Untitled

advertisement
Het Noord-Atlantisch Verdrag
Washington D.C., 4 april 1949
De partijen bij dit Verdrag bevestigen opnieuw hun vertrouwen in de doeleinden en
beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en hun wens om in vrede te leven met
alle volkeren en alle regeringen. Zij hebben de vaste wil de vrijheid, het gemeenschappelijk
erfgoed en de beschaving van hun bevolking, welke zijn gegrondvest op de beginselen van
democratie, persoonlijke vrijheid en rechtsorde te beschermen. Zij streven naar het
bevorderen van stabiliteit en welzijn in het Noord-Atlantisch gebied. Zij zijn vastbesloten hun
krachten te verenigen voor de gemeenschappelijke verdediging en voor het behoud van vrede
en veiligheid. Zij verklaren daarom, in te stemmen met dit Noord-Atlantisch Verdrag:
Artikel 1
De partijen verbinden zich ertoe om, zoals uiteengezet in het Handvest van de Verenigde
Naties, alle internationale geschillen waarin zij mochten worden gewikkeld met vreedzame
middelen te beslechten op zodanige wijze dat de internationale vrede en veiligheid en
gerechtigheid niet in gevaar worden gebracht, en zich in hun internationale betrekkingen te
onthouden van bedreiging met of gebruik van geweld op enige wijze die onverenigbaar is met
de doelstellingen van de Verenigde Naties.
Artikel 2
De partijen zullen bijdragen tot een verdere ontwikkeling van vreedzame en
vriendschappelijke internationale betrekkingen door hun vrije instellingen te versterken, door
beter begrip te kweken voor de grondslagen waarop deze instellingen berusten en door een
toestand van stabiliteit en welzijn te bevorderen. Zij zullen trachten tegenstellingen in hun
internationale economische politiek op te heffen en zullen elke vorm van individuele of
collectieve onderlinge economische samenwerking aanmoedigen.
Artikel 3
Teneinde de doelstellingen van dit Verdrag beter te verwezenlijken zullen de partijen, ieder
voor zich en gezamenlijk, hun individueel en collectief vermogen om een gewapende aanval
te weerstaan handhaven en ontwikkelen door voortdurend en op doelmatige wijze zichzelf te
versterken en elkander hulp te verlenen.
Artikel 4
De partijen zullen onderling overleg plegen telkens wanneer naar de mening van een van hen
de territoriale integriteit, politieke onafhankelijkheid of veiligheid van een der partijen wordt
bedreigd.
Artikel 5
De partijen komen overeen dat een gewapende aanval tegen een of meer van hen in Europa of
Noord-Amerika als een aanval tegen hen allen zal worden beschouwd; zij komen bijgevolg
overeen dat, indien zulk een gewapende aanval plaatsvindt, ieder van hen de aldus
aangevallen partij of partijen zal bijstaan, in de uitoefening van het recht tot individuele of
collectieve zelfverdediging erkend in Artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties,
door terstond, individueel en in samenwerking met de andere partijen, op te treden op de
wijze die zij nodig oordeelt met inbegrip van het gebruik van gewapend geweld om de
veiligheid van het Noord-Atlantisch gebied te herstellen en te handhaven.
Artikel 6 (1)
Ten aanzien van de toepassing van Artikel 5 wordt mede als een gewapende aanval op een of
meer der partijen beschouwd een gewapende aanval:
op het grondgebied van een der partijen in Europa of Noord-Amerika, op de
Algerijnse departementen van Frankrijk (2), op het grondgebied van Turkije of op de
eilanden vallende onder de rechtsmacht van een der partijen in het Noord-Atlantisch
gebied ten noorden van de Kreeftskeerkring;
op de strijdkrachten, schepen of vliegtuigen van een der partijen, wanneer deze zich
bevinden op of boven deze gebieden dan wel enig ander gebied in Europa waar
bezettingsstrijdkrachten van een der partijen waren gestationeerd op de dag dat het
Verdrag in werking trad, dan wel de Middellandse Zee of het Noord-Atlantisch gebied
ten noorden van de Kreeftskeerkring.
Artikel 7
Dit Verdrag heeft geen invloed, en mag niet worden uitgelegd als hebbende enige invloed op
de rechten en verplichtingen ingevolge het Handvest van partijen die lid zijn van de
Verenigde Naties, noch op de primaire verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad voor de
handhaving van internationale vrede en veiligheid.
Artikel 8
Elk der partijen verklaart dat geen der internationale verbintenissen die op dit moment van
kracht zijn tussen haarzelf en enige der andere partijen dan wel enige derde staat in strijd is
met de bepalingen van dit Verdrag en verplicht zich geen enkele internationale verbintenis
aan te gaan die strijdig is met dit Verdrag. Elke dergelijke gewapende aanval en alle
dientengevolge genomen maatregelen moeten terstond ter kennis worden gebracht van de
Veiligheidsraad. Deze maatregelen zullen worden opgeheven zodra de Veiligheidsraad de
nodige maatregelen zal hebben genomen om de internationale vrede en veiligheid te
herstellen en te handhaven.
Artikel 9
De partijen richten hierbij een Raad op waarin elk van hen zal zijn vertegenwoordigd,
teneinde aangelegenheden betreffende de uitvoering van dit Verdrag in behandeling te nemen.
De Raad dient zo te worden georganiseerd, dat hij te allen tijde terstond zal kunnen
samenkomen. De Raad zal die hulporganen oprichten welke nodig mochten zijn; in het
bijzonder zal de Raad onverwijld een defensiecomit oprichten, dat aanbevelingen zal doen
voor maatregelen ter uitvoering van Artikel 3 en Artikel 5.
Artikel 10
De partijen kunnen, bij eenstemmigheid, elke andere Europese staat die de verwezenlijking
van de beginselen van dit Verdrag kan bevorderen en die kan bijdragen tot de veiligheid van
het Noord-Atlantisch gebied, uitnodigen tot dit Verdrag toe te treden. Elke aldus uitgenodigde
staat kan partij worden bij dit Verdrag door zijn akte van toetreding bij de regering van de
Verenigde Staten van Amerika te deponeren. De regering van de Verenigde Staten van
Amerika zal ieder van de partijen in kennis stellen van het deponeren van elke akte van
toetreding.
Artikel 11
Dit Verdrag zal worden geratificeerd en de bepalingen ervan zullen door de partijen ten
uitvoer worden gebracht conform hun onderscheiden grondwettelijke procedures. De akten
van ratificatie zullen zo spoedig mogelijk worden gedeponeerd bij de regering van de
Verenigde Staten van Amerika, die alle andere ondertekenaren in kennis zal stellen van elke
depositie. Het Verdrag zal in werking treden tussen de staten die het hebben geratificeerd
zodra de ratificatie door de meerderheid van de ondertekenaren, waaronder de ratificatie door
België, Canada, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde
Staten van Amerika, zal zijn gedeponeerd en het zal met betrekking tot andere staten van
kracht worden op de dag waarop hun ratificatie is gedeponeerd.
Artikel 12
Nadat het Verdrag gedurende tien jaar van kracht is geweest, of te eniger tijd daarna, zullen
de partijen, indien een van hen daarom verzoekt, zich met elkander verstaan omtrent
herziening van het Verdrag, met inachtneming van de factoren die alsdan van invloed zijn op
de vrede en de veiligheid in het Noord-Atlantisch gebied, met inbegrip van de ontwikkeling
van algemene zowel als regionale, overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties
getroffen regelingen voor de handhaving van internationale vrede en veiligheid.
Artikel 13
Nadat het Verdrag gedurende twintig jaar van kracht is geweest kan elk der partijen ophouden
partij te zijn e'e'n jaar nadat kennisgeving van opzegging is gedaan aan de regering van de
Verenigde Staten van Amerika, die de regeringen van de andere partijen in kennis zal stellen
van depositie van elke kennisgeving van opzegging.
Artikel 14
Dit Verdrag, waarvan de Engelse en de Franse teksten gelijkelijk rechtsgeldig zijn, zal worden
neergelegd in het archief van de regering van de Verenigde Staten van Amerika.
Gewaarmerkte afschriften ervan zullen door deze regering worden overgelegd aan de
regeringen van de andere ondertekenaren.
Het Verdrag trad in werking op 24 augustus 1949 na depositie van de ratificatie door alle
staten die het hadden ondertekend.
1. Na wijziging ingevolge Artikel 2 van het Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag in verband
met de toetreding van Griekenland en Turkije.
2. Op 16 januari 1963 stelde de Raad vast, dat voor zover het de Algerijnse departementen van
Frankrijk betrof de relevante bepalingen van het Verdrag met ingang van 3 juli 1962 hadden
opgehouden van toepassing te zijn.
Download