1.2 Van zygote tot baby 1.2.1 De ovulatie Vanaf de puberteit tot aan de overgangsjaren of menopauze (op ongeveer 50-jarige leeftijd) kunnen in de eierstokken follikels rijpen. In een rijpend follikel ontstaat een holte gevuld met vocht. Ondertussen ondergaat de eicel een deling waarbij het aantal chromosomen wordt gehalveerd. Als de follikel rijp is, puilt deze buiten de eierstok uit. De follikel neemt nu erg veel vocht op, waardoor hij openbarst en de eicel uitgestoten wordt. Dit heet de ovulatie of eisprong. In de eierstok barst een rijp eitje uit zijn follikel. Het follikelweefsel dat in de eierstok achterblijft, wordt het gele lichaam (corpus luteum) genoemd. Ovulatie vindt gemiddeld eenmaal in de ongeveer vier weken plaats, meestal afwisselend in beide eierstokken. De vrijgekomen eicel wordt door het trechtervormige uiteinde van de eileider opgevangen. Een onbevruchte eicel blijft na de ovulatie hoogstens 24 uur in leven. Als er dan geen bevruchting heeft plaatsgevonden, wordt de eicel binnen enkele dagen afgebroken. De resten van de eicel worden door de cellen van de wand van de eileider geresorbeerd (opgenomen). Een onbevruchte eicel degenereert in de eileider 1.2.2 De bevruchting Bij de ejaculatie komen er miljoenen spermatozoa vrij, maar toch is er slechts één zaadcel nodig om de bevruchting te bewerkstelligen. De bevruchting vindt plaats in de eileider. De kop van de zaadcel Stuurgroep NW- VVKSO 9 verdwijnt letterlijk in de eicel, de zweepstaart blijft achter. Op het moment dat een zaadcel door de eicel dringt, versmelten de membranen van beide cellen en vormt zich het bevruchtingsmembraan. Ogenblikkelijk breidt zich een golf uit over de ganse eicel waardoor de wand ondoordringbaar wordt voor alle overige zaadcellen. Als de zaadcel in de eicel is gedrongen wordt de kern van de zaadcel opgenomen in het cytoplasma van het ei. Nu begint de voltooiing van de meiose van de eicel. De delende ovocyt heeft nog 46 chromosomen. De helft ervan vormt de zogeheten vrouwelijke pronucleus, die na verloop van twaalf uur zal versmelten met de chromosomen in de zaadcel, de mannelijke pronucleus. Deze vormen samen één enkele celkern met 46 10 µm chromosomen, de zygote of bevruchte eicel, die de basis is voor het celdelingproces dat maanden door zal gaan totdat het nieuwe menselijke lichaam is gevormd. meiose meiose zaadcel eicel zygote Die enkele celkern deelt zich 24 uur later, waarna de beide celkernen met ieder 46 chromosomen zich opnieuw delen tot vier celkernen, enzovoort. Bij deze delingen treedt geen groei op; we noemen ze daarom klievingsdelingen. Het klompje cellen dat na de klievingen ontstaat wordt een morula genoemd. In de morula ontstaat een holte met vocht waarbij alle cellen praktisch aan de buitenkant komen te liggen. Dit stadium heet blastula. Klievingen Morula De embryonale ontwikkeling van zygote tot blastula Stuurgroep NW- VVKSO 10 Menselijk embryo, 2 dagen oud en bestaande uit 16 cellen, op weg naar de baarmoeder. Ongeveer 7 dagen na de ovulatie komt de blastula in de baarmoeder aan. Het embryo nestelt zich in het baarmoederslijmvlies in en onttrekt er voedingsstoffen aan. De zwangerschap is begonnen. Een menselijk embryo, 8 dagen oud, nestelt zich in de baarmoederwand. De verdere groei en ontwikkeling van het embryo vindt plaats in de baarmoeder. Na drie maanden heeft zich de placenta ontwikkeld: een orgaan waar uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en het bloed van het embryo plaatsvindt. Ongeveer 9 maanden na de bevruchting wordt het kind geboren. Schematisch overzicht van de eicelrijping, bevruchting en innesteling Stuurgroep NW- VVKSO 11 1.2 Van zygote tot baby .................................................................................................................. 9 1.2.1 De ovulatie ............................................................................................................................. 9 1.2.2 De bevruchting ....................................................................................................................... 9 Stuurgroep NW- VVKSO 12