Prikkel: gedrag is het resultaat van prikkels uit de

advertisement
Hoofdstuk 6
6.1 De volgende stap.
Tussen je 10de en 18de levensjaar ontwikkelen onder invloed van geslachtshormonen de secundaire
geslachtskenmerken. (dan start de puberteit)
Het begint in de hypofyse. Daar worden FSH( follikel stimulerend hormoon) en LH (luteïniserend
hormoon) geproduceerd. Deze hormonen stimuleren de geslachtsklieren. De eierstokken en
zaadballen gaan de eicellen en zaadcellen maken, de geslachthormonen komen dan ook op gang.
Eistokken produceren eicellen en de vrouwelijke geslachtshormonen oestrogenen en progesteron.
De Zaadballen produceren zaadcellen en het mannelijk geslachtshormoon testosteron.
De primaire geslachtskenmerken, de geslachtsorganen, zijn al voor de geboorte ontwikkeld, maar in
de puberteit verandert er van alles aan.
Meisjes:
Binnenste en buitenste schaampillen groeien.
Eicellen rijpen.
Geslachtshormonen maken de binnenwand van de baarmoeder dikker en rijker aan bloedvaatjes.
Zolang er geen bevruchting plaats vind stoot de baarmoeder dit maandelijks af.
Verandering van hormoonspiegel rond de mestruatie (H7) en het afstoten van het
baarmoederslijmvlies kunnen vergezeld gaan van rugpijn, buikpijn, hoofdpijn, vermoeidheid en een
gevoel van irritatie.
Jongens:
Penis,zaadballen en balzak groeien.
Productie van zaadcellen start. (elke dag worden er miljoenen zaadcellen opgeslagen in de bijballen)
6.2 Seksualiteit is...
Normen en waarden zijn regels hoe je moet omgaan met seksuele gevoelens.
Bij zaadlozing komt ongeveer 3 mL sperma vrij dat tot 350 miljoen zaadcellen bevat. De zaadcellen
nemen 1% van hun volume voor hun rekening , 95% prostaatvocht en 4% vocht uit het zaadblaasje.
Seksuele opwinding heeft invloed op de geslachtsorganen. Je culturele achtergrond, religie en
opvoeding geven waarden en normen over seksualiteit. Seksueel misbruik schaadt de persoonlijkheid
van mensen.
6.3 Allemaal anders.
Nurture theorie is de theorie die zegt dat verschillen ( zoals taalvaardigheid, ruimtelijk inzicht) zijn
aangeleerd door opvoeding en gewoonten. De nature theorie is dat de verschillen tussen mannen en
vrouwen vooral erfelijk zijn. 5 a 10 procent is homoseksueel, zij voelen zich aangetrokken tot het
eigen geslacht. Je 'roots': iedereen heeft zijn eigen opvattingen in het leven ook over seks. Die
denkbeelden zijn ontstaan tegen de achtergrond van de cultuur en religie waarin je bent opgegroeid.
6.4 Je vrijt niet alleen.
HIV ( Human Immunodeficiency Virus) tast het afweersysteem aan. Het virus gaat in de witte
bloedcellen zitten (lymfocyten) en in die cellen gaat het zich dan vermeerderen. Aan de antistoffen
is te zien dat iemand besmet is (seropositief). Na vermeerdering infecteren de vrijgekomen virussen
opnieuw afweercellen. Die cellen heb je juist nodig om het virus efficiënt te kunnen bestrijden.
Gelukkig ontstaan er ook nieuwe afweercellen en lange tijd blijft tussen indringers (HIV) en
opruimingsdienst (afweercellen) alles in balans. Op het moment dat de baans doorslaat krijg je de
ziekte aids. Het afweersysteem is dan zo erg verzwakt dat ‘onschuldige’ziekteverwekkers
dramatische gevolgen kunnen hebben.
Het virus bevindt zich in lymfe(knopen), bloed, sperma(voorvocht) en vaginale vocht. Een soa kan
pijn,onvruchtbaarheid, ernstige ziekte en dood tot gevolg hebben. Tegen bacteriële infecties zoals
chlamydia, gonorroe en syfilis helpen antibiotica.
6.5 Kiezen voor kinderen?
Een zwangerschap kan voorkomen worden door anticonceptie. De pil is het meest gebruikte middel.
Methoden zonder middel zijn erg onbetrouwbaar.
In de pil zit een hoeveelheid kunstmatige geslachtshomonen (oestrogeen en/of progesteron) binnen
die haar normale maandelijkse cyclus beïnvloedt. Deze hormonen remmen de productie van
hypofysehormonen. Zonder deze hypofysehormonen rijpt er geen eicel en kan er geen eisprong
plaatsvinden. Ook word het baarmoederhalsslijmvlies steviger waardoor de zaadcellen er moeilijker
doorheen kunnen zwemmen.
Eenfasepil: elke pil bevat dezelfde hoeveelheden oestrogeen en progesteron.--> bv je slikt 21 dagen
de pil met dezelfde hormonen, en dan 7 dagen geen pil. Oestrogeen en progesteron verminderen,
het instant houden van je baarmoederslijmvlies lukt niet meer--> je word ongesteld. (sub-30 en sub50)
Meerfasenpillen: zijn aangepast aan de hormoon toestand in het bloed tijdens de normale cyclus van
een vrouw.
Tweefase\ sequentiepil: 22 pillen 7 oestrogeen 15 oestrogeen+progesteron.
Driefasepil: verhouding van de hormonen oestrogeen en progesteron verschilt per kleur, 3
verschillende kleuren.
Minipil: als je teveel last van bijwerkingen hebt van de andere pillen kan dit een oplossing zijn. -->
bevat een lage concentratie van progesteron --> moet op een bepaald tijdstip ingenomen worden -->
blokkeert rijping van de eicel.
Nuvaring: voor als je het pillen slikken vergeet. Deze ring scheid vanzelf hormonen af. Na 3 weken
krijg je een sms, en moet je een nieuwe ring aanbrengen.
Morningafter-pil: als het toch per ongeluk misgaat dan kun je voor 36 uur de morningafter-pil
nemen. --> bevat hoge concentraties geslachtshormonen die het baarmoedervlies beïnvloeden. En
het eitje niet makkelijk kan innestellen.
Overtijdbehandeling: na 1 of 2 weken van het uitblijven van de menstruatie --> onder verdoving
word het baarmoederslijmvlies weggezogen.
Als mensen definitief geen kinderen meer willen krijgen kunnen ze besluiten zich te steriliseren. Bij
mannen worden dan de zaadleiders vlak bij de zaadballen doorgesneden en afgesloten. Bij vrouwen
gebeurd dit bij de eileiders. Sterilisatie heeft geen invloed op de productie van de
geslachtshormonen en dus ook niet op de secundaire gelsachtskenmerken.
Hoofdstuk 7
7.1 waarom seks?
Als de omstandigheden gelijk blijven, is ongeslachtelijke voortplanting gunstig. Omdat de
eigenschappen dan het zelfde blijven en het kost weinig tijd.
Geslachte;ijke voortplanting levert nakomelingen op met nieuwe combinaties aan erfelijke
eigenschappen. Dat is voordelig voor een soort in een steeds veranderende omgeving.
7.2 De cellen waar het om draait.
Per dag onstaan er zo’n 30 miljoen zaadcellen. Als er ongeveer 12 dagen lang geen zaadlozing
plaatsvinds, ruimen witte bloedcellen de zaadcellen op doormiddel van fagocytose.sommige
zaadcellen hebben een afwijkende vorm of missen een zwemstaart. Soms mist een zaadcel een
acrosoom aan het topje van de zaadcel. Dit organek bevat eiwitafbrekende enzymen die belangrijk
zijn om de eicel binnen te dringen. De productie van de zaadcellen werken het beste bij 33 graden
celcius. Strakke spijkerbroeken verstoren het ‘koelmechanisme’.
Bij de geboorte heeft een meisje ongeveer 2 miljoen voorlopercellen. Aan het begin van de puberteit
zijn er nog maar zo'n 400 000 over. Tijdens de vruchtbare periode van een vrouw groeit slechts 400
tot 500 van de voorlopercellen tot eicel uit. Een voorlopercel van een eicel vormt elke maand,
(meestal 1), samen met een laagje hulpcellen een follikel--> meiose.
Meiose: Voor de productie van zaadcellen en eicellen is een speciaal type celdeling nodig.
Waarom?: Zaadcellen en eicellen zijn haploïd
paren uit elkaar gaan
er is een deling nodig die er voor zorgt dat de
Doel: uit een moedercel 4 dochtercellen vormen die een gehalveerd aantal chromosomen hebben
(diploïd
2n
n+n+n+n
haploïd)
Voor het vormen van geslachtscellen uit voorlopercellen
mitose: Doel: 2 dochtercellen vormen die identiek zijn aan de moedercel (diploid
2n
diploid)
2n + 2n
Voor groei, vervanging, herstel en ongeslachtelijke voortplanting.
Via meiose ontstaan uit voorlopercellen geslachtscellen die de helft van het oorsprongelijke aantal
chromosomen hebben.
7.3 In de baarmoeder.
Als er bij een bevruchting de kern uit een zaadcel de eicel binnen dringt ontstaat er tegelijkertijd een
ondoordringbare laag om de bevruchte eicel, het bevruchtingsmembraan. Dit membraam zorgt
ervoor dat er geen andere zaadcel de eicel kan binnen komen.
De bevruchte eicel (zygote) begint al in de eileider te delen. De eerste delingen ( klievingsdelingen)
vinden plaats binnen het bevruchtingsmembraam. Na 3 dagen is er een bolletje van ongeveer16
cellen ontstaan. Trilhaarcellen in de wand van de eileider transporteren het ontstane klompje cellen
in enkele dagen naar de baarmoeder. Het bevruchtingsmembraam verdwijnt. Het klompje bestaat
uit ongeveer 100 cellen als het in de baarmoeder is aangekomen. Het klompje cellen groeit uit tot
een blaasje waarvan de buitenste cellaag uitsteeksels gaat vormen. Deze komen in contact met het
slijmvlies van de baarmoeder en kruipen tussen de slijmvliescellen in. Dit proces heet innesteling. in
de tweede week van het prille leven ontwikkelt zich een vaste verbinding tussen moeder en kind: de
placenta. Vruchtvliezen en vruchtwater beschermen de foetus. Een embryo heeft alleen
mond,ogen,oren,hersenen,zenuwstelsel en bloedvatenstelsen. Een foetus heeft alle organen.
Bevalling: eerst krijg je de indaling, het kind gaat dan met zijn hoofd naar de richting van de
baarmoederhals. Later trekken de spieren steeds sterker samen (weeën) vlak voor of rijdens de
weeën scheuren de vruchtvliezen en loopt het vruchtwater weg. Wanneer de baarmoedermond zo’n
10 cm groot is (volkomen ontsluiting) kan de baby de baarmoeder uit. Daarna komt de placenta naar
buiten ( nageboorte).
7.4 Hormonen regelen.
Als de eicel uit de follikel barst word dat de ovulatie genoemd. Na deze ovulatie kan de bevruchting
plaatsvinden. Dit moet binnen een dag gebeuren anders sterft het eicel af. De resterende cellen van
de follikel leven langer, na de ovulatie nemen zij veel vetachtige stoffen op en vormen zij het geel
lichaam.
Hypofyse zorgt ervoor dat er FSH gemaakt word, om de follikel in de eierstok te laten ontwikkelen.
( follikel stimulerend hormoon).
Follikel groeit en produceert oestrogeen ( voor activering van het baarmoederslijmvlies).
Heeft de grootste follikel ongeveer een diameter van 17-20 mm dan zal de hypofyse luteïniserend
hormoon (LH) produceren
LH stimuleerd de ovulatie en de vorming van het geel lichaam. De cellen van de follikel maken
diverse oestrogenen (oestron en oestradiol). Hierdoor groeit groeit er in de baarmoeder aan het
begin van de cyclus een nieuw baarmoederslijmvlies. Het geel lichaam produceerd behalve
oestrogenen vooral progesteron. Progesteron verandert de bouw van het baarmoederslijm vlies:
extra bloedvaten . als er geen innesteling plaatsvind sterven de cellen van het geel lichaam af. De
hoeveelheden vrouwelijke geslachtshormonen dalen, met het gevolg het afsterven en afstoten van
het baarmoederslijmvlies (menstruatie). Ook bij mannen produceert de hypofyse FSH en LH.
Samen met testosteron regelen zij de vruchtbaarheid bij de man.
Progesteron vervult een centrale functie tijdens een zwangerschap. Het stimuleert de doorbloeding
van het baarmoederslijmvlies en de groei van de borstklieren. Het remt de hypofyse in de aanmaak
van de hormonen FSH en LH.
7.5 Grenzen aan de vruchtbaarheid.
Ongewenste kinderloosheid is soms op te lossen met:
IVF (Vitro infertilisatie)
* eicel(len) wordt uit de eierstok gehaald en in chaal gedaan
zaadcellen worden toegevoegd samen met kweek vloeistof. Goeide embryo’s worden in de
baarmoeder gedaan. Erfelijkheidsadvisering: je kunt via een DNA test bepalen of het embryo een
erfelijke aandoening heeft (vlokkentest)
nadeel: de punctie kan soms lijden tot een spontane
abortus.
Karyorgram= een chromosomen portret. De geslachtshormonen zijn X en Y. Vrouw: XX man:XY.
Trisomie= van chromosoom 21 veroorzaakt het syndroom van Down.
Hooftstuk 8
8.1 De eerste ontmoeting
Signalen: communicatievorm waar mee soortgenoten met elkaar kunnen communiceren, zoals:
geluiden, gebaren, opvallende kleuren, vormen etc.
Dieren doen vaak een vaste serie handelingen om te kijken of ze concurrentie zijn of niet. Zoiets
word een ritueel genoemt. Een speciaal type ritueel gedrag is de balts. Via de balts toont een dier
aan dat hij van het andere geslacht is én de geschikte partner. De functies van baltsgedrag zijn het
sussen van agressie en het uitwisselen van informatie over elkaar kwaliteiten als partner en ouder.
Prikkel: gedrag is het resultaat van prikkels uit de omgeving.
Sleutelprikkel: prikkel waar waltijd hetzelfde gedrag op volgt.
Supernormale prikkel: een overdreven sleutelprikkel.
Motivatie: de bereidheid om bepaald gedrag te vertonen.
Drempelwaarde: motivatie hoog genoeg.
8.2 Effe luisteren!
Waar meerdere dieren samenwerken is communicatie onmisbaar. Communicatie bestaat uit een
combinatie van signalen en handelingen. Doordat een signaal verschillende filters passeert en
blootstaat an ruis, kunnen misverstanden onstaan.
De taakverdeling tusen mensen is in rolpatronen vastgelegd. Wanneer een maatschappij snel
verandert, kunnen rolpatronen inde weg komen te liggen.
8.3 Leren loont!
Imitatie: nadoen van anderen.
Inzicht: je neemt iets waar, waar je dan op inspeelt.
Trial-and-error: als iets lukt gaat ie er mee door en als het niet lukt probeert hij iets anders.
Gewenning: dat je aan iets went en daardoor anders reageert
Conditionering:
-klassiek: wanneer je 2 prikkels met elkaar in verband brengt
- operante: toevallig gedrag belonen/straffen
Inprenting: tijdens de gevoelige periode iets leren bv. Wie je moeder is.
8.4 Gedrag in delen.
Gedragselementen: De bouwstenen van gedrag. Meerdere gedragselementen vormen een
gedragsketen. Bijv: bij een wolf dreigen. Kleinste eenheid van gedrag.
Gedragsketen: Min of meer vaste opeenvolging van gedragselementen - het effect van een handeling
leidt tot de volgende handeling bijv: bij een wolf dreigen, blazen oren naar achter.
Gedragssysteem: combinatie van samenhangende gedragsketens en losse gedragselementen bij een
bepaald gedrag. Zo bestaat het gedragssysteem voor territoriaal gedrag bij de wolf onder andere uit:
het regelmatig bezoeken van de territoriumgrenzen, markeren met urine en uitwerpselen, geluiden,
dreiggedrag.
Hiërarchisch: er zijn verschillende rangen\ volgorde. Zoals: Gedragselementen
gedragssysteem
''het gedrag''.
gedragsketen --
Gedrag: iedere waarneembare activiteit van mens of dier.
Etnologen: gedragsonderzoekers.
Ethogram: Opsomming en beschrijving van de gedragselementen van een dier.
Ethologie: gedragsonderzoek.
8.5 Over de drempel.
Prikkels\informatiedrager: Een signaal uit de omgeving of vanuit het eigen lichaam waardoor een
bepaald gedrag kan optreden. Via zintuigen en zintuigjes neem je die prikkel waar. Inwendige( die in
het eigen lichaam ontstaat) en uitwendige( uit de omgeving) prikkels vormen een basis voor nieuw
gedrag.
Sleutelprikkel: Prikkel waarmee een bepaald gedrag word uitgelokt. Voorbeeld: een
stekelbaarsmannetje dat zijn nest verdedigt, is agressief tegen andere mannetjes (die een rode buik
hebben). Omdat de rode kleur daarbij de sleutelprikkel is, reageert hij niet alleen op andere
mannetjes, maar ook op allerlei andere voorwerpen met een rode kleur. Belangrijke motiverende
prikkels.
Supernormale prikkels: Prikkel die de normale prikkel overtreft om het juiste resultaat te bereiken.
Drempelwaarde: Minimale sterkte van een prikkel die effect heeft
Motivatie: de bereidheid om een bepaald gedrag te vertonen. Combinatie van in- en uitwendige
prikkels. Wanneer de motivatie hoog genoeg is, en over de drempelwaarde, word het gedrag
uitgevoerd.
Antropomorf: dieren gedrag word per ongeluk met menselijke eigenschappen\gedrag vergeleken, en
word verkeert opgevat. '' zoals mensen dat zouden doen''. Menselijke eigenschappen toewijzen aan
dieren.
Biologische klok\ bioritme: gedrag dat zich steeds herhaald. Bijv: ( winter)slaap. In en uitwendige
factoren hebben hier invloed op.
Download