Renaissance
de
prerenaissance en de Renaissance
uit
Vanaf 1528 werd te Brussel, en later in andere steden,
het aanbrengen van stads- en weversmerken verplicht
gemaakt, zodat de onderscheidene weefcentra voortaan
beter herkenbaar werden.
Wandtapijten werden zelden ontworpen als losse,
afzonderlijke stukken. Men weefde meestal een 'kamer
tapisserieën', een behangsel van verscheidene stukken
waarop de opeenvolgende momenten van een verhaal
werden weergegeven. Het wandtapijt De legende van Onze­
Lieve-Vrouw van de Zavel is het laatste uit een reeks van
vier die het verhaal illustreert over een Mariabeeld dat in
1348 vanuit Antwerpen naar de Zavelkerk in Brussel zou
zijn gebracht. De gebeurtenis werd evenwel naar de
vroege 1 6de eeuw verplaatst en met nieuwe betekenissen
beladen. Op basis van de zeer realistische weergave van
de portretten van de Habsburgers werd het ontwerp
toegeschreven aan Barend van Orley, hofschilder van
Margaretha van Oostenrijk. Deze toeschrijving werd
recent in vraag gesteld.
van Oostenrijk 'Halt Mass in allen Dingen' is nog
duidelijk te lezen. De twee smalle zijden zijn versierd met
een dubbele M, verbonden door een liefdesknoop.
Waarschijnlijk werd de wieg besteld voor Filips de Schone
of Margaretba van Oostenrijk, de kinderen van
Maximiliaan van Oostenrijk en Maria van Bourgondië.
Een hoogtepunt van de Brusselse prerenaissancestij l
wordt bereikt in de prachtige reeks van vier wandtapijten
met De Zegepraal van de Deugden over de Ondeugden.
Ze werden tussen 1519 en 1524 geweven voor de
kathedraal van Palencia in Spanje en zijn uitstekende
voorbeelden van het toenmaals geliefde genre van de
hoofse zeden
Legende van Onze-Lieve-Vrouw van de Zavel
(4de tapijt)
Brussel, 1 5 1 6 - 1 5 1 8, wol en ziide, 355 x 555 cm, inv. 3 1 53
Dit wandtapqt is een typevoorbeeld van het hoogtepunt dat de
Brusselse weefateliers in de l 6de eeuw bereikten. De vierdelige reeks
werd besteld door Franciscus van Tassis, postmeester-generaal van de
De praalwieg, zogenaamd van Keizer Karel is een van de
weinige overblijfselen van het meubilair uit het vroege
paleis op de Coudenberg te Brussel. De wieg is erg
beschadigd, maar op de zijden zijn nog de resten van de
wapenschilden van Habsburg en Bourgondië aanwezig.
Het devies van Maria van Bourgondië en Maximiliaan
Habsburgse erflanden, voor zijn kapel in de Zavelkerk. Het miraculeuze
beeld werd te Brussel ontvangen en overgebracht naar een kapel.
Het weefsel dankt zi j n bekendheid aan de partrelten van de
Habsburgers . Ferdinand en Karel, de toekomstige keizer, dragen het
beeld. In de kapel wordt de sculptuur vereerd door Ferdinand, zijn
vier zusters en Margaretha van Oostenrijk. De opdrachtgever is
driemaal geknield afgebeeld. WA
18
Praalwieg 'zogenaamd van keizer Karel'
Zuidelijke Nederlanden, laatste kwart 1 5de eeuw, eik,
originele polychromie, metaal, 90 x 1 65 x 72 cm, inv. 360
De wieg is een geraffineerde mengeling van meubelkunst, architectuur,
beeldhouw- en schilderkunst. Ze is vervaardigd door een groot
kunstenaar. De originele polych romie is plooiseli j k sterk afgesleten
moor de zeer fijne tekening is nog goed zichtbaar. De wieg is niet
meer volledig. Aan de i jzeren stoven kon men zien dot de wieg
moest worden opgehangen. De staonder ging echter verloren.
Aan de hoofdeinden zijn nog de twee ijzeren haken bevestigd voor
de textiele aankleding. AH
Het zondig en losbandig leven van de verloren zoon uit
de reeks 'De zegepraal van de Deugden over de
Ondeugden'
Brussel, ca. 1520, wol en zijde, 4 I I
x
650 cm, inv. 9922
Dit derde tapijt uit een reeks van vier Brusselse wondtapijten is een
mooi voorbeeld van het ontluikend humanisme in het begi n van de
l 6de eeuw. Het onderwerp van deze meer don twintig meter longe
tapi j tenreeks is de strijd tussen de Deugden en de Ondeugden. I n het
tafereel met de Verloren Zoon lijkt deze strijd sterk afgezwakt door de
hoofse en elegante houding van de verleidster en de zelfs droefgeestige
jongeman. Zi j worden beiden omgeven door minnende en muziek
spelende poortjes en ook de notuur rondom ademt slechts zachtheid
en tederheid uit. KM
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VlAA NDEREN 2000/3
19
De
overgang
van
laatgotiek
naar
Renaissance
Vanaf het tweede decennium van de 16de eeuw
werden in de Brabantse ateliers modellen en kartons
van Italiaanse meesters op het getouw gelegd. In
opdracht van paus Leo X werd in het weefatelier van
Pieter van Aelst tussen 1517 en 1 521 een reeks van tien
wandtapijten met de Handelingen der Apostelen geweven,
naar kartons van Rafaël en diens atelier. Met deze
Italiaanse ontwerpen deed de hoogrenaissance haar
intrede in de wandtapijtkunst van onze gewesten.
Een uitmuntend voorbeeld in onze collectie zijn de
tien wandtapijten met de Geschiedenis van Jakob. Plaats
van uitvoering en atelier zijn gekend dankzij de merken
en monogrammen die in de stootboorden van sommige
stukken zijn aangebracht. De twee hoofdletters B,
gescheiden door een rood schildje, staan voor 'Brabant­
Brussel'. De letter W, bekroond met het cijfer 4, is het
monogram van de manufactuur van Willem de
Kempeneer. Voor het eerst wordt in de compositie
gesh·eefd naar een vrije, weidse ruimte rondom de
figuren, met aandacht voor breed opgevatte
landschappen en bosgezichten. De figuren zelf krijgen
een heroïsche dimensie, hun gebaren en gelaats­
uitdrukkingen benadrukken het dramatisch verhaal van
Jakobs leven. Op meesterlijke wijze wordt de pracht van
lumen, fluweel, damast en goudbrokaat bijna tactiel
nagebootst in een uitzonderlijk rijk palet van gekleurde
inslagdraden van wol, zijde, zilver- en gouddraad. Al zijn
de meeste figmen toegeschreven aan de schilder en
kartonontwerper Barend van Orley, toch kan men de
medewerking van andere kunstenaars vermoeden,
onder meer van Pieter Coecke van Aelst.
De verdeling van de kudde tussen Jakob en Laban uit
de reeks 'De Geschiedenis van Jakob'
Brussel, 1528- 1534, wol en ziide, 430 x 6 I 0 cm, inv. 8587
Dit wandtapijt is het vierde uit een suite van tien stuks met het leven
van de aartsvader Jakob als thema. De reeks werd geweven tussen
1 5 2 8 en 1 534 in het Brussels atelier van Willem de Kempeneer
Kort nadien werd ze verworven door de Italiaanse kardinaal lorenzo
Compeggi. De voorstellingen worden beknopt verklaard in de Latijnse
opschrihen ingeweven in het midden van elke bovenste boord.
De kartons zij n toegeschreven aan Barend van Orley die duidelijk
werd beïnvloed door de hoogrenaissancistische stijl van Rofoël. WA
20
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/3
21
Renaissance
••••••••••••••••
De invloed van de Italiaanse Renaissance beperkte
zich in onze gewesten aanvankelijk tot de versiering.
Een van de karakteristieke ornamenten van de nieuwe
stijl is de arabeske. Het hoofdbestanddeel van dit motief
is een ranke bloementwijg, een vaas of een strik die
omgeven wordt door symmetrisch opgestelde chimaera's,
draken en fantastische vogels. Tot de nieuwe vormentaal
behoren ook ton di of ronde medaillons met een mannen­
of vrouwenhoofd omlijst door een lauwerkrans, zoals die
in de Romeinse kw1st voorkwamen.
De Antwerpse kunstenaar Cornelis Floris (1514-1575)
was niet enkel een beroemd beeldhouwer, maar tevens
architect en ontwerper van ornamenten. Reeds tijdens zijn
leven was hij beroemd voor zijn nieuwe, typi che,
gemakkelijk te herkennen ornamentstijl, die later de
Florisstijl zal worden genoemd. Volgens zijn eigen
getuigenis bevond Cornelis Floris zich in 1 538 in Rome.
Door de Florentijnse koopman Ludovico Guicciarduu
werd hij in 1569 geprezen als de kunstenaar die de
grotesken uit Italië in de Nederlanden importeerde.
Hij creëerde speelse, sterk fantasierijke voorstellingen met
allerlei combinaties van mensen, dieren en planten.
Deze decoratieve stijl kende in de hele ederlanden een
groot succes, maar ook daarbuiten, voornamelijk in
Duitsland en in de Scandinavische landen. Ze werd veelal
toegepast in de meubelkunst, op glasramen, juwelen,
wandtapijten en aardewerk tijdens de tweede helft van de
16de eeuw en het begin van de 1 7de eeuw.
22
Aardewerk bedekt met tinglazuur kreeg in Italië de
naam majolica, waarsclujnlijk omdat het via Mallorca
werd ingevoerd. Belangrijke Italiaanse productiecentra in
de 15de en 16de eeuw waren Faenza, Castel Durante,
Deruta, Urbino, Gubbio en Venetië. Via Italiaanse
pottenbakkers, die zich in het begin van de 1 6de eeuw in
Antwerpen vestigden, vond de majolicatechniek ingang
in de ederlanden. Na de beeldenstorm (1566) gingen
vele Antwerpse pottenbakkers wonen en werken in de
Noordelijke Nederlanden (Haarlem, Delft, Makkum,
Rotterdam) waar ze de eerste manufacturen van witblauw
of zogenaamd Delfts aardewerk stichtten.
Atelier van Cornelis Floris
Twee fragmenten van een fries met grotesken
Antwerpen, co. 1 570, reliëfs van een kerkmeubel, albast,
1 7 x 37 x 4,5 cm, inv. 29 1 9 A-B
Beide fragmenten stellen een hybride mannenliguur voor mei
vlindervleugels en bloemenranken. De cambinolie van gesloten en
open bloemen is mei veel gevoel voor beweging gebeeldhouwd.
De strakheid van het sni jwerk loot de bloemen als het ware
openspringen . De friezen zi j n uitgevoerd in hoogreliëf en zijn te
vergeli j ken met die welke Carnelis Floris toepaste op zij n ontwerpen
voor grafmonumenten en doksalen. AH
Schotel
Italië, Urbino, 1 53 1, ma;olico, diameter 29 cm, inv. 268 1
De schotel is versierd mei hel mythologische tafereel Polynices die de
schuilplaats van Amphioroüs ontdekt, naar de l!olioonse dichter
Petrorco. De liguur van Eriphylus, de echtgenale van Polynices, gooi
terug op een gravure van Morcontonio Roimond i . Op de ochterzijde
van de schotel sloot de datum 1 5 31 en de signaluur van Fro Xonto
Avell i , de vermaardste majolica-schilder van Urbino. Deze schotel
kreeg Ie Gubbio een lusterglazu u r woordoor hij een metaalachtige
glans kreeg . Hel is een van de meesterwerken van de l!aliaanse
mojolicaproduclie. CD
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/3
23
Renaissance
Kruik
Antwerpen, co. 1562, majolica, hoogte 39 cm, inv. 593 I
Op de buik van de kruik zijn drie medaillons geschilderd met taferelen
uil de bijbelse geschiedenis van Tobias, naar modellen van Cornelis
Metsys. Ze zijn omringd mei grotesken, rolwerk, pulli, bloemen- en
vruchtenvazen, dieren en insecten op een gele achtergrond .
Deze motieven zijn vermoedelijk ontleend aan Hans Vredeman de Vries.
Onder het handvol von de kruik staan het monogrom 'F lAB' en de
datum 1 562. Hetzelfde decor vindt men terug op de majolicapanelen
i n het hertogelijk poleis van Vila Viçoso te Portugal.
Deze uitzonderlijke kruik werd waarschi j n l i j k vervaardigd in het
Antwerpse atelier Den Solm van Guido Andries, onder de leiding van
Franchois Frons. CD
Toegeschreven aan Pierre Reymond
Schotel
Limoges, 29 AOVST 1576, email op koper, 55 x 40 cm, inv. 2986
De schotel is beschilderd met email op zwarte ondergrond en
gehoogd met goud. De voorzijde stelt een episode uil de bijbel voor,
zoals blijkt uit de inscriptie ' EXODE XVI I I ' . De voorstelling is theatraal,
de houdingen van de figuren zijn evenwichtig. De boord von de
schotel is versierd met grotesken. De achterzijde controsteert met de
voorzijde door het overwicht van het ornament op de menseli j ke
figuur. Vier hoofden omgeven het centrale medaillon met een
profielportret van Hendrik IV In de ronkenversiering van de boord
staan twee cartouches met de datum: '29 AOVST' en ' 1 576'. MdR
24
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VlAANDEREN 2000/3
De grote kruik versierd met grotesken en taferelen uit de
geschiedenis van Tobias en de tegelvloer van de vroegere abdij
van Herkenrode uit 1532-33 zijn twee topstukken van
Antwerpse oorsprong. De zeshoekige tegels zijn versierd
met arabesken en plantenmotieven. De vierkante tegels
tonen enkele prachtige portretten, onder meer dat van
Maximillaan van Oostenrijk. Ook een schotel, vervaardigd
uit email van Limoges, toont de typische renaissance­
ornamenten.
Tegelvloer afkomstig uit de voormalige abdij van
Herkenrode
Antwerpen 1532- 1 533, maiolica, vierkante tegels
,
ziide ca. 1 I cm, zeshoekige tegels lengte ca. 2 1 cm,
breedte ca. 9 cm, inv. 2878
Vierkante tegels versierd met portre�en, figuren ten halve lijve,
dieren en rososmotieven zijn telkens geschikt rond zeshoekige
tegels met arabesken en gestileerde plantaardige motieven,
kenmerkend voor de Italiaanse majolica. Volgens een
archiefdocument werd deze tegelvloer door de abdis Mechtilde de
lexhy besteld bij Peter Frons van Venedigen te Antwerpen .
Deze laatste trad o p ols bemiddeloor e n koopman tussen d e abdij
van Herkenrace en de Italiaan Guido Andries, de meest vermoorde
majolicaproducent te Antwerpen in die ti jd. CD
25
Renaissance
Tijdens de Renaissance onderging het meubilair niet
alleen decoratief, maar ook structureel een grondige
wijziging. Een zeer representatief voorbeeld van de
Italiaanse renaissancekist is de cassone. In Italië handhaafde
de kist zich langer dan in de Nederlanden.
Ze combineerde de functies van berg- en zitmeubel en
soms ook nog die van tafel. Naast het bed vormde zij het
belangrijkste deel van het interieur. Terwijl in het Italiaanse
renaissancemeubel de horizontale structuur de voorkeur
genoot, bleef in de Nederlanden de gotische verticaliteit
nog lang na de 16de eeuw doorwegen. De kasten behielden
in principe de oude indeling. Het blinde middenvlak
tussen de twee deuren van de benedenverdieping
verdween evenwel.
26
De renaissancekast, afkomstig uit het gasthuis van Lier,
is een mooi voorbeeld van de invloed van de Italiaanse
Renaissance. De deuren van het meubel zijn versierd met
twaalf paneel�es met ronçle medaillons met een mannen­
of een vrouwenhoofd omlijst door een lauwerkrans.
Ze zijn prachtig in hoogreliëf gesneden, omgeven door
arabesken, engelen, dolfijnen, vazen en ranken.
Cassone
Firenze, midden 1 5de eeuw, inv. Z. N.
Aangezien een cassone meestol tegen de muur wos geplaatst, zijn
s lechts de voorzijde en de twee zij kanten besch ilderd. De taferelen
zijn doorgaans ontleend aan de bijbel of de mytholog ie, of aan
gebeurtenissen uit de familiegeschiedenis van de besteller. De panelen
zijn in de vroege Renaissance beschilderd, dikwijls door de beste
meesters, zoals Pollaiuolo, Filippino, Botticelli, Piero di Cosimo.
Goedkopere kisten zijn dikwijls met inlegwerk, 'intarsia', versierd.
Overigens zijn in deze techniek ook uitvoerige onderwerpen - stillevens,
architectuur, landschappen, stadsgezichten - voorgesteld. KM
Renaissancekast
Brabant, eerste helft 1 óde eeuw, eik, gesculpteerd,
184
x
189 x 84 cm, inv. 2036
Deze majestueuze en tegelijkertijd eenvoudige kast is een uitstekend
voorbeeld van de bergmeubels uil de eerste helh van de l 6de eeuw.
De deuren scharnieren elk op drie hengsels: op de linkerdeur loopt
boven- en onderaan vanuit een accoladevormige scharnier een fijn
bandje dat eindigt in een knop met gestileerd bladwerk. De centrale,
De Italiaanse Renaissance vond vooral veel bijval en
aanmoediging bij een elite, de leidende klasse van de
hoge adel en prelaten, naast humanisten en buitenlandse
kooplui. Het hof van Margaretha van Oostenrijk
(1507-1530) was een belangrijk centrum van renaissance­
cultuur. Humanisme en wetenschap verspreidden via de
boekdrukkunst hun ideeën over heel Europa. De land­
voogdes nodigde te Mechelen belangrijke buitenlandse
kunstenaars uit, zoals de beeldhouwers Conrad Meyt en
Jan Mone (ca. 1485/90-1550), die een duidelijke voorkeur
hadden voor het kostbare en precieuze albast. Mechelse
albasten waren tot in de vroege 17de eeuw een gegeerd
exportartikel.
Huisretabels zijn eigenlijk miniatuuraltaren, soms
voorzien van luiken die gesloten kunnen worden.
De houten lijsten werden gepolychromeerd en ingelegd
met albasten friezen op een vergulde achtergrond.
Ook hier werden vaak groteskenmotieven gebruikt:
kandelabers, bloemenvazen, cartouches, nabootsing van
metalen krul- en bladmotieven (rolwerk), cherubijnkopjes
en hybride vogelwezens. Vijf van deze prachtige
huisretabels worden in aparte vitrines tentoongesteld.
verticale makelaar bestaat uit een opeenstapeling van balusterzuiltjes.
De deuren zijn versierd met twaalf paneeltjes met hoofden in ronde
medaillons. Het gaat hier niet zozeer om portrellen maar om een
representatieve voorstelling van figuren uil de gegoede burgerij en
de adel. AH
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/3
27
Renaissance
Galterus Arscenius
Armillarium
Leuven, 1575, geelkoper en hout, gesigneerd 'Golterus Arscenius
Omgeving van Jan Mone
Maria met Kind in een retabel
Mechelen, 1 530- 1540, albast, vergulde stoffering, gepolychromeerd
nepos Gemmoe Frisij Lovonij fecit Anno 1 575', hoogte 39 cm,
diameter voet 24 cm, inv. 8948
hout, 65 x 36 cm, inv. 2425
Dit instrument stelt de geocentrische visie von Ptolemous op het
draagt een losse jurk met ronde hals en lange mouwen waarover een
Dit reliëf maakt deel uil van een klein altaar. Maria, ten halve lijve,
universum voor: de aarde, in het centrum, wordt omgeven door
lichte sluier ligt. Heel teder houdt zij het naakte Christuskind in de
verschillende beweegbare ringen, armillen, die de beweging van
armen. Dit type madonna gaal terug op l 5de-eeuwse Florentijnse
zon, maan en planeten door het hemelspan simuleren. Het geheel rust
voorbeelden. Bovenaan staat het opschrift 'ECCE ANCILLA DOMINI'
op een drager die op zijn beurt wordt geschraagd door vier hermen
(Zie de d ienstmaagd des Heren), onderaan een schildje met de naam
in geelkoper. Een dierenriem en een calendarium met 67 feest- en
'MARIA' . Het retabel loot zien dat de Nederlandse beeldhouwkunst in
heiligendagen zi j n op de horizonring gegraveerd. Het kompas,
het tweede kwart van de l óde eeuw steeds meer rechtstreeks op
verzonken in het midden van de horizontale plaat, is omringd door
Italiaanse voorbeelden terugviel . AH
twee gegraveerde windrozen met de namen van de winden in het
Lati j n en het Nederlands. jl
28
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/3
Renaissance
Balkslof met Izaäk zegent Jakob in het bijzijn van
Rebekka
Antwerpen (?), 1 550- 1 585, eik, gesculpleerd,
deel van een houten zoldering, 84
x
37,5 x 9 1 , 5
cm,
inv. 1 807 8
Deze bolkslof behoort tot een reeks van vijf bolksloffen of korbelen
van grote afmetingen en met een uitzonderlijk decor. Ze stellen vijf
episodes uit de geschiedenis von Jakob voor. De oude en blinde
Izaäk op de voorgrond zegent Jakob die zich, met medeweten van
zijn moeder, loot doorgaan voor zijn broer Ezau. De uitdrukking van
de figuren is zeer expressief, zelfs ietwat nerveus. Het modelé van de
spieren is zeer hoekig. Deze overdrijving werd wellicht ingegeven
door het feit dot de korbelen op een hoogte van 4 tot 5 meter
werden geplaatst en toch leesboor moesten blijven. AH
Gelijkaardige motieven vindt men terug op de vijf
balksloffen met de geschiedenis van Jakob, die de
balkenzoldering zowel moesten ondersteunen als
verfraaien. Ze zijn gesculpteerd naar tekeningen van
Maarten van Heemskerck (1498-1574) die door Dirck
Volkertszoon Coornhert in 1549 in prent werden gebracht.
Van Heemskerck volgde de tekst van het Oude Testament
zeer precies. Ook de glasramen met de geschiedenis van jozef
(inv. 2017) uit het midden van de 16de eeuw, afkomstig
uit het burgerlijk gasthuis van Lier, zijn ontworpen naar
gravures van Dirck Volkertszoon Coornhert.
Het museum prijst zich gelukkig enkele van de
mooiste en waardevolste glasramen van het land te
bezitten. Ze dateren uit de eerste helft van de 13de eeuw
tot het midden van de 16de eeuw. Zeer fraai zijn de vier
1 6de-eeuwse glasramen uit het burgerlijk gasthuis van Lier
(inv. 2019). Ze stellen telkens een vrouwenfiguur met
schild voor, omringd door kandelaberzuilen versierd met
groteskenmotieven, die een typerend voorbeeld van
renaissanceornamentiek vormen. Van de in de 16de eeuw
zo populaire medaillons, die ingewerkt werden in
vensters van onder meer particuliere gebouwen en
kloosters, is zeker het medaillon met de Triomf van de Tijd
van de hand van Dirick Vellert vermeldenswaard.
Vellert maakte deel uit van het Antwerpse Sint-Lucasgilde
en was zowel schilder, graveur als glasschilder.
30
Voetwassing en Laatste Avondmaal
Zuideliike Nederlanden, tweede helft 1 6de eeuw, albast,
20 x 20 cm, inv. 89 1 9
Deze albasten reliëfs, gesneden in vlakreliëf, maken deel uil van een
reeks van tien taferelen uit de passie van Christus. De albasten reliëfs
zijn per twee gevat in een eiken kader. Opvallend in deze reeks is het
ontbreken van de kruisig ingsscène. Wellicht hebben de reliëfs deel
uitgemaakt van een kerkmeubel waarin de kruisiging centraal stond. AH
Dirick Vellert
De Triomf van de Tijd
Antwerpen, 1 5 1 7, grisailleschildering op glas, gesigneerd DIRICK
VELLE op de kousenband van het rechterpersanage, gedateerd
1 .5. 1 .7. / APR. 2 1 op de steen aan diens voeten, diameter 23 cm,
inv. 5956
Omgeven door zondlopers en steunend op krukken ment Chronos,
personificatie van de lijd, een triomfwagen getrokken door twee herten.
In de compositie ligt de nadruk veeleer op de twee flankerende
mannelijke figuren op de voorgrond. Zij nemen een elegante pose
aan die duidelijk op de Italiaanse Renaissance geïnspireerd is.
De achtergrond suggereert een heuvellandschap. De grisailletekening is
van de hand van Dirick Veiler!, een vermaard graveur en tekenaar. jl
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAAN DEREN 2000/3
31
Zilver
Vorsten, prins-bisschoppen en grote heren waren tuk
op de pracht en praal die het edelsmeedwerk uitstraalde.
Gedetailleerde sterfhuisinventarissen bewijzen dat zij soms
een schatkamer vol wisten bijeen te brengen, waaronder
bijvoorbeeld de zilveren kaartspelen die op het einde van
de 16de en in het begin van de 17de eeuw geliefde
verzamelobjecten waren. Naast de adel pronkten ook de
bu.rgers graag met voorwerpen in edelmetaal. Stedelijke
corporaties en rederijkerskamers waren trots op het eigen
gildezilver. Wanneer het enigszins kon, werden zilveren
pronkstukken verworven, alhoewel sommige ambachten
zich noodgedwongen moesten tevreden stellen met tinnen
gerei voor vergadering en feestmaal. De katholieke kerk
bleef niet achter en zelfs religieuze instellingen hadden
belangstelling voor profaan zilverwerk. Edelsmeedwerk
was een prestigieus geschenk, bijvoorbeeld als hoofdprijs
van de gildewedstrijden, maar ook van stadswege als
dank voor bewezen diensten of als aansporing tot het
bekomen van een gunstige beslissing.
In de 16de eeuw was het nog zeer gebruikelijk dat
iedere aanzittende zijn of haar eigen eetgereedschap
meebracht. Reeds in de late Middeleeuwen werden
plooilepels gebruikt. Wanneer de eetvork op het einde
van de 16de eeuw in de mode kwam, bedacht men een
handig en compact rneeneernsysteern. Men rnaakte een
plooivork en een achteraan van oogjes voorziene losse
ovalen lepelbak, die over de drie lichtgebogen vorktanden
kon worden geschoven. Zo bekwam men één
eetinstrument met dubbele functie. Bovendien kon het
topje van de vorksteel worden losgeschroefd, waarin zich
dan een tandenstoker bevond. De lepelbak en de
dichtgeplooide vork werden samen opgeborgen in een
kleine lederen houder.
Hans IV pfleger
Kaartspel
Augsburg, 1595- 1600, zilver, 8, 2 x 5, 2 cm, inv. 1 664
De lwoolf figuurkoorfen zijn gegraveerd door Alexander Moir.
Hq signeerde er zeven met het monogrom AM. Twee ervan zij n 1 594
gedateerd. De liguren stellen koningen, dames en ridders voor. Ze zijn
gebaseerd op prenten van jast Amman die dienden als ill ustratie van
twee boeken uil 1 5 85 en 1 5 86. De genummerde koorten zqn later
ontslaan. Opvallend is dot het koortspel niet gemaakt is volgens de
Duitse traditie, zijnde voor de kleuren: horten, bladeren, bellen en
eikels, en voor de figuren: een heer en twee knechten. Zilveren
koortspelen waren op het einde van de l óde en in het begi n van de
l 7de eeuw geliefde verzamelobjecten. SDC
Bruidsmes en ·vork
Antwerpen, 1597, zilveren heften, mes lengte 24 cm,
vork lengte 1 9, 4 cm, etui lengte 26,5 cm, inv. 6665
O p beide heften zi jn bqbelse taferelen gegraveerd: o p d e vork jonas
in zee geworpen en Oe graflegging en op het mes Oe Redding von
jonas en De opstanding. Erboven zijn de allegorieën van Geloof,
Godsdienst, Onschuld en Wijsheid voorgesteld. Op de zijkont sloot
het opschrift 'ELISA8ETH PUYTLINCK 1 597', dot op de vork
gecombineerd is met het wapen van Elisobeth de Blocquerie uit Luik
en op het mes met dot van Arnold Puytlinck uil Mooseik. Het etui is
1 6 1 0 gedoteerd. Op het einde van de 1 6de eeuw was het nog de
gewoonte dot genodigden hun eigen eetgerei meebrachten. Het werd
meegedragen in een foedraal dot oon de riem bevestigd werd. SDC
32
Renaissance
Lois van Nieukerke jr.
Sierschotel met mislukt beleg van Brugge
Brugge, 1 63 1 - 1 632, verguld zilver, diameter 55,5
cm,
inv. 1 1 2
Centraal op de schotel stoot de afbeelding van de stad Brugge.
Onderaan en bovenaan wordt het plat in twee kampen verdeeld daar
respectievelqk de Reie en de voorten naar Damme en Sluis. Rechts
staat het leger van prins Hendrik Frederik van Oranie dat zqn kamp
opbreekt en links bemerken we de Spaanse troepen die de stad
intrekken. Op de boord zqn trofeemotieven aangebracht. Mogelqk
was deze schotel het geschenk dat aan graaf Paul Bernard de
Fontaine werd aangeboden, als dank voor de redding van de stad
na het beleg door troepen van de Noordelqke Nederlanden op
4 iuni 1 63 1 . SDC
Meester met lopende vos
Plooivork met lepelbak
Antwerpen, 1 628- 1 629, zilver, vork lengte 1 4 , 3
lepel 4,8
x
6,5
cm,
cm,
inv. 5249
Op het aanhechtingspunt tussen de steel en de vork is een scharn er
aangebracht. Zo kan de vork dubbelgeplooid en opgeborgen
worden in het etu i . Wanneer de vork open is, kan men het scharnier
vergrendelen met een schuifie dat over de steel glqdt. De losse
lepelbak, die achteraan vqf oogies heeft, kan over de drie tanden van
de vork geschoven worden . De lepel heeft dus geen aparte steel.
Het figuurfie bovenaan het steeleinde kan worden losgeschroefd en
heeft onderaan een stiltie dat dienst doet als tandenstoker. Dit handige
gebruiksvoorwerp is ontstaan uil de gewoonte om eigen eetgerei mee
te brengen wanneer men ergens ging tafelen. SDC
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAANDEREN 2000/3
33
Renaissance
Opvallend voor de 16de en 17de eeuw was een
overvloed aan drink- en schenkgerei van zeer uiteenlopende
materialen en vormen. Runderhoornen die door herders
en boeren als drinkgerei werden gebruikt, konden door
een rijke zilverzetting omgetoverd worden tot pronk­
stukken voor adel en gilde. Maar toch gaf men de
voorkeur aan kostbare en zeldzame materialen. Reeds in
de late Middeleeuwen werden grote exotische noten door
een zilveren zetting verwerkt tot drinkgerei. In de 16de
eeuw werd de kokosnoot bij voorkeur fraai besneden met
bijbelse of mythologische taferelen in decoratieve
omlijstingen. Zoals in de Bourgondische tijd werden
drinkschalen eveneens vervaardigd uit fraaie houtsoorten,
schelp, bergkristal of halfedelstenen in zilveren, vergulde
of gouden zetting, al dan niet voorzien van een
rijkbewerkt deksel. Onder Italiaanse invloed kwam ook
de 'tazza', een brede drinkschaal op hoge stam, in zwang.
Kokosnootkannetje
Antwerpen, co. 1 540, kokosnaaf en zilver, hoogte 23 cm,
diameter voet 7 cm, inv. 33
Normaal gezien werden de kokasnoten gevat tussen drie, soms vier
bonden en versierd met een zelfde aantal voorstellingen. Dit kannetje
met zeven banden en evenveel taferelen vormt een uitzondering.
Dit heeft waarsch ijnlijk te maken met de onderwerpkeuze, met name
de zeven ploneten Zon/Apollo, Maan/Diana, Mercurius, Saturnus,
Jupiter, Mars, Sirius/Venus. De dierenriemtekens zqn eveneens
opgenomen. De taferelen gaan terug op een reeks planetenplakeHen
die daar Peter Flötner te Neurenberg ontworpen werden i n
1 5 37- 1 54 1 . D e standring werd vervangen in d e 1 9de eeuw e n
ook het oor blijkt t e z i j n vernieuwd. SDC
Meester met Sint-Andrieskruis
Kokosnootbeker
Antwerpen, 1 6 1 5- 1 6 1 6, kokosnoot en zilver, hoogte 37, 3 cm,
diameter voet 9,5 cm, inv. 103
Op de kokosnoot zqn drie velden uitgesneden met telkens twee
taferelen: De schepping van Eva en Oe boodschap aan Maria;
De zondeval en De geboorte van Christus; De uitdriiving uil het
paradiis en De aanbidding der wi;zen. Het is mogeli j k dat het vrij
onhandige snijwerk iets ouder is dan de zilveren zetting.
Kokosnootbekers werden vervaardigd van de 1 5de tot de 1 9de
eeuw. De kokosnoten werden ingevoerd uit Indië, de Afrikaanse
Westkust en loter ook uit Zuid-Amerika. Ze werden beschouwd als
een kostbaar materiaal. In Antwerpen kwamen deze bekers in het
begin van de 1 7de eeuw geregeld voor. SDC
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAAN DEREN 2000/3
35
A. van den Hecken
Drinkschaal
Antwerpen, ca. 1600, deels verguld zilver, diameter 1 9, 8 cm,
inv. 2903
Aan de binnenkant van de schaal is een Aanbidding der wijzen
gegraveerd waarrond een opschrih is aangebracht. De keerzijde is
versierd met verschillende motieven en i n het midden zijn er sporen
van de aanhechting von een stom. De drinkschool stond dus
oorspronkelijk op een hoge voel. Dit type drinkschaal, tazza of
capschool genoemd, kwam rond 1 550 onder Italiaanse invloed naar
de Zuidelijke Nederlanden. Aanvonkelijk waren ze bedoeld om wijn
uit te drinken, moor al snel werden ze ook gebruikt om vruchten,
gekonfijt fruit of andere zoetigheid op tafel te zetten of gewoon als
pronkstuk. SDC
Hendrik van Ockerhout
Nautilusbeker
Brugge, 1 645- 1646, nautilusschelp in verguld zilveren zetting,
hoogte 34, 3 cm, inv. V 2 1 07
De schelp wordt gedragen door een zeemeermin die zelf gesteund
wordt door drie dolfi jnen. De nautilusschelp op zich is gegraveerd met
een mythologisch en een exotisch tafereel, namelijk Hereu/es en de
leeuw van Nemeo en een olifant met kornak. De winding van de
schelp is achteraan zeer mooi opengewerkt. Schelpbekers waren
reeds in de tweede helh van de l óde eeuw in trek omwille van de
maniëristische vormen van de schelpen. Ze werden vaak in
Antwerpen gemaakt, de invoerhaven van deze materialen. Uit Brugge
zijn lat hier toe slechts twee exemplaren gekend .
36
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VlAAN DEREN 2000/ 3
Ba rok
• • • • • • • • • • • • • • •
Een
barokinterieur
De tentoongestelde barokkamer is een evocatie van de
bemeubeling van een Oud-Vlaams 1 7de-eeuws binnenhuis.
In vele huizen vormde de troonkast of beeldenkast het
belangrijkste meubel. De eerste benaming verwijst naar de
vorm, de tweede naar de rijke decoratie. Dergelijke kast
werd vaak meegegeven als bruidsschat of huwelijks­
geschenk. Op 1 7de-eeuwse schilderijen van interieurs
staan vaak trektafels afgebeeld. Meestal zijn zij bedekt met
een kostbaar tafeltapijt, vaak van Turkse oorsprong.
Het meest gebruikelijke type van stoel in de Zuidelijke
Nederlanden was de met leder overtrokken eikenhouten
Spaanse stoel. Aanvankelijk werden deze zitmeubels
ingevoerd vanuit Spanje, maar later werden ze ook in de
Vlaamse steden gemaakt.
Tot de kostbare reeds classicistisch aandoende
pronkmeubels van rond 1 700 behoort alleszins de
kussenkast, zo genoemd omwille van de zware met
robbellijsten - gegolfde lijsten meestal van ebbenhout ­
omrande vlakken of kussens. Van deze hoge
tweedeurskasten is de houten kern belijmd met mooie
exotische houtsoorten zoals palissander en ebbenhout.
Kussenkasten waren nog steeds bergmeubels met
planken; pas rond 1 700 ontstond de gewoonte de kleren
op te hangen.
Het middeleeuwse baldakijnbed evolueerde vanaf de
Renaissance tot een alkoofbed. De gordijnen werden
vervangen door houten betimmeringen langs twee of drie
zijden.
De kostbare bergmeubels van de 1 7de en 18de eeuw
worden in de archiefdocumenten vaak cantoren en
scribanen genoemd. Het zijn kastjes met verschillende
laden en soms ook een binnenruimte die werd afgesloten
met een deurtje. Vaak zijn er bovendien geheime laden of
secreten ingewerkt. Op menige 'constcamer', een schilderij
met het interieur van een kunstverzamelaar, wordt een
cantoor of een scribaan afgebeeld. Vaak zijn er juwelen,
muntstukken, cameeën, schelpen of andere exotische
kostbaarheden in geborgen, samen met geplooide of
opgerolde documenten. Vooral Antwerpen heeft zich
ontwikkeld als productiecentrum van dergelijke
pronkkasten. Het maken en versieren van deze kunstmeubels
was een onderneming waarbij ebbenhoutwerkers,
vergulders, draaiers, kunstschilders, koperslagers en
zilversmeden bij betrokken werden.
Beeldenkast
Zuidelijke Nederlanden, co. 1620, notelaar, 191
x
147 cm, inv. 1720
I n vele huizen was een beeldenkast af lraonkasl, zoals ze ook wel
werd genoemd, het belangrijkste meubel. Ze stond als het ware
model voor de welvaart van de eigenaar. Een schrijnmaker stond in
voor de constructie van het meubel Ierwijl een beeldhouwer de figuren
en de taferelen sneed. In deze beeldenkast stellen de losstaande
figuren de goddelijke deugden voor, respectievelijk Hoop, Liefde en
Geloof. De gebeeldhouwde reliëfs op de deurtjes tonen links Christus
en de Samaritoanse vrouw en rechts Christus met Nicodemus.
De deuren van de anderkast zijn versierd met wapenschilden. AH
37
Apothekers- of chirurgijnkastje
Zuidelijke Nederlanden, midden 1 7de eeuw, eik, ebbenhout, tin,
verguld koper, rode satijn, glos, olieverf, 46 x 38 x 30 cm (gesloten),
inv. 5898
Dit kistje is opgevat als een cantoortje met twee deuren en een
deksel. Het schilderijtje op de binnenkont von het deksel toont het
interieur van een apotheek, waarin de apotheker achter zijn loog
werkt met vijzel en mortier. De vier linnen plootjes rondom zijn versierd
met gegraveerde voorstellingen van medicinale planten. Het koffertje
bevat allerlei koperen poljes en glazen flesjes die wel licht werden
gebruikt om medicijnen in te bewaren. In de onderste schuif ligt een
verzameling koperen instrumenten waoronder scalpels, spatels, haken,
messen, lepeltjes en een spuit. AH
38
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VlAAN DEREN 2000/3
Barok
Trektafel en Spaanse stoel
1 7de eeuw, eikenhout, ebbenhout, leder, 1 34 x 8 1
91
x
6I
x
x
82 cm (tafel},
46 cm (armstoel}, inv. V79, VDP.746
Tofels van dit type worden in 1 7de-eeuwse bronnen ols trektafel
aangeduid omwille van de uittrekbloden die zich onder het
bovenblad bevinden. De moderne benaming balpoottafel dankt de
tafel aan de kenmerkende bolle middengeledingen van de poten.
De stoel is het barokke zitmeubel bij uitstek. Dergelijke exemplaren
werden in de 1 9de en 20ste eeuw frequent gekopieerd. De grote
koperen nagels, waarmee het lederwerk van deze lerenstoelen, ook
Spaanse stoelen of rubensstoelen genoemd, op het houten roomwerk
is vastgehecht, verhogen de luister ervan. AH
Baroksculptuur
Het werk van Pieter Paul Rubens (1577-1640) liet
schilders noch beeldhouwers onberoerd. Tijdens zijn
verblijf in Italië tekende Rubens naar antieke en
renaissancemeesters. Hij legde een van de belangrijkste
kunstcollecties aan van antieke sculptuur. Hij maakte
ontwerpen voor reliëfsculpturen en luxueuze decoratieve
voorwerpen die in zilver en ivoor uitgevoerd moesten
worden. Hij was bevriend met beeldhouwers en kwam
zelfs bij de aartshertogen tussenbeide ten gunste van
François Duquesnoy (1597-1643) die toen te Rome
verbleef.
De beeldengroep de Geseling van Christus , in verguld
zilver en brons, kwam tot stand dankzij de samenwerking
van François Duquesnoy en Alessandro Algardi
( 1598-1654), die later in Rome de belangrijkste rivaal van
Bernini zou worden. De brede en vlakke uitwerking van
borst en schouders van de Christusfiguur, kenmerkend
voor het werk van Algardi, staat in contrast met de fijne
modellering en de zeer gedetailleerde musculatuur van de
twee beulen van Duquesnoy. Het feit dat er meer
dan dertig replieken en varianten van deze
groep bestaan, maakt duidelijk dat deze
beeldengroep een zeer geliefd
typevoorbeeld was.
Lucas Faydherbe (1617-1697)
was de enige beeldhouwer van zijn
generatie die in nauw contact
stond met Rubens. Van 1636 tot
1639 was hij als medewerker
actief in diens atelier. Zijn vroegste
werken, zoals de groep Triton met
dolfijnen, reveleren in de energieke,
krachtige plasticiteit van de vormen de
haast zintuiglijke gevoeligheid van
Rubens. Het oppervlak werd met een
snelle en trefzekere beweging van de
hand gemodelleerd.
Lucas Faydherbe
Triton met dolfijnen
Mechelen, co. 1 640, terracotta, 63,5
x
6 1 , 5 cm, inv. R. 3
Deze speelse lrilon op twee dolfijnen behoor! lol hel vroege werk van
Lucas Foydherbe, gemaakt onder de i nvloed von Rubens bij wie h i j
drie jaar leerl ing was. D e figuur i s goed vergelijkboor mei d e pulli op
Rubens' schilderijen. Triion was de zoon van de zeegod Poseidon en
zijn vrouw Amphilrile. Hij werd voorgesleid als een mensenkind mei
een vissensloorl. Zijn ollribuul is een gedraaide schelp waarin hij
bloost om hel woler Ie bedoren of om de golven op Ie zwepen.
Hel is niel bekend waarvoor deze triion werd gemaakt, misschien
was hel een voorbereidend model voor een fontein. AH
40
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VIAANDEREN 2000/ 3
Barok
Sebastiaan geholpen door een engel
Zuideli;ke Nederlanden, ca. 1 700, bukshout, 34,5 cm, inv. 424
Sebostioan is een van de heiligen die vanaf het ogenblik van zijn
dood op het einde van de 3de eeuw tot op vandaag, bij gelovigen
én kunstenoars enorm populair is gebleven. De scène stelt het moment
voor vlak na de martel ing. Sebastiaan hangt voor dood met de armen
aan een boom met een aantol pijlen in zi j n onderuitgezakte lichaam.
Een engel probeert met grote voorzichtigheid een pijl uit zijn lichaam
te verwijderen. AH
De baroksculpturen uit de verzameling tonen een
verscheidenheid aan materialen en technieken. De figuren
in de bronzen groep van Algardi en Duquesnoy werden
elk apart gegoten en dan zorgvuldig gepolijst en
afgewerkt. De geelkoperen Maria met kind (inv. V.2362)
is gegoten in een legering van koper en zink. Dit samen­
gesteld metaal, dat voornamelijk werd vervaardigd in de
steden aan de Maas, wier bedding rijk is aan zink, was
goedkoper dan zilver, goud of brons en werd vaak
gebruikt om beelden te maken bestemd voor de
huishouding.
De kleine, vrijstaande beeldjes in bukshout, zoals
Sebastiaan geholpen door een engel , horen thuis in de sfeer
van de privé-devotie en leveren niet zelden een heel
ander stilistisch beeld van de barok dan de monumentale
beelden uü grotere ensembles, zoals grafmonumenten.
Bukshout is een harde houtsoort met een uitzonderlij k
fijne vezel wat het zeer geschikt maakt om tot in de
kleinste details af te werken. De gratievolle en tedere
Maria met kind (inv. V.2362) is dan ook veel minder gestreng
dan het geelkoperen beeld. Dergelijke voorstellingen
blijven in de barokperiode populair omdat ze de
mogelijkheid bieden Maria dichter bij de gevoels- en
geloofswereld van de devote toeschouwer te brengen.
zie ook achtercover
François Duquesnoy en Alessandro Algardi
Geseling van Christus
ca . 1 635- 1 645, verguld brons, zilver, marmer, ebbenhout,
halfedelsteen, hoogte 58,5 cm {met sokkel), inv. 8507
De groep bestaat uit drie afzonderlijk gegoten bronzen beeldjes:
Ch ristus is vostgebonden aan de geselpaal en wordt geflankeerd
door twee geselaars. Het ontwerp voor de groep en de u itvoering
van de Christusfiguur worden toegeschreven aon Algardi, terwip de
beulen worden aanzien als het werk van Duquesnoy. Men kon
inderdaad verschillen onderscheiden in zowel de sculptuur als de
kwaliteit van het gietwerk. Dit soort kunstwerken was in de 1 7de en
1 8de eeuw zeer gegeerd voor persoonlijke devotie binnen het paleis
of in een huiskapel. AH
41
Wandtapi jten
In de tweede helft van de 16de eeuw evolueerde de
Renaissance naar het maniërisme. Rond 1600 weefde het
Brusselse atelier van Maarten Reymbouts Verturnmts en
Pomona (inv. 5998), naar de Metamorfosen van Ovidius.
Het karton is een adaptatie van een model van rond 1 545.
De allesoverheersende rol van de boorden, met arabesken
en grotesken naast voorstellingen van de elementen en
van Fa.ma en Victoria, maakt het tafereel minder herkenbaar.
De Leeuwenjacht uit de reeks 'De Jachten'
Brussel, co. 1 645- 1 650, wol en zijde, 340 x 464
cm,
inv. Tp. 1 1
De Leeuwenjacht maakt deel uit van een reeks van acht wandtapijten
met iachtvoorstellingen. De iacht was een geliefd tqdverdrqf voor de
hogere standen. Het thema kende grote bi jval in de tapijtvveefkunst.
De Leeuwenjacht behoort samen met De Luipaardjacht in deze reeks
tot de exotische iachttaferelen. Het goot om een bewogen en
kleurrqke voorstelling van het meest dramatische ogenblik, het moment
dat de leeuw de lanssteek zal worden toegebracht. De on bekende
ontvverper van dit wondtopqt inspireerde zich op tvvee werken van
Rubens. Op basis van de boord kunnen deze ongemerkte
Met zijn revolutionaire modellen gaf Rubens een nieuwe
impuls aan de artistieke creativiteit van de weefateliers.
De personages krijgen opnieuw alle aandacht: het zijn
heroïsche en zeer levendige figuren, en zowel hw1 eigen
gebaren als hun onderlinge schikking vloeien samen in
grootse bewegingen, meestal in dynamische en diagonale
richtingen. Ieder gelaat vertolkt duidelijk de gemoeds­
beweging. Het kleurengamma is nieuw: grijs, lichtblauw,
bruin, beige en geel zijn alomtegenwoordig met hierboven
dominanten van rood en blauw. Twee tapijten uit Rubens'
reeks gewijd aan Oe geschiedenis van Achil/es, ontworpen
rond 1 630, getuigen van de nieuwe esthetiek. Het atelier van
de weversfamilie Raes was een der belangrijkste in Brussel
in de eerste helft van de 17de eeuw. Dit geldt ook voor de
manufactw·en van Everaert Leyniers en Hendrik Reydams,
die rond 1645 de fraaie serie met Jachttaferelen produceerden.
De Leeuwenjacht combineert twee verschillende schilderijen
van Rubens. De andere taferelen zijn bewerkingen naar
gravures van Antonio Tempesta. De architecturale
boorden met hermen zijn kenmerkend voor de tijd en
gaan eveneens terug op voorbeelden naar Rubens.
42
OPENBAAR KUNSTBEZIT IN VLAAN DEREN 2000/3
wandkleden worden toegeschreven aan het weefatelier von Everoert
Leyniers en Hendrik Reydoms. WA
Info Jubelparkmuseum (KMKG)
jubelparkmuseum (KMKG)
jubelpark 10, 1 000 Brussel
Tel 02/741 72 1 1 - fox 02/733 77 35
Website h llp//www. km kg-mro h . be
Open van dinsdag lol vrijdog van 9.30 lol 17 uur,
zaterdag. zon- en feestdogen van 1 0 lol 1 7 uur
Gesloten op maandag, 1 januari, 1 mei, 1 en 1 1 november, 25 december.
Hel museum is toegankelijk voor rolstoelgebru ikers.
Museumwinkel
Cafetaria
Documentatiediensten: centrale bibliotheek, bibliotheek van de Oudheid
bibliotheek van het Hoger Insti tuut voor Chinese Studiën, diatheek
Educatieve en culturele dienst
Tel . : 02/74 1 72 1 4 - fox 02/733 46 47
E-mail: ecd@kmkg-mroh be
Colofon
Auteurs essays
An s Behling
Rio Cooremon
Korl Morcelis
Alexandro Van Puyvelde
Coördinatie tekst
Anno Van Waeg
Auteurs bijschrihen
AH: Anloinelle Huysmons
CD: Cloire Durnorlier
jl: jonetle lefroncq
KM: Korl Mo rceli s
MdR: Monique de Ruelle
MR: Micheline Ruyssi nck
SDC: Sara De Coninck
WA: Werner Adrioenssens
Fotografie
© KMKG
Roymond Mammaerts en
More-Henri Williot-Pormenlier,
uitgezonderd pp. 20, 39, 42
(Speltdoorn en Zoon)
en pp. 5, 13, 14, 22, 23 (boven),
26, 30 (onder), 37, 4 1 ( Rocco
Ricc i )
Coördinatie beeldmateriool
Vivione Xh ig nesse
Auteursidentificatie
De woede van Achilles uit de reeks 'De geschiedenis
van Achilles'
Brussel, 1 649- 1 669, wol en ziide, 423
x
376 cm, inv. 2 1 09
Dit wandkleed stelt een episode voor uil de Trojaanse oorlog.
Achilles wordt, op het ogenbl ik dat h i j zijn zwaard trekt tegen
Agamemnon, tegengehouden door Pallas. De reeks, waarvan het
museum er vijf bezit, werd omstreeks 1 630 ontworpen door Rubens.
Typisch voor zi jn stijl is de weergave von levendige, hero"lsche
personages waarvan de gebaren en de onderlinge schikking
samenvloeien in grootse dynamische bewegingen. Rubens was
eveneens veraniwoordeli j k voor de uitbreiding van hel kleu rpa let in de
la p i j lweefku n sl . De reeks werd geweven in hel Brussels atelier van de
familie Roes in opdracht van de Milanese koopman Giacomio
Anlonio de Carenna. WA
Werner Adrioenssens neemt het dogelqks beheer waar va n de
verzameling Wondtopijlen en Textiel van de Koninklijke Musea voor Kunst
en Geschiedenis
Ans Beh ling is historica en educatief medewerker b q de Kon inkli j ke Musea
voor Kunst en Geschiedenis
Rio Cooremon is kunsthistorica en educatief medewerker bij de Koninklijke
Musea voor Kunst en Geschiedenis
Soro De Coninck is verantwoordelijk voor de verzameling Zilver en
Preciosa van de Koninklijke Museo voor Kunst en Geschiedenis
Cloire Durnorlier is verantwoordelijk voor de verzameling Ceramiek van de
Koninklijke Museo voor Kunst en Gesch iede nis
Anloinelle Huysmons is verantwoordelijk voor de verzameling Sculptuur en
Meubels van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschieden is
jonelle lefroncq is verantwoordelijk voor de verzamelingen Glos en
glasramen en Precisie-instrumenten van de Koninklijke Museo voor Kunst
en Geschiedenis
Korl Morcelis is kunsthistoricus en educatief medewerker bij de Koninklijke
Museo voor Kunst en Geschiedenis
zie volgende pagina
François Duquesnoy en Alessandro Algardi
Geseling van Christus
ca. 1 635- 1 645, verguld brons, zilver, marmer, ebbenhout,
halfedelsteen, hoogte 58,5 cm (met sokkel}, inv. 8507
Monique de Ruelle is verantwoordelijk voor de verzamelingen Maaslands
edelsmeedwerk en Metaal van de Koninklijke Musea voor Kunst en
Geschiedenis
Micheline Ruyssinck rs veronlwoordelqk voor de verzamelingen Wapens
en wapenrusting en Rijluigen van de Koninklijke Musea voor Kunst en
Geschiedenis
Alexondro Van Puyvelde is kunsthistorica en educatief medewerker bij de
Koninklqke Musea voor Kunst en Geschiedenis
43
�
"'
.:,(.
z
...
c
Vl
0
0
a;
::J
.c
.!!!
-5
2
"'
0..
1J
::J
0
Download