zwangerschap – geboorte – erfelijke kenmerken

advertisement
Bevruchting
• Coïtus: lwb.p.64
• Orgasme
• Bevruchting
Opgave 16: de vruchtbare periode
1
14
28
1
14
28
Een eicel leeft slechts 24 uur = 1 dag
Zaadcellen of spermacellen 3 tot 5 dagen
Ovulatie op dag 14
Eisprong – Bevruchting – Innesteling embryo
Embryonale (2 maanden) en
foetale ontwikkeling (7 maanden)
Placenta of moederkoek
Geboorte
• Ontsluiting: weeën, ontsluiten
baarmoederhals, scheuren vruchtwatervliezen
• Uitdrijving: persweeën, hoofd eerst daarna
rest lichaam uit lichaam geduwd, doorknippen
navelstreng , 1ste schreeuw -> longademhaling
• Nageboorte: naweeën met nageboorte
(moederkoek, rest vruchtvliezen en
navelstreng
Opdrachten 20-21-22-23
Erfelijke kenmerken
worden doorgegeven
via DNA in de kern van
zaadcel en eicel
DNA = Deoxyribonicleic Acid
Deoxyribonucleïnezuur
Opgave 24: waar of niet waar. Verbeter indien nodig
5.
op
hun
grootmoeder
lijken,
omdat
1.
4.
2. Van
3.
6.
7.
Jongens
Zowel
Omdat
Meisjes
Een
een
vader
jongens
bij
kunnen
grootvader
kan
de geslachtsgemeenschap
meer
als
nooit
enkel
meisjes
kan
erfelijke
op
goed
via
de
kunnen
de
op
vader
eigenschappen
eicel
hunop
van
vader
van
zaadcellen
hun
hun
zijn
lijken,
vader
moeder
dochter
aanlijken,
omdat
van
zijnze
de
via
dein
eicel
van
hun
moeder
erfelijk
materiaal
van
hun
ze
erfelijk
omdat
man
lijken,
zoon
enkel
doorgeven
omdat
bij
materiaal
het
erfelijke
de
lichaam
bevruchting
hun
dan
eigenschappen
worden
moeder
van
de de
moeder,
doorgegeven
erfelijk
alleen
vrouw
krijgen
omdat
erfelijk
materiaal
terechtkomen,
aan
via
heel
materiaal
van
zijn
deveel
zaadcel
beide
geeft
via
grootmoeder
gekregen.
kleinzoon.
ouders
de
zaadcellen
mansamenkomt
eicel
erfelijke
doorgeeft.
bij hebben
deeigenschappen
bevruchting
betrokken
door aanzijn.
de vrouw.
Niet
Niet
Niet
Niet
waar,
waar,
waar,
waar,
meisjes
bij
ze de
krijgen
de man
bevruchting
krijgen
ook
kan erfelijke
enkel
via
Waar
de
is maar
erfelijke
eicel
eigenschappen
1van
zaadcel
eigenschappen
hun moeder
betrokken.
van hun
ook
erfelijke
doorgeven
kenmerken
moeder
aan via
zijn
van
de
nakomelingen
grootvader
eicel
mee
Anticonceptie en
anticonceptiemiddelen:
• wil men bevruchting ( =conceptie) voorkomen, dan mag er geen
versmelting van zaadcel en eicel zijn ==> dit noemen men anticonceptie
• middelen om bevruchting tegen te gaan zijn anticonceptiemiddelen
• door innemen van de pil belet men dat een eicel loskomt, zodat er geen
bevruchting kan plaatsvinden
• andere middelen verhinderen dat zaadcellen een eicel bereiken ( vben:
condooms, zaaddodende middelen)
Geboorteregeling
SOA ‘s = Seksueel overdraagbare aandoeningen
• Bacteriële soa's: Chlamydia, Gonorroe
(druiper), Syfilis
• Virale soa's: Hiv, Hepatitis B, Herpes
• Parasitaire soa's: schurft, schaamluis
Bescherming met Double Dutch:
zowel pil als condoom
Voor wie en waarom?
Download