Thema 2 B1: voorplantingsstelsel van een man De teelballen (testes) produceren vanaf puberteit miljoenen zaadcellen. De teelballen liggen in de balzak (scrotum), de temperatuur is hier lager dan in de buikholte, dat is gunstig voor de productie. De teelballen bevatten sterk gekronkelde zaadkanaaltjes. De wandcellen daarin delen zich voortdurend ontstaan zaadcelmoedercellen. De vorming van zaadcellen heet spermatogenese. De zaadkanaaltjes lopen door tot in de bijballen. In het zure milieu zijn de zaadcellen bewegingloos en worden er tijdelijk opgeslagen. De zwellichamen in de penis bevatten veel holten. Als de slagadertjes verwijden vullen ze zich met bloed erectie (stijvuuuh) kan bijvoorbeeld gebeuren door strelen eikel. Bij seks (coitus) gaat de geerecteerde lul in de kut en ze bewegen op en neer zaadlozing(ejaculatie) kan. De zaadcellen gaan van zaadleiders(spermaleiders), vanuit de bijballen langs de zaadblaasjes en de prostaat. De zaadblaasjes voegen vocht toe en maakt de zaadcellen actief. De prostaat voegt voedingsstoffen toe sperma. Bij de prostaat komen de zaadleiders uit in de urinebuis en het sperma komt er met schokken uit orgasme. Kan ook door masturbatie bijv. bewegen van voorhuid. Onder de voorhuis kan smegma ontstaan kan gaan ontsteken. B2: voorplantingsstelsel vrouw In de eierstokken (ovaria) vindt ontwikkeling van eicellen(öocyten) plaats. Bij de geboorte zijn al alle cellen aanwezig voor het maken van een eicel alleen staan die in de ruststand. Elk van deze cellen is omgeven door een laag andere cellen samen follikel. Vanaf puberteit tot overgang(menopauze) kunnen de follikels rijp worden oögenese. In een rijpende follikel ontstaat een holte lucht gevuld met vocht. Als de follikel rijp is, puilt die buiten de eierstok uit. Nu neemt die heel veel vocht op, waardoor ze openbarst en de eicel wordt uitgestoten ovulatie. Het follikelweefsel dat in de eierstok achterblijft heet gele lichaam of corpus luteum. Het vindt 1 keer in de 4 weken plaats. De eicel wordt in de eileider opgevangen en blijft hoogstens 12 uur in leven. Geen bevruchting afbreken. De resten worden geresorbeerd(opgenomen) door de cellen van de wand van de eileider. De wand van vagina (schede) is heel rekbaar. Na de ejaculatie dringen de zaadcellen richting de baarmoeder(is basisch). Daardoor kunnen de zaadcellen goed bewegen. De bevruchting is in de eileider. De kop dringt door door het celmembraan: zweepstaart blijft achter. Als de kop binnen is wordt het een bevruchtingsmembraan. Als er meerdere zijn binnengedrongen dan sterft de eicel. De kernen van de zaadcel en de eicel versmelten. Meteen na de bevruchting deelt de bevruchte eicel (zygote) zich een aantal keren via eileiders naar baarmoeder(uterus). 5 tot 7 dagen na ovulatie komt hij daar aan. Na drie maanden heeft het een orgaan voor wisseling van stoffen met bloed moeder: de placenta(moederkoek). Vrouwen krijgen een orgasme door prikkeling clitoris(kittelaar). De clitoris ligt vooraan tussen de kleine schaamlippen. Om de kleine schaamlippen liggen de grote schaamlippen. In de wand van de kleine schaamlippen liggen de klieren die slijm produceren voor orgasmes. In de binnenkant is het bekleed met slijmvlies(maagdenvlies). Bij eerste keer seks kan die scheuren. Klaar