B4 T2 Bevruchting 2.50MB

advertisement
Thema 2 Planten
Basisstof 4
K4
-Als de stuifmeelkorrel op een
stempel van een plant van
dezelfde soort is gekomen,
vormt die stuifmeelkorrel
een buis: de stuifmeelbuis.
-De stuifmeelbuis groeit door de
stijl naar een zaadbeginsel in het
vruchtbeginsel.
-Door de stuifmeelbuis gaat de
kern van de stuifmeelkorrel naar
het zaadbeginsel.
-Als de buis een zaadbeginsel
bereikt, barst de top van de
stuifmeelbuis open.
-Dan dringt de kern van de
stuifmeelkorrel de eicel binnen.
-En versmelt met de eicelkern.
-Er is bevruchting.
-En er ontstaat een bevruchte
eicel.
-Uit de bevruchte eicel ontstaat een kiem.
-Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad.
-Uit een kiem kan een kiemplantje ontstaan.
-Hiernaast zie je dat meer
stuifmeelbuizen kunnen groeien.
-In elk zaadbeginsel kan een eicel
worden bevrucht.
-Uit elke bevruchte eicel, ontstaat
een zaad.
-Er kunnen dus meer zaden
ontstaan.
Geen bevruchting in zaadbeginsel =
geen zaad
-Na bevruchting verandert er veel in de bloem:
-kroonbladen vallen af
-kerkbladen en meeldraden verschrompelen.
-Overblijfselen hiervan zitten vaak aan vrucht.
-De wand v/h vruchtbeginsel wordt groter en
dikker.
-Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht.
Ontwikkeling van een vrucht
-In de vrucht zitten zaden.
-Die zijn ontstaan uit zaadbeginsels waarvan
de eicel is bevrucht.
-Zaadbeginsels waarvan de eicel niet is
bevrucht, verschrompelen.
Filmpje bevruchting asperge:
 http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20030623_asp
erges02
-Soms spelen andere bloemdelen een rol:
-Bij de appel ontstaat het vruchtvlees uit de
bloembodem.
-Uit het vruchtbeginsel van een appelbloem
ontstaat het klokhuis v/d appel.
-Hierin zitten de appelpitten.
-Dit zijn de zaden ontstaan uit de zaadbeginsels.
-Verschrompelde kerkbladeren en meeldraden
vormen het kroontje.
-Het steeltje van de appel is ontstaan uit de
bloemsteel.
-Er ontstaan veel zaden aan een plant of boom.
-Deze kunnen niet gewoon op de grond vallen.
-Dan is er te weinig ruimte.
-Ze moeten dus verspreid worden.
-Liefst een eind van de ouderplant.
-Vruchten zorgen ervoor dat zaden verspreid
worden.
-Dat verspreiden kan op verschillende
manieren:
-Door de wind
-Door dieren
-Door de plant zelf
-(Door water)
-Zij hebben hulpmiddelen om lang te blijven
zweven.
-Dan hebben de vruchten vaak sappig
vruchtvlees, zodat ze voor dieren aantrekkelijk
zijn om te eten.
-De zaden verteren niet en komen met de
uitwerpselen van de dieren ergens anders
terecht.
-Sommige planten zorgen zelf voor
verspreiding.
-Bv doordat de vruchten openspringen.
-Door de kracht worden zaden weggeslingerd.
-Bij meiose worden de chromosomen van
elk chromosomenpaar over de dochtercellen
verdeeld.
-Elke dochtercel bevat de helft van het
aantal chromosomen.
-Bij bevruchting versmelten 2
geslachtscellen.
-Alle nakomelingen hebben andere
genotypen.
Huiswerk
-Maak opdr. 13, 14, 16, 17 en 18 in je werkboek.
Bevruchting tomaat:
http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/2003
0108_tomaten01
Download